Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrecht onbekend
[pagina 195]
| |
Ingenieur, 27 jaar - Huis van Bewaring, Utrecht
| |
[pagina 196]
| |
verwaand, laf of trotsch schijnen, zooals we ongetwijfeld wel gedaan zouden hebben in de normale maatschappij. Het vraagstuk van het al of niet teekenen voert ons verder en we belanden bij de houding van onzen advocaat. Hij komt er slecht af, we vinden hem laksch en hij heeft naar onze zin in het pleidooi eigenlijk wat te veel gezeurd over de afstamming van Joop en het herhaaldelijk gebruiken van het woord helden vinden we overdreven. Het gesprek - het duurt al twee plasjes van mij - gaat verder en verlaat langzamerhand de zwaarwichtige onderwerpen. Wij maken plannen voor een protocol voor den advocaat en geraken tenslotte aan het wedden. Joop wedt op een ‘roode’ pot, ik wed op een dunne pot als middageten. Ik wed op den komst van de beide pakjes, Joop gelooft er niet in en wedt dat als ze toch mochten komen, ze niet alles zullen bevatten, wat er oorspronkelijk ingezeten heeft. Rijmend vallen we in slaap. | |
Vrijdag 6 November- Verweekdag van ons verblijf alhier. We hebben voortreffelijk geslapen. Als we onze dekens bouwen; halen we de weddenschappen nog eens op en Joop blijkt bovendien tallooze tweeregelige Duitsche rijmpjes te hebben gemaakt, die onder plaatjes van onze dagelijksche bezigheden moeten komen staan, plaatjes, die Joop ten behoeve van de goede verstandhouding met onze bewakers zal teekenen, om zodoende een rijmprent te maken, die den geheelen dag weergeeft. De rijmpjes zijn van dit kaliber: ‘Um sieben springt man aus dem Bett
Und wascht sich sauber, frisch und nett.’
Dan beginnen we de dagtaak, die bestaat uit het opmaken van een protocol om ons onderhoud met den advocaat zoo rendabel mogelijk te maken. Vooral de juiste formuleering van het gratieverzoek neemt veel tijd in beslag. Tenslotte geraken we tot dit schema: Wij kunnen ons niet begrijpen, dat onzen daad, welke een poging was om ons vaderland te dienen, met den dood zal worden bestraft, alsof het willen dienen van je vaderland een ‘Verbrechen’ is. Wel billijken we het, dat we door het Duitsche Rijk als staatsgevaarlijk worden beschouwd en onschadelijk moeten warden gemaakt. Daarom verzoeken wij de doodstraf te willen veranderen in gevangenisstraf. Verder stellen we punten van bespreking op. Onze lichte veront- | |
[pagina 197]
| |
waardiging over de vermeende lakschheid van den advocaat kristalliseert zich uit in het tweede punt, dat we direct na de bespreking van het gratie-verzoek zullen behandelen en dat getiteld hebben: teleurstelling. Wij zijn in den advocaat teleurgesteld, omdat hij niet eerder gekomen is en omdat hij niet gedaan heeft weten te krijgen, dat we twee maal per week bezoek en paketten krijgen, kortom we hebben den indruk, dat hij er niet genoeg achterheen zit. Omdat we vermoeden, dat hij de volgende punten anders vergeet, moet hij daarna noteeren, dat we volmachten voor onze ouders willen opstellen, direct een studie- en teekenpostpakket willen ontvangen, dat hij voor bloemen op Joops moeders verjaardag moet laten zorgen en dat hij terug moet komen met wat fruit, worst en koek. Als we, tevreden over onze krasse maatregelen naar beneden worden gebracht, vindt et een verrassing plaats, die ik weer als een van de tallooze gelukkigste oogenblikken naar de Chineesche wijsgeer Lin Ju Tang wil weergeven. - Na den ochtend doorgebracht te hebben met het opstellen van een lastig concept, wandelen mijn vriend en ik in lekker zacht najaarsweer door de luchtruimte. Eensklaps gaat de deur open en reikt men ons een pakje sigaren aan. Wij steken er beiden een op en constateeren, dat ze voortreffelijk zijn. Is dat geen geluk? - Inderdaad is dat geluk, maar evenals een ongeluk, blijkt het niet alleen te komen. Nauwelijks zijn we in de cel terug, of Joop krijgt twee boeken, een nieuw testament en Goethe's Farbenlehre. Het eerste zal ons in staat stellen een ander evangelie dan Markus bij het ontbijt te lezen, wat we tot dusver deden uit een boekje, dat Joop bij zich had, terwijl Joop zich verheugt op het doorwerken van het lijvig Duitsche werk. Nog vol enthousiasme over deze ongekende nieuwe mogelijkheden, worden we opnieuw opgeschrikt. De deur gaat open, een ganglooper verschijnt met een groot blad vol doozen, welke gevuld zijn met allerhande lekkernijen. No 37 - de Boer. We storten de doos uit op tafel, want de doos moet terug. Pats, de deur is weer dicht. We staan perplex: koeken, speculaaskoeken, bonbons, zuurtjes, appels, suiker, pindakaas, boter en klontjes liggen in een verrukkelijke mengelmoes door elkaar. We staan verstomd. Hoe heb ik ooit durven twijfelen aan de komst van een pakket, wat een nonsens heb ik aan Puck en Joop zitten vertellen over de mogelijkheid van het sturen van pakketten en wat er alzoo in zou moeten en mag zitten, tijdens de kostbare minuten van het bezoek. Alle | |
[pagina 198]
| |
menschen, dit is vorstelijk. Maar meteen voel ik, dat Joop teleurgesteld is en inderdaad, het pessimisme dat hij bij het afsluiten van de weddenschappen reeds aan den dag legde, is hij nog niet kwijt. Hij gelooft, dat zijn pakket op de een of andere manier niet door is gekomen. Ik bezweer hem, dat het nog komen zal en terwijl we met gemengde gevoelens de stapel zakjes, busjes en rolletjes sorteeren, gebeurt het. De deur gaat open, weer een blad, weer een doos en nu, nu is de tafel te klein. Ik geef den brenger van al deze goede gaven een appel en als we weer alleen zijn, danst Joop van plezier; we doen een paar stappen terug en bekijken de tafel. Nu is de overvloed dermate, dat we niet meer weten, wat er allemaal is, kaas, appelstroop, koek, chocola, pepermunt, fondants, appels en sneedjes roggebrood met kaas. We gaan rangschikken, snoepen gebroken koeken op, proeven fondants, pakken in en uit... Mijn waarde Lin Ju Tang, U schiet te kort, er bestaan oogenblikken, die dermate gelukkig zijn, dat ze niet meer onder woorden zijn te brengen, zelfs de bloemrijke Chineesche taal zal niet in staat zijn vast te leggen, hoe gelukkig wij ons nu voelen. De schijnbare teleurstelling vooraf, de climax in de goede gaven, de culinaire toekomstmogelijkheden, maar bovenal het aanvoelen van den zorg en de toewijding van de gevers, het herkennen van de geschenken als kleine kostbare bezittingen van ouders en familie, het klaargemaakte roggeboterhammetje, de sigaartjes en de pindakaas verraden een toewijding van onze naasten, die haast beschamend voor ons is. Lin Ju Tang, ik tart U zoo'n oogenblik in Uw sierlijke karakters vast te leggen. Probeer het, want ook het pogen zal een fraai resultaat opleveren, doch òòk het besef, dat deze schoone taal slechts een flauwe afspiegeling is van datgene, wat een mensch gelukkig doet zijn. Alsof we nog niet genoeg verwend zijn, schaft de gevangenis een pot, die dermate interessant is, dat zij, ondanks haar ongunstige positie - zij verschijnt op een oogenblik, dat wij het pakket figuurlijk nog niet verwerkt hebben - alle aandacht van ons opvraagt. Het is pap. Karnemelksche gortpap, heerlijk stijf, gloeiend heet, met een verrukkelijk vel bedekt en naar onze berekeningen had zij een volume van 1800 cc. Bovendien is zij tot groote vreugde van Joop eenigszins rood gekleurd, zoodat hij tenslotte niet al zijn weddenschappen heeft verloren. | |
[pagina 199]
| |
Hoewel de pap uitstekend van zoette is, wordt zij extra aangezet uit de overvloed van suiker, die ons ter beschikking staat. Hapje voor hapje slinkt de hoeveelheid, totdat ... komt het door het snoepen vooraf, of door de doorgemaakte emotie, of door de hoeveelheid of de zuurzoete karnemelksmaak, maar Joop kan het niet op. Het is hem te gortig. Wat nu. Ik zelf ben ook tot berstens toe gevuld, maar zou toch nog wel een enkel hapje lusten, maar ik kan Joop's voorstel om hem bij het consumeeren van de resten behulpzaam te zijn, onmogelijk aannemen. Wij moeten ieder evenveel eten. P.D.A.Ga naar voetnoot* doemt op, het precieze uitpluizen van de porties, omdat iedereen het brood noodig heeft. Maar gelukkig wordt er een modulus gevonden. Ik ruil de helft van het restje pap tegen een extra lepel suiker. Nu eten we beiden de pap op en door de extra lepel suiker is Joop weer in staat de pap te verwerken, zoodat het raadsel van den oorzaak van het te gortig worden meteen is opgelost. Het was Joop nog iets te karnemelksch. Het appeltje na maakt de maaltijd af en besluit daarmee een volmaakten ochtend. Zuigend op een fondant, of is het een pepermunt, lezen we rustig, tordat we bezoek van onzen advocaat aangekondigd krijgen. Direct blijkt onze vergissing. Hij zet uiteen, waarom hij niet eerder gekomen is, heeft reeds een gratieverzoek ten bate van ons in moeten dienen en komt nu vragen, of we het met de strekking hiervan eens zijn. Dat dit zoo merkwaardig gebeurt, is een gevolg van het feit, dat met onzen zaak door het Marinekriegsgericht ongekende haast wordt gemaakt. Eerst vertelt hij echter nog, wat hij voor ons gedaan heeft en nu blijkt ons, dat hij alle activiteit, waartoe we hem met ons bestraffend protocol meenden te moeten aansporen, reeds door hem aan den dag is gelegd. Hij is reeds voor bezoek in de weer geweest en de kwestie van de pakketten is natuurlijk al heelemaal van den baan. Het gratieverzoek is een zakelijke afspiegeling van zijn pleidooi en hoewel iets te lang naar onze meening, kan het verder onze goedkeuring in ieder opzicht wegdragen. Bovendien voegen wij ons concept, in het Duitsch vertaald, als persoonlijke overwegingen aan het gratieverzoek toe. Hierna beginnen we onder het rooken van sigaretten onze wenschen op te lezen, doch de cipier zegt, dat dit niet | |
[pagina 200]
| |
mag. Bij het afscheid nemen blijkt, hoe goed het is, dat we onze wenschen op papier gezet hebben, want bij vergissing neemt onze advocaat ze mee, terwijl Joop een blocnote, welke op tafel ligt in de wacht sleept. Op de trap nemen we nog eens afscheid, Mr. Wouters is aangedaan en verzekert ons, dat hij ons geval niet zal vergeten. Deze laatste woorden doen ons goed, vooral nu hij ons feitelijk onomwonden te kennen geeft, dat het vonnis wel spoedig voltrokken zal worden en dat het gratieverzoek een dubbeltje op zijn kant is. Toch merken we weer eens op, dat we werkelijk op dezen afloop rekenen; we blijven er volkomen dezelfde onder. In de cel teruggekeerd, houden we een bespiegeling over de menschelijke dwalingen en we betreuren onze overhaaste en foutieve conclusies van gisterenavond. We weigeren nieuwe boeken, omdat we de oude nog niet uit hebben, weer een bewijs van het opgewekte, drukke en gezellige celleven, dat we leiden. Een opmerking uit het onderhoud met den advocaat heeft ons nog bijzonder getroffen. De president van den rechtbank was zoo te spreken over onze houding, dat hij ons ongeboeid naar de gevangenis heeft laten vervoeren. Zoo blijkt het gebaar, waar wij de marechaussee's dankbaar voor waren van Duitsche zijde afkomstig geweest te zijn. Het doet ons genoegen, dat men van dien kant de zaak klaarblijkelijk ook als zuiver en correct beschouwt, zooals wij hem hebben willen houden. De middag is zoo om en we vangen het avondmaal vroeger aan dan gewoonlijk. Op andere dagen houden we na het gaan van de bel op oud-Hollandsche wijsjes een rondgang door de cel, tot het brood en de koffie komen. Nu beginnen we met ons overgespaarde brood. Ik zal deze culinaire belevenis niet in extenso beschrijven, wel wil ik vermelden, dat we ieder 12 boterhammen aten en Joop de maaltijd toepasselijk opende met het lezen van de spijziging van 5000 menschen met 5 brooden en 2 visschen. We probeerden alle belegsels en bevonden ze goed - neen uitstekend -, zoodat we na afloop zoo weinig tijd overhadden, dat ik op den ton door het uitdraaien van het licht verrast werd. Is dit geen geluk, zou onze Chineesche vriend vragen? Ja. |