'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 674]
| |
BesluitEen vaak terugkerende kwestie in de Streuvelsstudie is de vraag naar de ‘boodschap’ van deze tekst. Volgens De Pillecyn legt de auteur hier voor het eerst zijn beroemde afzijdigheid naast zich neer om ze in te ruilen voor tendenz moogt ge 't niet noemen, maar toch hoort ge duidelijk zijn meening over de toestanden die hij behandelt [...] Het neerdrukkende en van het leven vervreemdende opvoedingstelsel in het klooster valt duidelijk op (De Pillecyn 1932:94-95). Ook Speliers interpreteert het verhaal als een regelrechte aanklacht tegen het volledige katholieke opvoedingssysteem wanneer hij over het einde van het verhaal schamper schrijft: Het systeem is rond, zoals je zelf hebt gemerkt: er is een nieuw eksemplaar klaargestoomd voor de samenleving van morgen, vrucht van het geestelijk concentratiekamp, gewillig kiesvee voor katolieke partijen, dutserige belastingbetalers voor het onderhoud van de machinerie die het systeem heeft uitgedacht en door de tijden heen heeft geperfektioneerd. Zo was het vroeger, zo is het nu (al zit de mot er in, geef ik toe) en zo zal het blijven, zolang de katolieke kerk zich als establishment kan handhaven (Speliers 1968:127). De interpretaties van zowel Speliers als De Pillecyn houden steek. De slotalinea van het verhaal is inderdaad een venijnige uithaal naar dit soort onderwijs. Toch is hun waarheid maar een halve waarheid. Zoals uit mijn analyse blijkt, bestaan er vooreerst subversieve parallellen tussen buitenwereld en binnenwereld (het geweld), en is het daarnaast ook zo dat het klooster uiteindelijk de reddende hand uitsteekt en dat de onbarmhartige buitenwereld Hélène eigenlijk geen andere keus laatGa naar voetnoot343. Het Wezenhuis (verstikkende gevangenis én beschermende broeikas) zowel als de buitenwereld (levengevende vrijheid én gewelddadige of onverschillige chaos) moeten mijns inziens dan ook als dubbelzinnige | |
[pagina 675]
| |
ruimtes worden geïnterpreteerd. Ze krijgen allebei kritiek te slikken. De visie die nog het beste bij de mijne aansluit, is die van Demedts: “Er mag Hélène niets bespaard blijven, noch de koude strengheid van de zusters, noch de wrede liefdeloosheid van haar familie. Zijn boek is een aanklacht tegenover zoveel onmenselijkheid, maar terzelfder tijd de zakelijke vaststelling dat ze bestaat” (Demedts 1971:227). |
|