Predikantsvrouw, 63 jaar - Den Haag
31 December 1940
- Oude jaar! Wat een jaar om op terug te zien! En toch wil ik niet wanhopen! En ik wil niet klagen over het kleine deel, dat wij persoonlijk te dragen hebben: het verloren contact met jou, daar in de verte en de werkeloosheid van onze jongen. Anderen hebben veel zwaarder leed te dragen en het gaat er om het hoofd op te houden. Ik weet wel, dat ik soms een bitter gevoel heb tegen de aanmatiging van een volk, dat in geen een opzicht boven ons staat; dat uitsluitend macht, wapengeweld, als recht laat gelden en geestelijk, daardoor vooral, nooit boven ons kán staan. Ik moet dat bittere gevoel niet aankweken; ik wil niet haten. Tot nog toe kan ik ook wel onderscheid maken tussen het regiem, dat ik uit de grond van mijn hart haat, en het Duitsche volk-zelf, dat ik toch niet haat, al is het me niet sympathiek. Maar ik haat toch wel die N.S.B.ers, al zal ik nooit goedkeuren de sluipmoorden, die er tegen de N.S.B.ers in donker wel begaan worden. Ik kan ook dit heele gebeuren in de wereld wel zien in een groot verband, een worstelen van de volken om recht! We zouden het Licht niet zien, als we de Duisternis niet kenden; en Licht en Duisternis zijn beide uit God. Zoo geloof ik ook, dat heel deze ellende niet buiten Gods wil omgaat, hoe moeilijk dat ook vaak te begrijpen is. Ik voel alleen, dat we het moeten leeren dragen met een zuiver hart en uit alle moeiten en zorgen onbezoelend weer te voorschijn moeten komen. Maar ik weet ook