'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermdTom Sintobin, 'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels. Ongepubliceerd, 2002
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
Eigen exemplaar Tom Sintobin
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van 'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels van Tom Sintobin uit 2002. De digitale versie is gebaseerd op het door de auteur aangeleverde bestand.
redactionele ingrepen
p. 1: de kop ‘Woord vooraf’ is tussen vierkante haken toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (deel 1, p. 2, 3, 4, 15, 19, 28, 295, 323, 386, 387, 389, 391, 445, 477, 481, 509, 562, 566, 584, 609, 625, 641, 663, 679, 693, 715 en 749) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina 5]
Inhoud
Inhoud | 5 |
Inleiding | 9 |
Boek 1 Op zoek naar de beschrijving. ‘Le lecteur reconnaît et identifie sans hésiter une description’ | 15 |
Inleiding | 17 |
Eerste luik. Essentialistische benadering | 21 |
Inleiding | 21 |
1 De beschrijving heeft een referent | 25 |
2 De beschrijving heeft een andere referent dan verhaal | 31 |
3 De beschrijving heeft een specifieke structuur | 35 |
3.1 De kern | 39 |
3.2 Verbindingen en predikaten | 43 |
4 De beschrijving heeft een andere functie dan verhaal | 47 |
5 Van beschrijving naar beschrijvend | 51 |
Besluit | 55 |
Tweede luik. Functionalistische benadering | 57 |
Inleiding | 57 |
1 Beschrijven en zintuiglijkheid. ‘Ja, hij heeft die allerhoogste gave | 59 |
1.1 Hoe Streuvels kijkt. ‘Streuvels die een “oog” is’ | 60 |
1.1.1 ‘'n buitengewoon scherpe waarneming’ | 60 |
1.1.2 ‘doch waar begint en eindigt realisme en wáár idealisme?’ | 62 |
1.1.2.1 ‘Aan de oppervlakte der dingen blijft hij niet hangen; hij kan dieper doordringen’ | 69 |
1.1.2.2 ‘de Gezelliaansche nachtegaal slaat hier in Streuvels' proza’ | 89 |
1.1.2.3 ‘Hij observeert meer dan dat hij aanklaagt’ | 96 |
1.1.2.4 Besluit | 107 |
1.1.3 ‘'t is waar dat ik beoefenaar van den Kodak ben’ | 110 |
1.2 Hoe Streuvels doet zien. ‘Ik kreeg als een klets op mijn |
[pagina 6]
gezicht’ | 131 |
1.2.1 Stilistiek en visualiteit. ‘il décrit pour faire voir’ | 131 |
1.2.2 Streuvels en De Bom. ‘gij hebt gezien en getoogd’ | 137 |
1.2.3 In de kritiek. ‘alsof gijzelf u hadt gedompeld in het lekkere lauwe water’ | 146 |
1.2.4 Toepassing | 154 |
1.2.4.1 Ooggetuige. ‘Ter plaats geschreven’ | 154 |
1.2.4.2 Details. ‘detailed description of the whole object’ | 165 |
1.2.4.3 Werkwoordstijden. ‘Hoe vreemd die ongewone stilte aandoet’ | 184 |
1.2.4.4 Deixis. ‘in dat donker koolkot’ | 192 |
1.2.4.5 Aansprekingen. ‘Hoeveel tijd is er verlopen?’ | 196 |
1.2.4.6 Ritme, klank. ‘Ik voelde [...] mijn dichtader gauw leeglopen’ | 200 |
1.2.4.7 Woordkeuze. ‘Un mot bien choisi’ | 210 |
1.2.5 Waarom? ‘Ge denkt niet meer aan schrijfkunst, aan literatuur’ | 224 |
1.3 Hoe Streuvels blikken verwerkt. ‘mijn dingen zijn [...]gezien dòòr de oogen en het temperament der meêlevende figuren’ | 228 |
1.3.1 Delegatie. ‘Bij voorkeur zal het milieu bezien van het standpunt uit der handelende personages’ | 228 |
1.3.2 Delegatie bij Streuvels. ‘Ik zou [...] gewacht [hebben]’ | 234 |
1.3.2.1 Standaarddelegatie. ‘Hij liet zijn kordewagen vallen’ | 236 |
1.3.2.2 Consequentie? ‘overal waar 't kan’ | 244 |
1.3.2.3 Waanzin. ‘weerogend lijk een gek’ | 254 |
1.3.2.4 Besluit | 263 |
1.4 Hoe Streuvels schildert. ‘Ut pictura poesis’ | 265 |
1.4.1 Het principe. ‘Streuvels, die met zijn pen kan schilderen’ | 265 |
1.4.2 De schilder achterna. ‘tout comme dans la peinture’ | 278 |
1.4.2.1 Tekstinterne verwijzingen. ‘net lijk geschilderd’ | 279 |
1.4.2.2 Procédés. ‘uit die streepjes, een man en een wijf’ | 283 |
1.4.2.3 Contrasten. ‘Il faut ménager des contrastes’ | 284 |
1.4.2.4 Gebruik van het dialect. ‘zeggen met kleuren’ | 287 |
1.4.2.5 Kleurenrijkdom. ‘Alles kleur, zou men zeggen’ | 288 |
1.4.2.6 Syntaxis. ‘La disqualification de la ligne’ | 291 |
1.4.3 Functie. ‘alle herinnering aan schilderijen verre’ | 296 |
[pagina 7]
2 Beschrijven en menselijkheid. ‘de mensch is van “de natuur” het voor de kunst verweg voornaamste’ | 299 |
2.1 Geschiedenis. ‘amenez des acteurs’ | 299 |
2.2 Streuvelsreceptie. ‘Hij ziet alleen de natuur’ | 304 |
2.3 Remediëren. ‘De menschen zijn mede de natuur’ | 308 |
2.3.1 Een andere wereldbeschouwing. ‘Gij, stadsmenschen’ | 308 |
2.3.2 Personificatie. ‘'t stond hem allemaal [...] aan te kijken’ | 313 |
2.3.3 Het verhaal van de natuur. ‘Hier wierd de natuur persoon’ | 318 |
2.3.4 Door een mens gezien. ‘juist wijl de mensch overal aanwezig is: Streuvels zelf’ | 324 |
3 Stasis en wanorde. ‘seul le récit possède un ordre et une dynamique naturelle’ | 327 |
3.1 Stasis versus dynamiek. ‘beter [...] in het weergeven van toestanden dan van overgangen en evoluties’ | 327 |
3.1.1 Het discours over stasis. ‘deux ordres de faits’ | 327 |
3.1.2 Streuvels. ‘nooit iets in zijn doodschen rusttoestand’ | 330 |
3.1.3 Stasis en Ut pictura poesis. ‘mijn Lessingsch vooroordeel’ | 343 |
3.2 Eenheid. ‘dat zij in waarheid één levend geheel uitmaken’ | 348 |
3.2.1 Het belang van eenheid. ‘al 't geen ik in één blik heb kunnen omvademen’ | 348 |
3.2.2 Hoe eenheid bewerkstelligen. ‘De kracht die zijn novellen eenheid geeft’ | 353 |
3.3 Orde versus wanorde. ‘Tout doit faire corps’ | 356 |
3.3.1 Interne ordening. ‘l'ordre à suivre’ | 356 |
3.3.2 Inschakeling in de tekst als geheel. ‘het lange hors d'oeuvre [...] lijkt me “ingelascht” | 370 |
3.3.2.1 Geen cyste. ‘Il faut [...] mêler ses descriptions au récit’ | 372 |
3.3.2.2 Geen disfunctionaliteit. ‘ancilla narrationis’ | 379 |
Besluit | 387 |
Boek 2. Op zoek naar een verhaal. ‘verdeeld in honderdduizend kleine stippels’ | 391 |
Inleiding | 393 |
[pagina 8]
1 ‘Over vijftig jaar zijn 't al andere mensen. Nog een pinte, bazinne!’. Langs de wegen (1902) | 395 |
2 ‘- Ziet ge hem geerne, Marie? - O ja'k, hij geeft en koopt me al wat ik vraag’. Minnehandel (1903) | 483 |
3 ‘Ik ben jong, gij zijt oud! We zullen eens zien hoe lang het nog duren zal!’ De vlaschaard (1907) | 569 |
4 ‘de dag waarop haar de luidruchtigheid der wereld geopenbaard was geworden’. De blijde dag (1909) | 629 |
5 ‘als vage schimmen van wie de geweldige gebaren in een droomnevel vergaan’. Het leven en de dood in de ast (1926) | 683 |
Besluit. ‘geen trap mag het zijn om te dalen: het zij een toren om te stijgen’ | 727 |
Literatuurlijst van werk over of van Streuvels | 741 |
Algemene literatuurlijst | 757 |