'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
3 De beschrijving heeft een specifieke structuurPhilippe Hamon gaat ervan uit dat beschrijvingenGa naar voetnoot9 tekstsegmenten zijn: “une unité stylistique dotée d'une certaine autonomie, et pourvue de certaines marques” (Hamon 1993:165). Ze kunnen dan ook uit een tekst worden gelicht en er kunnen eigen kenmerken aan worden toegeschreven. De beschrijving heeft, aldus Hamon, een specifieke structuur, alsook een specifieke manier om die structuur te realiseren. Ze werkt namelijk volgens de principes van equivalentie en hiërarchie: “La description est donc une sorte de “mise en facteur commun” d'un contenu et d'une pluralité de termes” (Hamon 1993:46). Een “inhoud” wordt op de een of andere manier in een relatie van equivalentie geplaatst met een aantal termen, die elk afzonderlijk hiërarchisch ondergeschikt zijn: par exemple, dans le système descriptif de la “maison”, les termes “cheminées”, ou “toit”, ou “marche d'escalier” seront, quel que soit leur ordre, leur mode d'apparition, leurs fonctions ultérieures [...], sentis sans doute comme unités intégrées plutôt que comme unités intégrantes dus terme primautaire (et pas forcément priotaire, ou premier, dans l'ordre du texte): “maison”, comme subordonnées au terme-syncrétique-synthétique “maison” plutôt que comme son subordonnant (Hamon 1993:46). Twee bewegingen, expansie (de verschillende onderdelen van een kern) en reductie (de mogelijkheid die onderdelen terug te voeren op één kern), werken dus als structureringsprincipes. Opvallend is ook Hamons overtuiging dat die principes blijven gelden, ongeacht het feit dat ze aan de oppervlakte verschillen kunnen vertonen: “quel que soit leur ordre, leur mode d'apparition”. De operatie vormt een “système descriptif”, waarvan de dieptestructuur er schematisch als volgt uit kan zien: | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
(Schema overgenomen van Hamon 1993:128)
De “kern” - door Hamon (1993) “contenu” (46), “pantonyme” (128)Ga naar voetnoot10, “dénomination” (127), “terme à la fois régisseur, syncrétique, mis en facteur commun mémoriel à l'ensemble dus système” (127), “le “nom propre” de la description” (127), “le dénominateur commun” (127), “terme syncrétique-synthétique” (46), “terme primautaire” (46) genoemd, door Hamon (1972) “thème introducteur de la description” (475) - wordt in een relatie van equivalentie (~) geplaatst met een “expansion”. Die bestaat uit een lijst termen of een “nomenclature”, die vergezeld wordt door een groep predikaten. De termen van die lijst staan in een metonymische relatie tot de kern. Daarom zijn ze er elk afzonderlijk ook aan ondergeschikt: ze vormen een deel van het geheel dat die kern verenigt (“syncrétique”) en samenvat (“synthétique”). De expansie neemt de gedaante aan van een enumeratio: het gaat om een opsomming van kenmerken of onderdelen. Dit “effet de liste” beschouwt Hamon als een van de distinctieve kenmerken van het beschrijvende register. Mieke Bal heeft onder meer opgemerkt dat Hamons model geen ruimte laat voor de evidente vaststelling “dat ook het thema zelf voorzien kan zijn van een of meer predikaten” (Bal 1979:311); ze herschrijft het schema dan ook in die zin. Ook aan de vaststelling dat een subthema op zich ook weer kan zijn onderverdeeld in kleinere eenheden, | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
tracht ze tegemoet te komen. Het door haar voorgestelde model ziet er als volgt uit:
(Schema ontleend aan Bal 1979:312)
Bal wijst tevens op een correctie van Van Buuren. Behalve een metonymisch kan er namelijk ook een metaforisch organisatieprincipe optreden. Metaforische relaties kunnen voorkomen op het niveau van de themata, op het niveau van de subthemata en op het niveau van de predikaten. Bal (1979:312) stelt daarna een schema voor dat beide opbouwprincipes verenigt:
J.M. Adam ten slotte stelt een aanverwant model voor: | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
(Schema ontleend aan Adam 1993:115)
Volgens hem werkt beschrijving via de volgende operaties: Par l'opération d'ASPECTUALISATION, les différents aspects de l'objet (parties et/ou qualités) sont introduits dans le discours. Par la MISE EN RELATION, l'objet est, d'une part, situé localement et/ou temporellement et, d'autre part, mis en relation avec d'autres objets par les procédés d'ASSIMILATION que constituent la comparaison et la métaphore. Par une opération facultative de THEMATISATION, n'importe quel élément peut se trouver, à son tour, au point de départ d'une nouvelle procédure d'aspectualisation et/ou de mise en situation, processus qui pourrait se poursuivre à l'infini. Enfin, quel que soit l'objet du discours (humain ou non, statique ou dynamique), il faut souligner qu'une même opération d'ANCRAGE garantit l'unité sémantique de la séquence en mentionnant ce dont il est question sous la forme d'un thème-titre (pantonyme de Ph. Hamon, 1981) donné au début et/ou à la fin (Adam 1993:115-116). Het schema van Adam laat ruimte voor metaforische relaties. Ook temporele of ruimtelijke aanduidingen kunnen erin worden opgenomen.
In wat volgt ga ik wat dieper in op de verschillende componenten van dit soort structuren, en op mogelijke problemen die daarbij kunnen opduiken. |
|