dan in het oostelijke, omdat de bergen hooger en het houtgewas er overvloediger is, is tot heden nog niet voldoende bewezen, evenmin als er ook genoegzame gronden zijn voor de bewering dat hier in vorige jaren meer regen zou zijn gevallen dan in den tegenwoordigen tijd. Dat echter het voortdurend wegkappen van boomen en ander houtgewas op die vermeerdering van regen meer een ongunstigen dan een gunstigen invloed uitoefent, zal wel niet behoeven te worden aangetoond.
De regen, die hier gewoonlijk jaarlijks valt, bedraagt gemiddeld 5 à 6 palmen. Soms kan de regen zoo zwaar zijn, dat het schijnt alsof iemand bij toeval een wolk aan stukken had gestooten. Feenstra verhaalt, dat er op den 30sten Oct. 1831 van 11 tot 12 uur des morgens 1 palm en 4 duim water is gevallen, hetgeen echter sedert niet meer voorkwam. Zoo viel er op den 8sten Nov. 1864 0.065 Ned. el, in Mei van dat zelfde jaar 11 duimen en op den 16den Oct. 1865 0.077 Ned. el in een etmaal, zoodat men deze onder de zwaarste regendagen rekenen mag. Van April tot Augustus is het weder over het geheel droog en gematigd. De keerkringszon heerscht dan in volle glorie, al schroeit zij ook soms het gebladerte, waardoor het geheel een dor en droog aanzien krijgt. Door de zuiverheid der lucht zijn de nachten verrukkelijk, terwijl maan en sterren een meer dan gewonen glans verspreiden. Gewoonlijk wordt ook in die maanden aan den zuidelijken gezichteinder iederen avond een prachtig weerlicht gezien, veroorzaakt door de donderwolken, die zich rondom de bergen van de tegenoverliggende kust hebben saamgepakt.
Donder komt hier zelden voor; doch ontlast zich boven het eiland eene zoodanige wolk, dan moet het geluid van den donder, door de bergen weerkaatst, alsook de bliksem verschrikkelijk zijn, en zelden drijft dan zulk een bui over zonder ongelukken aan te richten. Voor brand behoeft men hier echter het minst beducht te zijn, daar het in groote hoeveelheid in de lucht aanwezige zoutzuurgas (acidum hydrochloricum) alle voorwerpen voor brand minder vatbaar maakt, hetgeen ook het gevolg is dat sommigen met vuur en licht zeer roekeloos omgaan.
Eindelijk wordt hier nog soms eene zoogenaamde grondzee waargenomen, dat wil zeggen, dat bij eene flauwe koelte zich eene sterke deining der zee voordoet, en de golven zich soms verheffen, als werden zij door sterke winden in beweging gebracht. Men heeft dit verschijnsel eerst toegeschreven aan stormen, die op de kust van Noord-Amerika zouden heerschen, doch dan zou zulks ook op andere eilanden en kusten moeten worden waargenomen, en men zal de oorzaak van dit verschijnsel dus meer in den loop der onderstroomen van den oceaan hebben te zoeken. Soms heeft men - doch zelden - oostelijke stroomen; het grootste gedeelte