Inleiding
Op zekere dag ontmoette ik een Hollander die een kijkje kwam nemen op Meerzorg. We raakten in gesprek en op een bepaald moment vroeg hij:
‘Bent u in Suriname geboren of in Indonesië?’
Ik antwoordde:
‘Ik ben op 8 januari 1908 geboren in het dorp Batian, district Pringsurat, afdeling Temanggung, residentie Magelang Kedu. Op 7 oktober 1928 ben ik met de Simalur no. 2 in Suriname aangekomen. We waren met 854 mensen aan boord, mannen en vrouwen. Ik woon dus al 53 jaar in Suriname en ik heet nog net als in Indonesië: Saleman Siswowitono.’
Daarna vroeg hij:
‘Maar dan kent u misschien ook een kantjil-verhaal?’
‘Ja,’ zei ik, ‘ik ben er misschien wel wat van vergeten, maar het meeste heb ik toch wel onthouden.’
‘Wat is kantjil eigenlijk?’ vroeg hij toen.
‘Kantjil is een dier dat in het wild leeft. Net als de tijger, de hond, de olifant en andere dieren leeft het in het bos. Het verhaal van kantjil bestaat al duizenden jaren. Vroeger was de aarde rein en licht, er was nog geen oorlog en ook geen leugen en bedrog. De dieren van het bos en de dieren in het water konden toen nog praten zoals de mens.
Maar nu is er overal oorlog en veel mensen liegen en bedriegen. Daarom kunnen de dieren nu niet meer praten.
Er zijn nog wel dieren die mensen kunnen verstaan, zoals bijvoorbeeld honden, olifanten en papegaaien. Als je een hond van jongsafaan africht, verstaat hij wat je zegt. Als je zegt “ga weg” dan gaat hij weg, als je zegt “ga liggen” gaat hij liggen, als je zegt “zit” gaat hij zitten. Hij doet precies wat de mens wil. Maar evenals de andere dieren kan hij zelf niet praten.’
Toen vroeg hij:
‘Hoe is het kantjil-verhaal? Ik zou het graag willen horen.’
En toen begon ik te vertellen.
Paq S. Siswowitono.