were unfolding), then we infer that its function is simply descriptive, not narrative (Chatman 1990:30-31).
Aan het einde van het hoofdstuk vat Chatman zijn definitie samen:
Objects and characters may be described, but actions are “described” only if they function as part of the described setting rather than as links in the event chain. Story-relevant events are only “narrated,” not described. The function of an action, whatever its inner constitution, is not narrative if it is not chrono-logic - not keyed, that is, to the ongoing march of story events (Chatman 1990:37).
Een (reeks) actie(s) is pas een beschrijving als ze de tijd van het verhaal niet vooruithelpt. Om die reden is slechts het tweede deel van de beschrijving van het schild van Achilles in de Ilias volgens Chatman een beschrijving te noemen; het eerste stuk echter, dat een reeks voorbereidende handelingen van Hephaistos verwoordt, is narratief:
[it] is a story event, not a description - precisely, that event which comes between Thetis's request for the armor for Achilles and her “shooting like a falcon from snowy Olympus” to deliver it to her son (Chatman 1990:33).
Het gebeuren is niet weglaatbaar zonder de consistentie van de plot te schenden, zonder een lacune in de tijdslijn van het verhaal te veroorzaken. Het is dus geen beschrijving. De tweede helft van de passage daarentegen betekent wel degelijk een ter plaatse trappelen van de verhaaltijd, en moet daarom een beschrijving worden genoemd.
Ogenschijnlijk biedt dit criterium in vele gevallen een bevredigende oplossing. Het verklaart waarom panoramische overzichten aan het begin van een roman doorgaans als “landschapsbeschrijvingen” worden ervaren: de eigenlijke verhaaltijd is nog niet begonnen, pas wanneer er wordt ingezoemd op een personage en zijn handelingen neemt het verhaal een aanvang. De passage gewijd aan de voorstelling van de winter buiten aan het begin van De vlaschaard is een beschrijving omdat ze de verhaalllijn van de personages niet vooruithelpt; Vermeulen doet pas zijn intrede na twee bladzijden. Toch zijn er enkele fundamentele problemen, vooreerst met de noties ‘plot’ en ‘verhaaltijd’. Wanneer begint een verhaal, en hoe kan men bepalen wat tot de plot behoort en wat niet? Chatmans eigen redenering lijkt me alleszins te antropocentrisch; zoals blijkt uit het gegeven voorbeeld, bepaalt hij de verhaallijn in relatie met de personages. Bij een auteur als Streuvels echter, die, zoals we zullen zien, bewust twee ‘verhalen’ (het cyclische van de grootse natuur, het lineaire en nietige van de mens) tegen elkaar