'Wie schaft er op de woorden?' Over de beschrijving en het beschrijvende bij Stijn Streuvels
(2002)–Tom Sintobin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Eerste luik
| |
[pagina 21]
| |
beschrij'vend, [...] 2. beschrijvende poëzie, waarin een voorwerp, toestand of handeling in bijzonderheden geschilderd wordt [...] beschrij'ving, [...] 2. voorstellen in woorden, uiteenzetting; dat gaat alle beschrijving te boven, kan niet in woorden uitgedrukt worden; - 3. volledige opsomming der bijzonderheden en kenmerken van iets of iem.; schildering: een beschrijving van Java; de beschrijvingen in dat boek zijn heel goed; een beschrijving van iem. geven, zijn signalement [...] “Beschrijving” kan dus iets zeer algemeens betekenen: “voorstellen in woorden, uiteenzetting”. In deze betekenis overstijgt het de tegenstelling tussen mondeling en schriftelijk, wat niet het geval is voor de derde betekenis van “beschrijven”: “het verhaal van iets te boek stellen, schriftelijk verhalen”. Beide definities hebben gemeen dat ze niet specifiëren hoe een en ander in zijn werk gaat. Dat doen enkele andere definities wel: “een voorstelling van iets geven in woorden, door opsomming van kenmerken en bijzonderheden”, “volledige opsomming der bijzonderheden en kenmerken van iets of iem., schildering”. Beschrijven heeft blijkbaar te maken met het opsommen van kenmerken en bijzonderheden van iets of iemand: een persoon, een land, maar ook een “handelwijze”. Dezelfde openheid vertoont ook wat bij “beschrijvend” staat vermeld: “waarin een voorwerp, toestand of handeling in bijzonderheden geschilderd wordt”. Meteen valt op hoe het woordenboek grijpt naar een conventionele metafoor om over beschrijving te spreken, “geschilderd”, echter zonder uit te leggen hoe dat in zijn werk gaat. Het woordenboek toont dus hoe het concept niet te reduceren valt door middel van de tegenstelling mondeling/schriftelijk, noch door de specificatie “opsomming der bijzonderheden en kenmerken”, noch door de specificiteit van de referent: dingen, personen zowel als handelingen komen in aanmerking. Dat beschrijven veeleer een schriftelijke aangelegenheid zou zijn en verhalen een mondelinge, blijkt slechts uit één definitie. Ogenschijnlijk wordt die bevestigd door de manier waarop “verhalen” (“vertellen, een mondeling verslag geven van”) en “verhaal” (“mondelinge voordracht van al dan niet verzonnen gebeurtenissen, met het doel het publiek te verstrooien, te boeien”) worden gedefinieerd; wanneer er dan echter wordt aan toegevoegd: “ook indien in geschrifte vastgelegd: een boek met verhalen”, wordt ook dit criterium uitgehold. Het concept vertoont dus een zodanige conceptuele vaagheid - die we, zoals Michel Beaujour opmerkt, ook aantreffen in Engelse | |
[pagina 22]
| |
woordenboekenGa naar voetnoot3 - dat het gebruik ervan in een tekst (met inbegrip van dit proefschrift) een potentieel onleesbare plaats teweegbrengt. Om het met de woorden van Hamon te zeggen: een asemanteem. Als we het wensen te behouden, moeten we de onleesbaarheid ervan neutraliseren door er een beschrijving aan te hechtenGa naar voetnoot4. Diverse pogingen werden dan ook ondernomen om criteria te formuleren om het concept ‘beschrijving’ in te perken. In wat volgt overloop ik kort een aantal van die voorstellen. |
|