2.2 Streuvelsreceptie. ‘Hij ziet alleen de natuur’
Het bezwaar dat Streuvels zich te zeer tot de natuur beperkt, is een constante in de Streuvelsreceptie. Nog in 1951 schrijft Van Nijlen: “De mens en zijn bestaan, zijn hartstocht en zijn wanhoop zijn voor hem nooit problemen geweest. Hij ziet alleen de natuur” (Van Nijlen in Algemeen Handelsblad 29/09/1951). Een soortgelijke uitspraak vinden we bij Closset:
Descriptive surtout, elle [= l'oeuvre de Stijn Streuvels] est consacrée à la terre et aux saisons, où l'homme apparaît comme une victime de la fatalité en lutte avec la nature implacable et toute-puissante [...] c'est une épopée de la Nature et de la Création où l'homme reste quantité négligeable (Closset 1943:59; bemerk hoe “descriptive” hier wordt gelijkgesteld met een concentratie op de natuur en niet op de mens).
Lecoutere formuleert het voorzichtiger: “De natuur, d.i. het Vlaamsche landschap, speelt een overwegende (misschien te overwegende) rol in al zijne werken” (Lecoutere 1918:230).
Dergelijke uitspraken, die het gehele oeuvre (“nooit”, “l'oeuvre de Stijn Streuvels”, “al zijne werken”) onder vuur nemen, vormen echter wel een minderheid. De zonet geciteerde bewering van Van Nijlen wordt weerlegd door Knuvelder:
Van Nijlen schreef bij gelegenheid van Streuvels' met veel luister gevierde tachtigste verjaardag: “Ik zal niet beweren dat Streuvels een groot romancier is. Dit kon hij, gezien zijn personaliteit, niet zijn. De mens en zijn bestaan, zijn hartstocht en zijn wanhoop, zijn voor hem nooit problemen geweest. Hij ziet alleen de natuur”. De grond die Van Nijlen voor zijn stelling aanvoert, bezit geen afdoende bewijskracht. Zij berust op een overbelichting van het werk van de jonge Streuvels waarvoor zijn karakteristiek eventueel gelden kan. Maar reeds in dat oudste werk blijft Streuvels' aandacht geenszins beperkt tot de zintuiglijk waarneembare dingen. Hij kent evenzeer de aandacht voor de mens, met name het kind in zijn zuivere, ongerepte staat (Knuvelder 1967:396-397).
Knuvelders reactie bevat de twee belangrijkste argumenten die in de hele Streuvelskritiek en -studie terug te vinden zijn: 1. het bezwaar geldt slechts voor een bepaald segment van zijn werk (“overbelichting van het werk van de jonge Streuvels”), en 2. het bezwaar gaat in feite niet op