Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] III Oerwoud [pagina 256] [p. 256] Oerwoud I De bosschen drijven op donker water. De dag zinkt door het hooggeblaarte, Met bundels schemer in de gewelven. Stammen staan dun en spierwit te delven In onderlagen van zwam en rag. Luchtwortels duiken in sponzig drab, Totdat zij tasten: water, geen grond; In knoestigen klomp weer opgetrokken. Tegen de boome' in hun knikken kronklen Slangen, die slaap in dampen verslond. [pagina 257] [p. 257] II Ook het diepst verdrongen kruid vangt licht, Maar het luistrend oor geen lokgeluid. Neen, die vogelroep geldt voor geweten Van 't boosaardig broeiend, moordziek woud. [pagina 258] [p. 258] III Een smalle lange prauw, alleen van boeg En plecht geroeid, schuift stil en zwart voorbij. Geen voet of hoofd steekt uit de middenkap, Zoo lang als hoog, een derd' der boot beslaand; Maar uit het kustdorp is weer een verdwenen. - Stroomopwaarts wordt het offerfeest gehouden. Drie nachten lang is 't tromgeroffel hoorbaar, En 't ruikt van de vuren, drie dagreizen ver. [pagina 259] [p. 259] IV Hier blijven zacht in 't donker, In 't zachte donker - Aan 't momplend dommlend water, Aan 't water dommlen - In verre veilige wildernis Veilig verwildren - Dat niemand ons meer opeischt; Eischt niets van 't leven - Alleen, om langen tijd Den tijd te korten. Alleen, van 't land verloren, Is nog van ver te hooren: ‘Verdwenen en verloren In 't oerwoud, en in 't oerwoud Verloren voor het leven.’ Wat leven! 't Levend leven Was al vooruit verloren. Aan ons is niets verloren. Aan 't oerwoud en in 't oerwoud Is 't leven niet verloren. Verloren! Niets verloren! [pagina 260] [p. 260] V Als er nog ergens iets geheim Gehouden worden kan op aard, Waar alles zich om strijd ontwijdt, Dan moet het zijn in 't woud. Als ook een mensch nog tot de zelf- Bezinning komen kan En weten: niets bestaat dan ik - Dan moet het zijn in 't woud. Waar 't water onder wortels welt, Geen kolk meer kringt, geen stroom meer stuwt, In stilste vezels, traagste sap De wil geschiedt van 't woud. Vorige Volgende