Beschrijving van het eiland Curaçou
(1868)–G.J. Simons– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Korte beschrijving van de stad, de omstreken en eenige der voornaamste gebouwen.Het eiland Curaçou was eertijds verdeeld in drie divisiën, (de oost- of boven-, de midden- of stads- en de west- of beneden-divisie) die ieder weer in districten waren afgedeeld. Zoo telden de oost- en west-divisiën ieder drie, de midden-divisie daarentegen twee benevens de Willemstad. Deze verdeeling werd echter volgens een koninklijk besluit gewijzigd en van den 1sten Januari 1863 af werd het eiland in vijf districten verdeeld. Over ieder is het beheer opgedragen aan een commissaris, die belast is met het bijhouden der registers van den burgerlijken stand, de handhaving der politie enz., enz. In die verschillende districten worden ongeveer honderd plantages gevonden, behalve eenige savanna's, zijnde groepen van hutten door negers bewoond. Voor zoover een berg- en klipachtig eiland zulks toelaat, zijn de buitenwegen vrij goed onderhouden en verbinden ze niet alleen de districten, maar ook de afzonderlijke plantages met de hoofdplaats. Van alle districten is het eerste wel het meest belangrijke, omdat het de zoogenaamde voorsteden, Pietermaai, Scharloo, OtrabandaGa naar voetnoot1) bevat, alsmede de Willemstad aan de haven of St. Anna-baai. PietermaaiGa naar voetnoot2), een strook gronds langs de zee, ten oosten | |
[pagina *7]
| |
Uitgave van G.S. de Tempe
Lith. v Tresling & Co. Amst DE WILLEMSTAD. a Het Gouvernementshuis b. De Protestantsche kerk c. Het Waterfort d. De Breestraat e De Waterkant | |
[pagina 85]
| |
der Willemstad gelegen, is eerst omstreeks 1750 bebouwd geworden en vormt thans eene breede straat, waaraan ter weerszijde groote en kleine huizen staan. Zij scheidt zich eindelijk in tweeën en gaat ten oosten om het WaaigatGa naar voetnoot1), waar het zich met den weg van Scharloo vereenigtGa naar voetnoot2). De straat oostwaarts volgende heeft men ter linkerzijde den berg ‘Altena’ met een protestantsch kerkhofGa naar voetnoot3), vervolgens nog ter rechterzijde vrij aanzienlijke buitenverblijven met vrij groote koralen, die met boomen beplant zijn, afgewisseld door eenige vervallene gebouwen en kleinere woningen, terwijl eindelijk de weg zich in eenige ruïnen en armoedige hutten verliest en een eenzame weg wordt, rondom met doornstruiken en cactusplanten bezet.
Scharloo is eene streek gronds, die uit een eenigen steen bestaat en ten zuiden door het Waaigat, ten noorden door ontzag inboezemende rotsen wordt begrensd, die in de drooge maanden een ruw en woest, maar in den regentijd, als alle planten en heesters groen zijn, een schilderachtig gezicht opleveren. Men vindt hier vele schoone woonhuizen, die van achteren aan het Waaigat uitkomen, en een belangrijke scheepstimmerwerf aan de havenzijde met eene lange rij pakhuizen. Op eene der noordwaarts overhangende kruinen van het Scharloo-gebergte is het fort Nassau gebouwd. Otrabanda noemt men dat gedeelte, hetwelk aan de overzijde der haven is gelegen. Het is ten zuiden begrensd door een vrij breed water, hetwelk door eene smalle strook gronds, het ‘rif’ genaamd, van de zee is gescheiden. Op dat rif bevindt zich aan den mond der haven een fort, en meer westwaarts ziet men een soort van gesticht voor krankzinnigen, alsmede een paar kamers voor met boassie of lepra besmette personen, welk verblijf der ellende, naar ik hoor, eerlang door een ander en doelmatiger gebouw vervangen zal worden. Nog meer westwaarts bestond er vroeger op dat rif ook eene galg, bestaande uit twee hooge steenen kolommen, van boven door een ijzeren balk vereenigd en daaronder een beenderenput. Doch beide voorwerpen zijn verdwenen en, naar ik verneem, | |
[pagina 86]
| |
wordt nu deze plek als begraafplaats gebruikt voor de R.-Katholieke armen, die in het tegenoverliggend gasthuis overlijden. Ten noorden van Otrabanda heeft men eene lange rij klippen, op een van welke, de zoogenaamde gouvernements-klip aan de havenzijde, men een onbeschrijfelijk schoon panorama op de haven en omstreken heeft, die zoowel door de plantages aan het Schottegat, als door de wit en geel geverfde huizen met roode daken aan beide zijden der haven eene rijke afwisseling geven. Beneden deze klip bestaat een uitgebreide scheepstimmerwerf en zijn er verschillende woon- en pakhuizen gebouwd. De voornaamste straat van Otrabanda is de Breêstraat, die van het oosten naar het westen loopt en aan beide zijden met vele particuliere woonhuizen prijkt, in welker benedengedeelte soms een winkel is. Ten zuiden staat er eene groote R.-Katholieke kerk in. De straat loopt eindelijk uit in den zoogenaamden ‘rooden weg’, die met klipsteen of cactusheggen is afgezet, waarvan zich aan de noordzijde de begraafplaats der R. Katholieken, en ten zuiden het kerkhof der protestanten, alsmede nog eene particuliere begraafplaats van de familie Helmund bevindt. Deze roode weg is het begin van den grooten rijweg, die naar het noorden loopt. Een weinig voorbij het militair hospitaal, dat ten zuiden nabij het rifwater gebouwd is, vindt men den tuin ‘Planters-rust,’ waar de weg belangrijk rijst en verder krom en hobbelig, rijzend en dalend wordt en verschillende zijwegen heeft, die naar de plantages voeren. Behalve de Breêstraat en het Molenplein, zijnde een breed, vrolijk plein voor de huizen langs de haven zuidwaarts naar de zee zich uitstrekkende en dus genoemd, omdat er vroeger een windmolen stond, bestaat Otrabanda uit een belangrijk getal nauwe straten en stegen, die ten zuiden naar eene achterbuurt, ‘Carthagena’ genaamd, leiden, waar men voorname en wel ingerichte huizen, o.a. ook een gasthuis vindt. Hoewel achteraf, hebben die woningen het voordeel dat zij frisscher zijn dan in de stad en bovendien aan het rifwater uitkomen. Ten noorden van de Breêstraat heeft men eene menigte steegjes, die opwaarts loopen en naar eene bergachtige vlakte voeren, waarop verschillende aanzienlijke en minder aanzienlijke huizen staan. Tusschen Otrabanda en de Willemstad bevindt zich de haven, die zeker de schoonste en beste van geheel W.-Indië is. Altijd heerscht daarin groote levendigheid, niet alleen door de binnenkomende of uitgaande schepen, maar ook door de menigte over en weer varende pontjes (zijnde langwerpige vierkante bakken, die ongeveer een 12tal personen kunnen bevatten) en door een neger met een langen riem worden overgewrikt. | |
[pagina 87]
| |
In de Willemstad, die ongeveer 7500 inwoners bevat, heeft men dicht bij den mond der haven het gouvernementshuis met een ruim plein er voor. Door eene poort onder dat gebouw komt men op een ander plein, waar ter rechter- en linkerzijde de woningen der officieren zijn en in den noordoostelijken hoek de Protestantsche kerk staat. Onder de straten zijn de Heerenstraat, die nagenoeg van het noordwesten naar het oosten loopt, alsmede de Breêstraat en de gracht aan den havenkant de voornaamste. Mercuur voert hier voornamelijk het gebied, wat dan ook in die straten groote levendigheid geeft. Overigens is de Willemstad doorsneden met eene menigte duistere gangen en nauwe steegjes, die zeer onregelmatig geplaveid zijn en waarin de huizen zoo op en in elkander staan, door de daarvoor gebouwde gaanderijen, dat men zonder veel moeite zijn overbuurman een hand kan geven. In deze buurt bevindt zich ook eene synagoge. De stad was vroeger, uitgezonderd aan de havenzijde, met een versterkten muur omringd, doch op den 13den Mei 1861 sloot het bestuur, na verkregen koninklijke goedkeuring, eene overeenkomst met eene commissie, uit vijf personen bestaande. De concessionarissenGa naar voetnoot1) namen op zich den muur af te breken, het terrein gelijk te maken, het Waaigat gedeeltelijk te dempen en eene kade aan te leggen, voor welke onderneming zij dan de geheele vlakte ten oosten en noorden der Willemstad tot aan Pietermaai, met uitzondering van een marktplein en de aan te leggen straten, in eigendom zouden bekomenGa naar voetnoot2), en daar men reeds met het bouwen van huizen is begonnen, zal het te voorzien zijn, dat misschien binnen weinige jaren de nu nog kale en dorre vlakte met schoone gebouwen prijken zal.
In Curaçou zijn de huizen altijd van steen gebouwd, dien men van de klippen eerst laat afspringen, en verwonderlijk is het te zien, hoe men die ruwe rotsblokken weet ineen te passen en tot een gelijken muur te maken. De voornaamste gebouwen zijn: het gouvernementshuis, dat, zooals reeds werd opgegeven, zeer schoon aan den ingang der haven ligt. Het is vrij lang, prijkt, van het voorplein gezien, | |
[pagina 88]
| |
met verschillende ramen en heeft in het midden een vooruitspringenden koepel, die bij den ingang der poort, welke naar het binnenplein voert, op pilaren rust. Aan beide zijden zijn in de hoogten nog bloemtuintjes aangebracht, doch deze zijn wegens gebrek aan water niet veel bijzonders. Op dit oogenblik is het huis onbewoond wegens den bouwvalligen toestand waarin het zich bevindt, en de herstelling er van zal groote onkosten veroorzaken. De protestantsche kerk is, gelijk uit voorgaande opgave blijkt, insgelijks in het fort gelegen. Dit gebouw, vroeger uitsluitend aan de Hervormde, maar sedert het verbranden der Luthersche kerk aan de vereenigde Protestantsche gemeente behoorende, is hoog en luchtig. Na den trap, die in het front is, beklommen te hebben, gaat men langs twee andere, die aan beide zijde gebouwd zijn, er binnen. Tegen het oosten staat een zeer nettte predikstoel, waar tegenover een eenigszins verheven gestoelte met kap voor den gouverneur is gebouwd. Tegen het noorden is een sierlijk orgel, hetwelk op twee pilaren rust, en daartegenover een gaanderij, die gewoonlijk door militairen wordt bezet. De officieren hebben beneden hunne afzonderlijke zitplaatsen, die evenals de andere banken en stoelen van bruin glad hout zijn. De kerk is verwulfsgewijze gebouwd en het dak rust op vier steenen pilaren. In het midden van het verwulf is een wijzerplaat, die in verbinding staat met een uurwerk in den wel kleinen, maar netten toren, welke het dak versiert. Het benedengedeelte van het kerkgebouw levert, even als het onderste gedeelte van het gouvernementshuis, ruime koele magazijnen en bergplaatsen op. Naast de kerk staa nog de algemeene secretarie, zijnde een onlangs hernieuwd, maar zeer eenvoudig gebouw, waarin nog verschillende landskantoren gehouden worden. Een der grootste en sierlijkste gebouwen van dit eiland is het stad- of raadhuis, dat voor weinige jaren door den luitenant-ingenieur Schut werd gebouwd. Langs twee trappen in het front komt men in eene ruime vestibule, die ter linker- en regterzijde zalen bevat, waar de rechtbank en de koloniale raad hunne zittingen houden. Zij loopt uit in eenen langen gang, die tot verschillende kantoren, zooals dat van den procureur-generaal, den districts-commissaris enz. enz. toegang verleent. Beneden heeft men bewaarplaatsen voor gevangenen, woningen voor den cipier en verschillende andere bergplaatsen. In het front zoowel als in de vestibule vindt men zware steenen pilaren, waarop het dak rust. Zij werden opgetrokken met het oogmerk om tot steun te dienen voor een toren, die het gebouw zou versieren, doch door gebrek aan geldmiddelen kon dat plan niet ten uitvoer worden gebracht. Ten oosten van het stadhuis, juist | |
[pagina 89]
| |
tegenover het geprojecteerde marktplein, is men thans bezig met de opbouwing van eenen nieuwen tempel voor de Nederlandsch Hervormde Israëlitiesche gemeente alhier, die, als hij gereed is, zeker mede een sieraad voor de stad zal zijn. In de Willemstad bevindt zich nog, zooals reeds gezegd is, de Joodsche synagoge, die in het jaar 1730 is gesticht. Ware dit gebouw niet door allerlei woningen omsloten, het zou zeker meer in het oog moeten vallen, want het is hoog en op zware kolommen rustend. Eene binnenplaats, die men door een poort betreedt, geeft tot den tempel den toegang. Het inwendige van dit gebouw heeft iets sombers, vermits de kleine vensters weinig licht doorlaten. Bij avondgodsdienstoefening is de kerk echter zeer goed verlicht en levert dan een indrukwekkend gezicht op. Dicht bij den ingang des tempels vindt men eene verhevenheid waarop de wet wordt voorgelezen, en waar ook het gestoelte is waarin de Rabbijn zijne toespraken houdt. Daartegenover is op eene andere verhevenheid de kast geplaatst, die de wetrollen bevat, en aan beide zijden van deze hoogten zijn zitbanken voor de mannen. De vrouwen hebben hunne plaats op eene vrij breede gaanderij, die voor een groot deel langs het geheele gebouw loopt en op houten pilaren rust, en men vindt daarheen toegang door een steenen trap, van buiten aan het gebouw aangebracht. Eerlang zal, naar ik verneem, in dien tempel een orgel worden geplaatst, hetgeen het inwendige niet weinig verfraaien zal. Onder de openbare gebouwen behoort ook eene groote Roomsch-Katholieke kerk aan de overzijde. Het is een langwerpig vierkant gebouw met drie daken en schijnt uit verschillende huizen te zijn samengesteld. Hoewel laag van verdieping, kan het echter veel menschen bevatten. Tegenover den kansel, die aan de westzijde staat, is een vrij goed orgel, en aan het zuideinde vindt men een vierkanten, onvolbouwden toren met een klok er in, die bij den aanvang der godsdienstoefeningen of begrafenissen gebruikt wordt. Aan dezelfde zijde der stad bevindt zich ook nog een algemeen gasthuis, dat in 1855 meerendeels uit de giften van Protestanten en Israëlieten werd opgericht. Het is een ruim, zindelijk gebouw, waar de lijders door zusters van liefdadigheid goed worden verpleegd. Jaarlijks krijgt de inrichting eene subsidie van het gouvernement, en somsworden er nog algemeene collecten gedaan. In het gebouw zelve is nog een kapel aangebracht, waarin getrouw dienst wordt gedaan, hetwelk tevens een bewijs is, dat het geheel onder het bestuur der R.-Katholieken staat, iets wat zeker niet in den geest der inschrijvers was. Meer westwaarts van het gasthuis heeft men, ter linkerzijde van den Rooden weg, op eene vrije voor den wind open plek nog een militair hospitaal met daarbij behoorend wachthuis. Het is voor weinige jaren gebouwd, heeft een langwerpig vierkanten vorm, bezit | |
[pagina 90]
| |
ruime en luchtige zalen en is mede eene dier inrichtingen die deze kolonie tot sieraad verstrekken. Over openbare gebouwen sprekende, mogen wij niet het Klooster vergeten, zijnde vroeger een particulier huis aan het Molenplein, doch waarin nu de R.-Katholieken sedert eenige jaren een kapel gesticht en een school hebben opgericht voor meisjes. Of de aan die inrichting verbondene onderwijzeressen naar behooren geëxamineerd zijn staat niet aan mij te beoordeelen, zooveel is echter zeker, dat onder de Israëlietische en Protestantsche ingezetenen die school veel vertrouwen heeft verloren, sedert eene der scholieren tot de R.-Katholieke kerk werd overgehaaldGa naar voetnoot1), en dat zij daarom reikhalzen naar den aanvang van eene bijzondere inrichting van onderwijs, die door aandeelhouders is opgericht en eerlang onder den naam van ‘Collegium Neerlandicum’ geopend worden zal. Voor het overige levert Curaçou, wat openbare gebouwen betreft, weinig belangrijks meer op. Men vindt er nog een spaar- en beleenbank, waar niet alleen gelden in bewaring worden genomen, maar ook zaken van waarde kunnen beleend en in bewaring worden gehouden, en men onder waarborg geld kan krijgenGa naar voetnoot2); eene weeskamer, die op gelijke wijze ten nutte der bevolking werkt; eene Hollandsche en Engelsche logeGa naar voetnoot3), waarin de VV∴ MM∴ hunne vergaderingen houden, doch deze allen zijn meer om het nuttige der instelling, dan om het bijzondere van hun gebouw merkwaardig, daar het meest gewone woonhuizen zijn. Simplex veri SigillumGa naar voetnoot4) zou men bijna met den grooten Boerhave zeggen. |
|