Verzamelde gedichten. Deel 2(1947)–J. Slauerhoff– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Verval Bijna alle vogels zijn gevlogen, Leeg staan de velden, er zwemt geen visch meer in de sloot. Ik heb niets meer voor oogen Om mijn gedachten af te leiden van den dood. De zon zinkt weg in 't West, In mist; 'k voel iederen dag de warmte minderen. Maar een paar zwaluwen bouwen nog een nest. Blijven zij trouw en met mij overwinteren? Een scherpe wind waait uit het Oost; Weg zijn de nachtegalen. Maar is de trouw der zwaluwen die anders eeuwig dwalen Geen troost? Ik kom nabij, zij vliegen niet op, Zij blijven, noodgedwongen: Gekortwiekt zijn ze, nauwelijks den strop Van den vogelaar ontsprongen. In mijn koud huis aan 't kale veld, in het ontloofde woud, Aan de bevroren sloot, In deze omgeving word ik zienderoogen oud. Mijn naaste buurman is de dood. [pagina 58] [p. 58] Gedichten maak ik niet meer. Ik doe niets dan de zwaluwen voedsel brengen. Mijn ziekte is vergevorderd en neemt geen goeden keer, Maar misschien halen zíj nog de lente. (Po Tsju I) Vorige Volgende