'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
BesluitHet ontologische criterium van de klassieke retorica bevestigt het onderscheid tussen verhaal en beschrijving niet. De structuren die bijvoorbeeld Hamon voorstelt, blijken niet beperkt te blijven tot beschrijvingen. Pogingen om op basis van een specifieke functie of verhouding tot de plotlijn een onderscheid door te voeren, blijken niet evident. Nochtans functioneert de structuur die Hamon vooropstelt buiten een literaire context wél grotendeels. Beschrijvingen in gerechtelijke zin bijvoorbeeld passen perfect in het schema. In fictionele teksten echter vinden we maar zelden dergelijke ‘zuivere’ voorbeelden. Blijkbaar is er iets aan de hand waardoor deze kandidaat voor de prototypische structuur van beschrijvingenGa naar voetnoot17 niet zomaar aanvaardbaar is in literaire teksten. Maar waarom zou ze zo ‘verdacht’ zijn? Bekijken wij eerst nog eens de verbindingen die Mieke Bal niet in het schema kan plaatsen bij haar behandeling van de “beschrijving van de pet van de jonge Charles Bovary”: “où l'on retrouve, enfin, a (tussen laideur muette en profondeurs d'expression), elle commençait, puis s'alternaient, séparés par, venait ensuite, qui se terminait, et d'ou pendait, au bout de”. Terecht merkt zij op: “De verbanden, die niet verantwoord worden, bevatten opvallend veel aspecten die duiden op een tijdsverloop” (Bal 1979:315). De beschrijving schakelt zich in in een bepaalde tijdslijn die haar predicatieve of metonymische structuur niet eigen is. Daarnaast is het echter ook opvallend dat deze hele “beschrijving” maar twee vormen van “zijn” bevat (“c’était une de ces coiffures d'ordre composite...” en “Elle était neuve”) en maar één vorm van “hebben” die dan nog niet eens metonymische gebruikt wordt (“la laideur muette a des profondeurs d'expression comme le visage d'un imbécile”). Waar we deze | |
[pagina 54]
| |
werkwoorden zouden verwachten, vinden we nu ofwel een ellips (“couvert d'une broderie en soutache compliquée”), ofwel een ander werkwoord (“commençait, brillait, s'alternaient,...”). Typisch daarbij is dat het onderwerp in de structuur [kern+hebben/zijn+predikaat] als het ware veel actiever wordt, en zelfs intentioneel en geanimeerd! Bovendien duikt er ook een vreemd onderwerp op dat eigenlijk helemaal niet thuishoort in een beschrijving omdat het niet zegt hoe de pet eruit ziet, maar wel wat iemand doet: “on” in “où l'on retrouve”. De beschrijving wordt dus dynamischer, personeler - in de zin van “verbonden met een personage” - en temporeel, in de plaats van statisch, zonder temporele ordening en zonder betrekking tot een personage. Het is opvallend dat dit precies drie kenmerken zijn uit een hele reeks omwille waarvan beschrijvingen gewraakt werden en worden in de literaire geschiedenis. Een grondige studie daarvan kan mogelijk een beter antwoord bieden op de vraag waarom de prototypische beschrijvingen zo weinig figureren in literaire werken, en zal allicht een aantal procédés van functionele herschrijving aan het licht brengen. |
|