Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Japansche Danseres Zij was zoo tenger dat het wijd gewaad Haar eerder hulpeloos dan grooter maakte, Zoo kinderlijk alsof het smal gelaat Onder de zware wrong zoopas ontwaakte. Maar toen de fluiten gilden, trommen trilden En gong bonsde, wierp zij zich in den strijd; 't Was of zij even aarzelde, even rilde, En toen - een ruk, een zwaai, zij was bevrijd. Als een samurai met een smallen degen Snel schermend honderd vijanden weerstaat, Hield zij een heir van booze geesten tegen, Was Foedsji-puur haar dans, machtloos het kwaad. Maar toen woest-plotsling de muziek verstomde, Alleen de fluiten nog geklaag aanhielden, En zich de nacht over den tempel kromde, De luide bijval loutre stilt' vernielde, Werd zij weer needrig, tenger, slank en vloog Nog eenmaal op en stond dan, bijna brekend, Alleen de armen hield zij nog omhoog, En boog het hoofd, als om vergeving smeekend. Vorige Volgende