Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] Fuego Zij ging alleen, rhythmisch en roofdierachtig, Met lange passen nauwlijks rakend de aarde. Klein leek de dansvloer en zij oppermachtig: Een tijgerkat gevangen in een gaarde. En aan haar borsten was mijn lot verbonden, Als dat van andre schepsle' aan dubbelsterren; Ik zag hoe zij zich spitsten en ontstonden Uit 't zalig lijf, wild geurende van verre. Daaronder was zij breed en werd zij slank Wanneer zij het hartstochtlijkst werd bewogen, En het was soms of roode stormen vlogen Over haar lichaam en toch bleef zij blank. Zij danste op 't koord van de gespannen zinnen, Zij stond als de avondzon voor onze oogen, Waar wij ook zagen, goden en godinnen In haar belichaamd door het ruim bewogen. Vorige Volgende