Beschrijving van het eiland Curaçou
(1868)–G.J. Simons– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
Verdedigingsmiddelen en krijgswezen.Om zich tegen buitenlandsche vijanden te verdedigen, heeft ook dit eiland een zeker getal passieve en actieve middelen. Tot de eerste behooren vooral de vijf alhier bestaande forten, die niet naar een algemeen bepaald plan, maar van tijd tot tijd, naar dat de omstandigheden het eischten, aangelegd zijn. Zij heeten: a. het Fort Amsterdam, b. het Waterfort, c. het Riffort, d. het Fort Nassau, e. het Fort Beekenburg. | |
a. Fort Amsterdam.Toen de Nederlanders in 1634 voor goed hier vasten voet aan wal gezet en dit eiland op de Spanjaarden veroverd hadden, werd er nabij de plantage Groot Kwartier in nabijheid van het Schottegat een soort van batterij gemaakt, doch in het daaropvolgende jaar besloot men om aan de oostelijke zijde van den havenmond eene borstwering aan te leggen. De klipachtige grond van het eiland verhinderde echter het graven, en men vulde nu vooreerst eenige ledige vaten met steenen en gruis, die men dicht bij elkander plaatste en waarachter eenige planken werden gespijkerd. Later is daaruit het fort Amsterdam geboren. Het vormt een ongelijkzijdige vierhoek, waarvan het noordelijke front 150 en het zuidelijke 100 ellen lang is. In iederen hoek vindt men een klein bastion met facen van 30-40 en flanken van gemiddeld 10 ellen. Binnen dat fort bevinden zich de navolgende gebouwen: de Protestantsche kerk, 12 woningen voor officieren, een magazijn van kleeding en wapenen en een overwelfd buskruidmagazijn, hetwelk, als de vaten op de voorschreven wijze geborgen worden, circa 60 000 ℔ van die gevaarlijke stof bevatten kan, en soms door den handel in dat artikel met de kust wel eens 100 000 Ned. pd. heeft geborgenGa naar voetnoot1). Men vindt in dat fort nog 5 regenbakken, te | |
[pagina 92]
| |
zamen kunnende inhouden 390 000 kan, en verder stond er vroeger ook nog een oud gebouw in, dat, sedert 1858 hernieuwd, nu verschillende landskantoren bevat. In het noordelijke front daarvan staat het gouvernementshuis, welks benedenste gedeelte verschillende magazijnen bevat, doch het bovenste gedeelte is door den slechten staat waarin het zich bevindt onbewoonbaar en heeft groote reparatiën noodig. | |
b. Waterfort.De oprichting van deze versterking dagteekent eerst van 1827. Twee jaren vroeger kwam alhier de luit.-generaal Kraaijenhof met een staf van vijf officieren, benevens acht genie-officieren, en beraamde een zeer uitgebreid stelsel van verdediging, nl. om behalve fortificatien aan den O. en W. havenoever, ook nog de stad door een kring van forten en werken te omgeven. Hoewel de heer Kraaijenhof spoedig vertrok, werd er echter in 1827 onder den luit.-kolonel ingenieur Ninaber met het eerste begonnen. Het Waterfort, ten oosten der haven gelegen, bestaat uit eene aaneenschakeling van 69 bomvrije gewelven, die ten zuiden het beloop der kust volgen. Boven deze gewelven is een plateau met bostweringen tot plaatsing eener tweede batterij, die 72 schietgaten heeft. De dikte van den frontmuur is 250 el, en van de bogen zijn 52 ingericht tot kanonkelders, hebbende nissen met schietgaten. De overige zijn door dunne muren gesloten en dienen tot bergplaats, woningen of andere doeleinden. Binnen dat fort is ten westen de kazerne Willem III in 1858 gebouwd, die 168 manschappen en 6-10 onderofficieren bevatten kan. De zolder dient tot rustkamer en hulparsenaal. Wijders vindt men er een gebouw in, vroeger als kazerne gebouwd, maar nu tot woningen ingericht en tot localen voor militair onderwijs. Eindelijk bevat het nog een arsenaal voor artillerie, een stal voor paarden van den gouverneur en de officieren en eindelijk 4 regenbakken, te zamen 300 000 kan kunnende inhouden. | |
c. Riffort.Deze fortificatie, wier onregelmatige buitenomtrek een dertienhoek vormt, is op een landtong aan den westelijken havenoever gelegen, waar men vroeger slechts twee steenen batterijen vond. Het werd gelijktijdig gebouwd met het tegenover liggend en boven beschreven Waterfort. Op het Riffort kunnen 57 vuurmonden worden geplaatst, daar de lengte circa 140 en de grootste breedte 62 ellen is. In het noordwesten heeft men 26 kazematten, benevens een bomvrije kazerne, een magazijn van levensmiddelen en oorlogsbehoeften en een buskruidmagazijn, dat 21 000 pd. kan bevatten. De andere | |
[pagina 93]
| |
localen kunnen 130 en ingeval van nood het dubbele getal manschappen bergen, terwijl de verschillende regenbakken gezamenlijk 229 500 kan water kunnen inhouden. Buiten het fort ten noordoosten van de landtong heeft men een ronden bomvrijen toren met schietgaten, waarin bovendien een spil is, dienende om de ketting, die bij eene lengte van 162 el en eene zwaarte van 9282 Ned. pd., een trekkracht van 66 900 N. pd. bevat, ter afsluiting der haven van de andere zijde over te halen. | |
d. Fort Nassau.Dit fort, vroeger Republiek geheeten, en onder de Engelschen fort George genoemd, is in het laatst der vorige eeuw onder den gouverneur Lauffer gebouwd op eenen 60 ellen hoogen berg, nabij het uiteinde der haven, ongeveer 1700 el van den mond. Ten noordoosten is de berg steil en ongenaakbaar, ten zuiden zacht afhellend en beklimbaar. Men heeft van daar een prachtig gezicht op de stad, de haven, de verdedigingswerken en op verschillende plantages, die hunne gepleisterde gevels uit het groen verheffen. Het hoofddeel van het werk vormt een steenen batterij, die 40 ellen lang, 6 ellen dik en evenzoo hoog is. Op het binnenplein vindt men vooreerst een gebouw met vijf localen, tot wachtkamers en huisvesting voor 28 manschappen en bergplaatsen bestemd, dan nog een ander gebouw, dat vroeger een officierswoning was, maar thans door den seinwachter bewoond en ook voor magazijn wordt gebruikt. Nog vindt men er in een buskruidmagazijn, dat 2000 pd., en een regenbak, die 13 000 kan water kan bevatten. In het noorden staat een seinpaal, die met de telegraafpalen in het Waterfort en in de andere districten correspondeert. | |
e. Fort Beekenburg.Deze sterkte, ongeveer een uur ten oosten van de hoofdplaats en op een hooge rots ten oosten van de Caraccas-baai gelegen, is omtrent het midden der 18de eeuw gebouwd. Het werk bestaat uit een ronden toren, die 13 ellen hoog is en 8 el diameter heeft, met steenen bovenplaten en borstweringen, waarin een regenbak en een locaal voor vivres en ammunitie zijn. Ten zuiden is eene batterij aan den voet des torens, en de andere zijde is omgeven met een gecreneleerden muur. Op het bovenplat der steile rots staat een nieuwe kazerne, een vroegere officierswoning en nog eenige andere gebouwen, die echter in zeer slechten staat verkeeren. Ongeveer 500 ellen van het fort ligt de batterij Uitkijk, om rechtstreeks het inkomen der haven te beletten.
Van de vroegere batterijen, in onbekende tijden aan de meeste | |
[pagina 94]
| |
baaien opgericht, is weinig meer overig. De meeste zijn vervallen, evenals ook de in den tijd der Bataafsche republiek gebouwde forten Waakzaamheid en Wreker ten westen der hoofdplaats, en aan de oostzijde de forten Batavier en Eendracht. Enkele overblijfselen wijzen nog de plek aan, waar zij eens stonden om het terrein der stad te beheerschen. De tand des tijds deed ze verdwijnen, evenals ook het kleine fort oudtijds op ‘den Gibraltarberg’, alsmede de batterij die eens op den heuvel ‘de Eendracht’ was opgericht. Onder de passieve verdedigingsmiddelen zijn nog te rekenen een vijftal seinposten, als: een op het Waterfort, een op 't fort Nassau, een op den Zwarten berg bewesten de Piscaderabaai, een nabij de oostpunt van het eiland en een circa 9000 el westwaarts van daar. Zij zijn voorzien van telegraafpalen, ieder met 6 bordjes, ingericht om 64 seinen te geven, bovendien bezitten zij ook nog een toestel voor contra-sein. Door deze posten kunnen van alle belangrijke voorvallen op het eiland, zooals: brand, oproer, nadering en landing van schepen, hun soort, vlag, richting en bewegingen, terstond aan de hoofdplaats kennis worden gegeven. Tot de actieve verdedigingsmiddelen van dit eiland behooren: A. het Garnizoen, B. de Schutterij, C. de Zeemacht. | |
A. Het garnizoen.Bij Z.M. besluit d.d. 29 Nov. 1822, No. 12, zouden er te Curaçou twee kompagniën jagers en een kompagnie veld-artillerie zijn. Tot den grooten staf behoorden: een majoor, een 1e of 2e luit.-kwartiermeester, een 1e of 2e luitenant-adjudant bij den gouverneur, een 1e of 2e luitenant, garnizoens- en plaatselijke adjudant. De kleine staf bestond uit een adjudant-onderofficier, een sergeant, staf-hoornblazer, en drie sergeants, als mr. geweer-, kleer- en schoenmaker. De twee kompagniën jagers waren samengesteld uit twee kapiteins, twee 1e luitenants, vijf 2e luitenants, 382 onderofficieren en soldaten. De eene kompagnie veldartillerie bestond uit een kapitein, een 1e luitenant, twee 2e luitenants en 162 onderofficieren en soldaten. In 1846 werd deze organisatie bij Z.M. besluit van den 14den Februari met een kompagnie jagers verminderd. Bij een ander besluit van 11 Febr. 1849 werd de kompagnie jagers vermeerderd met twee 2e luitenants, twee sergeanten, vier korporaals, twee tamboers, en twee en tachtig jagers (detachementen voor St. Martin en St. Eustatius) en aan de kompagnie artillerie werden toegevoegd twintig kanonniers der 1e en twintig der 2e klasse, in welke organisatie bij ministeriëele aanschrijvingen nog een paar malen kleine wijzigingen werden gebracht. | |
[pagina 95]
| |
Volgens Z.M. besluit van den 3den Januari 1864 bestaat het garnizoen tegenwoordig uit: a. Den grooten staf, samengesteld als boven, waarbij nog behoort een officier van gezondheid 1e klasse (chef van de geneeskundige dienst), een van de 2e klasse, drie van de 3e klasse, alsmede een apotheker 3e klasse. b. Den kleinen staf, ook als boven samengesteld. c. Eene kompagnie jagers, bestaande uit: een kapitein, een 1e luitenant, twee 2e luitenants, een sergeant-majoor, acht sergeanten, een fourier, veertien korporaals, vier hoornblazers en tamboers, vijf en twintig jagers der 1e en 149 der 2e klasse. d. Eene kompagnie veld-artillerie, samengesteld uit: een kapitein, een 1e luitenant, twee 2e luitenants, een sergeant-majoor, een sergeant-majoor vuurwerker, zes sergeanten, een fourier, tien korporaals, twee hoornblazers, dertig kanonniers der 1e en 73 der 2e klasse. | |
B. De schutterij.De schutterij op Curaçou bestaat uit een landelijke en stedelijke, waarvan de eerste noch gewapend, noch gekleed is en slechts van tijd tot tijd in de distrikten ter inspectie wordt opgeroepen. De stedelijke schutterij daarentegen is gewapend en gekleed en houdt maandelijks oefening gedurende de negen eerste maanden van het jaar. Deze bestaat uit een bataillon, samengesteld uit een staf en vier kompagniën. Elke kompagnie is in twee pelotons verdeeld, waarvan het eerste de manschappen bevat van 20-30 en het tweede die van 31-35 jaren. De landelijke daarentegen (landstorm) zal bestaan uit een bataillon, verdeeld in drie divisiën, nl. oost-, midden- en westdivisie, elke divisie samengesteld uit zooveel kompagniën als zij divisiedistrikten bevatten zal. De sterkte der stedelijke schutterij bedroeg op 1 April 1866: 17 officieren (waarvan 2 met verlof in Nederland) en 565 onderofficieren en manschappen (waarvan 244 op zee of afwezig waren). | |
C. Zeemacht.Het vaste station der zeemacht is bepaald op een schroefstoomschip 2 of 3e klasse en een of twee kleinere schepen, doch kan tijdelijk versterkt worden, naardat de omstandigheden zulks mochten vorderen. Door het verongelukken van Z.M. zeilschoener de Atalante op een der gevaarlijkste oostpunten van dit eiland, Kanon geheeten, is tegenwoordig hier alleen Z.M. schroefstoomschip de Prinses Marie, luitenant ter zee W.K. van Gennip, gewapend met 6 stukken en met 100 koppen bemand. Bij de policie zijn werkzaam een wachtmeester en een wacht- | |
[pagina 96]
| |
meester-titulair, benevens 7 brigadiers en 63 maréchaussées. Zij worden genomen uit het garnizoen en zouden in tijd van nood militaire dienst kunnen verrichten. 't Kan zijn dat ik in mijne zienswijze dwaal, wanneer ik, als leek in 't vak van al wat tot de militaire wetenschap behoort, beweer dat de tegenwoordige bewapening voor Curaçou onvoldoende is. Want trekt men van de bezetting af de zieken, de noodzakelijk geëmployeerden en wachten, dan zullen hoogstens 200 man, dus nog minder dan een oorlogsfregat aan wal kan zetten, geen ernstigen aanval kunnen weerstaan. Bovendien is de stad verstrooid en uitgebreid en daarom ook moeielijk te verdedigen. Wel kan men het binnenkomen der haven beletten door eene afsluiting met den ketting, of door de vuurmonden op de forten, doch ik vrees dat die verdediging moeielijk is vol te houden, aangezien men te weinig manschappen heeft om die stukken behoorlijk te bedienen, want telt men van de kompagnie artillerie de werkers af die noodzakelijk bij oorlog in de magazijnen moeten zijn, de zieken en de kleine detachementen op de forten Nassau en Beekenburg, dan is het getal dat overblijft waarlijk zeer gering. Bovendien geloof ik aller toestemming te hebben, indien ik beweer, dat de forten van Curaçou niet bestand zijn tegen de geweldige vernielingsmiddelen die onze eeuw heeft uitgedacht, en aangenomen dat de krachten van aanval en defensie ten opzichte van het binnenkomen der haven elkander neutraliseerden, dan toch blijven er, buiten de St. Annabaai nog vele gelegenheden tot landing overig. Doch meer dan op kanonnen en bajonetten heb ik mijn hoop gebouwd op het wijze en voorzichtige bestuur van Zijne Majesteit onzen geëerbiedigden Koning, en op het belang dat geheel Europa stelt in de onschendbaarheid van het Koningrijk der Nederlanden (die Paris-appel) en in de handhaving van het huis van Oranje op den troon van dit rijk. Daarop ziende, dunkt mij, mogen wij vertrouwen, dat geen andere de Baas, op omkooping en verraad vertrouwende, op onze kusten landen, dat geen d'Estrées meer met eene ontzagwekkende uitrusting tegen ons gezonden zal worden, geen Cassard onze huizen platschieten, onze velden afstroopen en contributiën lichten zal; dat geene binnenlandsche verdeeldheid of oproer de maatschappelijke orde zal dreigen om te keeren, geene meineedige Franschen als in 1800 het eiland zullen verarmen, geen Murray meer onze woningen verbranden en door blokkade ons uithongeren zal - maar dat deze kolonie in belangrijkheid voor het moederland steeds toenemen en onder Neerlands vlag het in alle opzichten goed hebben zal. |
|