Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] Saudade Ik heb zooveel herinneringen, Als blaadren ritslen aan de boomen, Als rieten ruischen bij de stroomen, Als vogels het azuur inzingen, Als lied, geruisch en ritselingen: Zooveel en vormloozer dan droomen. Nog meer: uit alle hemelkringen Als golven uit de zee aanstroomen En over breede stranden komen, Maar nooit een korrel zand verdringen. Ze fluistren alle door elkander Wild en verteederd, hard en innig; Ik word van weelde nog waanzinnig, Vergeet mijzelf en word een ander. De droeve worden altijd droever, Nu ik het onherroeplijk weet, Steeds weer te stranden aan den oever Der zee van 't altijddurend leed. Ook de gelukkige worden droever, Want zij zijn voorgoed voorbij: Kussen, weelden, woorden van vroeger Zijn als een doode vrucht in mij. [pagina 205] [p. 205] Ik heb alleen herinneringen, Mijn leven is al lang voorbij. Hoe kan een doode dan nog zingen? Geen enkel lied leeft meer in mij. Aan de kusten van de oceanen, In het oerdonker van de bosschen, Hoor ik 't groot ruischen nog steeds ontstaan en Zich nooit meer tot een stem verlossen. Vorige Volgende