waar de oudjes zich knuffelen aan de warmte, door de witte zaal. Welgeteld honderd-twee-en-dertig personen verschaffen wij deze eerste toer kost en onderdak. Het zijn meest mensen uit de arbeidersklasse, gemixed met enige van minder allooi.
Vijf uur. Nu zal volgens de dagrooster het warme eten worden opgediend. De zusters en wij, vol van het gevoel ‘goed-te-kunnen-doen’, balanceren met boordevolle borden, als waren wij jongleurs, Het eten dampt; de stemming stijgt. Rode-kool-stamp van de gaarkeuken met als extraatje een volvette jus, die de zusters uit 't niet schijnen te voorschijn getoverd te hebben. De stemming van een groep, zo leren wij, wordt bepaald door twee factoren: het gehalte en de hoeveelheid van het warme eten.
De leider klautert op een stoel en maakt de dagrooster bekend. Op het grote bord aan de muur verschijnen in forse letters enige aanwijzingen. We ruimen af en zijn zo verstandig, om ondanks ons groot vertrouwen in ieder mens, de borden en vorken te tellen.
De wijzers van de klok boven 't wandrek schuiven traag naar half acht en het ogenblik is gekomen waarop zusters en moeders de kinderen onder de twaalf naar hun bedjes gaan brengen.
Het is aanmerkelijk rustiger geworden nu het getrappel van die vele kleine voetjes en het voortdurend gesnap van die kleine monden heeft opgehouden.
De thee met dubbele boterham vormt voor de evacue's een aangename verrassing. Er hebben zich groepjes gevormd en er wordt kalm gepraat. Er hangt een goede, warme sfeer. Jongens klimmen als katten in 't wandrek en langs de ladders omhoog en voelen zich al volkomen thuis. De vrouwen beredderen hun weinige spulletjes en 't is tien over half negen als ze naar de slaapzaal trekken, waar ze onder de veilige hoede van de zusters de nacht zullen doorbrengen.
De mannen roken, praten en kaarten nog wat na; vertellen van hun ellende, hun verwoeste stad. Er zijn, die huisgenoten, huis en goed verloren hebben; sommigen hebben slechts 't allernodigste kunnen redden. Veel hebben ze moeten achterlaten, onbeschermd tegen 't wrede oorlogsgeweld; ten prooi aan een voortdurende hagel van bommen en granaten.
Negen uur. De leider heft de bel voor de laatste keer dien avond. De mannen zoeken zich een strozak en wij delen dekens uit aan hen, die zelfs geen dek voor de nacht meer bezitten. Alle lichten worden