Beschrijving van het eiland Curaçou
(1868)–G.J. Simons– Auteursrechtvrij
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ligging van het eiland. - Uit- en inwendige gesteldheid des bodems.CuraçouGa naar voetnoot1), een der vele eilanden waardoor Amerika omringd is, ligt in de Caraïbische zeeGa naar voetnoot2) ongeveer 41 Engelsche of zeemijlen, dus circa 13 uren, van den vasten bodem van Z. Amerika. Het behoort tot de zoogenaamde Benedenwinds-eilanden en is in den oceaan op 12°-67′ N.B. en 68°-59′ W.L. (Greenwich) gelegen.Ga naar voetnoot3) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UITLEGGING DER KAART aanwijzende eenige, voor zoover het bestek zulks toeliet, PLANTAGES, BERGEN, VERSTERKINGEN ENZ.
PLANTAGES.
BERGEN.
Z. ZOUTPANNEN. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zich uitstrekkende van het noordwesten naar het zuidoosten, bezit het eiland eene eenigszins langwerpig ronde gedaante, waarvan de uiteinden het breedste zijn. De lengte, hemelsbreed genomen, is 57000 ellen of 20 uren gaans, de grootste breedte daarentegen slechts 5 uur, terwijl de oppervlakte wordt opgegeven 7.62 □ Duitsche of geographische mijlen te zijn. Ongeveer in het midden is het eiland zeer smal en heeft daar slechts eene breedte van ¼ uur. Van vulcanischen oorsprong zijnde, is het terrein golvend en met heuvels bezaaid, waarvan 30 den naam van bergen dragen, die over het algemeen in het noorden en oosten steil, maar naar het zuiden zacht afhellend zijn. Geen dezer is echter vuurspuwend of geeft zelfs eenig vermoeden dat hij het ooit geweest is; ook vormen zij onderling geen zamenhangende keten en zijn in het oostelijke deel minder menigvuldig dan in het westelijke, waar de bodem ook hooger ligt. Onder die bergen is in het westen de St. Christoffel, die circa 400 ellen hoog is, en in het oosten de Tafelberg, die zich 300 ellen boven den waterspiegel verheft, de voornaamste; dan volgen nog in het westelijke deel de Priesterberg en de Drie Gebroeders, die circa 900 voeten hoog zijn, terwijl de overige die eene meestal kegelvormige gedaante hebben, niets meer dan heuvels verdienen genoemd te worden. Zij vereenigen zich soms aan den voet, waardoor kegelvormige dalen ontstaan, waarin zich door afspoeling eene aardlaag ophoogt, die geschikt voor cultivatie is. Onder de baaien van dit eiland telt men ten zuiden vooral de St. Anna-baai, welke eene der prachtigste havens vormt; wijders die van St. Michiel, de Caraccas-baai, die van St. Marie en Knip, terwijl men ten noorden de baai Savonnet, St. Pieter, Hato en eindelijk St. Joris heeft. Ten opzichte der kapen, wier getal zeer klein is, valt weinig te zeggen. Men vindt er eene ten zuidoosten van het eiland, die ‘punt Kanon’ wordt geheeten en die door den sterken stroom welke bestendig langs de kust gaat en de vreeselijke branding zeer gevaarlijk voor de scheepvaart is. Wijders zou men onder de kapen ook nog de Westpunt en kaap Marie kunnen rekenen. Vruchteloos zoekt men hier naar rivieren of beken; alleen op de plantages Hato, San Pedro en nabij die van Bon Pays op den berg Rincon vindt men zeer kleine, doch heldere zoetwaterbronnen, die uit rotsspleten te voorschijn komen; echter vindt men in de meeste lage gedeelten van het eiland putten, welke zeer goed drinkwater opleveren, ofschoon zij bij langdurige droogten ook dikwerf hun water verliezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ofschoon onder den invloed van een tropischen hemel het verweeringsproces grootere vorderingen dan elders maakt, zoo heeft echter eene oplettende beschouwing en een wetenschappelijk onderzoek van diep opgedolven gesteenten, dat grijze schrift der oudheid, het resultaat opgeleverd, dat de bodem van Curaçou uit slechts drie bergsoorten bestaat (groensteen, zandsteen, kalksteen), die ieder op een bijzonder vormingstijdperk wijzen. Vermits de gewone verbindingslagen, die op een langzamen overgang wijzen, ontbreken, is de vorming der genoemde grondgesteenten door een langen tusschentijd van elkander gescheiden. Niet onwaarschijnlijk is het dat dit eiland vroeger aan het vaste land van Amerika gehecht is geweest, doch toen onder den spiegel van een alles bedekkenden oceaan verborgen lag, waaruit dit punt later door groote aardschokken opgeheven is, welke opstuwing, volgens de opgegeven richting der bergen, van het noorden naar het zuiden schijnt te hebben plaats gegrepen. Als bewijs voor zulk eene onderzeesche verbinding zou ik willen bijbrengen niet alleen een zekere overeenkomst van de grondgesteenten, maar ook dat hier telkens de stuiptrekkingen gevoeld zijn der aardbevingen, waardoor de bodem van Amerika geteisterd werd. In welk opheffingstijdperk van het tegenwoordig door de wetenschap aangenomen twaalftal zulks met Curaçou is geschied, kan niet met zekerheid worden opgegeven. Het middelste gedeelte des eilands, dat als het ware eene verbinding uitmaakt tusschen het oostelijke en het westelijke deel en uit eene grondstof bovendien bestaat, hoedanig alleen aan de kusten wordt aangetroffen (rifsteen) en die daarbij vele zoutdeelen bevat, welke door regen opgelost, later op de oppervlakte zich als kristallen vertoonen, heeft bij deskundigen het vermoeden doen ontstaan, dat dit gedeelte langer dan de beide uiteinden onder den waterspiegel bedekt gebleven en later daaruit is opgeheven. Die langzame opstuwing van den bodem in het algemeen schijnt echter voort te duren, want ziet men 1 de verschillende uitholingen aan de kusten, eertijds door de eeuwig bewegelijke zee gemaakt, welke nu verre boven de gewone waterlijn liggen, 2 het droog loopen hier en daar van het strand, b.v. bij het fort Beekenburg, waar 10 ellen boven de oppervlakte des waters zich duidelijke sporen van een vroeger strand en zelfs nog de overblijfselen van een uitgestrekte oesterbank bevinden, dan zou men, in verband met hetgeen nog op andere plaatsen daarover kan worden waargenomen, tot het besluit mogen komen, dat die opstuwing (van daling des waterspiegels kan toch wel geen sprake zijn) gedurende de laatste halve eeuw circa één voet bedroeg.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langs de kust vindt men overal koraalformatie, die de plaats van zeeduinen vervangt en de verwoesting tegenhoudt, welke door de branding der zee anders gemakkelijk ontstaan kan. Het grondgesteente van dit eiland, waarop de overige gesteenten gelegd zijn, is, volgens het onderzoek, door den opperbergraad Stifft in Aug. 1827 ondernomen, de groensteen, die in acht onderscheidene nuances voorkomt.Ga naar voetnoot1) De eerste variëteit, waaruit een groot deel der Z.O. helft van het eiland bestaat, doet zich voor als een vast gesteente, van eene vuile berggroene kleur, nu eens in het blauwachtig-groene en grauwe, dan weder in het geelachtig-groene en grauwe overgaande. Bij breking, die schilferachtig is, zijn de kanten een weinig doorschijnend en mat en schijnt het felsiet te zijn door een weinig hoornblende gekleurd, die voor de blaaspijp oprijst en eenigzins transparent wordt. Van deze soort is moeilijk een groot stuk te bekomen, vermits zij altijd gescheurd is. In de eenigzins blauwe stukken, alsmede in het deeg, vindt men kwartsaderen, die zich echter verliezen. Soms is die vermenging zóó menigvuldig, dat men ze voor kiezelschiefer zou houden. Deze groensteen is op de splijtingsvlakten met een geclachtigen, witten speksteen overtrokken, die bij de aanraking vettig is en soms in vertakkingen tusschen den groensteen loopt. Een tweede meer zeldzaam voorkomende variëteit is de groensteen van vuile lookgroene kleur en ongelijke aardachtige breuk, die langzamerhand in chlorietgesteente overgaat en eene schilferachtige zamenstelling aanneemt, waarin zwavelkies voorkomt. Een derde wijziging van het grondgesteente vindt men op den weg van Koraal naar St. Barbara en meer westwaarts tusschen Jongbloet en Zapatero. Zij bestaat uit groensteen van een zwartgrauwe kleur, vermengd met gelijke hoeveelheid feldsteen, feldspaath en hoornblende, welke laatste hier volkomen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zwart is. Soms komen ook daarin nog augietkorrels voor, die er meest groenachtig zwart uitzien, maar soms ook wel eene lichte look- en olijfgroene kleur aannemen en voor oliviën konden gehouden worden. Ook vindt men in dezen groensteen soms kleine, maar glanzende korrels van magneetijzer, waardoor hij groote gelijkvormigheid met doloriet verkrijgt. Eene vierde afwissseling van het grondgesteente is van aschgrauwe kleur, ontstaande uit de verbinding met feldspaath en hoornblende. Soms komt er een weinig magneetijzer, nog zeldzamer augiet in voor, soms ontbreekt dit bijmengsel geheel, zooals bij den laatsten seinpost in het oostelijk deel. Groensteen, met gelijke hoeveelheid feldspaath en hoornblende vermengd, komt ook nog voor ten noorden van het gebergte de Drie Gebroeders, en ten noorden van de plantage Knip, waar men de hoornblende sterk glanzig en kristallen van feldspaath vindt, waarin grijsachtig zwarte en zachte korrels worden gevonden, soms van eene regelmatige gedaante. De vijfde modificatie wordt tusschen de Westpunt en de plantage Savonet opgemerkt. De hoornblende komt er zeldzamer in voor, zoodat het gesteente meer eene naar het gele zwevende groengrijze kleur heeft, en de feldspaath-kristallen, die verstrooid, als bij het porfier, in het deeg voorkomen, hebben meer een zekeren parelsnoerglans in plaats van den vroeger beschreven glasglans; ook loopen er nog kwarts- en spekaderen door. Bij bovengenoemde plantage vindt men als zesde variëteit eene zeldzame groensteensoort, die nergens meer wordt opgemerkt. Zij bestaat uit hoornblende en feldspaath, beiden innig vermengd en in kristalvorm afgescheiden, soms zoo menigvuldig en opeengehoopt, dat het deeg verdwijnt en het gesteente korrelig kristalvormig wordt, soms ook zoo weinig en verwijderd, dat het iets porfierachtigs krijgt. Rood ijzeroxide, dat bij wijlen geheel zuiver voorkomt, kleurt de massa roodbruin en vermeerdert de zwaarte aanzienlijk, zoodat men zich dit gedeelte misschien voor ijzerproductie ten nutte kan maken. Bovendien vindt men er nog kwarts- en kalkspaathaderen in en schijnt in de massa koolzure kalk te zijn ingedrongen, daar zij met zuren opbruist. Bij verweering wordt de massa aardachtig, en als groenachtig witte of geheel witte vlekken vertoonen zich er de feldspaathkristallen in; de hoornblende als groene vlekken en het gesteente wordt alsdan een thonporfier. In sommige stukken komen groene inmengselen voor, die wel iets van olivine hebben, doch misschien eerder moeten gehouden worden voor eene innige vereeniging van feldspaath en hoornblende. Nog een andere verscheidenheid doet zich als de zevende voor op de heuveltoppen in het westen. 't Is een fijnkorrelige groensteen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soort, waarin hoornblende en feldspaath vooral de overhand hebben. In het oostelijk deel van het eiland treft men die varieteit slechts maar op een paar plaatsen aan en zou men de massa voor verweerd houden, zoo niet dezelfde vermenging ook nog op 20 voet diepte werd gevonden. Feldspaath en hoornblende, innig vereenigd, vertoonen eene vetachtig glanzende massa, soms met lichtgele vlekken, waarin men met een vergrootglas de feldspaath kan ontdekken, soms ook met donker olijf- en zwartachtig groene vlekken, die het aanzijn van hoornblende verraden. Beiden hebben echter zoowel glans als hardheid verloren, zoodat men ze met de vingers in stukken kan breken, welke stukken op het gevoel vetachtig zijn en ronde blaasachtige ruimten hebben, wier wanden met een dunne geelachtig groene korst omgeven zijn. Eenige korrels zijn bruinachtig zwart en gelijken op asphalt, waarvan zij echter èn door gewicht èn door het gemakkelijk smelten voor de blaaspijp te onderscheiden zijn. In de nabijheid van de plantage St. Joris schijnt dit gesteente in de eerste groensteenvariëteit gangswijze door te breken, terwijl er eene vijf à zes duim dikke ijzererts-strook door heenloopt. Bij de plantage Savonnet komt het niet in gangen, maar in ronde klompen voor en vereenigt zich met den omringenden groensteen zonder dezen te veranderen. De achtste variëteit ten laatste, die men waarnam, is een dichte, schijnbaar gelijksoortige massa met eene menigte onregelmatige, meestal ronde korrels van feldspaath en hoornblende, die op de wijze van amandelsteenen ingesloten zijn. Bij verweering vallen deze korrels, soms niet grooter dan een speld, er uit en maken het gesteente poreus. Dikwerf komt in deze massa zwavelkies voor, nu eens verspreid, dan weder in dunne laagjes; hoogst zelden treft men er toevallige leimengselen in, het minst glimmerschiefer. In het korrelige veranderingsgesteente wordt soms kwarts aangetroffen in stukken, doch waar het in het vaste gesteente met feldspaath is vereenigd, doet het zich in aderen voor. De groensteengebergten vormen geen zamenhangende keten. Zij komen onregelmatig gescheurd voor, bevatten ook geene geregeld tusschengeschoven lagen van andere gesteenten dan van de kiezellei, die meestal in den vorm van schelpigen hoornsteen en pyriet is overgegaan. De smalle gangen van kwarts, of, deze dikwerf met feldsteen verbonden, die in de groensteengangen voorkomen, schijnen tot gangen van roodkopererts, zwavelkoper, malachiet en gedegen koper te leiden, maar zij hebben geen bepaalden loop en schijnen te gelijk met het gesteente ontstaan te zijn.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een tweede rotssoort, waaruit dit eiland bestaat, is de oude of doode zandsteen, die er meestal aschgrauw of grijs, soms geelachtig groen uitziet, en welk gesteente bestaat uit kwarts, feldspaath, groensteen, kiezelschiefer, kalkspaath-blaadjes en glimmer, die door een kalkachtig deeg verbonden zijn. Soms vindt men er stukjes kalksteen in, soms ook komt in enkele beddingen het meest kalspaath voor, doch dan heeft het kalkachtige deeg de overhand. In dezen zandsteen vindt men het meest scherphoekigen kiezelschiefer, terwijl de hoeken der andere inmengselen afgerond zijn. De zandsteen is òf grof òf fijn van korrel; waar het laatste voorkomt, daar is hij wel eenigzins aan den fijnkorreligen nieuwen grauwak gelijk; de bindingsstof is er minder kalkachtig, want kwarts en een zilverwit gekleurde glimmer maken het hoofdbestanddeel uit, waarbij ook soms nog zwavelkies komt, in tegenoverstelling van den grofkorreligen, die veel ijzeroxide bevat. De fijnkorrelige zandsteen schijnt in de nabijheid van den groensteen soms in chloriet over te gaan, krijgt dan gelijkvormigheid met den nieuwen grauwak, wordt bij verweering bruin, en toont op de splijtingsvlakten eene zekere naar metaalglans zwevende kleur. In den zandsteen onderscheidt men duidelijk de lagen en ziet men hoe de fijnkorrelige zich met de grofkorrelige lagen afwisselen. Dunne lagen van de eerste vindt men echter nog altijd daar waar de laatste de overhand hebben. Onder de tusschengeschoven lagen in den zandsteen komt o.a. in de benedenste voor een kalksteenlaag van een grauwachtig zwarte kleur met klei en zwavelkies vermengd. Wijders nog vindt men er lagen van kiezelschiefer in, die wel niet groot zijn, maar toch regelmatig zich uitstrekken. Langer dan andere gesteenten het verweeringsproces wederstaande, maakt ook de kiezelschiefer, waar die zich in de bergen bevindt, dat zij langer blijven bestaan, en gewoonlijk vormt hij dan, zoo als bij den Christoffelberg is op te merken, een scherpen en rotsachtigen kam, die door de rechtstaande kloven en regelmatige splijtingen der laag in bijna gelijke stukken wordt verdeeld en in de verte het vermoeden zou doen ontstaan alsof hij uit gehouwen steenen was opgericht. De kiezelschiefer gaat meestal in schelpvormigen hoornsteen en pyriet over, verandert op enkele plaatsen in rooden en gelen ijzerkiezel of in jaspis of chalcedon, doch moeilijk zijn hunne grenzen te bepalen. Een grauwe door ijzeroxide rood gekleurde steenkolenklei (thonschiefer), ofschoon geen groote bedding vormende, wisselt soms met den fijnkorreligen zandsteen af, doch week en zacht zijnde, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verandert hij door opneming van kiezelaardige zelfstandigheid en gaat meest over in kiezelschiefer. In den zandsteen worden geene gangen gevonden, behalve eenige kwartsaderen, die door de fijnkorrelige loopen. De laatste weerstaat het verweeringsproces langer dan de grofkorrelige, vermits deze eene grootere hoeveelheid kalkdeeg bevat. De verweering maakt de grofkorrelige ook tot gruis, terwijl de andere meer samenhangend blijft, en geeft aan beiden een donkere kleur, die bij de grofkorrelige sterker wordt. Grooter echter is de invloed, dien de verweering op het kiezelschiefer uitoefent, want, niet alleen dat het ondoorzichtig en er door ontkleurd wordt, maar ook de karakteristieke splijting houdt op, en men krijgt ten laatste een poreus gesteente, gelijkvormig aan den puimsteen, dat aan de inwerking van vuur zou doen denken, en dat men volstrekt niet meer voor kiezelschiefer herkennen zou, welke verandering van zulk een vast en der verweering trotseerend gesteente opmerkelijk en moeielijk te verklaren is.
De jongste en laatste soort van gesteente, waaruit de bodem van Curaçou is zamengesteld, is de kalksteen, wiens benedenste vrij harde lagen een aschgrauwe en wiens oppervlakte een roodgeelachtige kleur heeft. Op den vasten kalksteen vindt men eene meestal vrij dikke laag, die, ofschoon tot de kalksteensoort behoorende, hare formatie door meandrinen, madreporieten, koralen enz. verkregen hebben. Ook treft men kegelvormige kokers van 2-3 voet lengte en 3-5 duim middellijn aan, welke er als zoogenaamde donderbeitels uitzien. Deze zijn echter met versteende infusoriën en kalkmassa doordrongen, doch hebben het puntige en scherpe van den oorspronkelijken vorm behouden. Dat gesteente wordt bedekt door een kalkachtig mengsel, dat enkele malen stroogeel, maar meestal bruinrood gekleurd en soms vast, soms schilferig is; bevat dit mengsel echter kwarts en groensteenkorrels in zich, dan wordt het zandachtig. De bovenste afzettingen dezer lagen zijn van lateren oorsprong, en hebben hun ontstaan te danken aan de vernietiging van vroegere formatiën, welk proces van belangrijke motiën moet vergezeld zijn geweest, vermits men bijna overal gebroken petrefacten vindt. De aldus geformeerde zandsteen, bestaande uit stukken mergelkalk, overblijfselen van kwarts- en groensteen, verbonden door een kalkachtig deeg, met gebroken pectiniden, madreporieten, planorbes, heeft een poreus zandachtig voorkomen, en wordt hier het meest tot het bouwen van huizen gebezigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De onderste kalklagen zijn dun en naar het Z.O. instortende. Overal treft men er groote en kleine spleten en uitholingen in aan, die zich soms door latere inwerking der golven, zoo als bij de plantage Hato, tot een grot hebben verwijd, wier wanden met druipsteen en stalactieten zijn overtrokkenGa naar voetnoot1). Vermits de massa in de bovenste kalklagen niet gelijkmatig samengesteld is, scheiden deze wel gemakkelijk, doch onregelmatig, en daardoor verweert dan ook het eene gedeelte van de oppervlakte spoediger dan het andere, hetgeen de wegen hobbelig en oneffen maakt. De mergel, dien men soms hier en daar vindt, en voor een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgave van G C de Tempe
Lith. v Tresling & Co. Amst. GROT VAN HATO. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tusschengeschoven laag zou houden, behoort echter tot de kalkformatie, even als de met het kalkdeeg vermengde steenklompen. Aan het verweeringsproces biedt de roodachtige kalksteen minder tegenstand dan de gele en deze weêr minder dan de grauwe. De beide eerste gaan over in mergel en worden daarom spoediger verweerd, waardoor de oppervlakten van vele kalkhoogten dikwerf met een aardachtige en zandachtige mergellaag worden bedekt. De kalk met zijn mergel is het jongste gesteente en vormt de kusten, welke vorming nog steeds blijft aanhouden, daar de op het strand geworpene dus genoemde zeesteenen (versteende zeeproducten meestal) voortdurend met kalkmassa verbonden worden. Deze bestendige formatie, die den ingang aan vele baaien, b.v. bij de plantage Fuik, aanmerkelijk heeft verkleind en droog gemaakt, is vooral ook waar te nemen aan den ingang der haven en zal, zoo sterk toenemende als zulks in de laatste 25 jaren is geschied, haar voor groote schepen misschien nog eens ontoegankelijk makenGa naar voetnoot1). |
|