Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] Guanito In den Gran Chaco Boreal Zijn de boomen vergeten, de bergen kaal. Het vee moet struiklend dalen en stijgen En dalen om een maal onkruid te krijgen. Het water dat soms bij druppels dauwt, Wordt in grotten bewaard als was het goud. Overdag in de loodrechte hitte Zijn de hutten te heet om in te zitten. En andere schaduw is er nergens, De bergen zijn reuzen, de struiken dwergen. De puna's oneindige velden van vaal; Het quechua, enkel klachten, de taal. De vrouwen, afzichtlijk om van te droomen, Men begrijpt niet dat er nog kindren komen. Wie leeft in den Chaco Boreal Worden de oogen dof, de schedel kaal. Er is geen vermouth daar, geen mate, En de priesters zullen 't wel laten [pagina 183] [p. 183] Op deze rotsen hun kerk te bouwen, Al vonden zij nergens zooveel getrouwen. Er is geen water, hoe zou men doopen? De paden zijn steil, hoe kon men loopen Statig met ouwel en monstrans? Het Allerheiligste heeft hier geen kans. In den Gran Chaco Boreal Hangt nergens een kruisbeeld aan een paal, Want wie zou er bij bidden om troost, Waar de gloeiende steen de knieën roost? Ook de gendarme zou zich vervelen, Want in den Chaco valt niets te stelen. Dus zijn de verstompte Indianen God noch Rosas' onderdanen, Vogelvrij, door de wereld vergeten, Ingesloten tusschen bergkeetnen. Is daar dan geen bedwelming, geen zonde Waardoor zij 't bestaan vergeten konden? [pagina 184] [p. 184] Geen mate, geen aguardiente, geen vrouwen? Toch een: zij hebben de coca te kauwen. Zij zitten gehurkt om het smeulend vuur, Nog straalt de zon, maar het wordt al guur. Zij voelen de nachtlijke koude naadren En nemen haastig de weldoende blaadren, Zoodat bij donker, voordat het vriest, Elk zich in doffen droom verliest. Zij zitten tegen de steile helling, Eindlijk bevrijd van de hitte, de kwelling Van kou zijn ze voor, hun kromme gestalten In een deken gewikkeld om een al te Snelle afkoeling te vermijden, Weten: genot is verlost zijn van lijden. Zij hurken roerloos, zij aadmen nauwlijks, De maan komt op, iets milds en vrouwlijks Straalt neder op het stom bacchanaal Van den Gran Chaco Boreal. Vorige Volgende