Advocaat, 27 jaar - Kriegswehrmachtgefängnis, Utrecht
1 Juli 1943, 14 uur
- Dag Lieveling! Zou deze maand iets bijzonders brengen? Ik geloof, dat ik allerlei te vertellen heb. God geve me de rust en de capaciteit, noodig om behoorlijk uit mijn woorden te komen. - Zooeven, onder het eten, was hier de dokter: een zwaar man van een 40 jaar, met donkerverbrand gezicht vol ‘Schmisse’, knalblauwe oogen, uniform. Vol ordes en goud. Hij werd gevolgd door een laat ons zeggen 17 jarigen jongen in wit marine-uniform, een knappe jongen met donker, krullend haar, onbeschaamd gezicht en allerlei geflikker van wapens, horloges en instrumenten om zich heen. Beiden op en top correct, militair en vechtlustig. De vitaliteit stroomde eruit. Nu, dit heeft me een crisis van, ja van wat? bezorgd.
De dokter trad keurig op. Bij Ramsma stelde hij longontsteking vast, bij Wienbelt (die vannacht vreeselijke pijnaanvallen had en braakte, zoodat we uren met hem bezig waren) een blaasontsteking. Je ziet: het zijn geen kleinigheden die ik te cureeren heb! ik wilde het over iets anders hebben, in evenredigheid met mijn vitaliteit en lichaamskracht stijgt mijn vatbaarheid voor vernedering en mijn capaciteit tot haten. Dit is treurig. Ik vind het een terugval naar het oude. Help mij, weer tot klaarheid te komen. Laten we samen nadenken: ik voelde, toen ik die 2 sterke, knappe kerels zag, iets alsof ik een eunuch was. Die kerels: ze zitten in den zon, ze zijn bij vrouwen (de sexualiteit straalde hun de oogen uit), ze voeren oorlog, zijn gewapend, militant, weerbaar. Pruissisch militair. Daartegenover: Ramsma, ontkleed, uitgemergeld, die onderzocht wordt. Ramsma, knap, goed-Hollandsch, Fransch-Zwitsersch beschaafd, diplomaat. Ik kookte. En Wienbelt: toonbeeld van pijn en narigheid, doodsbleek, terdoodveroordeeld. En Klok: weerloos en verlamd op zijn bed. En van Beek: gruwelijk mishandeld, vol stinkende wonden. Allemaal goede Nederlanders, die hier thuishooren: invalide, onvolwaardig, buiten gevecht gesteld. Daartegenover die 2 knappe, van welstand en potentie blakende beesten. Ik kookte over. Waarom, waarvan? Vernedering, een soort niet te definieeren ellende van: bezet te zijn, en gevangen bovendien. Wij met onze bleeke gezichten. Met onze magere lijven. Zonder versierselen, zonder glinsterende dingen. Onmachtig, weerloos - voel je het? Ja, je voelt het. Maar anderen die nooit bezetting hebben ondergaan, kunnen dat niet voelen. Wie had