Inleiding
Omdat de op essentialistische leest geschoeide benadering van beschrijvingen mij niet kon voldoen, wil ik proberen om meer functionalistisch te werk te gaan. Ik ga daarbij in eerste instantie op zoek naar de manier waarop in de loop der jaren op zeer verschillende plaatsen over beschrijvingen gedacht en gesproken werd. Uit de kritiek op of de verdediging van beschrijvingen onthoud ik een aantal aandachtspunten, waarmee ik aan de slag wil gaan in mijn lecturen.
Het corpus waarmee ik werk, is veelzijdig. Vooreerst besteed ik aandacht aan het discours over beschrijvingen zoals dat in uiteenlopende teksten aanwezig is en was. Ik denk daarbij aan stijlhandboeken uit verschillende perioden als die van Broeckaert, Albalat, Verest en Fraussen en Verschuere, evenals aan de zeer verschillende teksten waaruit Philippe Hamon een bloemlezing destilleerde (1991). Daarnaast bekijk ik de Streuvelskritiek, van bij zijn debuut tot op heden. In beide gevallen vermeng ik dus teksten uit verschillende perioden en zelfs uit verschillende landen. Ik probeer daarbij weliswaar oog te hebben voor verschuivingen, al dient meteen al gezegd dat het discours over beschrijvingen merkwaardig constant blijft door de jaren en over de grenzen heen. Misschien heeft dat te maken met de alomtegenwoordige kunstopvatting waarbinnen dit spreken schijnt te kaderen.
“Discours over beschrijvingen” is trouwens een nogal krasse formulering. Hoewel het woord “beschrijving” geregeld valt, wordt er