'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
3.1 De kernHamon wijst van in het begin van zijn studie de ontologische basis als vertrekpunt af. Hij mikt op un descriptif que l'on s'efforcera de construire en évitant les pièges de l'approche référentielle (en évitant notamment de le traiter comme descriptions “d'espaces”, de “choses”, ou “d'objets”)” (Hamon 1993:7). Hij noemt een passage geen beschrijving omwille van de aard van de referent, maar wel omwille van de manier waarop (de structuur waarin) de informatie in die passage wordt aangebracht. Hamon definieert beschrijven als “une tendance du texte à la digression, à l' expansion” (Hamon 1993:90), waarbij een kern in een relatie van equivalentie wordt geplaatst met een aantal termen: Aussi est-ce n'importe quel endroit du texte, n'importe quelle unité sémiologique du texte, qui peut devenir description, déclencher l'apparition d'un système descriptif (Hamon 1993:90). De gebruikelijke inperking wijst Hamon af: Le descriptif [...] n'est pas davantage du côté des “objets” par opposition aux “actions”, du côté du substantif, ou de l'adjective, et le récit plutôt côté du verbe, selon des distinctions un peu naïves, souvent proposées ici ou là (Hamon 1993:91). Hij geeft het voorbeeld “L'enfant traverse la rue” en stelt vast: “enfant” et “rue” peuvent devenir les lieux où s'actualisent les systèmes descriptifs; “enfant” et “rue”, de même que le verbe “traverse” peuvent donner lieu à une “description d'action” déclinant les moments caractéristiques et les particularités comportementales d'un piéton traversant une rue, conformément à un programme pragmatique pré-défini par le code de la route (Hamon 1993:90). De meest uiteenlopende gegevens kunnen dan ook aanleiding geven tot een beschrijving: On peut donc considérer comme des descriptions (ou plus exactement: comme des textes à dominante et à effets descriptifs) aussi bien les listes d'items à taxinomies et ordonnancements non perceptibles, que les textes où se combinent “effet de liste” et “effet taxinomique”; et, parmi ces derniers, les textes sérieux comme les textes ludiques, aussi bien les textes qui tendent à | |
[pagina 38]
| |
saturer un modèle topographique (du type “Au nord... au sud..., à l'est... à l'ouest”) que ceux qui tendent à saturer un modèle logique (du type: aa, bb, ab, ba, a, b), ou chronologique (- tel “tableau” qui décrit par exemple exhaustivement les moments différenciés d'un horaire institutionnalisé, technologique ou autre - par exemple, la description des “moments” d'un emploi du temps, d'un phénomène météorologique, d'un repas, etc.), un modèle rhétorique (la liste fixe des ingrédients “obligés” narratifs ou descriptifs, d'un genre), ou un modèle socio-professionnel (par exemple la liste des fonctions caractéristiques d'un personnage investi d'un métier ou d'un rôle social programmé, comme dans les “Physiologies” du début du XIXe siècle, physiologie de la lorette, du garde national, de la portière, etc.). Ainsi nous évitons de soumettre cette définition du descriptif à quelque a priori référentiel que ce soit (espaces, objets...) ou à des catégories grammaticales (noms, verbes, adjectifs...) (Hamon 1993:54-55). Toch zijn er beperkingen. Om aanleiding te kunnen geven tot een beschrijving moet een gegeven wel de typische operaties toelaten waarop die beschrijving steunt. De manier waarop Hamon het tweetal voorbeeldenGa naar voetnoot11 analyseert van “listes d'actions” die hij als beschrijvend beschouwd, is interessant: De telles listes d'actions, plus ou moins ordonnancées, sont souvent réductibles à une qualification permanente (“c'est une servante”; “ce sont les bouchers des Halles”), donc à la définition d'un type ou d'un archétype de personnage. Le posé, qui est ici liste analytique d'items, renvoie à un présupposé syncrétique, un état social et professionnel (Hamon 1993:55) Het is precies die dubbele beweging - de expansie van de lijst op een horizontaal niveau, en de reductie ervan in de vorm van de hiërarchisch het hoogst geplaatste noemer van die lijst - die deze passages het statuut ‘beschrijvend’ verleent. Sommige gegevens laten zich gemakkelijker opdelen dan andere. Bestaande taxonomieën en lijsten worden dan ook dankbaar gebruikt: D'où, contrairement à ce que nous avancions plus haut, l'existence peut-être “d'objets à décrire” privilégiés, ceux dont d'autres pratiques ont déjà proposé le caractère “discret”: paysages, découpés par les lois sur l'héritage et par le cadastre en “pièces”, en “parcelles” ou en “points de vue”; corps découpés par le | |
[pagina 39]
| |
discours médical-anatomique en “membres” et “articulations”; objets manufacturés, qui emplissent “d'articles” “étiquetés” les “rayons” des magasins de “détail”, paysages urbains, découpés en “quartiers” ou en “monuments classés”; machines, découpées par la technologie en “pièces”; maisons, découpées par le rituel quotidien en pièces différenciées; repas, découpés par “l'étiquette” et le savoir-vivre en “menus”; société (découpée en “classes”); familles (voir Les Rougon-Macquart) régies par l'arbre généalogique, etc. (Hamon 1993:56-57). Opvallend genoeg duiken de traditionele referenten hier weer op: landschappen, lichamen, voorwerpen en machines, huizen... Minder gebruikelijk zijn de laatste drie: maaltijden, de maatschappij en families. Dit soort referenten overstijgt het niveau van de “passage”. De hele Rougon-Macquartcyclus van Zola bijvoorbeeld is vanuit deze optiek één grote beschrijving. Hier duikt een belangrijk probleem op. Hamon stipt aan dat het pantoniem niet noodzakelijk gelexicaliseerd moet zijn om te functioneren: “la dénomination, qui peut être simplement implicite, non actualisée dans la manifestation textuelle” (Hamon 1993:127). Het kan ook om een constructie van de lezer gaan: Le pantonyme est bien soit une construction du texte, soit la résultante d'une activité de lecture de la part du lecteur, dans le cas, où sa lexicalisation, facultative, n'est pas réalisée (Hamon 1993:131). Volstaat het dan dat de lezer erin slaagt om één pantoniem te formuleren voor een heleboel uitingen om te kunnen besluiten dat het om een beschrijvende operatie gaat, in de trant van [het landschap], [de beschrijving van het feest/circus], [het huis]Ga naar voetnoot12? Maar waar liggen de grenzen van die synchretiserende beweging? Is zelfs het hele verhaal van Kaïn en Abel terug te brengen op één pantoniem, [broedermoord], of dat van Hamlet op [wraak]? Terecht wijst Jean Molino op dit probleem: le modèle est beaucoup trop général. D'un point de vue formel, il correspond à la relation de partie à tout ou d'un élément à un ensemble, ce qui est une des relations les plus générales que l'on puisse imaginer [...] je puis considérer tout épisode du roman comme une description d'action: la première partie de Bel-Ami | |
[pagina 40]
| |
peut se résumer dans la formule: “Georges Duroy épouse la veuve de son ami Forestier”, et tout le roman dans la formule: “le héros arrive par les femmes”” (Molino 1992:366). Hamon zou hier allicht tegen inbrengen dat de beschrijving opereert via het principe van de lexicale voorspelbaarheid, die in de voorbeelden van Kaïn en Abel of Hamlet quasi-nihil is, zodat aan een van de kenmerken van beschrijven niet is voldaan. In zijn optiek is beschrijving immers de plaats waar “une prévisibilité logique, celle du récit où la notion de corrélation et de différence sont primordiales” plaats moet maken voor “une prévisibilité lexicale où la notion d'inclusion et de ressemblance l'emportent” (Hamon 1972:474). Het pantoniem genereert de mogelijke kenmerken, die alle vervat zitten in een “verborgen lexicaal veld”, door Hamon ook “réseau sémantique” genoemd (Hamon 1993:155). Het verschil tussen het Hamletvoorbeeld en Hamons voetganger die de straat oversteekt, is dat die laatste een gekend en voorspelbaar programma volgt: alle momenten en handelingen die typisch zijn voor iemand die aan de andere kant van de straat wil geraken. De manier waarop Hamlet wraak neemt is dat niet; veeleer is hier de voor een “récit” typische causale voorspelbaarheid aan het werk (Hamlets vader wordt vermoord dus kent zijn ziel geen rust, dus verschijnt die aan de zoon, dus etc...). Niet voor niets hamert Hamon op het noodzakelijke voor-geordende karakter van de beschrijving. Het daarnet aangehaalde citaat staat bol van termen die daarop wijzen: “modèle”, “horaire institutionnalisé”, “rôle social programmé” (Hamon 1993:56-57). Aan de andere kant staat het bestaan van dergelijke ‘lexicale velden’ lang niet buiten kijf. Jean Molino vertrekt van de definitie die Hamon in Greimas’ woordenboek heeft toegevoegd onder het lemma ‘beschrijving’: “un description peut se définir comme l'actualisation d'un champ lexical latent” (Hamon in Greimas et Courtès 1986, zoals geciteerd door Molino 1992:367). Er bestaat geen uitputtende lijst met “latente lexicale velden”. Zelfs “un des meilleurs candidats au statut de “système descriptif”, un topos tel que le locus amoenus” blijkt slechts in een heel beperkt corpus voorspellende waarde te hebben (Molino 1992:368-390). Voorspelbaarheid hangt immers af van een heleboel factoren: van literaire tradities, van een bepaalde ‘stand’ van het literaire veld op een bepaald ogenblik en plaats, van het lezende individu in een bepaalde cultuur. Ze verschilt van tijd tot tijd, van genre tot genre, van auteur tot auteur, van werk tot werk of zelfs binnen een en hetzelfde werk. Het is duidelijk dat de notie van lexicale voorspelbaarheid geen haarfijn onderscheid vermag te maken tussen beschrijvingen en niet-beschrijvingen. Zeggen dat Hamlet in zijn geheel geen beschrijving is met | |
[pagina 41]
| |
als pantoniem [wraak] wegens de onvoorspelbaarheid van de gegenereerde onderdeeltjes, gaat immers niet op, omdat ook de onderdelen van typische beschrijvingen onvoorspelbaar zijn, en omdat het niet uit te sluiten valt dat in een bepaalde cultuur of op een bepaald ogenblik [wraak] wél degelijk via een voorgeschreven mal verloopt. Het “système descriptif” is daarom niet geschikt om beschrijvende passages uit een tekst te lichten. |
|