hard. Soms denk ik wel, dat ik niet eens meer zal kunnen huilen. De laatste dagen voor ons vertrek heb ik menig traantje gelaten en heb vaak iets moeten wegslikken om me toch maar flink te houden, want flink moet je toch zijn, is't niet? Je weet toch, wat je begint en je moet de consequentie's ervan kunnen dragen. En verbeeld je, iemand zou je zien met een behuild gezicht en ze zouden je vragen, wat er aan scheelt; een reden zou je niet kunnen opgeven en de vrager zou er 't zijne van denken. Neen, dat betekent spelen met je leven, en een ‘duiker’ moet op z'n hoede zijn. Hoe vaak zei Moeder niet tegen mij: ‘Ik geloof, dat jij niet eens ten volle beseft, wat het eigenlijk betekent te duiken. Je denkt er zo licht over. ‘Neen, Mamsje, ik wist wel wat ik deed, toen ik er de voorkeur aan gaf met mijn man te verdwijnen i.p.v. hem naar een kamp te laten gaan, want wat daar het vervolg op is, dat weet iedere Jood en zelfs bijna iedere Ariër maar al te goed. Ik wist wel, dat het betekende jullie achter de moeten laten zonder eigenlijk te weten, of we elkaar wel ooit weer zullen zien, iets, waar ik vaak erg aan twijfel. Maar ..... ik had gekozen, dus ..... ‘try to make the best of it.’
Vandaag, 22 September 1942, een dag, zoals de voorgaande. Veel peren gingen weer door onze handen, maar zo heb je tenminste het idee je toch nog een beetje nuttig te maken. Om 4 uur zijn we klaar en gaan nog wat lezen en studeren. Ik dicteer mijn man Hollands steno, 100 lettergrepen per minuut en ben niet tevreden over zijn teruglezen. Dat zou hij wel beter kunnen, maat ik geloof, dat hij er niet al te veel voor voelt en het meer voor de afleiding een beetje opneemt. Ook ik oefen elke dag wat om geen stijve vingers te krijgen, want niemand weet, wat ons na de oorlog te wachten zal staan en als er gewerkt moet worden, doe ik mee.
Om 6 uur komt Tonia ons vragen, of we ook iets voelen voor gebakken aardappelen bij 't brood. Hierop gaan wij natuurlijk direct in. Zou zij enig idee hebben, dat zo iets in A'dam een luxe betekent, want hiervoor heeft men boter, vet of slaolie nodig en dat kan men in een stadse huishouding niet zo gemakkelijk missen. Hier is het echter in de ongeveer 10 dagen, dat we hier zijn al de 3o keer, dat we ze krijgen. Oh, wat hebben de boeren het nog goed en wat missen wij, stadsmensen, in deze tijd veel. De vitaminen, die wij in overvloed hebben meegenomen, gebruiken wij in 't geheel niet. Dat zou werkelijk onzin zijn. Laten wij ze maar bewaren, wie weet, hoe wij ze nog eens nodig hebben, want of we hier mogen blijven