Dagboekfragmenten 1940-1945
(1954)–T.M. Sjenitzer-van Leening– Auteursrechtelijk beschermd
Huisvrouw, 37 jaar - Omgeving Amsterdam
| |
[pagina 61]
| |
Tot overmaat van ramp was de fam. Sprenger in de bus maar ik zei natuurlijk niets. Thuisgekomen kon ik het niet langer houden en heb achter de deur even uitgebruld. In huis was alles gewoon. Ik belde om half zeven Lien op die dadelijk kwam en me erg troostte want Lien wist er alles van doordat zij ingeloopen kwam op de huiszoeking. De boel was erg netjes achtergelaten want ik kon er niets van zien. ±kwart over drie was er een auto met 2 militairen en 1 burger gekomen. De militairen spraken Duitsch hetgeen Riek natuurlijk niet verstond. Toen haalden ze den burger erbij, die Hollands sprak en Riek beval de deur te openen hetgeen Riek natuurlijk weigerde omdat ik had gezegd, dat ze onder geen omstandigheden menschen, die ze niet kent binnen te laten. Men nam daar geen genoegen mee en Riek deed tenslotte open, hevig geschrokken. Ze vroeg nog Mevr. Donia te mogen halen maar dat werd niet toegestaan. 't Eerste wat ze deden was naar de radio kijken maar die stond op Jaarsveld. Verder werd er nogal aandacht besteed aan jouw bureau en het mijne doch er werd natuurlijk niets gevonden. Alleen hebben ze een plakadres meegenomen. Tevens vroegen ze Riek of Mevrouw gezegd had dat ze geen Duitschers binnen mocht laten. Doch Riek antwoordde dat dit gold voor iedereen hetgeen den heeren zeer bevredigde. Op mijn bureautje lag een geopende brief van Lien W.H. ook die was gelezen. Wat een geluk dat daar niets bijzonders instond. Riek Donia bleef bij mij Om acht uur heb ik teneinde raad het hoofdbureau van Politie opgebeld om het nummer van de Heerengracht te vragen hetgeen men grif gaf. De Ned. Politie bemoeide zich zelf niet met het geval dit was geheel in Duitsche handen. Op de Heerengracht was niemand meer dan een telefoniste, die me niets anders kon aanraden dan de volgenden dag op te bellen want daar was je niet meer. Lien en Egbert waren buitengewoon lief voor me. Ik heb 's nachts op de divan gelegen om gauw bij de hand te zijn omdat ik steeds nog niet wou gelooven, dat je weg bleef. Ik heb het er met Lien over gehad om Vader en Moeder te waarschuwen. Maar omdat we niets wisten leek het ons verstandiger maar te wachten tot den volgenden dag. 's Morgens om 8 uur de Heerengracht opgebeld waar men mij verzekerde dat je niets overkomen zou maar dat je op de WeteringschansGa naar voetnoot* was. Je begrijpt wat dit voor mij was. Daarna heb ik dadelijk Vader en Moeder opgebeld die natuurlijk erg | |
[pagina 62]
| |
schrokken. Ik kreeg Juffr. Bouma en die heeft het ze verteld. Ik wou eerst even naar JansmaGa naar voetnoot* gaan en moest dan naar school zoodat ik niet eerder dan half twee thuis kon zijn. Ik ben met Egbert om 10 over 9 met de bus gegaan en regelrecht naar Jansma. Ik vroeg Abe te spreken en kreeg hem direct. Ik dacht eigenlijk omdat ik niet wist waar je gebeld had (ik dacht op kantoor) dat hij wel wat wist. Hij schrok heel erg maar zei: ‘Och Mevrouw vandaag hij, morgen ik. Dat kan niemand op het oogenblik weten.’ Hij vroeg mij of ik eenig vermoeden had, maar daar jij na de arrestatie van Wout overal mee bent gestopt heb ik tegen iedereen behalve Wim en Vader en Moeder volgehouden dat ik absoluut van niets wist! Jansma gaf als zijn meening te kennen dat het wel drie tot zes weken duren kon. Overigens was hij heel erg aardig. Hij wou erg graag dat ik moeite deed om je tasch terug te krijgen dan kon je werk worden voortgezet. Ik ben toen dadelijk naar de Weteringschans gegaan waar ik je een klein kattebelletje op een notitieblaadje heb geschreven. Ze gaven me echter de tasch niet. Ik naar de Heerengracht naar Kamer 15 naar de man die jou had ingesloten. Hij was zeer vriendelijk en kon zich maar niet begrijpen, dat ik zoo onrustig was. ‘Uw man heeft het heel goed, alleen hij is niet thuis!’ Ik bracht hem aan zijn verstand, dat je toch je vrijheid kwijt was maar dat begreep de stakker heelemaal niet. Nu kon ik niet meer naar de Weteringschans want ik moest naar school. Daar was ik een half uur te laat maar nadat ik de zaak had uitgelegd werd dat natuurlijk dadelijk begrepen. Ik had een hoop steun aan Mieke, die mij veel inlichtingen kon verschaffen. Je begrijpt, dat ik de hemel dankte toen het was afgeloopen. Thuis waren ze natuurlijk erg in de war maar toch beheerscht en ze vonden het heel erg ook voor jou. Geen gejammer van ‘had ie nou maar zus of had ie nou maar zoo’. Vader zei alleen: ‘als die jongen wat gedaan heeft deed hij dat toch niet voor zichzelf’. 's Middags de tasch teruggehaald en een brief met drie reepen gebracht. Er werd mij direct verteld dat je Vrijdag schoon goed en wat versnaperingen mocht hebben. Ik heb de agenda's en de kalender uit je tasch gehaald en was natuurlijk dolgelukkig met jouw paar woordjes. Toen weer terug naar Jansma. Ik werd voorgesteld aan de jonge Abe die de groote zaken zal behandelen en eene heer Rietmeesters de kleinere. Hij heeft een circulaire opgesteld, die deze heeren meekrijgen indien de klanten soms mochten denken, dat je | |
[pagina 63]
| |
ontslagen was. Vandaar weer naar thuis terug. Ik vergat nog te vertellen, dat Jet aan school stond om te hooren hoe de zaak was afgeloopen. Ze was erg meelevend en hartelijk en zegde alle hulp toe. De garage kwam met de rekening. Ik heb de zaak uiteengezet aan den heer Bijlsma en kreeg een buitengewoon aardig briefje terug dat ze zullen wachten tot je terug bent. Geweldig hè? Thuis was er ook geen nieuws. Ik heb Wim opgebeld, die ik zonder meer vroeg te komen Ik was natuurlijk zeer voorzichtig met de telefoon en mijn bezoeken, dat begrijp je. Wim was heel ontdaan en hartelijk maar kon er ook heel weinig aan veranderen Daarna nog je Vader geschreven, die ik tevens vroeg je Moeder te waarschuwen en toen naar bed. De eerste heele dag wachten was voorbij. |