Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Kustland Het wordt verteld van een kustland, Afgelegen en smal langs de zee, Dat oude visschers, niet meer zeewaardig, Hun vermolmde sloepen na den laatsten tocht Trekken hoog op het strand, Boven de verste vloedlijn. Zij kantelen het schip Dat hen de golven over droeg, Dan ligt het hulpeloos; Zij houwen in zijn murw geworden wanden De vensters voor het laatste staren over zee: Uit het geschonden schip Dat hen over de golven droeg, Nu hun stilliggend, doorwachtend leven herbergt, Bewoonde doodkist. Wij, die het zwerven nog liefhebben, Wij, die nog lang zullen zoeken Na iedre nederzetting Vertrekken voor andre verlokkingen, Lief, zullen wij, na het eindigen Van iedren verlangenstocht, Uit onze onrust moeten maken Een kort bestaan, om daarin roerloos Als de eerste vormelooze weekdieren Te wachten op onzen dood? Vorige Volgende