Een been onder het zand
(1967)–Kees Simhoffer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
[pagina 117]
| |
IDe deur piept of er een nest jonge katten te koop is. Geen kleedjes op de tafels en het ruikt naar bier. Een café van niks. Op een stoel achter het buffet een vrouw met een hond. De klitterige vacht groeit als onkruid in haar gebloemde jurk. Ze zit het beest te vlooien. Er ligt zo'n rubbermat met gaatjes waar je hakken in blijven steken. Ze loopt niet meer zo gemakkelijk op hoge hakken, maar ze heeft geen betere. Die dokter heeft het verboden. Tenminste die hele hoge pinnen. Het heeft iets met de stand van het bekken te maken. Hij smeerde een of ander vettig goedje en toen kreeg je het gevoel dat hij met zijn hele hand naar binnen verdween. Ze had gesprongen van de pijn. En die dokter vloeken dat ze zich niet aan moest stellen. Verder moest ze zoutloos en geen naaldhakken. Thuis heeft ze de laatste tijd wel een paar platte van haar moeder aangehad, maar je kan moeilijk weggaan met de schoenen van je moeder. - Hebt u nog een kamer? Het mens veegt de hond van haar platte schoot en verdwijnt zonder wat te zeggen door een matglazen deur die roestig is van de rook. Ze trekt met een been. Haar jurk slobbert als een nachtpon. Even zijn de bloemen erop achter het troebele glas nog zichtbaar. Net een verregend boeket. Dan is het glas weer bruin. Ze hoort ergens een deur slaan. Op goed geluk veegt ze de druppels uit haar gezicht en doet haar natte jas los. De hond komt naar haar toe- | |
[pagina 118]
| |
schuiven, met zijn buik slap over de grond. Hij komt goor onder zijn eigen vacht bij haar liggen. Kijkt haar met modderige ogen aan en likt een spat zo groot als vogelpoep van haar schoen. Dan vlagt hij een onbegrijpelijk sein met zijn klonterige tong. Kan het stomme beest er wat aan doen! Ze zal er wel mooi opstaan met haar natte hoofd. Maar ze ziet nergens een spiegel om zich op te knappen. En naar de w.c. durft ze niet zolang die vrouw weg is. Het enige wat blinkt, is de koffiezetmachine, maar als je je daarin spiegelt, loopt je gezicht met je weg. De hond springt bij haar op schoot, wanneer ze aan een tafeltje gaat zitten. Ze krijgt hem er niet af, hij blijft plakken. Of hij het ruikt. Dan kijkt ze het café rond. De stoel achter het buffet is een leunstoel met bruine pluche. Goed voor een opoe om langzaam in dood te gaan, maar niks voor een café. Boven de matglazen deur hangt een reklameplaat met een juffrouw stijf in bikini. Of het ding eroverheen is geplakt. Een mond van aardbeienjam. Zo'n plaat is altijd veel te mooi. Zelf heeft ze tien hittegolven nodig om bruin te worden. Tegenover de deur aan een kale muur hangt een oude klok. Het ding staat stil, precies op twaalf uur. De school gaat uit of de doden beginnen te spoken. Een klok moest vierentwintig uur aan wijzen. Zo weet je nog niks. Verder is het café dood. Ze hoort alleen de regen tegen de ruiten slaan, maar dat is buiten.
De halve stad is ze afgelopen voor ze ergens naar binnen durfde. Een hotel kan je niet proberen zonder papieren. Ze schrijven je altijd in en de politie komt de registers | |
[pagina 119]
| |
nakijken. En ze kijken natuurlijk naar je dikke buik. In het park waar ze haar brood heeft zitten eten, zat ze ook kompleet voor schut. Haar boterhammen waren zo kleddernat dat je ze uit kon knijpen. Haar hele tas dreef. En toen er ook nog een heilsoldate bij haar kwam zitten met zo'n po op het hoofd, was ze helemaal maar gauw opgestapt. Die wijven willen altijd helpen en ze kijken of ze alles van je weten. Haar been doet weer pijn. Van al dat lopen natuurlijk. Zo'n hele dag op straat is ook geen pretje. Soms lijkt het wel of er een breinaald in haar been zit die naar haar buik wijst, zo gemeen kan het steken. Ze heeft konstant het gevoel gehad, dat ze het kind kon verliezen. Zo op de stoep. Haar broek is al de hele dag nattig. In een tijdschrift heeft ze eens plaatjes gezien van een kind, als het nog niet geboren is. Heel raar wanneer je het nooit gezien hebt. Het heeft geen huid, maar het zit in een plastic zak, blauw als water. Gewoon iets van een andere planeet. Op school heeft de biologiezuster er wel eens een les aan besteed. Maar die stotterde erbij of ze een doodzonde biechtte. Aan nonnen heb je ook niks. Die vertellen je niet meer als op een doopbericht staat. En thuis generen ze zich helemaal. Haar moeder houdt wel de kalender goed bij. Als ze maar iedere maand de verbandjes op tijd in de was heeft, is de opvoeding geslaagd. Toen ze het de eerste keer kreeg, wist ze van niks. Moeder ik heb bloed in mijn goed. Ze kreeg een verbandje. Verder niks. De dag daarna had ze de hele dag op haar benen staan trillen en bij de gymnastiek op school kreeg ze ervan langs dat ze niet | |
[pagina 120]
| |
goed meedeed. 's Avonds wist ze niet wat ze met het verband moest doen. Toen ze begon te vrijen, was ze nog zo groen als gras. Al haar collega's deden het met hun vrijers. En zij van één keer. Ze wist niet eens hoe het moest. Ondanks alle verhalen van die meiden op de zaak die voor elke knul hun rok optrokken. Hij had een hele tijd liggen klungelen voor zijn ding goed zat. Met zijn elleboog op haar schouder. Ze weet alleen dat het pijn deed en dat het zo gebeurd was. Toen het de keer erna uitbleef, rook haar moeder meteen nattigheid, dat wel. Een moeder is nu eenmaal benauwd voor schandaaltjes als ze zelf het voorbeeld heeft gegeven.
Ze kan zich de bruiloft nog goed herinneren. Zeven was ze. En hartstikke jaloers op haar stiefvader. Toen hij voor het eerst liefje tegen haar moeder zei, had ze hem in zijn gezicht gekrabd, maar haar nagels waren pas geknipt. Tijdens de huwelijksreis was ze uitbesteed bij haar oma die op een ouderwets bovenhuis woonde waar het altijd rook naar goedkope eau de cologne en waar ze haast van het balkon was gevallen. Toen ze weer naar huis mocht, zat híj op háár plaats aan tafel. Het was altijd heibel met hem. Zolang ze zich kan herinneren. Voor hem is een vóórkind vuile vis. Hij kan wel goed mooi weer spelen, maar toen hij alles hoorde, viel de huichelarij als een schil van zijn gezicht: - Daar laat je ze godverdomme voor studeren van je zure geld. En niet eens je eigen kind. Heeft ze daarvoor op die school al die onzin geleerd, om haar benen uit elkaar te doen? | |
[pagina 121]
| |
Hij heeft het altijd over ze, of hij met zijn huwelijk een heel weeshuis heeft georven en de mulo noemt hij studeren. Maar toen Jan met die kursus klokkenmaken begon twee keer per week 's avonds, zat alles meteen goed. - Da's niet gek, als je klokken kan maken. Als de klok dan kapot is, kan jij hem maken. Maar je had wel wat beter op de klok kunnen kijken toen je Annie tussen haar benen dook. Hij had zijn kunstgebit uit zijn mond geschaterd en haar moeder zat zuur te grinniken met de lippenstift verkeerd op haar mond. Dat heeft ze altijd als ze zit te lachen, dan spant de verf als een elastiekje om haar gebit. Jan had een rode kop gekregen, maar vanaf die avond zijn ze het roerend eens. Hele avonden zitten die twee te dammen en hij zegt vader tegen hem. Huichelaar! Die bewuste avond is ze eigenlijk al op het idee gekomen, dat hij best die kursus kan volgen en later klokken maken, zonder dat zij erbij is. Horlogier noemt hij zichzelf. Als ze morgen thuis komen, schrikken ze zich rot. Ze vindt het alleen naar voor haar moeder. Die gaat zich natuurlijk op zitten vreten van de zenuwen waar zij uithangt. En zij zit het hier koud te krijgen. Met een zieke hond op schoot, die er ook niks aan kan doen. Het beest kijkt tenminste behoorlijk raar uit zijn ogen. Zij weet het ook niet meer. Waar blijft dat mens? | |
[pagina 122]
| |
IIZe heeft het haar man gevraagd van dat meisje. Maar er is een show op de t.v. Je krijgt er nooit een stom woord uit. Dat ding staat altijd veel te hard. - Kom nou Jan, die show kan nog wel zo lang duren. Ik weet ook niet wat ik met haar aan moet. Ze gaat terug naar het café. De klant zit nou te slapen met hun hond op schoot. Maar als hij haar hoort, laat hij zich vallen en schuift terug achter het buffet. Ze wringt een vuile doek uit en komt naar het tafeltje waar dat kind aan zit te slapen, onderuit, met haar benen een beetje uit elkaar. Moet je nou zien, dat kind is nat tot op haar hemd. Of ze met haar hele lichaam heeft lopen huilen. Is natuurlijk van huis weggelopen, omdat haar buik te dik werd. Die ouders zijn ook het doodschoppen niet waard. Uit pure gewoonte veegt ze de bierkringen van het tafeltje, maar die zitten al jaren in het hout gebeten. Arm schaap. Natuurlijk van een of andere knul die zijn handen niet thuis kon houden en zo'n kind dan laat zitten. Moet je dat nou zien slapen. Ze zouden zo'n meisje bij hun moeten houden, maar waar leg je ze te slapen? Daar is haar man. Hij blijft grinnikend in de tussendeur staan, onder de limonadeplaat. Eigenhandig de show-meisjes van de t.v. naar bed gebracht! Hij vult de hele deur. - En? De sigarepeuk zit tussen zijn gele tanden. Ze weet precies wat hij nou denkt. Ze kent het al jaren van buiten. | |
[pagina 123]
| |
Hij heeft allang zijn buik vol van het café. Niet genoeg te doen. Alleen met marktdag. Dan zit de zaak de hele morgen vol vrouwen en kinderen van buiten. Drinken enkel koffie. En flesjes gazeuse voor de kinderen. De rest hebben ze zelf bij zich. In enorme boodschappentassen waar af en toe een van de kleintjes in duikt met een gemak of het er ook uit voort gekomen is. Daar zullen ook wel kinderen bij zijn uit een verboden buik. Ze weet precies hoe hij erover denkt. Ze maken de vloer vies en ze verteren niks. Hij kan pisnijdig worden als die boerinnen een kleine met een natte broek op een tafel leggen om de zaak te verschonen na een hele morgen in de stad. Andere klanten zijn er niet. Enkel met de kermis wat jong volk. En af en toe een verdwaalde dronkelap. Ze weet dat hij een dochter had willen hebben. Met een frisse knappe meid achter de tapkast zou hij iedere avond volk hebben. - Maar waar moet je zo'n meid die weet wat ze waard is, vandaan halen. Mijn vrouw heeft het niet in zich. Als het aan mij lag. Nou doen we een week met een fles ouweklare. Ga maar na. Dat was tegen een klant. Hij wist niet dat zij stond te luisteren. Met de tussendeur op een kier. Ze had het gevoel gehad, dat ze een steen naar haar hoofd kreeg van haar eigen vent.
- Ik durf haar niet wakker te maken. Moet je hem naar dat schaap zien kijken. Dat kind heeft het pleit al verloren voor ze haar mond open kan doen. Hij staat zijn broek op te halen. - Zet de juke-box aan, is alles wat eruit komt. | |
[pagina 124]
| |
Ze doet het. Het meisje maakt een beweging in haar slaap, maar wordt pas wakker als de plaat op is. Ze trekt haar rok over de knieën en zit hun hulpeloos aan te kijken. Straks moet ze weer de straat op met dat rotweer. Alleen omdat ze de verkeerde deur binnen is gegaan. Ze is nog te moe om overeind te komen. - U heeft zeker ook geen kop koffie meer? Het schaap gelooft zelf niet meer in een antwoord. Zij zegt niks, hij moet maar beslissen. Anders geeft het toch weer heibel. Ze schijnen al twintig jaar niet zonder te kunnen.
Toen zijn eerste vrouw een week dood was, kwam er al een advertentie voor een buffetjuffrouw. Daar is zij toen op afgekomen. Ze was vijftien jaar jonger. Zijn familie beschouwt haar nog steeds als een mislukte slet. Hij had gevraagd of ze wou blijven en toen had ze maar ja gezegd. Er was in haar leven niks om ervoor in de plaats te doen. En hij sliep slecht sinds de dood van zijn vrouw, je went aan een warme helft in je bed. Toen er geen kinderen kwamen, is hij veranderd. Het lag aan haar. Ze is er wat dokters voor afgelopen. Het hele rijtje van het telefoonboek. Drie keer geopereerd. Drie keer een stuk lichter. Hij kon het niet verwerken. Na de laatste keer ziekenhuis was het zelfs op ruzie uitgedraaid. Hij had haar uitgescholden voor alles wat vuil was. Met een koele kip kon hij niet neuken. Ze was grienend de straat opgegaan, maar na een dag tot het besef gekomen dat er niets was om naartoe te gaan. Ze had in een telefooncel opgebeld. En toen ze met de hoorn | |
[pagina 125]
| |
in haar hand stond en zijn stem hoorde, was het geweest of ze over een ander stond op te bellen. Na die dag heeft ze wortel geschoten in het café. Die ruzie was het eind van hun latijn. Er kwam een juke-box. Daar had ze al jaren om gebedeld. Maar de paar platen die ze cadeau hadden gekregen van de firma die het ding kwam zetten, zitten er nog steeds in. Er heeft eens een jongen met zijn meisje vijf minuten vóór staan kijken. Toen deed hij zijn dubbeltje weer in zijn portemonnee: - Heeft u niks anders? Op deze hier heeft mijn moeder nog gedanst. Ze hadden betaald en waren weggegaan. Ze hoort hem nog tegen dat grietje van hem zeggen: - Hier zien ze me niet meer. Het ruikt hier naar een begrafenis
Waar wacht ze eigenlijk op? Ze weet precies wat hij gaat zeggen. Het staat op zijn huid geschreven. - We hebben geen bed en de koffiemachine is uit. Het is al laat. Hij wijst naar de oude klok met een slappe vinger. Het meisje kijkt. Het ding staat al jaren stil. Er was nooit reden om hem op te draaien. En de koffiemachine gebruiken ze amper. Hij pakt voor haar langs een doosje lucifers. Dan probeert hij met zijn hoofd scheef om zijn neus niet te verbranden, de peuk in zijn mond nieuw leven in te blazen. De rook kruipt in zijn ogen en veroorzaakt een vette traan die verder met verdriet niks te maken heeft. | |
[pagina 126]
| |
Het kind staat op en doet haar natte jas dicht. Eén knoop zit nog maar met één draadje vast. Nu moet ze wat zeggen, waar het schaap iets aan heeft, maar ze heeft niks. Nog geen kop koffie voor de klant. Het regent nog. De druppels sijpelen langs de ramen. Wie er het eerst met zijn verdriet beneden is. Zo'n weer was het toen ze twintig jaar geleden kwam solliciteren. Als het meisje buiten is, loopt hun hond schichtig naar de deur en likt in de ruit die beslagen is van de warmte, een opening om het arme kind na te kijken. Maar ze is al in de regen verdwenen. De gore vlek van zijn vacht steekt tegen het donker buiten af als een stuk vergeten wasgoed. Dan sluipt hij terug naar het buffet, met enkel regen in zijn tranige ogen. Ze weten niet eens haar naam. Hij had toch minstens haar naam kunnen vragen. De hond weet het beter dan zij. - Dat beest is ziek, hoort ze haar man, vandeweek maak ik hem af. Hij sloft naar de deur en doet de grendel erop. - Wat ga je nou doen Annie? Hij kijkt haar lullig aan omdat ze de stoel van achter het buffet tot onder de klok sleept. Ze kan er net bij, maar wanneer ze een paar keer heeft gedraaid, knapt er wat binnenin. De klok wil niet meer. Ze komt van de stoel. Haar man doet het buffetlicht uit. - Laten we maar naar bed gaan. Trek jij door? Dat zegt hij iedere avond. Nou loopt hij naar de tussendeur, zijn broek alvast los te maken. Met de andere hand krabt hij in zijn oksel. | |
[pagina 127]
| |
Ze ziet ieder detail. Of ze naar een wildvreemde vent staat te kijken. Dan gaat ze hem achterna. De hond slaapt in het café. |
|