Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Meisjesscholier, 17 jaar - Eindhoven
| |
[pagina 298]
| |
Echt toepasselijk juist op Sonja. Ze was er dolgelukkig mee. Hij kan me reuze goed uitstaan. Hij wil alleen niet op school komen omdat hij van z'n vrouw niet mag. Dit is de eerste keer dat hij over eigen werk gesproken heeft. 't Heeft'm ƒ135.50 opgebracht. Begrijpelijk dat hij dan nog wel eens terug wil komen. Nu iets over de oorlog. In 't begin van de week hebben de Engelsen twee stuwdammen gebombardeerd in 't Roergebied. Er staat nu al een gebied onder water zo groot als Nederland. De hele industrie staat stil. 't Is werkelijk geweldig, dat loont de moeite tenminste eens. Van de 18 vliegtuigen zijn er negen niet teruggekeerd. Gisterenavond kwam Mevrouw + Meneer + Joep Sikkel bij ons. Joep had nieuws van de meisjes. Van een juffrouw van 't arbeidsbureau had ze gehoord dat ze alle meisjes op gingen roepen. Eugenie was 's middags over gekomen en kwam even hier. Diet en Annelies hadden een codetelegram gekregen dat hun aangetekende oproepen in Amsterdam aangeboden waren, maar niet aangenomen natuurlijk omdat ze er niet waren. Erin stond - ze wisten 't van andere meisjes, die zo stom waren geweest om de brief aan te nemen - dat ze zich onmiddellijk moesten melden voor 'n administratieve baan bij de P.T.T. of de Tram. Moeder is ten einde raad. Vanmorgen is Moeder overijld naar Amsterdam vertrokken. Eerst heeft ze voor acht uur nog Marjan opgebeld. 't Meisje, dat aannam, had zeker consigne gekregen om niets te zeggen. ‘Waar Marjan was?’ ‘?’ ‘In Amsterdam?’ Nee, wist ze niet. Ze wist in ieder geval nergens iets van en toen heeft Moeder maar opgehangen Daarna belde Moeder tante Miesje in Vught op, maar die wist ook nergens van. Toen werd ik naar oom Strack gestuurd om ons spoorboekje terug te gaan halen en ik moest even ook de naaister, Lies, een vrij nieuwe, gaan afzeggen. Toen ik thuis kwam was Moeder 'm gesmeerd, naar Amsterdam. Op school hoorden we vanmorgen dat Van Os vanmiddag ging promoveren in Utrecht. We zijn er allemaal naar toe geweest. Van de leraren waren er: Wolters met Mary, de Bong, van Eck met vrouw, Schrijvers met Vrouw, de Beer in pak en met bolhoed aan, Zuylen, Noyons in jacket; en wel vijftig kinderen van de school. 't Goot toen we in Utrecht arriveerde en we zijn als hazen in een of ander obscuur logement gevlucht tegenover 't station. Daar hebben we voor 20 cent een glas smerige limonade-surrogaat gekregen en voor dezelfde prijs een nog smeriger koek-zonder-bon. Ze hadden | |
[pagina 299]
| |
er zout in gedaan in plaats van suiker. Brrr. Om de vieze smaak wat te verdrijven zijn we toen in een Cafetaria ijs gaan eten. Dat was niet zo erg, hoewel ik nog nooit zoiets slechts geproefd heb. Toen naar de promotie. In 't Universiteitsgebouw hadden ze blijkbaar niet de minste moeite gedaan om de sporen op te ruimen van de brand, die in 't archief aangestoken was om de lijsten van de studenten te verbranden. In een gang hadden ze al de rommel op een hoopje geveegd. Als souvenir heb ik er twee papiertjes van meegebracht. Daarna was er nog enige opwinding over W.C.'s, waarop we nl. op Heren toiletten terecht kwamen (wat 'n Nederlands!). Grote hilariteit onder de meisjes menigte. Toen promotie. Grote plechtigheid. We dachten dat hij zich van de zenuwen vergiste en tegen iedere prof: ‘Hoogleraar Polis’ zei, maar achteraf was 't bedoeld: ‘Hoogleraar Opponens’; nogal een verschil dus. Na afloop werd hij toegesproken met ‘doctor van Os’. 't Was niet cum laude. Toen we bij de uitgang kwamen, stond Agnes daar in de stromende regen. Met haar ben ik toen achter de hele boel aangesjeesd totdat we bij Schmiede of zo iets kwamen. Daar was de receptie. Al die burgerlijke kinderen deden hun jassen en handschoenen uit; ik niet. Ze keken me aan als of ik 't onbehoorlijkste deed van de hele wereld. Toen hebben Agnes en ik een hele tijd staan kletsen in de gang terwijl de anderen binnen thee met een gebakje verorberden. Van Woutje kreeg ik daarna een broodbonnetje, een Btje voor 100 gram, maar toen had ik geen geld meer om er iets voor te kopen. Droef. De trein terug was stikvol. Bij 't instappen botste ik expres tegen een SS man op, die woedend brulde: ‘Past U maar op’. De menigte koos gelukkig partij voor mij, maar toch hield ik m'n mond maar. Die verd... kerels hebben zo'n gevoel van machtswellust. Alle mensen deinsden voor hem achteruit. Belachelijk gewoonweg, zo'n kereltje. We hingen in de trein. Toch wel erg gelachen met werklui. Er zaten twee mannen van de arbeidsdienst in: een goede en een verkeerde. |
|