Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Akreyri Bij Akreyri heb ik geslapen Naast den dondrenden waterval, Alleen en weerloos en zonder wapen, In een woest en leeg heelal. Leeg van boomen, vol rotsblokken, In de lucht hingen kale gieren, Rendieren en schapen zwierven als vlokken Aan den rand van verre rivieren. En het voortsnellend water sleep Dieper de bedding van hard graniet. Ik sliep en toch was het als ging ik scheep Naar een nimmer bezocht gebied. Ik sliep zoo diep en zoo gerust Als nooit te voren in veilig bed, Terwijl wie weet aan welke kust Ik als schipbreukling werd gered. Terwijl een gode'- en reuzenkamp Tijdens mijn sluimer werd voltrokken, Onder bedekking van den damp, Met kogelregens van lavablokken. [pagina 131] [p. 131] Eindelijk moest ik weer ontwaken, Ik zag dat de blokken anders lagen, De maan dreef als een wankel baken, Ik zag den avond aan voor een dagen. Wel lag ik nog op dezelfde steenen, Onder donderde 't water neer, Het gras stond hooger tusschen mijn beenen En mijn schip lag er niet meer. Maar deze slaap was het weldadigst Wat mij op aarde beschoren was, Daar al mijn worstlen in 't gewelddadigst Waterwentlen verloren was. In Akreyri heb ik geslapen Aan den rand van den waterval, Helder en sterk ben ik herschapen In de rust van het kraterdal. Vorige Volgende