'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 622]
| |
‘de dag waarop haar de luidruchtigheid der wereld geopenbaard was geworden’.
| |
[pagina 623]
| |
bevriend met Eveline Flamant, die veel meer blijkt te weten over de buitenwereld dan zijzelf en haar een boek schenkt waarin de op de berg gezongen liederen staan. De meisjes schrijven elkaar voortdurend kleine briefjes. Eveline hitst haar vriendin op om samen te vluchten. Het plan is om, eenmaal buiten, Hélènes oom op te zoeken, waarna Eveline als dienstmeisje zou kunnen blijven. Op een gegeven moment wordt Hélène Grisar bij moeder overste ontboden. Zij en de rest van de kinderen zijn ervan overtuigd dat haar oom haar komt halen, maar in werkelijkheid wordt zij op de rooster gelegd. Ze moet zich verantwoorden voor haar veranderde gedrag en voor haar laattijdige thuiskomst op de blijde dag, voor de gouden ring die ze van Rodolf heeft gekregen en voor het bloempje dat hij op haar borst heeft gespeld, evenals voor het liedboekje dat ze van Eveline heeft gekregen. Ze probeert over alles te liegen, maar begint uiteindelijk te wenen uit berouw, dat echter van korte duur zal blijken. De straf die moeder overste het meisje oplegt, is hard: Hélène wordt op alle mogelijke manieren afgezonderd van haar vriendinnen en mag geen omgang meer hebben met Eveline. Op een dag bezorgt Eveline haar een briefje, dat ze verbergt onder haar borstdoekje om het later te lezen. Ze wordt betrapt door zuster Véronique, die het haar afhandig probeert te maken. Hélène verzet zich echter en na een heftige worsteling slaagt ze erin om het papiertje op te eten. Hélène wordt opnieuw verhoord, maar blijft koppig zwijgen. Na drie volle dagen in een isoleercel, antwoordt ze wel op de vragen van moeder overste. Zij liegt over alles en wordt veroordeeld om voor onbepaalde tijd en onder strenge bewaking de vuile karweitjes op te knappen. Het werk is hard, maar heeft toch zijn voordelen: er is veel afwisseling en men werkt meestal buiten. Na een tijd herkent zij Eveline onder de nieuwe penitenten, maar de vriendinnen zien geruime tijd geen kans om met elkaar te communiceren. Op een nacht echter krijgt Hélène een briefje, waaruit blijkt dat ze de volgende nacht met zijn vieren zullen vluchten. Eenmaal buiten gaan ze op weg naar de stad om er eerst uit te gaan, en vervolgens mijnheer Grisar op te zoeken. Onderweg slagen twee van de meisjes erin om aan de haal te gaan met het geld. Eveline en Hélène besluiten dan maar om rechtstreeks naar Hélènes oom te stappen. Hélène kent echter zijn adres niet, en ze verdwalen in de stad. Uiteindelijk krijgt een politieagent hen in de gaten. Eveline kan ontsnappen, maar Hélène wordt opgepakt. Na telefonisch contact met mevrouw Grisar wordt Hélène meteen naar het weeshuis teruggebracht. Tot haar grote verbazing wordt zij niet gestraft. Meer nog, ze mag haar gewone leven van voor de blijde dag zomaar verderzetten. Ze aanvaardt | |
[pagina 624]
| |
dat ze nog vijf jaar opgesloten moet blijven, en houdt de herinnering aan de blijde dag bij als een “kostbaarheid”. In de laatste alinea maakt de verteller duidelijk dat die herinnering, evenals haar jeugd, in de loop van die vijf jaren zullen “slijten”. In wat volgt, bekijk ik hoe de verschillende ruimtes in dit verhaal (het weeshuis versus de buitenwereld) zich tot elkaar verhouden, en wat er gebeurt als personages uit de ene ruimte zich in de andere ruimte begeven, en omgekeerd. |
|