'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
1 Beschrijven en zintuiglijkheid. ‘Ja, hij heeft die allerhoogste gave’Beschrijving en zintuiglijkheid zijn twee nauw samenhangende aspecten. Zeker ‘kijken’ is iets wat in de literatuur over het beschrijvende steeds weer opduikt. “Toute description littéraire est une vue” (Barthes in Hamon 1991:252Ga naar voetnoot18). In de stilistiek is men begaan met het visualiserende vermogen van taal. Hamon wijst op het belang van het “voir” om een beschrijving in de loop van het verhaal in te schakelen. Met Zola zijn observatie en beschrijving gezamenlijk veel meer op de voorgrond gekomen. Fraussen en Verschuere, de auteurs van het handboek Stijl, opstel, dichtkunst. Stijlleer en letterkundige theorie voor middelbaar onderwijs dat zijn eerste druk beleefde in 1934, definiëren “beschrijven” als volgt: “met woorden voorstellen, uitbeelden, schilderen, de dingen in hun uiterlijke verschijning, zoals ze onze zintuigen treffen, vooral zoals wij ze zien en horen” (Fraussen en Verschuere 1957:99). Deze link tussen beschrijving en kijken hoeft overigens niet te verbazen. In een van de meest voor de hand liggende definities van het concept ‘beschrijving’ - namelijk ‘zeggen hoe iets eruit ziet’ - zit dit verband al vervat. In wat volgt onderzoek ik daarom hoe in de Streuvelskritiek over kijken/beschrijving wordt gedacht. Vier kwesties komen aan bod: ten eerste de discussie over hoe de auteur ziet, ten tweede het zogenaamde hypotypose-effect, ten derde wat Hamon noemt delegatie, en ten vierde de schildersmetaforiek. |
|