Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Typiste, 28 jaar - Amsterdam
| |
[pagina 311]
| |
gescheurd van hun familie, een onbekend en afschrikwekkend lot tegemoet. Is er van de Duitsers iets goed te verwachten? Tallozen, die familie, kennissen of vrienden in de totaal geïsoleerde wijken hadden, brachten de dag in de grootste angst en spanning door. Er was geen enkele verbinding met de buurten te verkrijgen. Uit diverse delen van het land waren de ‘groenen’ (S.S.-agenten, wegens hun groene uniformen zo door ons uitgescholden, zoals we de speciaal voor dezelfde misdadige doeleinden opgeleide Nederlanders ‘zwarten’ noemen, omdat ze in het zwart gekleed gaan, of ‘Schalkhaarders’ naar hun opleidingsplaats in Overijsel, Schalkhaar) opgetrommeld om de drijfjacht een ‘zo vlot en doeltreffend mogelijk’ verloop te doen hebben. Celien wuifde voor het laatst een vriendin toe, die ook de reis naar het onbekende moest aanvangen. Dat wuiven had Celien hetzelfde lot kunnen bezorgen. Alle sympathiebetuigingen zijn strafbaar. En zo was verleden Zondag, een stralende zomerdag, weer een van de zwartste dagen van deze verschrikkelijke bezettingstijd. Overal werden er huiszoekingen gedaan, persoonsbewijzen gecontroleerd, en aangezien die huiszoekingen niet alleen tot Oost en Zuid beperkt behoefden te blijven, hebben we ons gehaast ons radiotoestel op te bergen plus ook andere dingen, want als de Moffen in je huis komen, zijn ze er heus niet afkerig van, alles wat van hun gading is mee te gappen vooral als ze merken in een hun niet welgezinde familie te zijn beland. Nu daarvan getuigen de portertten van ons Koninklijk gezin wel. 's Avonds probeerde ik naar Oost te komen, maar dat was nog steeds geïsoleerd. Is dit de straf voor hun z.g. misdaad betreffende de Duitse stuwdammen?Ga naar voetnoot* Daarvan droegen immers de Joden de schuld en zouden de Joden voor boeten? Hoe geraffineerd ze te werk zijn gegaan bleek nu achteraf. Enige weken terug zijn de Joden in de Joodse Raad toegesproken, waarin hun werd verteld, dat naar alle waarschijnlijkheid het hier thans nog vertoevende deel van de Joden in Amsterdam zou blijven, de Joden moesten zich vooral rustig houden, niet in groepjes lopen of staan, zich zo weinig mogelijk op straat vertonen, zodat men niet zoveel sterren (dat gele plakkaat in de vorm van een ster, waarmee hun kleren getooid moeten zijn) zou zien. Daarna gingen er geruchten, dat er in West en Oud-Zuid (ik ken dat hele plan Oud-Zuid niet) razzia's gehouden zouden | |
[pagina 312]
| |
worden op ondergedoken Joden, krijgsgevangenen enz. Een paar weken terug is Asterdorp, dat vol met Joden zat, ontruimd en moesten de Joden naar Oost verhuizen. En ... de razzia's kwamen niet in West en Oud-Zuid, maar in Oost en Nieuw-Zuid. De Joden, door de toespraak in de Joods Raad volkomen gerustgesteld, waren nu gemakkelijk te vangen. ‘Zo zijn onze manieren’ zingt een kinderliedje. Dat kunnen de Duitsers ook zingen en dan heeft het geen mooie klank. [Hier een voorbeeld van een van de vele treurige gevallen:] de vrouw is Jodin en de man Christen, hebben een dochter, die door haar huwelijk met een Jood weer 100% Joods was geworden. Die hadden 2 kinderen. Die kinderen hadden ze al in veiligheid gebracht. De oudste, het afgodje van de grootouders, was bij de grootouders (haar ouders, want zijn ouders zijn ten eerste al weg en ten 2e ook 100% Joods, dus was dat geen veiligheidsmaatregel) de jongste ergens anders. Vanwege de geruchten over plan West haalde de vader de jongste weg en bracht het bij de grootouders waar hij de oudste met het oog op de drukte weghaalde naar huis want ... het was immers bij hen ook veilig. De volgende dag (zij woonden in Oost) Zondagavond werden ze gehaald en alles was al klaar voor hen om onder te duiken! Het kind sliep en met de buurvrouw hadden ze afgesproken, dat deze het kind aan de grootouders zou geven. De Duitsers vonden het kind niet, maar door het stampen van hun laarzen werd het wakker, begon te huilen (de ouders waren toen al weg) en toen werd het gevonden. Toen namen ze ook het kind mee, maar nu geheel alleen. Dit is een kleine tragedie en zo zijn er zovelen. Is het kleine gezin nu bij elkaar? We hopen het, maar dan wil dat nog niet zeggen, dat het zo blijft. Ze zitten in nu Westerborg, waar met zo'n opeenhoping van mensen, natuurlijk grote wantoestanden heersen. Ze krijgen natuurlijk niet behoorlijk te eten, bijna geen dek of huisvesting. Wat moet die ellende daar onbeschrijflijk zijn. Wat zullen we na de oorlog nog allemaal te weten komen, als we het ooit te weten komen. Dien Godschalk met haar kinderen is er goddank nog, als door een wonder nog gespaard. Maar voor hoe lang. Over een paar dagen beginnen ze weer opnieuw, want nog zijn niet alle Joden weg en hun doel is toch, dat alle Joden weg moeten. Wat doen ze toch met al die mensen die vraag kwelt hen en ons. Als je nu Maar wist, dat ze hen lieten werken, dan was dat nog te verdragen, maar als je hoort hoe de Joden hier in werkkampen worden behandeld, | |
[pagina 313]
| |
dan behoef je er niet veel goeds van te verwachten en voor de kinderen, waarvan ze nog geen profijt kunnen trekken, is er helemaal niet veel te verwachten. Er doen hardnekkige geruchten de ronde, dat ze de kinderen een spuitje geven, waardoor het na een paar uur plotseling doodblijft. Ze zijn er best toe in staat, want ze hebben wel bewezen tot alles, hoe laag en gemeen ook, in staat te zijn. Voor geen middel deinzen ze terug. Hoe kon een volk ooit zo diep zinken? En het zal er eeuwen en eeuwen voor moeten boeten. Deze jaren van machtswellust en tyrannie, ze zullen hun wel verschrikkelijk duur te staan komen. De haat is overal in Europa zo ontzettend diep, dat die eeuwen zal blijven voortbestaan, wel niet zo hevig als nu natuurlijk, maar toch zal de afschuw, die een ieder nu heeft voor alles wat Duits is, generaties lang zijn invloed doen gelden. Er gingen gisteren geruchten, dat ze nu in West zouden beginnen, maar er is niets gebeurd. Ik ben wel benieuwd, wanneer wij de pret zullen beleven, want ze zullen hier ook wel komen. Er zijn natuurlijk Joden, die hun boel aan alle kanten weggeven aan Christenen rondom hen, vrienden, kennissen en buren, maar ook, die dat niet doen. En toch kan ik me dat laatste begrijpen, want als je ziet, hoeveel z.g. medelijdende en medelevende Christenen als gieren op de boel van de weggesleurde Joden neerdalen en begerig graaien naar alles wat van hun gading is, dan draait je hart in je lichaam om van afkeer. Wat is er te halen? is hun eerste gedachte en niet het lot, dat de Joden te wachten staat. In dat licht bezien, kan ik me voorstellen, dat de Joden het dan nog liever in handen van hun erkende vijanden zien dan in de handen van hun z.g. vrienden. In deze tijd leer je de mensen wel van nabij kennen en het moeilijkste is wel je eigen gevoelens te ontleden, want terwijl je anderen veroordeelt, betrap je je er op, dat je heus zelf niets beter bent, dat je precies bent als al die anderen en dat je, wanneer het in je voordeel is, ook alle scrupules opzij zet. Er zijn maar weinigen, die standvastig zijn en zich door niets of niemand van hun beginselen laten afbrengen. En ik reken mezelf daar niet toe, dat weet ik wel zeker. Hoe graag ik dat ook zou willen. En dat is het ergste, als je de wetenschap bezit, dat je zelf niet beter bent dan diegenen, die je zo graag veroordeelt. |
|