boerenzoon en “zondigt met gedachten en begeerten tegen 't negende gebod” (738). Blomme bedenkt hoe de spaarcenten van de gierige boerin “aan schuiferfluiten en gemeen vrouwvolk” worden besteed (738).
Hij begint een jeugdherinnering te vertellen. Ooit zag hij een boer van zijn paard vallen, met de dood tot gevolg. Dat gebeurde op de Fiertel in Ronse, waarnaar hij met twee kameraden was getrokken. Het was een dag vol “amestraties” (739): geflirt, ruzie met het zijn vriendin, een vechtpartij, een woedende moeder. Fliepo vertelt een verhaal over een paraplu, Hutsebolle over een zetel die ze bij hem thuis na lang sparen hadden gekocht maar al gauw tot brandhout verwerkten omdat zoveel luxe in een werkmensenhuis niet hoort. Deze verhalen en gesprekken doen hun gedachten afdwalen. Hutsebolle mijmert over de dood, over de verleiding van drank en vrouwen om aan de last van het gezinsleven te ontsnappen en over de noodlottigheid van ieders leven. Blomme vergelijkt zijn jeugd met zijn huidige leven, denkt aan zijn ongelukkige huwelijksleven, aan een slippertje van lang geleden, en aan de manier waarop zijn kinderen het ouderlijk nest zijn uitgevlogen. Met het “droombeeld” van “een schoon, net koeiplekje” met wat akkerland bij raakt hij, zoals elke avond, in slaap (759).
Knorre, een oude zwerver, komt binnengewankeld en valt in een hoek neer. Zijn binnenkomst verstoort Blommes droom en zet Hutsebolle aan het denken over hoe de mens en de maatschappij ineen zitten: jongeren hebben een nietsontziende drang tot genot, hard werken levert toch weinig of niets op, de rijken gaan met het beste deel aan de haal maar zijn toch ook niet gelukkig. Om twaalf uur maakt hij de anderen wakker om de bonen te keren. Knorre ligt in een hoek te snurken als een varken. Na een borrel gaan ze weer slapen. Terwijl buiten de storm woedt, spelen drie soorten muizen (het “kleinvolk” (763), de rijken en de waaghalzen) een stuk dat “gelijk bij de mensen” (763) eerst over de “struggle for life” (763) gaat en dan in driftige “zottemarterije” (764) ontaardt. Wanneer een uil plots neerploft en drie muizen grijpt, vlucht de rest.
Intussen droomt Blomme over een bezoek aan notaris Knorre. Hij put uit een gevonden geldbeurs altijd maar vijffrankstukken, maar het laatste dat hij opdiept is een “peerdekeutel” (766). Iemand schaterlacht, Blomme wordt wakker en beschuldigt Fliepo. Zijn uitval verstoorde Fliepo's wellustig gemijmer over de twee boerendochters. De gedachten van de jongen drijven weer af. Hij bewondert Knorre als de verpersoonlijking van het onbekende dat hem aantrekt en hoopt dat de man, zoals altijd, aan het vertellen zal slaan. Omdat dat niet gebeurt, vreest hij dat Knorre ligt te sterven. Uiteindelijk valt hij in slaap en