| |
| |
| |
Woordregister
a* naam in waterlopen 776 [Künzel] {2.3} |
à voorzetsel 1832 [wei] <Frans {4.2} |
A4 bepaald papierformaat 1992 [gvd] <L {3.4/5} |
aaibaarheidsfactor factor volgens welke de wereld wordt ingedeeld 1969 [De Coster 1999] {4.4} |
aaien* strelen 1717 [Claes Tw. 9] |
aak* schip 1520 [hws] {1.2.4/4.1.11} |
aal* beenvis 755-768 [Künzel] {2.3} |
aalbes* vrucht 1500 [Claes Tw. 12] {4.1.2} |
aalmoes gift 1236 [cg i 1, 22] <Frans |
aalmoezenier katholiek geestelijke 1251-1275 [cg i 1, 292] <Frans {4.1.8} |
aalscholver* pelikaanachtige 1868 [wnt] |
aambeeld* blok waarop metalen bewerkt worden 1599 [Kil.] |
aambei* besachtige opzwelling van de aderen 1485 [mnw] {1.2.1} |
aamborstig* kortademig 1351-1400 [hws] |
aan* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
aanappelen* rotzooien, onverschillig te werk gaan 1974 [Endt] {1.2.5/3.1} |
aanbakken* vastkleven 1632 [wnt] |
aanbevelen* aanraden 1656 [wnt abuseeren Suppl] |
aanbidden* met geestdrift vereren 1240 [Bern.] {1.2.5} |
aandacht belangstelling 1430 [hws] <Duits |
aandoening* gewaarwording 1553 [wnt haast] |
aaneen* bijwoord van tijd: elkaar in tijd opvolgend 1436 [hws] {4.1.7} |
aanfluiting* voorwerp van bespotting 1637 [Statenvertaling (2 Kronieken 29:8)] |
aangaande* voorzetsel 1854-1855 [wnt] {4.2} |
aangenaam* behaaglijk 1475 [hws] |
aangeschoten* dronken 1880 [wnt weg i] |
aangezicht* gezicht 1477 [Claes Tw. 9] {1.2.4/1.2.5} |
aangezien* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2} |
aanhangwagen wagen die door andere wordt voortgetrokken 1934 [Vd Sijs 1996, 236] <Duits {1.4/4.1.10} |
aanhankelijkheid innige gehechtheid 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
aanklampen* staande houden 1672 [wnt Suppl] |
aanleiding* omstandigheid die iets ten gevolge heeft 1614 [wnt] |
aanlengen* verdunnen 1592 [wnt] |
aanmatigen, zich wederrechtelijk aanspraak maken op 1658 [wnt] <Duits |
aanminnig* bekoorlijk 1348 [mnw] |
aanranden* te lijf gaan (al dan niet met ontucht) 1544 [hws] |
aanrecht* keukenblok 1542 [Dasypodius] {1.2.5} |
aanrichten* veroorzaken 1597 [wnt Suppl] |
aanschijn* gelaat 901-1000 [wps] |
aanstonds* bijwoord van tijd: gauw 1673 [wnt Suppl] {3.1} |
aantal onbepaalde veelheid 1634 [wnt land] <Nederduits {3.2} |
aantijgen* beschuldigen 1562 [Naembouck] |
aanvaarden* beginnen 1240 [Bern.] |
aanvallig* bekoorlijk 1633 [wnt abel] {1.2.5} |
aanvangen* beginnen 1350 [mnw] |
aanvankelijk bijwoord van tijd: in het begin 1784-1785 [wnt] <Duits {4.1.7} |
aanwezig* voorhanden 1561 [wnt verdrinken] |
aap* primaat 1451-1500 [mnw] {4.1.3} |
aapje* huurrijtuig 1880-1885 [wnt] {4.1.10} |
aar* bovenste deel van de halm van graangewassen 1240 [Bern.] |
aard* akker 1019-1030 [Claes] {1.2.6/2.3} |
aard* geaardheid 1287 [cg NatBl] {1.2.6} |
aardappel* eetbare knol 1712 [wnt] {4.1.6} |
aardbei vrucht 1597 [wnt] {4.1.2} |
aarde* grond 901-1000 [wps] {1.2.6} |
aarde* onze planeet 1624 [wnt] {1.2.6} |
aardewerk* vaatwerk van aarde 1596 [wnt vreemdigheid] |
aardig* bekoorlijk, mooi 1420 [hws] {1.2.3} |
aardig* vriendelijk, beleefd 1786 [wnt] {1.2.3} |
aardrijkskunde geografie 1769 [Geographische Oefening schetzende de geheele aardrykskunde] |
aardvarken buistandig zoogdier 1779 [wnt] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aardwolf hyena-achtige 1882 [wnt z.j.] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
aars* anus 1410 [mnw] {4.4} |
aartsbisschop metropoliet 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
aartsdom zeer dom 1866 [wnt] |
aarzelen* weifelen 1600 [wnt] {1.2.3/3.1} |
aas* lokspijs, voedsel 1287 [cg NatBl] {1.2.3} |
aas de één in het dobbel- en kaartspel 1350 [mnw] <Frans {1.2.3/4.1.18} |
abactis secretaris 1899 [dbl] |
abacus telraam 1515 [wnt trezoor] <Latijn |
abattoir slachthuis 1861 [wnt villen i] <Frans |
abces ettergezwel 1669 [mey] <Frans |
abdicatie troonsafstand 1824 [wei] <Frans |
abdiceren troonsafstand doen 1824 [wei] <Latijn |
abdij klooster 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2} |
abdis overste van vrouwenklooster 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8} |
| |
| |
abdomen onderbuik 1661 [Aanv wnt] <Latijn {3.2} |
abductie wegvoering 1658 [mey] <Latijn |
abeel populier 1240 [cg i Gent] <Frans |
abel bekwaam 1350-1420 [mnw] <Frans |
abel spel Middelnederlands wereldlijk toneelspel 1410 [mnw] {4.1.15} |
aberratie afwijking 1658 [mey] <Frans |
abessijn kattensoort 1951 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
abituriënt eindexamenkandidaat 1824 [wei] <Duits |
abject verachtelijk 1824 [wei] <Frans |
ablatief zesde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
ablaut regelmatige klankwisseling 1846 [wnt wortel] <Duits |
abnormaal tegen de norm 1864 [wnt] |
abolitie afschaffing 1540 [hws] <Frans |
A-bom atoombom 1945-1950 [Van Nierop 1975] <Engels {4.1.14} |
abominabel afschuwelijk 1301-1400 [hws] <Frans |
abonneren intekenen 1824 [wei] <Frans |
aborteren een miskraam hebben of opwekken 1650 [mey] <Latijn |
abortief vruchtafdrijvend 1824 [wei] <Frans |
abortus ontijdige geboorte, miskraam 1663 [mey] <Latijn |
abracadabra toverspreuk 1726 [wnt] <Grieks {3.1/3.2/4.3} |
abri wachthuisje 1886 [kku] <Frans |
abrikoos vrucht 1625 [wnt Suppl] <Frans {4.1.2} |
abrupt plotseling plaatshebbend 1650 [mey] <Frans |
abscis afstand van een punt tot de y-as 1847 [kku] <modern Latijn |
abseilen zich langs een touw naar beneden laten zakken 1997 [Kampioen dl. 112, 4, 606-66, 7] <Duits {3.2} |
absent afwezig 1404 [Claes] <Frans |
absenteren, zich zich verwijderen 1448 [hws] <Frans |
absentie afwezigheid 1370-1378 [hws] <Latijn |
absint likeur 1775 [wnt] <Frans {4.1.6} |
absolutie vergiffenis van zonden 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
absolutisme onbeperkte heerschappij 1872 [gvd] <Frans |
absoluut volstrekt 1553 [Vd Werve] <Latijn |
absolveren kwijtschelden 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
absorberen inzuigen 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
absorptie inzuiging 1824 [wei] <Frans |
abstinent iemand die zich vrijwillig onthoudt 1301-1350 [hws] <Frans |
abstinentie vrijwillige onthouding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
abstract afgetrokken 1650 [Claes Tw. 12] <Latijn |
abstractie afgetrokken begrip 1824 [wei] <Frans |
abstraheren in gedachte afzonderen 1824 [wei] <Latijn |
absurd ongerijmd 1548 [wnt] <Frans of Latijn |
absurditeit ongerijmdheid 1658 [mey] <Frans |
abt overste van monnikenklooster 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.8} |
abuis vergissing 1410 [mnw] <Frans |
acacia boomsoort 1554 [Dod.] <Latijn |
academicus iem. met academische opleiding 1648 [wnt raken] <Latijn |
academie genootschap ter bevordering van wetenschap en kunst, hogeschool 1575 [wnt wassen i] <Latijn |
acanthus doornachtige plant 1608 [wnt berenklauw] <Latijn |
a capella zonder instrumentale begeleiding 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
accelerando bijwoord: in versneld tempo 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
acceleratie versnelling 1625 [wnt Suppl] <Frans |
accelerator versneller 1896 [kui] <Engels |
accelereren versnellen 1553 [Vd Werve] <Frans |
accent klemtoon 1240 [Bern.] <Frans |
acceptabel aannemelijk 1720 [mey] <Frans |
acceptant iem. die op zich neemt een wissel te betalen 1631 [wnt] <Frans |
acceptatie aanneming, aanvaarding 1511 [hws] <Frans |
accepteren aannemen 1452-1494 [hws] <Frans |
accessoires bijkomende zaken 1503 [Boutillier] <Frans |
accijns verbruiksbelasting 1629 [wnt] <me Latijn |
acclamatie toejuiching 1688 [wnt knevelarij] <Frans |
acclimatiseren aan een ander klimaat gewennen 1824 [wnt] |
accolade haakje tot verbinding van twee of meer regels 1824 [wei] <Frans |
accommodatie aanpassing 1624 [wnt] <Frans |
accommoderen aanpassen 1582 [wnt Suppl nalezing] <Frans |
accompagneren begeleiden 1598 [wnt] <Frans |
accordeon toetsinstrument 1847 [kku] <Frans {4.1.16} |
| |
| |
accorderen overeenkomen, overeenstemmen 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
accountant rekeningkundige 1897 [koe] <Engels |
accrediteren van geloofsbrieven voorzien 1734 [wnt] <Frans |
accu energiereservoir 1919 [wnt] {1.1/1.2.4/1.2.5} |
acculturatie aanpassing aan de cultuur 1952 [Aanv wnt] |
accumulatie opeenhoping 1786 [wnt] <Frans |
accumulator energiereservoir 1875 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
accumuleren opeenhopen 1524 [hws] <Frans |
accuraat nauwkeurig 1654 [mey] <Duits |
accuratesse zorgvuldigheid 1698 [wnt] <Duits |
accusatief vierde naamval 1605 [P. Heyns, Cort onderwys] <Latijn |
ace bij tennis: service die niet kan worden geretourneerd 1984 [gnn] <Engels |
acetaat zout van azijnzuur 1847 [kku] |
aceton oplosmiddel 1898 [gvd] |
acetyleen koolwaterstof 1895 [wnt volume] |
ach* tussenwerpsel: uitroep van droefheid 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
achenebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3} |
achilleshiel kwetsbare plaats 1872 [gvd] |
achillespees pees aan de hiel 1908 [wnt] |
achromatisch kleurloos 1824 [wei] |
acht* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
acht* aandacht 1350 [hws] {1.2.5} |
achtel* achtste hectoliter, oude inhoudsmaat 1460-1514 [mnw] {3.1} |
achteloos* onoplettend 1550 [wnt] {1.2.5} |
achten* acht slaan op 1265-1270 [cg Lut.K] |
achter* voorzetsel 876-900 [cg ii 1, 39] {1.2.5/4.2} |
achterbaks* stiekem 1451-1500 [mnw] |
achterban* onderafdelingen 1350 [mnw] |
achterdocht* argwaan 1599 [Kil.] |
achtereen* bijwoord van tijd: zonder tussenpozen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7} |
achterhoede* achterste troepen van een leger 1376-1384 [mnw] {4.1.14} |
achterklap* kletspraat achter iemands rug 1301-1400 [mnw] |
achterkleinkind* kind van een kleinkind 1784-1785 [wnt] {4.1.4} |
achterlijk* ten achteren zijnde 1758 [wnt Suppl] {1.2.5} |
achterstallig* niet op tijd betaald 1299 [cg i 1 Holland graf. kans.] |
achterste* billen 1567 [wnt] {1.2.1/4.4} |
achterwaarts* naar achteren 1445 [mnw] {1.2.5} |
achterwerk* billen 1882 [wnt z.j.] {4.4} |
achttien* telwoord 1266-1268 [cg i Gent] {4.2} |
achturig acht uur durend 1892 [wnt vakvereeniging] {3.1} |
acid lsd 1970 [R75] <Engels {4.1.6} |
acid house elektronische discomuziek 1988 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
acne vetpuistje 1832 [wei] <Grieks {3.2} |
acquisiteur werver van advertenties e.d. 1908 [Baale, Handboek vreemde woorden] {3.3} |
acquisitie aanwinst 1518 [hws] <Frans |
acquit kwitantie 1370-1378 [hws] <Frans |
acquitteren kwijten 1650 [Aanv wnt] <Frans |
acrobaat kunstenmaker 1824 [wei] <Frans |
acroniem letterwoord 1990 [wp] <Engels |
acrostichon naamvers 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
acryl kunststof 1974 [Aanv wnt] {4.1.9} |
act nummer 1965 [R75] <Engels |
acteren toneelspelen 1843 [wnt] |
acteur toneelspeler 1553 [Vd Werve] <Frans |
actie handeling 1390 [hws] <Latijn {1.2.3} |
actief werkzaam 1580 [wnt] <Frans |
actinium radioactief chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
activeren aanwakkeren 1847 [kku] <Frans |
activeren een computerprogramma actief maken 1999 [R99] <Engels |
activiteit werkzaamheid 1663 [mey] <Frans |
activum bedrijvende vorm 1633 [Ruijs] <Latijn |
actreutel actrice met een stijl van acteren uit de jaren vijftig 1970 [R84] {1.2.5/4.4} |
actualiteit onderwerp van de dag 1754 [wnt] <Frans |
actuaris wiskundig adviseur 1754 [wnt] <Latijn |
actueel op het ogenblik bestaand 1535 [wnt] <Frans |
acupressuur druktherapie 1910-1914 [Bauwens] |
acupunctuur geneeswijze d.m.v. naalden 1832 [wei] {1.2.5} |
acuut plotseling opkomend (van ziekte) 1832 [wei] <Latijn |
acuut dringend 1916 [wnt] <Latijn |
adagio bijwoord: bedaard 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
adagium spreuk 1650 [mey] <Latijn |
adamsappel strottenhoofd 1757 [Claes Tw. 9] |
adaptatie aanpassing 1863 [kku] <Frans |
adapter apparaat tussen stekker en stopcontact als de systemen niet passen 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
adapteren aanpassen 1847 [wnt] <Frans |
adat traditie 1804 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
adder* slang 1340 [mnw] {1.2.4} |
addict verslaafde 1984 [gnn] <Engels |
| |
| |
additief m.b.t. optelling 1847 [kku] <Frans |
additioneel toegevoegd 1672 [wnt] <Frans |
adel stand der edelen 1447 [hws] <Duits |
adelaar roofvogel 1477 [Teuth.] <Duits |
adelborst aspirant-officier bij de marine 1813 [wnt] {4.1.14} |
adellijk lang bewaard (van vlees) 1780 [wnt Suppl] |
adem* ingeademde lucht 1240 [Bern.] {3.1} |
adept ingewijde 1660 [wnt Suppl nalezing] <Latijn |
adequaat overeenkomstig 1658 [mey] <Latijn |
ader* bloedvat 1236 [cg i 1, 27] |
aderlaten* door het openen van een ader bloed aftappen 1537 [wnt Suppl] |
adhesie aantrekkingskracht 1820 [wnt] <Frans {1.2.6} |
adhesie instemming 1847 [wnt Suppl] <Frans |
ad hoc voor deze zaak 1839 [wnt assimileeren Suppl] <Latijn {1.2.6} |
adie tussenwerpsel: groet 1477 [Teuth.] {4.3} |
adieu tussenwerpsel: groet 1475 [hws] <Frans {4.3} |
adjectief bijvoeglijk naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
adjudant officier van de staf 1706 [wnt] <Frans {4.1.14} |
adjunct toegevoegd functionaris 1503 [Boutillier] <Latijn |
administrateur bestuurder 1540 [wnt Suppl] <Frans |
administratie bestuur 1299 [cg I4, 2709] <Frans |
administratief m.b.t. de administratie 1805 [mey] <Frans {3.2} |
administreren besturen 1488 [hws] <Frans |
admiraal opperbevelhebber van oorlogsvloot 1492 [wnt Suppl] <Frans {4.1.14} |
admissie toelating 1460-1486 [mnw verhalen] <Frans |
adolescent jongeling 1886 [kku] <Frans {4.1.4} |
adolescentie jeugdjaren 1847 [kku] <Latijn |
adopteren aannemen als kind 1553 [Van Mussem] <Frans |
adoptie aanneming als kind 1566 [wnt voorzicht] <Frans |
adoptief aangenomen (als kind) 1503 [Boutillier] <Frans |
adorabel aanbiddelijk 1720 [mey] <Frans |
adoratie aanbidding 1553 [Vd Werve] <Frans |
adoreren aanbidden 1553 [Vd Werve] <Frans |
ad rem ter zake, snedig 1824 [wei] <Latijn |
adrenaline bijnierhormoon 1910 [kwt] |
adres woon- of verblijfplaats 1574 [Claes] <Frans |
adresseren aan iem. richten 1512 [hws] <Frans |
adstructie toelichting, staving 1683 [wnt] <me Latijn |
adstrueren toelichten 1656 [wnt] <Latijn |
advent naderende komst (des Heren) 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
adverbiaal bijwoordelijk 1895 [wnt] <Frans of Latijn |
adverbium bijwoord 1633 [Ruijs] <Latijn |
advertentie aankondiging in krant e.d. 1785 [wnt Suppl] <Frans |
adverteren openbaar bekendmaken 1451 [hws] <Frans |
advertorial advertentie die gepresenteerd wordt als redactionele tekst 1988 [De Coster 1999] <Engels |
advies mening, raad 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn |
adviseren raad geven 1467-1490 [hws] |
adviseur raadgever 1847 [wnt] {3.3} |
advocaat rechtsgeleerde 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
advocaat tropische boom en vrucht 1770 [wnt] {4.1.2} |
advocaat eierdrank 1781 [wnt] {4.1.6} |
advocatuur werkkring van een advocaat 1924 [gvd] <Duits {3.2} |
aerobics gymnastische dans die de ademhaling bevordert 1984 [gnn] <Engels {4.1.18} |
aërodynamica leer van de beweging der gassen 1824 [wei] |
aëroob de zuurstof rechtstreeks onttrekkend aan de omgeving 1909 [wnt reincultuur] <Frans |
aëroplaan vliegmachine 1911 [wnt] <Frans {4.1.10} |
aërosol de in de lucht zwevende deeltjes 1949 [Kath. Enc.] |
af* bijwoord van plaats 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
afasie onvermogen tot taalgebruik 1863 [kku] <modern Latijn |
afbouwen* de bouw voltooien 1845-1849 [wnt] {1.2.3/1.2.5} |
afbouwen verminderen 1971 [Theissen 1978] <Duits {1.2.3/1.2.5/3.2} |
afbranden* vernietigend beoordelen 1985 [De Coster 1999] {1.2.1/1.2.5/3.1} |
afdanken* afwijzen, uit de dienst ontslaan 1546 [wnt Suppl] |
affabile lieflijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
affaire zaak 1300 [mnw] <Frans |
affect gemoedsaandoening 1557 [wnt Suppl] <Latijn |
| |
| |
affectatie gemaaktheid 1699 [wnt] <Frans |
affecteren voorgeven 1582 [wnt] <Frans |
affectie genegenheid 1433 [hws] <Frans |
affettuoso met veel gevoel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
affiche aanplakbiljet 1823 [wnt] <Frans |
afficheren aanplakken 1864 [wnt Suppl] <Frans |
affidavit attest 1832 [wei] <me Latijn |
affiliëren als kind aannemen 1824 [wei] <Frans |
affiniteit verwantschap 1553 [Vd Werve] <Frans |
affirmatief bevestigend 1656 [wnt] <Frans |
affirmeren bevestigen 1353 [hws] <Frans |
affix toevoegsel 1911 [Gonggrijp, Brieven van Opheffer aan de Redactie van het Bataviaasch Nieuwsblad, 140-41] <modern Latijn |
affreus afschuwelijk 1785 [wnt] <Frans |
affricaat klank die als explosief begint en als spirant eindigt 1912 [kku] |
affronteren krenken 1678 [wnt] <Frans |
affuit onderstel van een vuurmond 1564 [wnt Suppl] <Frans |
afgezaagd* zo dikwijls ter sprake gebracht dat het nieuwe er allang af is 1838 [wnt] |
afgezant (van staatswege) afgevaardigde 1637 [wnt] <Duits |
afghani munteenheid van Afghanistan 1925 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Afghaans {4.1.12} |
afgod* valse godheid 1240 [Bern.] |
afgrijzen* afschuw 1440 [mnw] |
afgrond* grondeloze diepte 901-1000 [wps] {1.2.6} |
afgunst* jaloezie 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
aficionado bewonderaar, fan 1986 [De Coster 1999] <Spaans {3.2} |
afijn tussenwerpsel: kortom 1903 [wnt] {4.3} |
afkalven* afbrokkelen (van aarden wanden) 1578 [wnt Suppl] |
afkatten afsnauwen 1970 [Aanv wnt] |
afkeer weerzin 1611-1620 [wnt] <Duits |
afkicken ontwennen van drugs 1968 [R75] <Engels |
afko afgekort woord, zoals aso of depri 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4/5} |
afkondigen* in het openbaar bekendmaken 1477 [hws] {3.1} |
aflaat* kwijtschelding van zonden 901-1000 [wps] |
afmatten uitputten 1654 [wnt] |
afnemer koper 1903 [wnt Suppl] <Duits |
afnokken weggaan 1937 [wnt] <Engels |
aforisme korte spreuk 1615 [wnt] <me Latijn |
a fortiori bijwoord: met meer reden 1600 [wnt reden i] <Latijn |
afrodisiacum geslachtsdrift stimulerend middel 1824 [wei] <modern Latijn |
afrorock combinatie van rock en Afrikaanse muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
afrossen* een pak slaag geven 1641 [wnt walgen] |
afscheid* het scheiden 1450 [mnw] |
afschuw gevoel van afkeer 1736 [wnt] <Duits |
afstijgen* naar beneden gaan 1561 [wnt] |
aft spruw 1896 [kui] <Latijn |
aftaaien weggaan 1974 [Endt] <Engels |
aftakelen* een schip aftuigen 1809-1811 [wnt] |
aftands* oud 1650 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen p, 53] |
aftershave scheerlotion 1965 [R75] <Engels |
aftrekken* in de wiskunde: verminderen 1445 [Claes Tw. 9] |
aftrekken* bevredigen 1906 [wnt Suppl] {4.4} |
aftroggelen* afhandig maken 1644 [wnt] |
aftuigen* afranselen 1912 [wnt] |
afvaardigen* iem. zenden en machtigen 1580 [wnt Suppl] {3.1} |
afvalbaron industrieel die de milieuwetten schendt 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
afvallig ontrouw 1637 [wnt] <Duits |
afwasmachine toestel dat de afwas doet 1961 [gvd] {4.1.9} |
afwezig* absent 1599 [Kil.] {1.2.5} |
afzakkertje glaasje sterkedrank na maaltijd of andere drank 1730 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
afzet het verkopen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
afzichtelijk* wanstaltig 1856 [wnt] |
afzien* (in de sport) lijden 1970 [Recht voor raap] {1.2.2/3.1} |
afzonderlijk* op zichzelf staande 1650 [wnt] |
agaat kwartsgesteente 1240 [Bern.] <Frans |
agar-agar gedroogd zeewier, de gelatine daaruit gemaakt 1765 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
agave vetplant 1852 [wnt] <modern Latijn |
agenda aantekenboek 1769 [wnt] <Latijn |
agenderen tot een agenda verenigen 1880 [wnt agenda Suppl] |
agens werkende kracht 1829 [wnt vocatief] <Latijn |
agent vertegenwoordiger 1554 [Stallaert] <Frans |
agent beambte bij de politie 1841 [wnt] <Frans |
agentuur handelsvertegenwoordiging 1847 [kku] <Duits |
ageren optreden 1490 [hws] <Latijn |
| |
| |
aggiornamento aanpassing van de kerk aan maatschappelijke ontwikkelingen 1975 [R75] <Italiaans {3.2} |
agglomeraat opeenhoping 1932 [wnt] <Frans |
agglomeratie opeenhoping 1926 [wnt Suppl] <Frans |
agglutinatie samenkleving 1847 [kku] <Frans |
agglutineren samenkleven 1824 [wei] <Frans |
aggregaat samenstel van werktuigen 1937 [wnt] <Duits |
aggregatie samenvoeging 1548 [wnt clausule] <me Latijn |
agio opgeld 1565 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
agitatie opgewondenheid 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitato onrustig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
agitator onruststoker 1847 [kku] <Latijn |
agiteren verontrusten 1553 [Vd Werve] <Frans |
agitprop communistische afdeling 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
agnostisch volgens de leer dat wij het transcendente niet kunnen kennen 1926 [wnt] <Engels |
agogiek vormingswerk 1992 [gvd] |
agogisch m.b.t. de agogiek 1929 [kwt] |
agoog welzijnswerker 1969 [Aanv wnt] |
agora centraal plein in oude Griekse steden 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
agorafobie pleinvrees 1910 [kwt] |
agrafie onvermogen om schriftelijk te formuleren 1903 [koe] |
agrariër landbouwer 1888 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13} |
agrarisch m.b.t. de landbouw 1769 [wnt] <Latijn |
agressie vijandelijke aanval 1592 [wnt] <Frans |
agressief aanvallend 1847 [kku] <Frans |
agressiviteit het agressief-zijn 1933 [wnt] <Frans |
agressor aanvaller 1961 [gvd] <Engels |
ah* tussenwerpsel: uitroep van verwondering, smart e.d. 1285 [mnw] {4.3} |
aha* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1850 [wnt] {4.3} |
aha-erlebnis plotseling dagend inzicht 1951 [wp (inzicht)] <Duits {3.2} |
ahob overwegboom 1950 [wp jaarboek 1962] <L {1.2.5/3.4} |
ahoi tussenwerpsel: uitroep om schip te praaien 1897 [wnt trechter] <Engels {4.3} |
ahorn esdoorn 1479 [Claes] <Duits |
ai* tussenwerpsel: uitroep van onaangename gewaarwording 1220-1240 [vmnw] {4.3} |
ai tandarm zoogdier 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Portugees {3.2/4.1.3} |
Aibo robothond 1999 [Sanders 2000] <Japans of Engels {3.2/4.1.18} |
aids ziekte 1983 [R84] <Engels {4.4} |
aikido Japanse gevechtssport 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18} |
aimabel beminnelijk 1777 [mey] <Frans |
air houding 1694 [wnt Suppl] <Frans |
airbag ballon in het dashboard van een auto die zich bij botsing opblaast 1994 [Vd Sijs 1996, 306] <Engels |
airconditioning luchtbehandeling 1939 [kwt] <Engels {4.1.9} |
airedaleterriër hondensoort 1919 [kwt] <Engels {4.1.3} |
airmile waardepunten die inwisselbaar zijn tegen reischeques 1994 [De Coster 1999] <Engels |
aïs met een halve toon verhoogde a 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
ajakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 118] {4.3} |
ajour opengewerkt 1824 [wei] <Frans |
ajuin ui 1285 [cg I2, 1021] <Latijn {1.2.4/4.1.6} |
ajuus, aju tussenwerpsel: groet 1747 [wnt] {1.2.4/1.2.5/4.3} |
akela leidster van de welpen bij de padvinders 1926 [Aanv wnt] <Engels |
akelei plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <me Latijn |
akelig* naar 1615 [wnt] |
aker emmer 1276-1300 [cg Lut.A] <me Latijn |
akkefietje karweitje, zaakje 1808 [wnt] |
akker* stuk bouwland 821-823 [Claes] {2.3} |
akkerbouwer* landbouwer 1556 [wnt Suppl] {4.1.13} |
akkoord overeenkomst 1290 [cg I2, 1454] <Frans |
akoestiek gehoorleer 1751 [wnt Suppl] <Frans |
akropolis stadsburcht 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
aks* bijl 901-1000 [wps] |
akte schriftelijk stuk 1453 [hws] <Frans |
akte hoofddeel van toneelstuk 1798 [wnt] <Frans {3.2} |
al* onbepaald voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.3/2.5/4.2} |
al* bijwoord van tijd: reeds 1634 [wnt Suppl] {4.1.7} |
alaaf* tussenwerpsel: carnavalskreet 1863 [kku] {4.3} |
alang-alang reuzengrassoort 1744 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alarm noodsein, onrust 1488 [hws] <Frans |
albast gipssoort 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
| |
| |
albatros stormvogel 1763 [wnt] <Engels of Frans {3.2} |
albe wit miskleed 1240 [Bern.] <Latijn |
albertijn munt 1600 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
albino mens of dier zonder pigmentkleurstof 1824 [wei] <Portugees {3.2} |
album boek met witte bladen om versjes of foto's te verzamelen 1700 [wnt] <Latijn |
album grammofoonplaat of cd 1974 [R75] <Engels |
albumine in water oplosbaar eiwit 1847 [kku] |
alcalde burgemeester 1695 [Schimpdicht op Jacob van Zuylen van Nyevelt] <Spaans {3.2} |
alcazar burcht 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
alchemie goudmakerij, primitieve scheikunde 1556 [wnt Suppl] <me Latijn |
alcohol kleurloze vloeistof 1770 [wnt Suppl] <modern Latijn |
alcoholica alcoholische dranken 1922 [wnt] <modern Latijn {4.1.6} |
alcomobilist autobestuurder onder invloed 1993 [De Coster 1999] |
al dente beetgaar (van deegwaren) 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2} |
alert bijdehand 1751 [wnt] <Frans |
alexandrijn versvorm 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst i, 179] <Frans |
alexie woordblindheid 1910 [kwt] |
alfa eerste letter van het Griekse alfabet 1560 [wnt Suppl] <Grieks {3.2} |
alfabet letters van een spellingsysteem 1484 [Claes] <Latijn |
alfanumeriek zowel met letters als cijfers werkend 1969 [Dijkman, Computer-abc 56] |
alg wier 1663 [Claes] <Duits |
algebra letterrekening 1612 [wnt Suppl] <me Latijn |
algemeen* gemeenschappelijk, universeel 1562 [Dict. Tetraglotton 328C] |
algoritme rekenschema 1734 [HubWes] |
alias bijwoord: ook wel genaamd 1391 [Claes Tw. 9] <Latijn |
alibi het aanwezig-zijn elders 1510 [wnt] <Latijn |
alikruik slak 1634 [wnt] <? {3.5} |
alimentatie toelage voor levensonderhoud van bloed- of aanverwanten 1737 [wnt] <Frans |
alinea nieuwe regel 1838 [wnt] <Frans |
alk steltloper 1763 [hou i, 5, 81] <Deens of Noors {3.2} |
alkali hydroxide van een alkalimetaal 1583 [Claes Tw. 12] <me Latijn |
alkoof klein vertrekje 1708 [wnt] <Frans |
Allah naam van God bij de moslims 1686 [wnt verwoedheid] <Arabisch {3.2} |
allee laan 1513 [wnt] <Frans |
allee tussenwerpsel: komaan 1654 [wnt] <Frans {4.3} |
alleen* bijwoord: zonder gezelschap 1240 [Bern.] |
alleenstaande* vrijgezel 1984 [gvd] {3.1/4.1.4} |
allegaar* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 24] {4.2} |
allegorie zinnebeeldige voorstelling 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] <Frans |
allegretto bijwoord: levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allegrissimo in de muziek: zeer snel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allegro bijwoord: vrolijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
allehens onbepaald voornaamwoord 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb. i] <Engels {4.2} |
alleluja tussenwerpsel: lofkreet 1330 [mnw] <Latijn {4.3} |
allemaal* onbepaald voornaamwoord 1287 [cg NatBl] {4.2} |
allemachtig* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1878-1881 [wnt] {4.3} |
allemande een dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
allengs* bijwoord van tijd: langzamerhand 1615 [wnt] {3.1} |
allergeen allergie veroorzakende stof 1910-1914 [Bauwens] |
allergie overgevoeligheid voor bepaalde stoffen 1910 [Claes Tw. 12] <Duits |
allerhande* onbepaald voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
allerlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
alles* onbepaald voornaamwoord 1599-1607 [Claes] {4.2} |
alliage verbinding 1862 [wnt] <Frans |
alliantie bondgenootschap 1451 [hws] <Frans |
allicht* bijwoord van modaliteit: zeker wel 1749 [wnt relatie] |
alligator krokodilachtige 1734 [wnt] <Engels {3.2} |
all-in alles, iedereen 1971 [R75] <Engels |
alliteratie stafrijm 1824 [wei] <Frans |
allocatie toewijzing 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
allochtoon niet-inheems 1920 [wnt allo-] |
allochtoon buitenlander 1971 [Burger en De Jong 182] {4.4} |
| |
| |
allocutie toespraak 1654 [wnt] <Latijn |
allooi innerlijk gehalte 1360 [Pauw, Voorgeboden der stad Gent 78] <Frans |
allopathie geneeswijze met tegenwerkende geneesmiddelen 1832 [wei] <Duits |
allotropie het voorkomen van stoffen in andere toestanden 1872 [gvd] |
allottava met een octaaf verschil 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
allround in alle opzichten bedreven 1924 [Aanv wnt] <Engels |
alluderen zinspelen op 1561 [Mak] <Latijn |
allure houding 1824 [wei] <Frans |
allusie zinspeling 1654 [wnt] <Frans |
alm bergweide 1876 [Bos, Beknopt leerboek der aardijkskunde 34, 38] <Duits |
almachtig* onbeperkt in macht 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/5} |
almanak kalenderboekje 1401-1450 [hws] <me Latijn |
aloë plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn |
aloen-aloen stadsplein 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië] <Indonesisch {3.1/3.2} |
alpaca hoefdier 1807 [wnt Suppl] <Spaans {3.2/4.1.3} |
alpaca legering 1879 [wnt] <Duits |
alpino baret 1938 [wnt] {3.3/4.1.9} |
alruin mandragora 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Duits |
als* onderschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.5/4.2} |
alsjeblieft, alstublieft* tussenwerpsel: verzoek 1721 [wnt] {4.3} |
alsmaar bijwoord van tijd: voortdurend 1928 [Vd Sijs 1996] <Jiddisch {3.2/4.1.7} |
alsmede* nevenschikkend voegwoord 1672 [wnt] {4.2} |
alt lage vrouwenstem 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
altaar offertafel 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
alteratie verandering 1528 [Vorstermanbijbel] <Frans |
altereren veranderen 1351-1400 [hws] <Frans |
alternatie afwisseling 1654 [wnt] <Frans |
alternatief elkaar afwisselend 1544 [wnt] <Frans |
alterneren afwisselen 1553 [Van Mussem] <Frans |
althans* bijwoord van modaliteit 1642 [wnt] {3.1} |
althans* onderschikkend voegwoord 1715 [wnt] {4.2} |
altijd* bijwoord van tijd: voortdurend 1248-1271 [vmnw] {4.1.7} |
altimeter hoogtemeter 1847 [kku] |
altoos* bijwoord van tijd: altijd 1200 [cg ii 1 Servas] {3.1} |
altruïsme onbaatzuchtigheid 1898 [wnt] <Frans |
aluin dubbelzout 1240 [Bern.] <Frans |
aluminium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn |
alvast* bijwoord van tijd: voorlopig 1784-1785 [wnt] {4.1.7} |
alveolair bij de tandkassen gevormd (van spraakklanken) 1847 [kku] |
alvleesklier* pancreas 1856-1859 [wnt] {1.2.4} |
alvorens* onderschikkend voegwoord 1674 [wnt] {4.2} |
alzheimer een bepaalde ziekte 1919 [Picarta: titel van R. Tumbelaka] |
ama alleenstaande minderjarige asielzoeker 1993 [De Coster 1999] <L {3.4} |
amabile lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amalgaam legering 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 204] <me Latijn |
amandel steenvrucht met eetbare pit 1251 [Claes Tw. 9] <Latijn {4.1.2} |
amandelpers lekkernij 1746 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.6} |
amanuensis schrijver, helper 1615 [wnt] <Latijn |
amaril polijststeen 1567 [wnt Suppl] <Frans |
amaryllis sierplant 1780 [wnt] <modern Latijn |
amateur beoefenaar uit liefhebberij 1654 [wnt] <Frans |
amazone strijdbare vrouw 1582 [wnt] <Latijn |
amazone sierlijke paardrijdster 1867 [wnt] <Frans |
ambacht handwerk 772-776 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
ambassade gezantschapsgebouw 1878 [wnt] <Frans |
ambassadeur gevolmachtigd gezant 1416 [hws] <Frans |
amber barnsteen, harssoort 1516 [wnt Suppl] <Frans |
ambiance sfeervolle omgeving 1959 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ambiëren dingen naar 1619 [wnt] <Frans |
ambigu dubbelzinnig 1666 [wnt duister] <Frans |
ambiguïteit dubbelzinnigheid 1654 [wnt] <Frans |
ambitie eerzucht 1555 [wnt reverentie] <Frans |
| |
| |
ambivalent twee waarden hebbend 1934 [wnt] <Duits |
ambrosia godenspijs 1561 [wnt] <Latijn |
ambt openbare, hogere betrekking 1580 [wnt Suppl] <Duits |
ambulance ziekenauto 1910-1914 [Bauwens] <Frans {4.1.10} |
ambulant steeds op weg, zonder vaste standplaats 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
amechtig* sterk hijgend 1574 [wnt Suppl] |
amelkoren spelt, tarwe 1567 [Junius 126b] {4.1.2} |
amen slotwoord van gebeden, tussenwerpsel 1001-1050 [cg ii 1, 118] <Latijn {4.3} |
amendement wijzigingsvoorstel 1849 [wnt beraadslaging] <Frans |
amenderen verbeteren 1862 [wnt] <Frans |
amenorroe uitblijven van menstruatie 1847 [kku] |
americium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
amethist kwarts 1240 [Bern.] <Latijn |
ametropie afwijking van het normale zien 1886 [kku] |
ameublement bij elkaar horende meubels 1707 [wnt] <Frans {4.1.9} |
amfetamine stimulerend middel 1968 [R75] <Engels {4.1.6} |
amfibie periodiek in het water levend dier 1698 [wnt menigte] <Latijn |
amfibrachys een versvoet 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
amfitheater rond, oplopend theater 1658 [mey] <Latijn {3.2} |
amfoor kruik 1873 [wnt twee] <Latijn |
amicaal vriendschappelijk 1782 [wnt] <Frans |
amice vriend 1654 [wnt] <Latijn |
amigocratie bestuur d.m.v. vriendjespolitiek 1987 [De Coster 1999] |
aminozuur organische verbinding die zowel amino- als carboxylgroep bevat 1935 [wnt anaconda Suppl] |
ammehoela tussenwerpsel: nooit van mijn leven! 1928 [Sanders 1993] {4.3} |
ammonia oplossing van ammoniak in water 1831 [wnt] |
ammoniak verbinding van stikstof en waterstof 1562 [Claes Tw. 9] <Latijn |
ammoniet fossiele schelp 1771 [hou i, 16, 415] |
ammunitie schietvoorraad 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
amnesie geheugenverlies 1847 [kku] <modern Latijn |
amnestie generaal pardon 1610 [wnt] <Frans |
amoebe slijmdiertje 1858 [wnt] <modern Latijn |
amogger asielzoeker met onacceptabel gedrag 1999 [nrc-h 10/2/2001] <L {3.4} |
amok razernij 1622 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
amontillado sherry 1910 [E.A. Poe, Een tiental verhalen, xxi] <Spaans {3.2/4.1.6} |
amorette liefdesgodje, cupidootje 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
amorf vormloos 1856 [wnt] <modern Latijn {1.2.6} |
amoroso teder 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
amoureus verliefd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
amoveren verwijderen 1553 [wnt] <Latijn |
ampel omstandig 1566 [wnt] <Frans |
amper* bijwoord van hoedanigheid: ternauwernood 1771 [Claes] |
ampère eenheid van elektrische stroomsterkte 1887 [wnt] <Frans |
ampersand bepaald typografisch teken 1992 [gvd] <Engels |
ampex beeldband 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17} |
amplificeren vergroten 1553 [wnt] <Latijn |
amplitudo schommeling, slingerwijdte 1769 [wnt] <Latijn |
ampul buisje met injectievloeistof 1933 [wnt Suppl] <Latijn {1.2.4} |
amputatie afzetting van lichaamsdeel 1553 [wnt] <Frans |
amputeren (lichaamsdeel) afzetten 1553 [wnt] <Frans |
amsterdammertje* paaltje tegen parkeren op de stoep 1974 [Aanv wnt] {1.2.5/3.1} |
amulet talisman 1669 [Claes] <Frans |
amusant vermakelijk 1824 [wei] <Frans |
amuse-gueule hapje bij het aperitief 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
amusement vermaak 1721 [wnt] <Frans |
amuseren vermaken 1593 [wnt] <Frans |
anaal m.b.t. de anus 1923 [wnt] <Frans |
anabaptist wederdoper 1534 [wnt] <Frans {4.1.8} |
anabool opbouw van eiwit bevorderend 1973 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
anachronisme fout m.b.t. tijdrekening 1734 [wnt] <Frans of Latijn |
anaconda slang 1847 [kku] <Engels |
anaëroob zonder zuurstof plaatsvindend of levend 1909 [wnt reincultuur] |
anafylaxie vorm van allergie 1948 [kwt] |
anagram letterkeer 1654 [wnt] <Frans |
anakoloet niet-lopende zin 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
| |
| |
analgesie gevoelloosheid 1734 [HubWes] <modern Latijn |
analgeticum pijnstiller 1910-1914 [Bauwens] <modern Latijn |
analoog overeenkomstig 1824 [wei] <Frans |
analyse ontbinding 1806 [wnt Suppl] <Frans {3.2} |
analyseren een analyse toepassen op 1635 [wnt] |
analyticus die analyseert 1847 [kku] <me Latijn |
anamnese het terugroepen in de herinnering 1824 [wei] <Latijn |
anamorfose vertekende figuur die in gebogen spiegel normaal beeld oplevert 1734 [HubWes] <Frans |
ananas vrucht 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2} |
anapest versvoet 1821 [wnt] <Latijn |
anarchie regeringloosheid, wanorde 1584 [wnt] <Frans |
anathema vervloeking 1532 [wnt] <Latijn |
anatomie ontleedkunde 1553 [Vd Werve] <Frans of Latijn |
anchorman vaste presentator 1988 [De Coster 1999] <Engels |
anciënniteit ouderdom in rang 1764 [wnt] <Frans |
andante bijwoord: rustig voortgaande 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
andantino bijwoord: rustig voortgaande 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ander* telwoord: de tweede, niet dezelfde 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
ander* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
anderhalf* telwoord 1272 [cg i 1, 211] {4.2} |
anders* bijwoord van modaliteit: op andere wijze 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {3.1} |
andijvie plant, groente 1351-1400 [hws] <me Latijn {4.1.6} |
andreaskruis liggend kruis 1857 [wnt sint] |
androgeen leidend tot mannelijke ontwikkelingsvormen 1961 [gvd] |
androgyn hermafrodiet 1601 [wnt verpottenbakken] <Frans |
anekdote amusant verhaal 1800 [wnt wijzen] <Frans {3.2} |
anemie bloedarmoede 1669 [wnt] <modern Latijn |
anemoon plantengeslacht 1593 [wnt Suppl] <Latijn |
anencefalie deels ontbreken van hersenen 1886 [kku] |
anesthesie gevoelloosheid 1663 [mey] <Latijn |
angehaucht tenderend naar 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
angel* haak, hengel 1276-1300 [cg ii 1, 2] {1.2.3/3.1} |
angelus drieledig gebed 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Latijn |
angina keelziekte 1553 [wnt] <Latijn |
angioom vaatgezwel 1912 [kku] |
anglaise dans 1832 [wei] <Frans {4.1.15} |
anglicaan lid van de anglicaanse Kerk 1871 [Calisch, Nieuw Volledig Engelsch-Nederlandsch Wrdb.] <Engels {4.1.8} |
anglicisme uit het Engels overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1824 [wnt] <Frans of Latijn |
anglofiel voorliefde voor Engels of Engelsen tonend 1886 [kku] |
angora wol 1821 [wnt] <Frans {4.1.9} |
angorakat kattensoort 1770 [Papillon] {4.1.3} |
angst* vrees 901-1000 [cg wps Gloss.] |
angstgegner tegenstander van wie men vaak verliest 1991 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
angsthaas bangerd 1984 [gvd] <Duits {1.2.1/3.2} |
ångströmeenheid eenheid voor kleine golflengten 1950 [gvd] |
ani-ani rijstmesje 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 78] <Indonesisch {3.1/3.2} |
anijs plant 1240 [Bern.] <Frans |
aniline grondstof voor kleurstoffabricage 1856 [wnt] <Duits |
animaal dierlijk 1568 [wnt] <Frans |
animatie activering 1657 [wnt] |
animatie bewegend beeld 1984 [gvd] <Engels |
animato levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
animator hij die stimuleert 1924 [wnt] <Engels |
animeermeisje meisje dat in nachtclubs klanten verleidt tot consumeren 1948 [wnt] <Duits {3.2/4.1.13} |
animeren opwekken 1451-1500 [hws] <Frans |
animisme opvatting dat alle dingen een ziel hebben 1873 [wnt] |
animo opgewektheid 1836 [wnt] <Italiaans {3.2} |
animositeit vijandigheid 1660 [wnt] <Frans |
animoso bezield 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
anion negatief geladen ion 1912 [kku] |
anisette likeur uit anijszaad 1866 [wnt] <Frans {4.1.6} |
anjer plantengeslacht 1554 [Dod.] |
ankeiler covertekst, intro 1986 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
anker gestel om schip vast te leggen 1240 [Bern.] <Latijn |
| |
| |
anker inhoudsmaat 1330 [Claes] <me Latijn |
anklet korte sok 1955 [Stoop] <Engels {3.2} |
annalen jaarboeken 1553 [wnt] <Latijn |
annex aangrenzend 1562 [wnt] <Latijn |
annexatie inlijving 1870 [wnt] <Frans |
annexeren inlijven 1859 [wnt Suppl] <Frans |
anno bijwoord van tijd: in het jaar 1513 [wnt verponding] <Latijn {4.1.7} |
annonceren aankondigen 1669 [wnt] <Frans |
annotatie aantekening 1634 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
annoteren aantekenen 1510 [wnt] <Frans of Latijn |
annuïteit jaarlijkse uitkering 1736 [wnt] <Frans |
annuleren vernietigen 1344 [Moors 286, 39] <Frans |
anode positieve elektrode 1862 [wnt] |
anomalie onregelmatigheid 1824 [wei] <Frans |
anoniem naamloos 1824 [wei] <Frans |
anonymus een ongenoemde 1721 [wnt] <me Latijn |
anorak windjak 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
anorexie gebrek aan eetlust 1663 [mey] <Latijn |
anorganisch niet-levend 1860 [wnt] |
anorgasmie het ontbreken van orgasme 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
ansicht prentbriefkaart 1912 [kku] <Duits {1.4} |
ansjovis beenvis 1518 [wnt Suppl] <Spaans {3.2} |
antagonist tegenstander 1689 [wnt] <Frans |
antecedent voorafgaand feit 1862 [wnt] <Frans |
antedateren voorzien van vroegere dagtekening 1668 [wnt Suppl] <Frans |
antediluviaal m.b.t. de tijd vóór de zondvloed 1872 [gvd] |
antenne draad voor het zenden en ontvangen van elektromagnetische golven 1906 [wnt Suppl] <Italiaans {3.2} |
anthologie bloemlezing 1769 [wnt] <Frans |
anti voorzetsel 1824 [wei] <Grieks {3.2/4.2} |
antibioticum microbedodend middel 1924 [gvd] <modern Latijn |
antichambre wachtkamer 1650 [wnt] <Frans |
anticipatie het vooruitgrijpen 1502 [hws] <Frans |
anticiperen vooruitlopen op 1784 [wnt] <Frans |
anticlimax teleurstellende afloop 1847 [kku] |
anticonceptie het verhinderen van bevruchting 1953 [Aanv wnt] |
antidotum tegengif 1608 [wnt ruit] <Latijn |
antiek afkomstig uit de Griekse of Romeinse Oudheid, afkomstig uit oude tijden 1553 [Vd Werve] <Frans |
antifoon beurtzang, liturgisch vers 1240 [Bern.] <me Latijn |
antigeen stof die in organisme tegengif vormt 1950 [gvd] |
antilope herkauwer 1622 [wnt] <Frans {4.1.3} |
antimakassar kleedje over rugleuning 1856 [Sanders 1995] <Engels |
antimonium chemisch element 1544 [wnt Suppl] <me Latijn |
antipasto voorgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
antipathie afkeer jegens iemand 1604 [wnt] <Frans |
antipode tegenvoeter 1613 [wnt] <Latijn |
antipyrine geneesmiddel tegen koorts 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Duits |
antiqua Latijnse drukletter 1843 [wnt] <Latijn |
antiquaar handelaar in oude boeken 1870 [wnt] <Duits {4.1.13} |
antiquair handelaar in oude kunst 1660 [wnt] <Frans {4.1.13} |
antiquiteit voorwerp uit vroeger tijd 1561 [Mak] <Frans |
antisepsis ontsmetting 1910 [kwt] <modern Latijn |
antithese tegenstelling 1773 [wnt] <Frans |
antoniem tegengesteld van betekenis 1912 [kku] <Frans |
antonomasia naamsverwisseling 1654 [mey] <Grieks {3.2} |
antraciet steenkoolsoort 1832 [wei] <Frans |
antrax miltvuur 1871 [wnt anthrax Suppl] <Latijn |
antropofaag menseneter 1824 [wei] <Latijn |
antropoïde mensachtig 1986 [wnt welving] <Frans |
antropologie natuurkennis van de mens 1734 [wnt] |
antropomorf mensvormig 1859 [wnt] <Frans |
antroposofie een bepaalde levensleer 1933 [wnt anthropo-] |
antwoord* bescheid 1100 [Willeram] |
antwoordapparaat telefoonbeantwoorder 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.17} |
anus aars 1833 [wnt visch] <Latijn {3.2/4.4} |
aoristus werkwoordstijd 1638 [Ruijs] <Latijn |
aorta lichaamsslagader 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
apart afgescheiden 1498 [hws] <Frans |
apartheid rassenscheiding 1961 [gvd] <Afrikaans {3.2} |
apathie ongevoeligheid 1824 [wei] <Frans |
apekool onzinpraat 1763 [wnt pluizen i] |
| |
| |
apenstaart(je) typografisch teken, at-sign 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 69] |
apepsie onvoldoende spijsvertering 1734 [HubWes] <Frans |
aperitief drank voor de maaltijd 1895 [wnt] <Frans {4.1.6} |
apert duidelijk 1401-1450 [mnw] <Latijn |
apestoned erg onder invloed van drugs 1979 [De Coster 1999] {4.4} |
apex top 1834 [wnt vlakte] <Latijn |
apicultuur bijenteelt 1929 [kwt] |
apin* wijfjesaap 1451-1500 [mnw] |
aplomb doortastendheid 1847 [wnt Suppl] <Frans |
apneu tijdelijke ademstilstand 1669 [mey] <modern Latijn |
apocope wegval van een eindletter(greep) 1550 [wnt Suppl] <Latijn |
apocrief niet als gezaghebbend erkend 1599 [wnt Suppl] <Latijn |
apodictisch onweerlegbaar 1799 [wnt Suppl] <Duits |
apologetisch verdedigend 1824 [wei] <Duits |
apologie verdediging 1567 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
apoplexie beroerte 1553 [wnt Suppl] <Frans |
apostel Godsgezant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
a posteriori bijwoord: achteraf gedacht 1824 [wei] <Latijn |
apostille kanttekening op akte 1351-1400 [mnw] <Frans |
apostolaat apostelambt 1847 [wnt] <Latijn |
apostolisch m.b.t. de apostelen 1495 [wnt Suppl] <Latijn |
apostrof weglatingsteken 1550 [wnt] <Frans |
apotheek geneesmiddelenwinkel 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2} |
apotheker geneesmiddelenbereider en -verkoper 1513 [wnt Suppl] <Frans {4.1.13} |
apotheose vergoddelijking 1769 [wnt] <Frans |
apparaat toestel, mechanisch hulpmiddel 1862 [wnt] <Frans |
apparatsjik bureaucraat 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
apparatuur samenstel van apparaten 1933 [wnt] <Duits |
appartement wooneenheid 1687 [wnt] <Frans |
appassionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
appel* vrucht 1146 [Künzel] {2.3/4.1.2} |
appèl beroep, verzet 1336-1339 [mnw] <Frans |
appelflap* appelgebak 1919 [wnt flap iii] {4.1.6} |
appelflauwte lichte flauwte 1646 [wnt] |
appellant iem. die in hoger beroep gaat 1467-1490 [hws] <Frans |
appelleren in hoger beroep gaan 1281 [cg i 1, 564] <Frans |
appelsap* drank van appels 1562 [wnt] {4.1.6} |
appelsien zuidvrucht 1676 [Sanders 1995] {4.1.2} |
appendicitis blindedarmontsteking 1901 [kui] <modern Latijn |
appendix aanhangsel 1538 [wnt uitp(anden)] <Latijn |
appetijt eetlust 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
appetizer kleine consumptie om de eetlust te stimuleren 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
appiekim tussenwerpsel: Bargoens: in orde! 1974 [Endt] {4.3} |
applaudisseren in de handen klappen 1794 [wnt] |
applaus handgeklap 1859 [wnt] <Latijn |
applicatie toediening, toepassing 1595 [wnt] <Frans {1.2.3} |
applicatie computerprogramma voor bepaalde toepassing 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 9] <Engels {1.2.3} |
applicatuur vingerzetting 1824 [wei] <Duits {3.2} |
apporteren terugbrengen 1650 [wnt Suppl] <Frans |
appositie bijstelling 1650 [mey] <Latijn |
appreciatie schatting, waardering 1553 [wnt] <Frans |
appreciëren op of naar waarde schatten 1553 [wnt] <Frans |
approach benadering 1948 [De Vooys] <Engels |
approbatie goedkeuring 1515 [hws] <Frans |
apraxie storing van gerichte bewegingen 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 218] <Frans |
april vierde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
a prima vista bijwoord: van het blad (zingen of spelen) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
a priori bijwoord: vooraf 1658 [mey] <Latijn |
à propos tussenwerpsel: wat ik wilde zeggen 1704 [wnt] <Frans {4.3} |
apsis halfronde uitbouw in kerken 1858 [wnt koor] <Latijn {3.2} |
aquaduct waterleiding op een gemetselde boog 1599 [wnt] <Latijn {3.2} |
aqualong luchtreservoir 1963 [Aanv wnt] <Engels |
aquamarijn zeegroene edelsteen 1824 [wei] <Latijn |
aquaplaning glijden over nat oppervlak 1968 [kwt] <Engels |
| |
| |
aquarel schilderij in waterverf 1872 [gvd] <Frans |
aquarium bak voor waterdieren 1769 [wnt] <Latijn |
aquatint prentdrukprocédé 1872 [gvd] <Italiaans {3.2} |
aquavion draagvleugelboot 1960 [wp jaarboek 1960] <Frans {3.2/4.1.11} |
aquavit Scandinavische sterkedrank 1912 [wnt whisky] <Deens, Noors of Zweeds {3.2/4.1.6} |
ar door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1832 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
ara papegaaiachtige 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2} |
arabesk versiering 1558 [wnt] <Frans |
arak rijstbrandewijn 1598 [De Jonge ii, 40] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
arbeid* inspanning 901-1000 [wps] |
arbeidsloon* vergoeding 1311 [tntl 1943, 40] {3.1} |
arbeidsvitaminen muziek die het werk en de werklust bevordert 1950 [Van Gelder 1993] {4.1.16/4.4} |
arbiter scheidsrechter 1488 [hws] <Frans |
arbitraal scheidsrechterlijk 1494-1512 [hws] <Frans |
arbitrage bemiddeling 1503 [wnt] <Frans |
arbitrair willekeurig 1503 [wnt] <Frans |
arboretum bomentuin 1768 [wnt] <Latijn |
arcade boogstelling 1618 [wnt] <Frans |
arcadisch landelijk, idyllisch 1647 [wnt] |
arcato met de strijkstok te doen 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
arceren lijnen trekken 1604 [wnt Suppl] <Frans |
archaïsch m.b.t. oud tijdperk 1913 [wnt] <Frans |
archeologie oudheidkunde 1824 [wei] |
archetype oerbeeld 1768 [wnt] <Latijn |
archief verzameling van geschreven stukken 1462 [wnt Suppl] <Latijn |
archipel eilandengroep 1728 [Marin, Compleet Fransch en Nederduitsch wrdb.] <Frans |
architect bouwmeester 1553 [wnt] <Frans |
architraaf hoofdbalk 1553 [wnt] <Italiaans {3.2} |
archivaris die zorgt voor een archief 1763 [wnt] <modern Latijn |
arctisch noordpool- 1740 [wnt] <Latijn |
ardente vurig 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
are vierkante decameter 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
areaal gebied 1918 [wnt] <me Latijn |
areka soort palm 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
arena middendeel in amfitheater 1661 [wnt] <Latijn {3.2} |
arend* roofvogel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.4} |
areometer vochtweger 1768 [wnt] <Frans |
argeloos onschuldig 1794 [wnt] <Duits |
arglist* boze bedoeling 1276 [vmnw] |
argon chemisch element 1910 [kwt] |
argot boeventaal 1847 [wnt] <Frans |
argument bewijsgrond 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
argumentatie bewijsvoering 1573 [wnt] <Frans |
argumenteren bewijsgronden aanvoeren 1553 [Van Mussem] <Frans |
argwaan verdenking 1599 [Kil.] <Duits |
aria zangstuk 1754 [wnt] <Italiaans {3.2} |
ariary munteenheid van Madagaskar 1978 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Malagasi {4.1.12} |
arioso gezang met vrije melodie 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
aristocraat lid van adellijke oligarchie 1782 [wnt] <Frans |
aristocratie regering van de besten 1583 [wnt] <Frans |
aritmetica rekenkunde 1591 [wnt Suppl] <Latijn |
ark woonschuit 1642 [wnt ark ii] <Latijn {4.1.11} |
arm* lichaamsdeel 901-1000 [wps] {3.1} |
arm* behoeftig 901-1000 [wps] |
armada oorlogsvloot 1588 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.11} |
armadil tandarm zoogdier 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
armageddon plaats waar demonen zich verzamelen 1637 [Statenvertaling] <Latijn |
armagnac alcoholhoudende drank 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Frans {4.1.6} |
armatuur draagconstructie 1665 [wnt] <Frans |
armborst soort van boog 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
armee leger 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
armoede* gebrek 901-1000 [wps] |
armoedzaaier* zeer arm persoon 1901 [wnt] |
armoriaal wapenboek 1710 [wnt wapen] <Frans |
armzalig pover 1669 [wnt Suppl] <Duits |
aroma geur 1869 [wnt ysop(e)] <Latijn |
aronskelk plantengeslacht 1836 [wnt] |
arpeggio na elkaar laten klinken van tonen die tegelijk klinkend zijn geschreven 1795 [wnt] <Italiaans {3.2} |
arrangeren schikken 1669 [wnt] <Frans |
| |
| |
arrenbie computersoulvariant 1997 [Oor 7] <L {3.4/4.1.16} |
arrenslee door paarden over sneeuw voortgetrokken slee 1740 [wnt Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
arrest hechtenis 1308-1346 [mnw] <Frans |
arrestatie inhechtenisneming 1445 [hws] <Frans |
arresteren in hechtenis nemen 1276-1300 [cg i 1, 19] <Frans |
arrivé iem. die een positie in de maatschappij veroverd heeft 1919 [kwt] <Frans |
arrivederci tussenwerpsel: afscheidsgroet 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.3} |
arriveren aankomen 1240 [Bern.] <Frans |
arro arrogant persoon 1986 [Sanders 1999] {1.2.4/4.4} |
arrogant verwaand 1553 [wnt] <Frans |
arrondissement onderdeel van ambtsgebied 1795 [wnt] <Frans {3.2} |
arsenaal bewaarplaats van wapens 1569 [Toll.] <Frans |
arsenicum chemisch element 1552 [wnt] <Latijn |
art deco artistieke stijl 1975 [wp] <Frans {3.2} |
artefact door mensenhand gemaakt voorwerp 1824 [wnt] |
arterie slagader 1553 [wnt] <Latijn {3.2} |
arteriosclerose aderverkalking 1910-1914 [Bauwens] |
articulatie spraakklankvorming 1824 [wnt] <Frans |
articuleren duidelijk uitspreken 1568 [wnt] <Frans |
artiest kunstenaar 1553 [Vd Werve] <Frans |
artificieel kunstmatig 1566 [wnt Suppl] <Frans |
artikel onderdeel van geschrift of verhandeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
artikel als grammaticale term: lidwoord 1576 [Ruijs] <Latijn |
artillerie wapen van de landmacht, uitgerust met geschut 1550 [wnt] <Frans {4.1.14} |
artisjok plant 1573 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
artisticiteit het artistiek zijn 1890 [wnt] |
artistiek kunstvaardig 1864 [wnt] <Frans |
art nouveau Jugendstil 1948 [wp] <Frans |
artotheek instelling die kunst uitleent 1972 [Aanv wnt] |
artritis gewrichtsontsteking 1734 [HubWes] <modern Latijn |
artrografie het maken van röntgenfoto's van gewrichten 1990 [wp] |
artroscopie onderzoek van de binnenzijde van gewrichten 1990 [wp] |
artrose gewrichtsontsteking 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
arts geneesheer 1586 [wnt Suppl] <Duits {4.1.13/5} |
artsenij geneesmiddel 1401-1450 [mnw] <Duits |
as* verbrandingsresidu 901-1000 [cg wps Gloss.] |
as* spil 1240 [Bern.] |
as Romeinse munt 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
asbest delfstof 1782 [wnt] <Latijn |
asceet iem. die zich op godsdienstige gronden beperkingen oplegt 1824 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
ascendant teken van dierenriem dat op het moment van de geboorte boven de horizon komt 1557 [wnt Suppl] <Frans |
ascendenten verwanten in opklimmende lijn 1546 [wnt] <Latijn |
ascese onthouding 1832 [wnt] <Latijn |
ascetisch m.b.t. ascese 1824 [wei] <Duits of Frans |
ascorbinezuur vitamine C 1950 [gvd] |
aseksueel geslachtloos 1906 [wnt] |
aselect niet uitgekozen 1975 [wp] |
asem* ingeademde lucht 1351-1400 [mnw] |
asepsis wering van infectie 1912 [wnt] <modern Latijn |
aseptisch bescherm(en)d tegen infectie 1847 [kku] |
asfalt mineraal hars 1852 [wnt] <Frans {1.1} |
asfyxie verstikking 1824 [wei] <modern Latijn |
ashram leefgemeenschap van aanhangers van Indische religies 1992 [gvd] <Sanskriet |
asiel toevlucht(soord) 1650 [wnt asyl Suppl] <Frans |
asjemenou* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1950 [gvd] {4.3} |
aso asociaal persoon 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4} |
asobot gezelschapsrobot 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
aspect aanzicht, uitzicht in de toekomst, verschijningsvorm 1842 [wnt] <Frans |
asperge plant 1583 [Dod.] <Frans {4.1.6} |
aspic vlees- of visgelei 1863 [wnt] <Frans {4.1.6} |
aspidistra plantengeslacht 1891 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <modern Latijn |
aspirant aanzoeker 1824 [wnt] <Frans |
aspiratie eerzucht 1857 [wnt Suppl] <Frans |
aspireren met h uitspreken 1553 [Vd Werve] <Frans |
aspireren haken naar 1553 [Vd Werve] <Frans |
| |
| |
aspirine acetylsalicylzuur 1910 [kwt] <Duits {1.2.5} |
assai vrij sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
assegaai houten werpspies 1600 [wnt] <Engels {3.2} |
assemblage het ineenzetten 1931 [wnt] <Frans |
assemblee algemene vergadering 1669 [wnt] <Frans |
assembleren samenvoegen 1948 [wnt] <Frans |
assertief zelfbewust 1979 [wp jaarboek 1980] <Frans |
assessment sollicitatieprocedure met praktijkoefeningen 1988 [De Coster 1999] <Engels |
assessor bijzitter, helper 1567 [wnt] <Latijn |
asset iets wat waarde vertegenwoordigt 1989 [Peptalk] <Engels |
asshole klootzak 1990 [De Coster 1999] <Engels |
assignatie aanwijzing 1536 [wnt] <Frans |
assimilatie gelijkmaking 1658 [mey] <Frans |
assimileren gelijkmaken 1650 [wnt] <Frans |
assist beslissende voorzet bij balsport 1984 [gvd] <Engels |
assistent helper 1535 [wnt] <Latijn |
assistentie bijstand 1467-1490 [hws] <Frans of Latijn |
assisteren bijstaan 1496 [hws] <Frans |
associatie het samengaan 1537 [wnt] <Frans |
associé compagnon 1816 [wnt] <Frans |
associëren verbintenis aangaan 1600 [wnt] <Frans |
assorteren naar soort bijeenzoeken 1624 [wnt] <Frans |
assortiment gevarieerde voorraad 1702 [wnt] <Frans |
assumptie het assumeren 1626 [wnt Suppl] <Latijn |
assurantie verzekering 1530 [hws] <Frans |
assureren verzekeren 1530 [hws] <Frans |
astatisch zonder vaste stand 1872 [gvd] |
astatium radioactief chemisch element 1975 [wp] <modern Latijn |
aster plantengeslacht 1633 [Claes] <Latijn |
asterisk sterretje 1824 [wnt] <Frans |
asteroïde planetoïde 1863 [kku] <Frans |
asthenie krachteloosheid 1824 [wnt] <modern Latijn |
astigmatisch met onscherpe beeldvorming 1902 [wnt] |
astma aamborstigheid 1538 [wnt] <Grieks {3.2} |
astraal m.b.t. de sterren 1710 [wnt opheffen] <Latijn |
astrakan bontsoort 1898 [wnt Suppl] <Frans |
astringent samentrekkend 1663 [mey] <Latijn |
astrologie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
astronaut ruimtevaarder 1959 [Aanv wnt] <Engels |
astronomie sterrenkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
asymmetrie ontbreken van symmetrie 1654 [wnt] <Frans |
asymptoot lijn die nooit door kromme geraakt wordt 1775 [wnt] <Grieks {3.2} |
asyndeton zinsverband zonder voegwoorden 1552 [wnt] <Grieks {3.2} |
atalanta vlinder 1767 [wnt] |
atavisme erfelijke terugslag 1886 [wnt] |
ataxie spierstoring 1824 [wnt] <Latijn |
atelier werkplaats 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
atheïsme godloochening 1608 [Van Meteren, Commentarien 77] <Frans of Latijn |
atheneum schooltype 1962 [Vastgesteld met Mammoetwet van 1962] <Latijn {1.2.2} |
atjar ingelegd zuur 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
atlas soort zijde 1530 [mnw] <Arabisch {3.2/4.1.9} |
atlas boek met kaarten 1595 [Vd Sijs 1998, 89] |
atlas bovenste halswervel 1690 [wnt Suppl] |
atlas vlinder 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] |
atleet worstelaar, iem. die een lichaamssport beoefent 1769 [wnt] <Latijn |
atletiek krachtsport 1889 [Ned. Voetbal en Athletiekbond] <Duits {4.1.18} |
atmosfeer dampkring 1789 [wnt] <Frans |
atol koraaleiland 1849 [wnt] <Maledivisch |
atomair m.b.t. atomen 1935 [wnt] {3.3} |
atonaal niet in een bepaalde toonaard gecomponeerd 1918 [wnt] |
atonie weefselverslapping 1824 [wnt] |
atoom kleinste deeltje 1826 [wnt] <Latijn |
atoombom nucleaire bom 1945 [Burger en De Jong 117] <Engels {4.1.10/4.1.14} |
atoomonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1984 [gvd] {4.1.11} |
atoomreactor kernreactor 1961 [gvd] {4.1.10} |
atrium centraal deel van Romeinse woning 1661 [wnt voorplaats] <Latijn {3.2} |
atrofie onvoldoende voeding 1669 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
atropine vergiftig alkaloïde 1856 [wnt] |
at-sign typografisch teken, apenstaart 1999 [gvd] <Engels |
attachécase diplomatenkoffer 1974 [koe] <Engels |
| |
| |
attachment bestand dat met een e-mail wordt meegezonden 1998 [nrc-h 17/11/98] <Engels |
attaque beroerte 1895 [wnt] <Frans {4.4} |
attaqueren aanvallen 1626 [wnt] <Frans |
attenderen attent maken (op) 1940 [wnt] <Latijn |
attenoje tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.3} |
attent oplettend 1513 [wnt Suppl] <Latijn |
attentie aandacht 1540 [wnt Suppl] <Frans |
attest getuigschrift 1786 [wnt] |
attestatie formele getuigenverklaring 1537 [hws] <Frans |
attesteren getuigen 1546 [wnt] <Frans |
attitude houding 1735 [wnt] <Frans |
attractie aantrekking(skracht) 1568 [wnt] <Frans |
attractief aantrekkelijk 1824 [wnt] <Frans |
attraperen betrappen 1551-1600 [Mak] <Frans |
attribuut tot het wezen behorende eigenschap 1811 [wnt] <Frans {3.2} |
atv arbeidstijdverkorting 1987 [De Coster 1999] <L {3.4} |
au* tussenwerpsel: uitroep van pijn 1573 [wnt] {4.3} |
a.u.b. tussenwerpsel: verzoek 1895 [wnt reüssite] <L {3.4/4.3} |
aubade ochtendhulde met muziek 1616 [wnt] <Frans |
aubergine komkommerachtige vrucht 1862 [wnt] <Frans {4.1.6} |
auctie verkoping bij opbod 1620 [wnt wezen ii] <Latijn |
auctoriaal gepresenteerd door een alwetende verteller 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
audicien specialist voor audiologische apparatuur 1984 [gvd] |
audiëntie officieel gehoor 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
audiovisueel op het gehoor en oog werkend 1961 [Aanv wnt] <Engels |
auditeur-militair militaire officier van justitie 1600 [wnt auditeur] <Frans {4.1.14} |
auditie niet-openbare muziekuitvoering 1916 [wnt] <Frans |
auditor toehoorder 1650 [wnt wissewasje] <Latijn |
auditorium gehoorzaal 1634 [wnt] <Latijn {3.2} |
auditorium het gehoor 1834 [wnt] <Latijn |
auerhaan hoendervogel 1763 [hou i, 5, 392] <Duits |
augiasstal een bijna niet te redderen boel 1847 [wnt] |
augurk kleine komkommer 1651 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
augustijn monnik van de orde van Sint-Augustinus 1523 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
augustijn typografische maat 1660 [wnt] |
augustus achtste maand 1289 [cg i 1, 1378] <Latijn {4.1.7} |
aula grote gehoorzaal 1864 [wnt Suppl] <Latijn |
au pair jongere die in buitenland tegen kost en inwoning huishoudelijk werk doet 1986 [koe] |
aura uitstraling van een persoon 1832 [wei] <Latijn |
aureool stralenkrans 1824 [wnt] <Frans |
aurora dageraad 1515 [wnt] <Latijn |
auscultatie het beluisteren van de inwendige organen 1846 [wnt] <Frans |
auspiciën voortekens 1628 [wnt] <Latijn |
ausputzer vrije verdediger (bij voetbal) 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2} |
austraal zuidelijk 1824 [wnt] <Frans |
autarkie het in eigen behoefte voorzien 1669 [wnt] <Grieks {3.2} |
auteur schepper, schrijver 1552 [wnt] <Frans |
authentiek oorspronkelijk 1451 [hws] <Latijn |
autisme op zichzelf gericht zijn 1919 [wnt] <Duits {3.2} |
auto wagen 1899 [wnt auto Suppl] {1.2.4/4.1.10} |
autobaan autosnelweg 1940 [wnt auto ii Suppl] <Duits {3.2} |
autobiografie eigen levensbeschrijving 1809 [wnt] <Frans {3.2} |
autochtoon de oorspronkelijke bevolking uitmakend 1832 [wnt] <Grieks {3.2} |
autoclaaf papiniaanse pot 1847 [kku] <Frans |
autocratie onbeperkte heerschappij 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
autocross veldrit voor auto's 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
autocue halfdoorlatende spiegel van de lens van een tv-camera die de tekst voor de spreker aanwijst 1984 [gvd] <Engels |
autodafe ketterverbranding 1820 [wnt] <Portugees {3.2} |
autodidact iem. die kennis heeft door eigen studie 1850 [wnt] <Latijn |
autogeen zonder lasmiddel 1912 [wnt auto-] <Frans |
autograaf eigenhandig geschreven stuk 1552 [wnt] <Latijn |
autogram handtekening 1875 [wnt] |
automaat machine die zelfstandig handelingen verricht 1552 [wnt Suppl] <Frans of Latijn |
automatiek hal voor verkoop van eetwaren in een automaat 1940 [wnt] {3.3} |
| |
| |
automobiel zichzelf bewegend 1896 [wnt] <Frans |
automobiel motorrijtuig 1897 [wnt] <Frans {1.2.4/4.1.10} |
automonteur vakman die auto's onderhoudt en herstelt 1947 [wnt auto Suppl] {4.1.13} |
autonomie zelfregering 1806 [wnt] <Latijn |
autonoom zelfstandig 1877 [wnt] <Frans |
autoped step 1920 [Sanders 2001] <Frans {4.1.10} |
autopsie lijkschouwing 1824 [wnt] <Frans |
autoriseren machtigen 1301-1350 [hws] <Frans |
autoritair eigenmachtig 1869-1870 [wnt] <Frans |
autoriteit gezag 1240 [Claes Tw. 9] <Frans of Latijn |
autostrada autosnelweg 1936 [wnt automobilisme] <Italiaans {3.2} |
autotypie reproductieprocédé 1892 [wnt] |
auxiliair hulp- 1649 [wnt] <Frans |
avance toenaderingspoging 1784 [wnt] <Frans |
avanceren voorwaarts gaan 1490 [hws] <Frans |
avant-garde voorhoede 1567 [wnt] <Frans {4.1.14} |
ave tussenwerpsel: groet 1501-1525 [wnt Suppl] <Latijn {4.3} |
avegaar* grote boor 1404 [Toll.] {1.2.4} |
Ave-Maria gebed 1236 [cg i Gent] <Latijn |
avenue laan 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
averecht* verkeerd 1265-1270 [cg Lut.K] |
averij schade aan schip of lading 1773 [wnt] <Italiaans {3.2} |
aversie afkeer 1593 [wnt] <Frans |
aviateur vlieger 1910 [wnt] <Frans |
aviatiek luchtvaart 1911 [wnt] <Duits |
avicultuur vogelteelt 1898 [wnt] <Frans |
avifauna vogelwereld 1904 [wnt] |
aviso vaartuig om berichten over te brengen 1614 [De Jonge iv, 24] <Spaans {3.2/4.1.11} |
avitaminose ziekte ontstaan door gebrek aan vitaminen 1916 [wnt] |
avocado boom, vrucht 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.2} |
avond* tijd waarin de duisternis intreedt 901-1000 [wps] {4.1.7} |
avontuur lotgeval 1236 [cg i 1, 29] <Frans |
axel figuur bij kunstrijden 1984 [gvd] |
axiaal de as volgend 1862 [wnt] |
axioma onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling 1654 [wnt] <Latijn |
axolotl salamanderachtige 1734 [wnt] <Spaans {3.2} |
ayahuasca geestverruimende Zuid-Amerikaanse drug 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6} |
ayatollah sjiitisch schriftgeleerde 1979 [wp jaarboek 1980] <Arabisch {3.2} |
azalea sierstruik 1769 [wnt] <modern Latijn |
azen* gretig verlangen 1727 [wnt azen i] |
azijn vloeistof uit azijnzuur en water 1285-1286 [cg i 1, 1153] <Frans {4.1.6} |
Azoïcum geologisch tijdperk 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn |
azuur blauw 1350 [mnw] <Frans {4.1.5} |
|
B2B business to business, van bedrijf tot bedrijf 2000 [Sanders 2001] <Engels |
ba, bah* tussenwerpsel: uitroep van afkeer 1285 [mnw] {4.3} |
baai inham 1617 [wnt] <Frans |
baai weefsel 1619 [wnt] <Frans {4.1.9} |
baai pijptabak 1860 [wnt] {4.1.6} |
baaierd chaos 1605-1616 [wnt] |
baak vast merk dat vaarwater aangeeft 1484 [mnw] {1.2.4} |
baal zak 1427 [hws] <Frans |
baan* weg 1340-1350 [mnw] |
baan* betrekking 1739 [wnt] |
baanbreker wegbereider 1858-1873 [wnt baan] <Duits |
baar* draagbaar 1080 [Rey] {2.2} |
baar* golf 1240 [Bern.] |
baar nieuweling 1699 [Claes Tw. 11] <Indonesisch {3.2} |
baar staaf metaal 1717 [wnt] <Frans |
baard* haar op kin en wangen 1240 [Bern.] |
baarmoeder* uterus 1542 [Claes Tw. 12] |
baars* beenvis 1240 [Bern.] |
baas* meerdere, hoofd 1280 [cg i 1, 462] |
baat* nut 1240-1260 [vmnw] |
baba gebak 1910-1914 [Bauwens] <Frans {3.1/4.1.6} |
babbelaar snoepje 1872 [gvd] {4.1.6} |
babbelen* praten 1784 [wnt] {3.1} |
babi pangang geroosterd varkensvlees 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
baboe kindermeisje 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 59] <Indonesisch {3.2} |
baby zuigeling 1875 [Aanv wnt] <Engels {4.1.4} |
babybond obligatie met een lagere nominale waarde dan normaal 1995 [Financieel-Economische Tijd 9/12/1995] <Engels |
babyboomer iem. geboren tussen 1945 en 1960 1988 [De Coster 1999] <Engels |
babybox looprek 1929 [kwt] {3.3} |
babyfoon apparaat dat geluiden uit de kinderkamer doorgeeft 1964 [R75] {4.1.17} |
| |
| |
baccalaureaat laagste academische graad 1824 [wei] <Frans of Latijn |
baccarat kansspel met kaarten 1886 [kku] <Frans {4.1.18} |
bacchanaal drinkgelag 1698 [wnt] <Latijn |
bacil bacterie 1904 [wnt slijmig] |
back achterspeler 1899 [dbl] <Engels |
backbencher minder belangrijk politicus 1950 [De Vooys] <Engels |
backgammon bordspel 1847 [kku] <Engels {4.1.18} |
backpacker rugzakreiziger 1992 [Sanders 2000] <Engels |
backslash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels |
back-up reservekopie van computergegevens 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels |
bacon spek 1949 [wnt asfalt] <Engels {4.1.6} |
bacove bananensoort 1602 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bacterie eencellig organisme 1868 [Aanv wnt] <Duits |
bacteriofaag virus dat bacteriën attaqueert 1924 [gvd] |
bacteriologie studie van de bacteriën 1889 [Picarta: titel van A.P. Fokker] |
bacteriostatisch de groei van de bacteriën remmend 1961 [gvd] |
bad* kuip, water waarin men zich baadt 1240 [Bern.] |
badderen* zwemmen, in het water spelen 1906 [Köster Henke] {3.1} |
badge speldje 1958 [R75] <Engels {1.3} |
badineren schertsen 1720 [mey] <Frans |
badminton balspel 1915 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
baedeker reishandboek 1866 [wnt wegdampen] <Duits |
bagage reisgoed 1515-1520 [hws] <Frans |
bagatel kleinigheid 1631 [wnt] <Frans |
bagel rond, hartig hardgebakken broodje met een gat in het midden 1999 [gvd] <Engels {4.1.6} |
bagge* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2/4.1.3} |
bagger* slijk 1526-1536 [mnw] |
bagno deportatieoord 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
baguette stokbrood 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
bahco Engelse sleutel 1994 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] |
baht munteenheid van Thailand 1908 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Thai {4.1.12} |
baileybrug noodbrug 1946 [De Vooys] <Engels |
baisse het dalen 1847 [kku] <Frans |
bajes Bargoens: gevangenis 1844 [moo] <Jiddisch {3.2} |
bajonet steekwapen op een geweerloop 1682 [Toll.] <Frans {4.1.14} |
bak kom, trog 1285 [cg I2, 1016] <Frans |
bak* grap 1914 [gvd] |
bakbeest groot, lomp voorwerp 1661 [wnt] |
bakboord* linkerzijde 1599 [Kil.] |
bakeliet harde kunsthars 1909 [Sanders 1993] |
baken vast merk dat vaarwater aangeeft 1284 [hws] <Fries {1.2.4/3.2} |
baker* kraamverzorgster 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.5/4.1.13} |
bakkebaard baard alleen op wangen 1840 [wnt] <Duits |
bakkeleien bekvechten 1715 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bakken* braden 1276-1300 [cg Lut.A] |
bakken* zakken voor examen 1924 [gvd] |
bakker* iemand die beroepsmatig brood e.d. bakt 1477 [Teuth.] {4.1.13} |
bakkes* gezicht 1546 [Naembouck] {1.2.3/3.1} |
baklava zeer zoet gebak 1992 [gvd] <Turks {3.2/4.1.6} |
bakra blanke 1969 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
baksjisj fooi 1886 [kku] <Turks {3.2} |
bakvis meisje tussen 14 en 17 jaar 1875 [wnt] <Duits {4.1.4} |
bakzeilhalen terugkrabbelen 1806-1807 [wnt] <Engels |
bal* rond voorwerp 1240 [Bern.] {4.1.18} |
bal danspartij 1643 [Toll.] <Frans {4.1.15} |
bal gulden, (België) frank 1936 [Verschueren] <Frans {4.1.12} |
balalaika snaarinstrument 1832 [wei] <Russisch {3.2/4.1.16} |
balanceren zich in evenwicht houden 1734 [wnt voor ii] <Frans |
balans weegschaal 1294 [cg I3, 2010] <Frans |
balans evenwicht 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
balata rubbersoort 1899 [Van Donselaar 1989] <Caribische indianentaal {3.2} |
balboa munteenheid van Panama 1903 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
baldadig* roekeloos, uitgelaten 1732 [wnt] |
baldakijn troonhemel 1350 [mnw] <Frans |
bale-bale rustbank 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 103b] <Indonesisch {3.1/3.2} |
balein walvisbaard 1778 [wnt] <Frans {1.3} |
balen walgen 1970 [Recht voor raap] |
balg* afgestroopte huid, leren zak 1288 [Toll.] |
balie toonbank, rechtbank 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
| |
| |
baliekluiver leegloper 1860-1875 [wnt] |
baljuw ambtenaar die rechtspraak doet 1237 [cg i 1, 30] <Frans |
balk* stuk hout 1064 [Künzel] {2.3} |
balken* schreeuwen van ezels 1704 [Claes] {3.1} |
balkenbrij* spijs 1898 [gvd] {1.2.5/4.1.6} |
balkon open uitbouw van huis 1663 [wnt] <Frans |
ballade episch dichtstuk 1509 [Mak] <Frans |
ballast last 1390 [hws] <Nederduits {3.2} |
ballerina balletdanseres 1875 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
ballet figuurdans 1650 [Claes] <Frans {4.1.15} |
balletje-balletje* gokspel waarin een bal in een van drie bekers wordt verstopt 1985 [De Coster 1999] {3.1/4.1.18} |
balling* verbannene 1237 [cg i 1, 31] {1.2.4} |
ballistiek leer van de kogelbaan 1824 [wei] |
ballon met gas gevulde zak 1636 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ballotage het balloteren 1824 [wei] <Frans |
balloteren stemmen over toelating als lid 1808 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ballpoint bolpuntpen 1949 [De Vooys] <Engels |
balorig* gemelijk 1637 [wnt baloorig] |
balpen bolpuntpen 1975 [wp] <Engels |
balsahout lichte houtsoort 1950 [gvd] |
balsem zalf 1240 [Bern.] <Latijn |
balsemien, balsamien plantengeslacht 1663 [Claes] <modern Latijn |
balsturig* koppig 1477 [Teuth.] |
balts paringsritueel 1938 [Aanv wnt] <Duits |
baluster stijl, kleine zuil van balustrade 1762 [Inventarisatie nalatenschap C.O. Creutz] <Frans |
balustrade hekwerk met stijlen 1825-1827 [wnt] <Frans |
bamamodel onderwijsmodel van brede bachelorfase gevolgd door specialistische masterfase 2000 [Sanders 2001] <L {3.4} |
bambino kleine jongen 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
bamboe grasachtige plantengeslachten 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bami Chinees gerecht 1897 [Aanv wnt] <Chinees of Maleis {3.2/4.1.6} |
bamzaaien loten wie het gelag zal betalen 1943 [Aanv wnt] |
ban* afkondiging, uitsluiting 995 [Gysseling 1960] {2.3} |
ban betovering 1898 [Theissen 1975] <Duits |
banaal alledaags 1866 [wnt] <Frans |
banaan plant, vrucht 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.2} |
bananenschot hoogtebal 1984 [gvd] <Engels |
bancair met betrekking tot banken 1984 [gvd] <Frans |
banco bankgeld 1611 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
banco vijftig gulden 1999 [R99] {4.1.12} |
band* strook stof om te binden 1100-1150 [Rey] {2.2} |
band boekdeel 1734 [wnt] <Duits |
band muziekkorps 1929 [Aanv wnt] <Engels |
bandage verband 1768 [Aanv wnt] <Frans |
banderilla gepunte stok met vlaggetje 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
banderol strook met opschrift 1588 [Claes] <Frans |
bandiet struikrover 1599-1607 [Toll.] <Duits |
bandijk* rivierdijk 1284 [mnw] {3.1} |
bandoneon toetsinstrument 1912 [kku] <Duits {3.2/4.1.16} |
bandrecorder apparaat voor het weergeven van een bandopname 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3/4.1.17} |
bandy balspel op ijs 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandy Club] <Engels {4.1.18} |
banen* een weg maken 1401-1500 [mnw] |
bang* angstig 1350 [mnw] |
bang tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1961 [gvd] <Engels {5} |
banier vaandel 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
banistiek kennis van vlaggen 1976 [gvd] |
banjo snaarinstrument 1899 [dbl] <Engels {4.1.16} |
bank* meubelstuk 1240 [Bern.] {4.1.9} |
bank geldbank 1467 [hws] <Italiaans {1.1/3.2} |
banket feestmaal 1483 [hws] <Frans |
banket gevuld gebak 1714 [wnt] <Frans {4.1.6} |
bankier hoofd van bank, geldhandelaar 1451-1454 [hws] <Frans {4.1.13} |
bankroet bankbreuk, faillissement 1555 [Claes] <Frans |
bantamgewicht gewichtsklasse in vechtsport 1933 [Sanders 1995] <Engels |
banzai tussenwerpsel: Japanse heilgroet 1929 [kwt] <Japans {3.2/4.3} |
baptist doopsgezinde 1856 [wnt vereenigd] <Frans {4.1.8} |
bar* naakt 820-822 [Gysseling 1960: 90] {2.3} |
bar* bijwoord van graad: erg 1850 [wnt] |
bar tapkast 1886 [kku] <Engels |
bar eenheid van luchtdruk 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
barak eenvoudig gebouw 1673 [Claes] <Frans |
barbaar onbeschaafd persoon 1348 [mnw] <Frans |
| |
| |
barbarisme leenwoord in strijd met de eigen taalnormen 1780 [wnt] <Frans of Latijn |
barbecue grill 1963 [R75] <Engels |
barbeel beenvis 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
barbiepop speelpopje aangekleed als volwassen vrouw 1990 [De Coster 1999] {4.1.18} |
barbier kapper 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.13} |
barbituurzuur organisch zuur 1950 [Kleine wp 157] |
barcode streepjescode 1984 [gnn] <Engels |
bard (Keltisch) dichter 1772 [wnt] <Duits {3.2} |
barderen vlees met spek omwikkelen 1961 [gvd] <Frans |
barebacking onveilige seks met iemand die mogelijk besmet is met hiv 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.4} |
baren* ter wereld brengen 901-1000 [wps] |
baret muts 1573 [Claes] <Frans {4.1.9} |
barg* gecastreerd mannelijk varken 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
barg* overdekte hooibergplaats 1022 [Slicher] {2.4} |
bariet bariumsulfaat 1824 [wei] |
bariton mannenstem tussen bas en tenor 1772 [Bouvink] <Duits {3.2/4.1.16} |
barium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bark type zeilschip 1370 [mnw] <Frans {4.1.11} |
barkas zwaarste sloep 1718 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans {4.1.11} |
barkeeper barman 1912 [kku] <Engels {4.1.13} |
barmhartig mededogen hebbend 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] <Duits |
bar mitswa feestelijk gevierde meerderjarigheid van joodse jongen 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
barn eenheid van oppervlakte in atoomfysica 1975 [wp] <Engels |
barnen* in vuur en vlam staan 1174 [Künzel] {2.3} |
barnsteen harde hars, amber 1315 [hws] <Nederduits {3.2} |
barograaf zelfregistrerende barometer 1886 [kku] |
barok grillig gevormd 1824 [wei] <Frans |
barok bepaalde stijlperiode 1879 [wp, dl. 12, 299] <Duits |
barometer toestel dat luchtdruk meet 1778 [wnt] <Frans |
baron adellijke titel 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
barouchet type rijtuig 1856 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
barracuda beenvis 1984 [gvd] <Spaans {3.2} |
barrage versperring 1929 [kwt] <Frans |
barrel Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat 1847 [kku] <Engels |
barrevoets* blootsvoets 1540 [mnw] |
barricade straatversperring 1669 [Claes] <Frans |
barrière versperring 1650 [Claes] <Frans |
bars nors 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2} |
barsten* splijten 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] |
barstensvol* stampvol 1824 [wnt ei] {4.4} |
barysfeer aardkern 1950 [gvd] |
barzoi, borzoi hondensoort 1912 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
bas laagste stem 1552 [Claes] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bas Bargoens: stuiver, dubbeltje 1860 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
basaal aan de basis 1933 [Aanv wnt] <Engels |
basalt hard gesteente 1778 [Sanders 1995] <Frans |
bascule weegwerktuig 1847 [kku] <Frans |
base loog 1863 [kku] <Frans |
baseball honkbal 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
baseballpetje pet met klep 1994 [inl Corpus GP94-1.SGZ] {4.1.9} |
basen cocaïne roken via een waterpijp 1982 [R84] <Engels |
baseren doen steunen 1798 [wnt uitvinden] <Frans {3.2} |
basilicum bazielkruid 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.3/4.1.6} |
basiliek christelijke kerk 1869 [wnt] <Frans |
basilisk fabeldier 1240 [Bern.] <Latijn |
basis grondslag 1618 [wnt] <Latijn |
basisch op de wijze van een base 1868 [wnt waterstof] |
basketbal spel waarbij bal door ring met net wordt gegooid 1924 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
bas-reliëf halfverheven beeldwerk 1777 [mey] <Frans |
bassen* blaffen 1287 [cg NatBl] {3.1} |
basset hondensoort 1865 [kvw] <Frans {4.1.3} |
bassethoorn blaasinstrument 1824 [wei] {4.1.16} |
bassin waterbekken 1824 [wei] <Frans |
bast* schors 1105 [Rey] {2.2} |
basta tussenwerpsel: genoeg! 1617 [wnt] <Spaans of Italiaans {3.2/4.3} |
bastaard onwettig kind, rasloos dier 1273 [cg i 1, 250] <Frans {4.1.4} |
bastion bolwerk 1602 [Schulten Tw. 9] <Frans |
bat slaghout 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Engels |
bataat zoete aardappel 1565 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
| |
| |
bataljon troepeneenheid 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
batch groep gegevens die in één keer wordt verwerkt 1976 [accu-map, bul. 15, 25/2, 33] <Engels |
baten* voordeel brengen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bathometer dieptemeter 1847 [kku] |
bathysfeer toestel voor diepzeeonderzoek 1984 [gvd] |
batik gebatikte doek 1721 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.9} |
batist zacht doek 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] {4.1.9} |
batsman die het bat hanteert (bij cricket) 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
batterij artillerieafdeling 1599 [wnt] <Frans {4.1.14} |
batterij toestel waarin elektrische energie is opgeslagen 1889 [wnt] <Frans |
baud eenheid van transmissiesnelheid 1975 [wp] |
bauxiet mineraal 1871 [Sanders 1995] |
bavaroise ijsgerecht 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
baviaan hondsaap 1573 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.3} |
bazaar marktplaats 1572 [Dozy, Oosterlingen] <Perzisch |
bazelen* onsamenhangend spreken 1793 [wnt] {3.1} |
bazooka antitankwapen 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
bazuin blaasinstrument 1240 [Bern.] <Frans {4.1.16} |
beagle hondensoort 1863 [Rijnhart i, 494b] <Engels {4.1.3} |
beambte functionaris 1729 [wnt] |
beamen instemmen met 1678 [wnt] |
bearnaise botersaus 1886 [kku] <Frans {4.1.6} |
beatmusic ritmische popmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16} |
beatnik protesterende schrijver 1962 [R75] <Engels |
beaufortschaal schaal voor windkracht 1885 [wnt windkracht] |
beaujolais rode wijnsoort 1933 [Kath. Enc.] <Frans {1.2.3/4.1.6} |
beau monde de uitgaande wereld 1765 [Aanv wnt] <Frans |
beauty schoonheid 1903 [Prick 1903] <Engels |
bébé lange Indische jurk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
bebop bepaalde stijl van jazz en dans 1954 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bechamelsaus melksaus 1847 [kku] {4.1.6} |
becquerel eenheid van radioactiviteit 1906 [wp] |
bed* slaapplaats 1100 [Willeram] {4.1.9} |
bedaagd* niet jong meer 1546 [Naembouck] |
bedankje* dankbetuiging 1839 [wnt] |
bedaren* (zich) kalmeren 1451-1500 [mnw] |
bede* gebed 901-1000 [wps] |
bedeesd* verlegen 1615 [wnt wederom] |
bedelen* aalmoezen vragen 1501-1525 [mnw] {3.1} |
bederven* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedevaart* reis naar heilige plaats 1240 [Bern.] {3.1} |
bediende hulp 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
bedillen* bevitten, beredderen 1599 [Kil.] |
bedingen* bij overeenkomst bepalen 1546 [Naembouck] |
bedisselen* regelen 1600 [wnt] |
bedoelen* zich ten doel stellen, aanduiden 1731-1735 [wnt] |
bedompt* benauwend 1620 [wnt] |
bedonderd* beroerd 1676-1700 [wnt] |
bedotten* misleiden 1573 [Plantijn] |
bedrag* geldsom 1288 [cg I2, 1255] |
bedremmeld* beteuterd 1642 [wnt] |
bedreven* ervaren 1573 [Plantijn] |
bedriegen* misleiden 901-1000 [wps] |
bedrijf* beroepswerkzaamheid 1293 [cg I3, 1944] {1.2.3} |
bedrijf* deel van een toneelstuk 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
bedroeven* verdriet aandoen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedrog* bedriegerij 1265-1270 [cg Lut.K] |
bedruipen, zich(zelf)* financieel voor zichzelf kunnen zorgen 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 11] |
bedstee* ingebouwde slaapplaats 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9} |
beducht* bevreesd 1539 [hws] |
beduiden* betekenen 1301-1400 [mnw] |
beduimelen* door herhaald aanvatten bevlekken 1782 [wnt] {3.1} |
beduusd* beteuterd 1855 [wnt vreemd] |
bedwelmen* benevelen 1401-1425 [mnw] |
beek* smal stromend water 814 [Claes] {2.3} |
beeld* afbeelding, voorstelling 901-1000 [wps] |
beeldscherm* scherm van tv of computer 1961 [Aanv wnt] {1.3/3.1} |
beeldschoon zeer mooi 1866 [wnt] <Duits {4.4} |
beeltenis afbeelding 1569 [Dasypodius] <Duits |
beemd* weiland 1208-1209 [Claes] {2.3} |
| |
| |
been* onderste lichaamsdeel 1100 [Willeram] {1.2.3/1.2.6} |
been* bot 1477 [Teuth.] {1.2.3/1.2.5/1.2.6} |
beer* mensendrek, gier 709 [Claes Tw. 11] {2.3} |
beer* roofdier 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] {4.1.3} |
beer* mannetjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
beer schuld 1856 [wnt] <Duits |
beerenburg kruidenbitter 1909 [wnt water] <Fries {3.2/4.1.6} |
beest dier 1253 [cg i 1, 45] <Frans |
beet* hap 1240 [Bern.] {1.2.6} |
beetje* klein deel, klein aantal 1646 [wnt] {1.2.6} |
beetwortel suikerbiet 1652 [wnt] |
bef Bargoens: vrouwelijk geslachtsdeel 1510 [Liber Vagatorum] <? {3.5/4.4} |
bef witte doek voor de borst 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
befaamd vermaard 1535 [hws] |
beffen cunnilingus bedrijven 1972 [Aanv wnt] <? {3.5/4.4} |
begaafd* talentvol 1450 [mnw] |
begaving* flauwte, toeval 1865-1870 [wnt] {4.4} |
begeerte* verlangen 1298 [cg i, 2508] |
begeesteren in geestdrift brengen 1815 [wnt] <Duits |
begeren* verlangen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
begiftigen* beschenken met 1477 [Teuth.] {3.1} |
begijn lid van bepaalde kloosterlijke lekengemeenschap 1266 [cg i, 64] <me Latijn {4.1.8} |
beginnen* aanvangen 901-1000 [wps] |
begonia plantengeslacht 1874 [wnt tuinbouw] <modern Latijn |
begrafenis* het begraven 1450 [hws] {3.1} |
begrijpen vatten, omvatten 1240 [Bern.] <Duits |
begrip inzicht, idee 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits |
beha bustehouder 1950 [Aanv wnt] <L {3.4} |
behagen* aangenaam zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behalve* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
behartigen* zorgen voor 1488 [hws] {3.1} |
behaviorisme richting in psychologie 1928 [Aanv wnt] <Engels |
behelzen* inhouden 1265-1270 [cg Lut.K] |
behendig* handig 1240 [Bern.] |
behept* lijdend aan een zedelijk gebrek 1691 [wnt] |
beheren* besturen 1357 [mnw] |
behoefte* wat men nodig heeft, gebrek 1253 [cg i] |
behoefte* ontlasting 1898 [gvd] {4.4} |
behoeven* nodig hebben of zijn 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
behoren* toebehoren, nodig zijn, passen 1240 [Bern.] |
behoudens* voorzetsel 1860 [wnt] {4.2} |
bei bes 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.2} |
bei Barbarijse vorst 1542 [wnt] <Turks {3.2} |
beide* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
beiden* wachten 901-1000 [wps] |
beieren* luiden 1373 [hws] {3.1} |
beige grijsachtig geel of bruin 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5} |
beignet gebak 1875 [wnt appel] <Frans {4.1.6} |
beissie Bargoens: dubbeltje 1844 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
beitel* stuk gereedschap 1320 [Claes Tw. 11] {3.1} |
beitsen kleuren met beits 1892 [wnt] <Duits |
bejaard* oud 1734 [wnt] {4.1.4} |
bejegenen* behandelen 1350 [mnw] |
bek snavel, mond 1240 [Bern.] <Frans |
bekaaid slecht, ongunstig 1611-1620 [wnt bekaaien] |
bekaf uitgeput door te hard lopen 1615 [wnt] |
bekattering Bargoens: uitbrander, bekeuring 1906 [moo] <Jiddisch {1.2.3/3.2} |
bekend* vermaard 1265-1270 [cg Lut.K] |
bekend* kennende 1300 [mnw] |
bekennen* bespeuren, erkennen 901-1000 [wps] |
bekennen* gemeenschap hebben 1351-1400 [mnw] {4.4} |
bekentenis* het erkennen 1552 [Apherdianus 64r] {3.1} |
beker drinkgereedschap 1284 [cg i Dordrecht] <Latijn |
bekeren* tot inkeer brengen 901-1000 [wps] |
bekeuren* verbaliseren 1240 [Bern.] |
bekken kom 1240 [Bern.] <me Latijn |
bekken ring van de heupbeenderen 1702 [wnt] <me Latijn {3.2} |
bekken slaginstrument 1881 [wnt] {4.1.16} |
beklijven* gedijen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beklijven* (bij)blijven 1350 [mnw] |
beknopt* kort samengevat 1603 [Toll.] |
bekocht afgezet 1237 [cg i 1, 32] |
bekokstoven heimelijk regelen 1900 [wnt kokstoven] |
bekommeren met zorg vervullen 1276-1300 [cg Lut.A] |
bekommernis* bezorgdheid 1569 [wnt] {3.1} |
bekomst* zoveel als iem. behaagt 1526 [wnt] {3.1} |
bekoren* aantrekken 1530 [wnt] |
bekrompen* niet ruim 1774 [wnt] |
| |
| |
bekwaam* kundig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bel* een schel 1236 [cg i Gent] |
bel* gasbolletje 1586 [wnt bel iii] |
bel geluidseenheid 1950 [gvd] |
belabberd* akelig 1451-1500 [mnw] |
belagen* bedreigen 1285 [cg Rijmb.] |
belang* voordeel, belangstelling 1265-1270 [cg Lut.K] |
belazerd bedonderd 1874 [wnt] |
belcanto zingen volgens de Italiaanse techniek 1920 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
beledigen krenken 1588 [Kil.] <Duits |
beleefd* hoffelijk 1613 [wnt] |
beleg* insluiting van een vesting 1351-1400 [mnw] {1.2.6} |
beleg* wat men op een boterham legt 1976 [gvd] {1.2.6/1.4/3.1} |
beleid* wijze van handelen 1291 [cg i 1, 1563] |
beleidsporno bureaucratische stukken zonder inhoud 2000 [Sanders 2001] {4.4} |
belemmeren* (ver)hinderen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
bel-etage onderste verdieping 1866 [wnt nis] {3.3} |
beletten* verhinderen 1254 [vmnw] |
belevenis ervaring 1918 [Picarta: Schönfeld, mijn pastorale belevenissen] <Duits {3.2} |
belezen veel gelezen hebbend 1782 [wnt] <Duits |
belfort toren met klokken 1276 [cg i 1, 306] <Frans |
belgen* toornig maken 901-1000 [wps] |
belhamel* aanvoerder 1562 [Naembouck] |
believen* behagen 1419 [mnw] |
belijden* (een geloof) aanhangen, bekennen 1282 [cg i 1, 662] |
belijdenis* getuigenis omtrent zijn geloof 1637 [wnt] {3.1} |
belladonna wolfskers 1775 [hou ii, 4, 231] <Italiaans {3.2} |
bellefleur appel 1778 [wnt] <Frans {4.1.2} |
bellenblazen* bellen maken door te blazen in een pijpje met zeepsop 1750 [Hallema, Kinderspelen 186] {4.1.18} |
bellettrie (beoefening van de) schone letteren 1881-1888 [wnt] {3.3/5} |
beloega walvisachtige 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.3} |
beloven* toezeggen 1240 [Bern.] {1.2.4} |
bel paese handelsnaam van een Italiaanse kaassoort 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
belvédère uitzichttoren 1824 [wei] <Frans |
bemiddeld welgesteld 1844 [wnt velerlei] <Duits |
bemoeien* zich mengen in 1637 [Statenvertaling; 1 Petrus 4:15] |
ben tenen mand 1430 [hws] <Frans |
benard* benauwd 1626 [wnt benarren] |
bende troep 1525 [wnt] <Frans |
beneden* voorzetsel 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
beneden* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
benedictie zegening 1236 [cg i 1, 24] <Latijn |
benedictijn monnik van de orde van Sint-Benedictus 1644 [wnt orde] <me Latijn {4.1.8} |
benedictine Franse likeur 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
benedijen zegenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
benefice voordeel 1790 [wnt cognac] <Frans |
beneficiair onder beneficie 1929 [kwt] <Frans |
beneficie voorrecht 1462 [hws] <Latijn |
benefiet voorstelling ten bate van een goed doel (persoon of zaak) 1830 [Aanv wnt] <Engels |
benepen* benauwd 1599-1607 [Kil.] |
beneveld* dronken 1884 [gvd] |
benevens* voorzetsel 1624 [wnt] {4.2} |
benevolentie welwillendheid 1507 [hws] <Latijn |
Bengaals vuur bepaald vuurwerk 1847 [kku] |
bengel* deugniet 1635 [wnt] {3.1} |
bengelen* heen en weer slingeren 1897 [wnt] |
benieuwd* nieuwsgierig 1642 [wnt] |
benijden* jaloers zijn 1265-1270 [cg Lut.K] |
benjamin jongste zoon 1649 [wnt] <Hebreeuws {3.2} |
bent* grassoort 918-948 [Künzel] {2.3} |
bent genootschap 1698 [wnt bende] |
benul* begrip 1862 [wnt beslenteren] |
benutten gebruiken 1801 [wnt] <Duits |
benzedrine handelsnaam voor amfetamine 1960 [Aanv wnt] {4.1.6} |
benzine brandstof 1864 [Toll.] <Duits |
benzinemotor met benzine aangedreven explosiemotor 1900 [wnt verlichting i] {4.1.10} |
benzol een koolwaterstof 1867 [Aanv wnt] <Duits |
beo zangvogel 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Indonesisch {3.2} |
beogen* op het oog hebben 1612 [wnt] |
bepalen vaststellen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
beraad* overleg 1265-1270 [cg Lut.K] |
beraadslagen* overleggen 1562 [Toll.] |
beregoed* zeer goed 1966 [R75] {4.4} |
bereid* gereed 1301-1325 [mnw] |
bereid* genegen 1400 [mnw] |
| |
| |
bereiken* aankomen 1350 [mnw] |
beren schulden maken 1898 [gvd] |
berenlul* kroket of frikadel 1987 [De Coster 1999] {3.1/4.1.6} |
beresterk* zeer sterk 1971 [Vertaling Vonnegut, Welkom op aperots] {4.4} |
berg* grote heuvel, hoop 865 [Claes] {2.3} |
bergeend* eendachtige 1598 [wnt] |
bergen* in veiligheid brengen 1642 [wnt] |
bergen* opbergen 1784-1785 [wnt] |
beriberi ziekte 1661 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
berichten* mededelen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4} |
berin* wijfjesbeer 1287 [vmnw] |
berispen* laken 1265-1270 [cg Lut.K] |
berk* boomsoort 1050 [Prisma NPl.] {2.3} |
berkelium chemisch element 1960 [ensie] <modern Latijn |
berm* strook langs weg 1288 [cg I2, 1297] {3.1} |
bernage plantengeslacht 1272 [cg i 1, 214] <Frans |
beroemd vermaard 1542 [Dasypodius] <Duits |
beroep* appèl, herziening van vonnis aan hogere rechter vragen 1292 [cg I3, 1717] |
beroep* werkkring 1642 [wnt] |
beroepsverbod verbod een bepaalde overheidsfunctie uit te oefenen 1984 [gnn] <Duits {3.2} |
beroerd* ellendig 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beroerte* verlamming door bloeduitstorting in de hersenen 1667 [wnt] {4.4} |
berokkenen* veroorzaken 1595 [wnt] |
berooid arm 1488 [mnw] <Fries {3.2} |
berouwen* spijt doen hebben 901-1000 [wps] |
berserkerwoede extatische strijdwoede 1847 [Aanv wnt] <Duits |
berucht* ongunstig bekend 1704 [Hannot&Hoogstraten] {1.2.3} |
beryllium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
bes* kleine vrucht 1350 [Toll.] {4.1.2} |
bes* oudje 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.1.4} |
beschaafd* zorgvuldig opgevoed 1699 [Claes Tw. 12] |
beschadigen* schade toebrengen 1445 [mnw] {3.1} |
bescheid* geschreven stuk 1631 [wnt] |
bescheiden* ingetogen 1276-1300 [cg Lut.A] |
beschermen* behoeden 901-1000 [wps] |
bescheurkalender scheurkalender met geestigheden 1973 [Sanders 1999] {4.4} |
beschikken* regelen 1265-1270 [cg Lut.K] |
beschouwen* overwegen, houden voor 1240 [Bern.] |
beschroomd* bedeesd 1599-1607 [Kil.] |
beschuit baksel 1343-1345 [mnw] <Frans {4.1.6} |
beschuldigen* ten laste leggen 1256-1299 [mnw] {3.1} |
beschutten* beschermen 1285 [cg Rijmb.] |
beseffen* goed begrijpen 1287 [cg NatBl] |
besjoemelen bedotten 1924 [moo] <Duits {3.2} |
beslaan* bekleden, bedekken met iets 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
beslaan* een paard voorzien van hoefijzers 1599 [wnt kil] |
beslag* meel met water aangelengd 1401-1450 [mnw] |
beslechten* een eind maken aan 1503 [mnw] |
beslissen* besluiten 1550 [wnt] |
beslommering* zorg 1642 [wnt] |
besmeuren* vuilmaken 1401-1500 [mnw] |
besmuikt* in stilte, geniepig 1898 [gvd] |
besnijdenis* het wegnemen van de voorhuid 1480 [hws] {3.1} |
besogne zaak, beslommering 1299 [cg I4, 2603] <Frans |
bespieden* beloeren 1285 [cg Rijmb.] |
bespreken praten over iets 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
best* overtreffende trap van goed 1236 [cg i 1, 21] |
bestand* wapenstilstand 1299-1356 [mnw] |
bestand* opgewassen tegen 1731-1735 [wnt] |
bestand verzameling gegevens, beschikbare hoeveelheid 1903 [wnt z.j.] <Duits |
besteden* gebruiken voor 1277 [cg i 1, 354] |
bestek* plan 1514 [hws] |
bestek eetgerei 1934 [Theissen 1978] <Duits |
bestekamer wc 1657 [wnt] {4.4} |
bestel* ordening, regeling 1350 [mnw] |
bestellen* bezorgen (van brieven) 1534 [hws] |
bestemmen* aanwijzen 1348 [hws] |
bestendig blijvend 1569 [wnt] <Duits |
bestiaal beestachtig 1596 [Linschoten 195] <Frans |
bestialiteit beestachtigheid 1720 [mey] <Frans |
bestieren* leiden 1285 [cg Rijmb.] |
bestseller succesboek 1931 [kwt] <Engels |
bèta de Griekse letter b 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
betalen* schulden voldoen 1270 [cg i 1 167] |
betamelijk* gepast 1296 [cg I4, 2279] |
betamen* behoorlijk zijn 1236 [cg i 1, 28] |
bête dom 1824 [wei] <Frans |
betekenis* inhoud 1240 [vmnw] {3.1} |
betel blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt areca Suppl] <Portugees {3.2/4.1.6} |
| |
| |
beter* vergrotende trap van goed 901-1000 [wps] {2.5} |
beteuterd* onthutst 1616 [wnt trouwen ii] |
betichten* beschuldigen 1298 [cg I4, 2524] |
betijen* begaan 1300 [mnw] |
betjah fietstaxi 1961 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.10} |
betoeterd* gek 1903 [wnt z.j.] |
betogen* trachten aan te tonen 1236 [cg i 1, 29] |
beton bouwmateriaal 1847 [kku] <Frans |
betoog* bewijsvoering 1342 [mnw] |
betovergrootmoeder* moeder van iemands overgrootouder 1763 [wnt sterven] {4.1.4} |
betovergrootvader* vader van iemands overgrootouder 1839 [wnt verbreeden] {4.1.4} |
betrachten in acht nemen 1622 [wnt] |
betrappen* verrassen 1265-1270 [cg Lut.K] |
betreffende* voorzetsel 1784-1785 [wnt] {4.2} |
betrekkelijk* in verband staande met 1667 [wnt] |
betrekking* werkkring 1866 [wnt] |
betten* bevochtigen 1460 [mnw] |
betuigen* verzekeren 1270 [cg i 1, 186] |
betuttelen kleine verbeteringen aanbrengen 1632 [wnt wezen ii] |
betweter* die alles beter weet 1600 [wnt] |
betwijfelen ergens aan twijfelen 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
beu* zat 1621 [wnt] |
beugel* ijzeren ring 1339-1345 [mnw] {3.1} |
beugelen* een bal door een beugel rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18} |
beuk* boomsoort 806 [Claes] {2.3} |
beuk* schip van een kerk 1477 [Teuth.] |
beuken* hard slaan 1406 [mnw] {3.1} |
beul* scherprechter 1481 [mnw] |
Beulemans slecht Frans 1914 [Aanv wnt] {4.4} |
beun viskaar 1580 [wnt water] |
beunhaas onbevoegd werker 1649 [wnt] <Nederduits {3.2} |
beuren* tillen 1280 [cg I2, 1262] |
beurs portemonnee 1240 [Bern.] <me Latijn |
beurs handelsbeurs 1612 [Vd Sijs 1998] {1.2.5} |
beurs* zacht 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
beurt* geregelde volgorde 1445 [mnw] |
beuzelen* onzin vertellen 1573 [Plantijn] |
bevallen* behagen 1285 [cg Rijmb.] |
bevallen* een kind baren 1616 [wnt] |
bevallig* gracieus 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
bevelen* gelasten 1100 [Willeram] |
bevelhebber* commandant 1532-1537 [mnw] {3.1/5} |
beven* trillen 901-1000 [wps] |
bever* knaagdier 918-948 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
bevestigen* vastmaken 1410 [mnw] {3.1} |
bevoegd gerechtigd 1698 [wnt] <Duits |
bevorderen* de ontwikkeling begunstigen 1500-1536 [mnw] |
bevredigen* voldoen aan een behoefte 1784-1785 [wnt] {3.1} |
bevrijden* vrijmaken 1351-1400 [hws] {1.2.4} |
bevroeden* begrijpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
bewaren* houden, handhaven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
bewegen* in beweging brengen of zijn 1301-1400 [mnw] |
beweging* groep, partij 1886 [wnt] |
beweren zeggen 1477 [Teuth.] <Duits |
bewerkstelligen uitvoeren 1769-1811 [wnt] <Duits |
bewijzen* aantonen 1240 [Bern.] |
bewind* bestuur 1351-1400 [mnw] |
bewonderen eerbied hebben 1827 [wnt] <Duits {1.4} |
bewust bekend, bedoeld 1638 [wnt] <Duits |
bewusteloos buiten bewustzijn 1819 [Vd Sijs 1998] <Duits |
bezaan achterste gaffelzeil 1480 [hws] |
bezadigd* bedaard 1598 [wnt] |
bezant gouden munt 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <me Latijn |
bezem* werktuig om te vegen 1240 [Bern.] {3.1} |
bezemstuiver* munt 1652-1662 [wnt] {4.1.12} |
bezeren* zeer doen 1480 [mnw] |
bezeten* krankzinnig 1265-1270 [cg Lut.K] |
bezetten* innemen, vervullen 1240 [Bern.] |
bezichtigen* bezien 1540 [hws] {3.1} |
bezig* werkzaam 1240-1260 [cg i 1, 69] |
bezigen* gebruiken 1401-1500 [mnw] |
bezijden* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
bezinnen* nadenken 1477 [Teuth.] |
bezitten* (in bezit) hebben 1240 [vmnw] {1.2.1/1.2.5} |
bezoedelen bevlekken 1562 [Toll.] <Duits |
bezoldigen salaris geven 1642 [wnt] {3.1} |
bezonnen* bedachtzaam 1879 [wnt] |
bezuren* voor iets boeten 1285 [cg Rijmb.] |
bezwaar* last, moeite 1605 [wnt] |
bezwijken* sterven 1682 [wnt] {4.4} |
bezwijken* niet kunnen weerstaan 1784-1785 [wnt] |
biatlon combinatie van langlauf en schieten 1960 [Guinness Olympische Spelen boek] <Engels {4.1.18} |
bibberen* rillen 1794 [Toll.] {3.1} |
bibliofiel boekenliefhebber 1872 [gvd] |
| |
| |
bibliografie literatuurlijst, boekbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
bibliothecaris beheerder van bibliotheek 1682 [wnt] <Latijn |
bibliotheek plaats met verzameling boeken 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
biblist bijbelkenner 1540 [hws] |
biceps tweehoofdige opperarmspier 1793 [wnt twee] <Latijn {3.2} |
biconcaaf dubbelhol (van lenzen) 1847 [kku] |
biconvex dubbelbol (van lenzen) 1847 [kku] |
bidbook prospectus i.v.m. overname of vestigingsplaats 1995 [De Coster 1999] <Engels |
bidden* gebed richten tot God, smeken 901-1000 [wps] |
bidet zitbad 1847 [kku] <Frans |
bidon blikken veldfles 1912 [kku] <Frans |
biecht* belijdenis (van zonden) 901-1000 [wps] {1.2.3} |
bieden* geven, aanbieden 1240 [Bern.] |
biedermeier stijlperiode van 1815 tot 1850 1940 [wnt vaas] <Duits {3.2} |
biefstuk lap vlees van de bovenbil 1832 [wei] <Engels {1.2.5/4.1.6} |
biel(s) dwarsligger 1914 [gvd] <Frans {1.2.4} |
biënnale tweejaarlijkse tentoonstelling of concours 1948 [kwt] |
bier alcoholhoudende drank 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.6} |
bies* plantengeslacht 972 [Claes Tw. 11] {2.3} |
bies* boordsel aan kleding 1854 [wnt] |
biest* eerste melk na het kalven 1351-1400 [mnw] {4.1.6} |
biet plant 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
bietsen bedelen 1950 [Aanv wnt] <Engels |
bifocaal met twee brandpunten 1949 [wnt tri-f.] |
big* jong van het varken 1573 [Plantijn] {3.2/4.1.3} |
bigamie dubbel huwelijk 1658 [mey] <Frans |
big bang de oerknal 1975 [wp] <Engels {1.2.6} |
biggelen* (van tranen) naar beneden rollen 1599 [Kil.] |
bij* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
bij* insect 970 [Künzel] {2.3} |
bijbel de Heilige Schrift 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
bijgeloof* superstitie 1595 [wnt] |
bijkans bijwoord van hoedanigheid: bijna 1432-1468 [mnw] |
bijl* werktuig 1240 [Bern.] {4.1.14} |
bijlage geschrift ter aanvulling 1729 [wnt] <Duits |
bijlander* platboomd vaartuig 1702 [wnt] {4.1.11} |
bijna* bijwoord van hoedanigheid: op weinig na 1276-1300 [cg Lut.A] |
bijou kleinood 1690 [Aanv wnt] <Frans |
bijslaap* geslachtsgemeenschap 1656 [wnt] |
bijspijkeren goedmaken, het achtergeblevene gelijk brengen 1855 [wnt] |
bijster* bijwoord van graad: zeer 1598 [wnt] |
bijster* niet meer wetend 1642 [wnt] |
bijt* gat in het ijs 1301-1350 [mnw] {1.2.6} |
bijten* de tanden in iets zetten 1240 [Bern.] {1.2.5/1.2.6} |
bijval toejuiching 1818 [wnt resultaat] <Duits |
bijvallen* de zijde kiezen van 1445 [mnw] |
bijwoord* adverbium 1477 [Teuth.] |
bijzit* concubine 1599 [Kil.] {4.1.4} |
bijzonder* speciaal, opmerkelijk 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
bikini tweedelig badpak 1952 [Sanders 1995] <Frans {1.4/3.2} |
bikkel* pikhouweel 1567 [Claes Tw. 12] {3.1} |
bikkelen* met bikkels spelen 1599 [wnt kil] {4.1.18} |
bikkelhard* zeer hard 1961 [gvd] {1.2.5/4.4} |
bikken* hakken 1401-1450 [mnw] |
bikken* eten 1617 [wnt] |
bil* achterdeel 1240 [Bern.] {1.2.5/4.4} |
bilabiaal met beide lippen 1892 [wnt w] |
bilateraal van twee kanten 1847 [kku] |
bildungsroman ontwikkelingsroman 1998 [Van Gorp, Lexicon lit. termen] <Duits {3.2} |
bilharzia tropische parasiet 1924 [gvd] <modern Latijn |
bilinguïsme tweetaligheid 1933 [Aanv wnt] |
biljard telwoord 1933 [John Kooy, Enc. voor iedereen] <Duits {4.2} |
biljart balspel op tafel 1782-1783 [wnt] <Frans {4.1.18} |
biljet briefje, kaartje 1488 [hws] <Frans |
biljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2} |
billijk* rechtvaardig 1300 [cg I4, 2773] |
bimbambeieren* klokgelui 1501-1550 [wnt bimbam] {3.1} |
binair tweeledig 1847 [kku] <Frans |
binden* met touw vastmaken 1100 [Willeram] |
bingo hazardspel 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
bingo tussenwerpsel: uitroep na een rake opmerking 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
bink Bargoens: man 1731 [Endt] <Romani {3.2} |
binnen* bijwoord van plaats 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
binnen* voorzetsel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.2} |
| |
| |
binocle dubbele veld- of toneelkijker 1778 [wnt verrekijker] <Frans |
bint* balk 1642 [wnt] |
bintje* aardappel 1905 [Sanders 1993] {4.1.6/4.4} |
biobak afvalbak voor groente-, fruit- en tuinafval 1992 [De Coster 1999] |
bioboer boer die biologische landbouw en veeteelt bedrijft 1997 [De Boerderij dl. 82, afl. 35] {4.1.13} |
biochemie afdeling van de scheikunde 1886 [kku] |
biogarde yoghurt met rechtsdraaiend melkzuur 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
biografie levensbeschrijving 1820 [Aanv wnt] <Frans |
bio-industrie gemechaniseerde fokkerij 1975 [R75] |
biologeren onder zijn invloed brengen, hypnotiseren 1866 [wnt] |
biologie leer van de levende wezens 1824 [wei] <Duits |
biometrie meting van eigenschappen van levende wezens 1847 [kku] |
bionisch beschikkend over bovenmenselijke lichamelijke vermogens 1982 [De Coster 1999] <Engels |
biopsie weefselverwijdering voor onderzoek 1910-1914 [Bauwens] |
bioritme ritme in de levensverschijnselen 1980 [De Coster 1999] <Engels |
bioscoop theater waar filmvoorstellingen gegeven worden 1910 [Vd Sijs 1998] |
biosfeer het door levende wezens bevolkte deel van de aarde 1910-1914 [Bauwens] |
biplaan tweedekker 1911 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bips* achterwerk 1894 [Aanv wnt bibs] {4.4} |
birdie aanduiding bij golf dat een hole in een slag minder dan het vastgestelde aantal is gespeeld 1987 [De Coster 1999] <Engels |
birr munteenheid van Ethiopië 1897 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Amhaars {4.1.12} |
bis bijwoord: tweemaal, nog een keer (in de muziek) 1824 [wei] <Latijn |
bis met een halve toon verhoogde b 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
bis tussenwerpsel: roep van publiek om nagift 1902 [wnt] <Latijn {4.3} |
bisamrat knaagdier 1872 [gvd] <Duits {4.1.3} |
biscuit droog gebak 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.1.6} |
bisdom diocees 1240 [Bern.] |
biseksueel met aanleg voor seksuele omgang met beide geslachten 1886 [kku] |
bismillah tussenwerpsel: uitroep aan het begin van enigerlei onderneming 1976 [gvd] <Arabisch {3.2/4.3} |
bismut scheikundig element 1720 [wnt wit i] <modern Latijn |
bisque soep van vis of kreeft 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
bisschop priester van de hoogste rang 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.8} |
bisschopswijn warme wijn 1847 [kku] {4.1.6} |
bissectrice lijn die een hoek middendoor deelt 1914 [Aanv wnt] <Frans |
bistro restaurant met Franse inslag 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
bit* mondstuk 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
bit kleinste informatie-eenheid 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
bits* vinnig 1617 [wnt] |
bitter* scherp van smaak 901-1000 [wps] |
bitterzoet* plant 1775 [hou ii, 4, 240] |
bitumen aardhars 1550 [Aanv wnt] <Latijn |
bivak legerplaats onder de blote hemel 1824 [wei] <Frans |
bivakmuts wollen muts die het hele gezicht behalve de ogen bedekt 1915 [wnt wasschen] {4.1.9} |
bivalent tweewaardig 1906 [wp] |
bizar grillig, vreemd 1616 [wnt] <Frans |
bizon herkauwer 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3} |
blaag* kwajongen 1855 [wnt] |
blaam smet 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blaar* blaasachtige opzwelling 1240 [Bern.] |
blaar* bles, witte plek op het voorhoofd van dieren 1343-1346 [mnw] |
blaas* urineblaas 1240 [Bern.] |
blaas* bobbel 1401-1425 [mnw] |
blaasbalg* aanjager van vuur 1286 [cg I2, 1175] {3.1} |
blaaskaak* snoever 1562 [Naembouck] {1.2.1} |
blabla gezwam 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.1/3.2} |
black box recorder met vluchtgegevens 1989 [Peptalk] <Engels |
blackjack een soort eenentwintigen 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.18} |
blackmail afpersing 1912 [kku] <Engels |
black-out tijdelijk verlies van bewustzijn 1951 [De Vooys] <Engels |
blad* orgaan aan takken 1240 [Bern.] {1.2.3/1.3} |
blad* vel papier 1617 [wnt] {1.2.3/1.3} |
bladeraar bladerprogramma 1996 [Internet: edu.techn] {1.3} |
bladzijde* pagina 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
| |
| |
blaffen* het natuurlijke geluid van honden maken 1350 [mnw] {3.1} |
blakaman neger of negroïde man 1972 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
blaken* branden, gloeien 1240 [Bern.] |
blakeren* zengen 1415 [hws] {3.1} |
blamage afgang 1929 [kwt] <Duits |
blameren berispen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
blancheren spijzen enkele minuten opkoken, licht van kleur maken 1761 [Aanv wnt] <Frans |
blanc-manger soort van nagerecht 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.6} |
blanco oningevuld 1676 [De Bruijn 1995] <Italiaans {3.2} |
blank* blinkend, wit 1287 [cg NatBl] {4.1.5} |
blasé verveeld 1838 [Aanv wnt] <Frans |
blasfemeren godslasteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
blaten* het natuurlijke geluid van schapen en geiten maken 1240 [Bern.] {3.1} |
blauw* kleurnaam 1121 [Rey] {2.2/4.1.5} |
blauw Bargoens: dronken 1906 [wnt] <Duits |
blauwbaard* wreedaard tegenover vrouwen 1775 [wnt] {3.1} |
blauwblauw* onopgehelderd, met rust 1784 [wnt] {3.1} |
blauwhelm* militair in dienst van de Verenigde Naties 1984 [R84] {3.1/4.1.14} |
blauwkous spotnaam 1872 [gvd] {3.1} |
blazen* met kracht uitademen 1240 [Bern.] |
blazer jasje 1940 [Posthumus] <Engels {3.2} |
blazoen heraldisch wapen 1350 [mnw] <Frans |
bleek* wit 901-1000 [wps] {4.1.5} |
bleek* veld om was te bleken 1520 [hws] |
blei* beenvis 1477 [Teuth.] |
bleken* bleek maken 1240 [Bern.] |
blende mineraal 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits |
blender keukenmachine waarin voedsel fijngemaakt wordt 1974 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
blèren* blaten, schreeuwen 1451-1500 [mnw] {3.1} |
bles* witte plek op voorhoofd van paarden 1300 [mnw] |
blessure wond 1794 [Aanv wnt] <Frans |
bleu lichtblauw 1587 [wnt oranje] <Frans {4.1.5} |
bleu* verlegen 1621 [wnt reu] |
bliek* beenvis 1291 [cg i Oudenaarde] |
bliep signaaltoon 1983 [R84] <Engels |
blij* vrolijk 1152 [Claes] {2.3} |
blijde werpgeschut 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Latijn {4.1.14} |
blijkbaar* bijwoord van modaliteit: kennelijk 1840 [wnt] |
blijken* aan den dag komen 1265-1270 [cg Lut.K] |
blijkens* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2} |
blijspel* komedie 1653 [wnt] {4.1.15} |
blijven* voortgaan (te bestaan) 901-1000 [wps] |
blik* vertind dun plaatstaal 1384-1407 [mnw] |
blik* oogopslag 1608 [wnt] |
blikkeren* flikkeren 1605-1616 [wnt] {3.1} |
bliksem* elektrische vonk bij onweer 901-1000 [wps] {3.1/4.1.1} |
bliksemoorlog* onverhoedse bewegingsoorlog 1961 [gvd] {3.1} |
bliksemsnel* zeer snel 1804 [wnt bliksem] {4.4} |
blikskaters tussenwerpsel: krachtterm 1914 [gvd] {4.3} |
blind* niet kunnende zien 1240 [Bern.] |
blind* vensterluik 1623 [wnt] |
blindelings* bijwoord van hoedanigheid: zonder te kijken 1562 [Naembouck] {3.1} |
blindemannetje* spel waarbij iem. geblinddoekt wordt 1887 [wnt] {4.1.18} |
blinderen kogelvrij of onzichtbaar maken 1865 [kvw] <Frans |
blinde vink* lapje kalfsbiefstuk met gehakt 1910 [wnt vink] {4.1.6} |
blindganger niet ontploft projectiel 1943 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blini boekweitpannenkoekjes 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2/4.1.6} |
blinken* stralen 1461 [mnw] |
blits naar de laatste mode 1966 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
blitzkrieg onverhoedse bewegingsoorlog 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 22] <Duits {3.2} |
blo* vreesachtig 1240 [Bern.] |
blocnote aan de kop gelijmd stapeltje papier 1892 [Aanv wnt] <Frans |
bloed* vloeistof in aderen 901-1000 [wps] |
bloedheet* zeer warm 1949 [Aanv wnt] {4.4} |
bloedhond hondensoort 1567 [Junius] <Engels {3.2/4.1.3} |
bloedmooi* zeer mooi 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.4/5} |
bloedrood* zeer rood 1504 [wnt] {4.1.5/4.4/5} |
bloeien* in bloei staan 901-1000 [wps] |
bloem* uitgebot deel van plant 1100 [Willeram] {3.1/5} |
bloem* fijn gezift meel 1285 [cg Rijmb.] |
bloemkool koolsoort, groente 1567 [Claes] {4.1.6} |
| |
| |
bloemlezing* verzameling letterkundige stukken 1819 [wnt] |
bloes bovenkledingstuk 1872 [gvd] <Frans |
bloesem* bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt 1287 [cg NatBl] {3.1} |
bloesjesdag eerste warme lentedag 1984 [gvd] |
blok* regelmatig gevormd stuk van iets 1242 [Claes Tw. 9] |
blokfluit blaasinstrument 1944 [wnt trio] {4.1.16} |
blokhuis* klein verdedigingswerk 1562 [Naembouck] |
blokken* hard studeren 1599 [Kil.] |
blokkeren afsluiten, tegenhouden 1624 [Wonderlicke avontuer van twee goelieven] <Frans |
blond met een lichte kleur 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.5} |
blondine blond meisje 1866 [wnt] <Frans |
bloody mary cocktail met wodka en tomatensap 1968 [Moderne wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
blooper misslag 1991 [gnn] <Engels |
bloot* naakt 1265-1270 [cg Lut.K] |
blootshoofds* met onbedekt hoofd 1698 [wnt] |
blos* rood op de wangen 1546 [Claes Tw. 12] |
blouson wijd jakje 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
blow trek aan marihuanasigaret 1984 [gnn] <Engels |
blozen* rood worden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
blubber modder 1937 [Aanv wnt] <Engels |
bluefort een in Nederland ontwikkelde kaas 1968 [wp voor de vrouw] {4.1.6} |
bluegrass country music uit Kentucky 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
blue jeans spijkerbroek 1956 [R75] <Engels {3.2} |
blue movie pornografische film 1984 [gnn] <Engels {4.1.15} |
blues muzieksoort 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
bluffen pochen 1855 [wnt] <Engels |
blunder domme fout 1847 [kku] <Engels |
blurb flaptekst 1947 [De Vooys] <Engels |
blussen* uitdoven 1285 [cg Rijmb.] |
blut* geen geld meer hebbend 1903 [wnt z.j.] |
bluts* deuk 1562 [Naembouck] |
boa slang 1287 [cg NatBl] <Latijn {1.2.5/1.3} |
boa halsbont 1844 [wnt] <Frans {1.2.5} |
board bestuurslichaam 1886 [kku] <Engels {1.2.3} |
board bouwmateriaal 1951 [wnt triplet] <Engels {1.2.3} |
bobbel* knobbel, luchtbel 1490 [mnw] |
bobo ‘belangrijk’ bestuurslid in de sportwereld 1988 [Vd Sijs 1996] <Sranantongo {3.1/3.2/4.4} |
bobslee soort slee 1912 [kku] <Engels |
bochel* bult 1599 [Kil.] {3.1} |
bocht* kromming 1588 [Kil.] |
bocht* uitschot 1710 [wnt] {4.1.6} |
bockbier donker bier 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
bod* het bieden 1440 [hws] |
bode* boodschapper 901-1000 [wps] |
bodega wijnhuis 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] <Spaans {3.2} |
bodem* grond 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1} |
body lichaam 1897 [Klöters, Bij ons in de Jordaan 23] <Engels |
bodybuilding spieroefeningen 1983 [Ferrée] <Engels {4.1.18} |
bodyguard lijfwacht 1984 [gnn] <Engels |
bodymilk cosmetische vloeistof voor lichaamsreiniging 1984 [gvd] <Engels |
bodywarmer mouwloos gewatteerd vest 1986 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
boedel* geheel van roerende goederen 1282 [cg i 1, 644] {1.2.4/3.1} |
boef* schurk 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
boeg* voorste deel van schip 1599 [Kil.] |
boegseren met sloepen voorttrekken 1599 [wnt] <Portugees {3.2} |
boegspriet* uitstekend rondhout voor touwwerk 1521 [hws] |
boei band 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
boei drijvend baken 1599 [Kil.] <Frans |
boeier vaartuig 1475 [ara Rentmeesterschappen i, 108] {4.1.11} |
boek* leesboek 901-1000 [wps] |
boekanier zeerover 1691 [wnt] <Frans |
boeket bloemruiker 1698 [wnt] <Frans |
boekmaag* deel van maag van herkauwer 1855 [Aanv wnt] |
boekstaven* te boek stellen 1477 [Teuth.] |
boekvink* zangvogel 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
boekweit* graansoort 1413 [hws] {4.1.2} |
boel* inboedel 1460-1470 [Latijns-Middelnederlands Vocabularius, hs. 19.590 Brussel] {1.2.4} |
boel* grote hoeveelheid 1785 [wnt winst] |
boeman* afschrikwekkend persoon 1854 [wnt] |
boemelen kroegen aflopen 1894 [Aanv wnt] <Duits |
boemeltrein stoptrein 1876 [Moortgat] <Duits {4.1.10} |
boemerang werpknots 1889 [Vd Sijs 1998] <Engels |
| |
| |
boenen* in de was zetten, schoonmaken 1286 [cg I2, 1176] |
boer* landbouwer 1516 [hws] {1.2.3/4.1.13} |
boer* oprisping 1704 [Claes] {3.1} |
boer* naam van een speelkaart 1828 [wnt uitspelen] {4.1.18} |
boerde klucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.15} |
boerderij boerenbedrijf 1644 [wnt] {1.2.4/1.2.5} |
boerendans volksdans 1719 [wnt zwieren] {4.1.15} |
boerenkool koolsoort 1778 [wnt sluitkool] {4.1.6} |
boerenkoolvoetbal slecht voetbal 1977 [Sanders 2001] {4.4} |
boerenschroom* spel met prentjes en dobbelstenen 1898 [gvd] {4.1.18} |
boernoes mantel 1863 [kku] <Arabisch {3.2} |
boete* (geld)straf 1254 [vmnw] |
boeten* herstellen, goedmaken 1253 [cg i 1, 46] |
boetiek winkel 1847 [Aanv wnt] <Frans |
boetseren kleien 1562 [Naembouck] |
boezem* borsten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.4} |
boezeroen bepaald kledingstuk 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Frans |
bof* kinderziekte 1327 [mnw] |
bof* buitenkans 1891 [wnt bof iii] |
boffen* geluk hebben 1866 [wnt] |
bogen* pochen 1477 [Teuth.] |
bohémien zwervend kunstenaar 1889 [wnt sleepjapon] <Frans |
boiler warmwaterreservoir 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
bojaar adellijke grootgrondbezitter 1824 [wei] <Russisch {3.2} |
bok mannetje van de geit 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5/4.1.3} |
bok hijsstellage, werktuig 1523 [hws] <? {1.2.3/3.5} |
bok bok van een rijtuig 1872 [gvd] <? {3.5} |
bokaal grote beker 1451 [hws] <Frans |
bokkenpoot(je) koekje met chocola aan de uiteinden 1949 [wnt z.j.] <? {3.5/4.1.6} |
bokking* gerookte haring 1285 [cg I2, 1021] |
boksen met de vuist vechten 1808 [wnt] <Engels {4.1.18} |
bokser vuistvechter 1824 [wei] <Engels |
boktor insect 1766 [hou i, 9, 518] <? {3.5} |
bol* rond voorwerp 1280 [cg i Gent] {2.3} |
bol* rond 1351 [mnw] |
bolder klamp 1856 [wnt] <Frans |
bolderen* geraas maken 1599 [Kil.] {3.1} |
boleet buiszwam 1901 [kui] <Latijn {1.2.4} |
bolero Spaanse dans 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.15} |
bolero damesjasje 1901 [Aanv wnt] <Frans |
bolhoed* hoofddeksel 1939 [wnt rekker ii] {4.1.9} |
bolide luchtsteen 1895 [Broeckaert] <Frans |
bolide raceauto 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.10} |
bolivar munteenheid van Venezuela 1906 [wp] {4.1.12} |
boliviano munteenheid van Bolivia 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
bolknak* sigaar 1940 [Aanv wnt] {4.1.6} |
bolleboos uitblinker 1866 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
bollen* het bolspel of kegelspel spelen 1555 [Claes Tw. 9] {4.1.18} |
bolsjewiek aanhanger van het Russische communisme 1918 [wnt vertegenwoordiger] <Russisch {3.2} |
bolster* bast van noten e.d. 1477 [Teuth.] |
bolus gebak 1854 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
bolus drol 1961 [gvd] {4.4} |
bolwerk* bastion 1477 [Teuth.] |
bolwerken* klaarspelen 1806 [wnt] |
bom stop, spon 1284-1285 [cg I2, 1020] <? {3.5} |
bom projectiel 1667 [wnt] <Frans {4.1.14} |
bom* vissersvaartuig 1871 [wnt] {4.1.11} |
bombarderen met bommen beschieten 1515 [wnt] <Frans |
bombardon blaasinstrument 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
bombarie lawaai, ophef 1720 [wnt] |
bombast gezwollen stijl 1824 [wnt] <Engels |
bombazijn weefsel 1574 [Toll.] <Frans {4.1.9} |
bombe ijsgerecht 1945 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
bomberjack bruinleren jack met bontkraag 1989 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
bomen* punteren 1681 [wnt boomen v] |
bomen* discussiëren 1884 [wnt boomen ii] |
bommen* een hol geluid geven 1452-1494 [hws] {3.1} |
bommoeder vrouw die haar kind alleen wenst op te voeden 1981 [De Coster 1999] <L {3.4/4.1.4} |
bomvol helemaal vol 1898 [gvd] <? {3.5/4.4} |
bon bewijsje 1867-1868 [wnt] <Frans |
bonafide betrouwbaar 1824 [wei] <Latijn |
bonbon snoepgoed 1785 [wnt] <Frans {3.1/4.1.6} |
bonbonnière bonbondoosje 1824 [wei] <Frans |
bond verbond, vereniging 1552 [wnt] <Duits {1.3} |
| |
| |
bondage sadomasochistische omgang met vastgebonden partner 1970 [Recht voor raap] <Engels |
bondgenoot deelgenoot, helper 1599 [wnt] <Duits |
bondig* kernachtig 1642 [wnt] |
bongerd* boomgaard 1240 [vmnw] {3.1} |
bongo slaginstrument 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.16} |
bonhomie natuurlijke wellevendheid 1824 [wei] <Frans |
bonje Bargoens: ruzie 1769 [Endt] <? {3.5} |
bonjour tussenwerpsel: groet 1617 [Aanv wnt] <Frans {4.3} |
bonk* klomp, bot 1477 [Teuth.] |
bonken* hard tegen iets stoten 1844 [wnt] {3.1} |
bonken* geslachtsgemeenschap hebben 1988 [Joustra, Homo-erotisch wrdb.] {3.1/4.4} |
bon-mot kwinkslag 1788 [Aanv wnt] <Frans |
bonnefooi goed geluk 1863 [kku] <Frans |
bonnet muts 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9} |
bonnetterie textielwinkel 1865 [kvw] <Frans |
bons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1787-1789 [wnt] {3.1} |
bons, bonze invloedrijk persoon, partijbons 1830 [Aanv wnt] <Duits |
bonsai dwergboompje 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
bont veelkleurig 1272 [cg i 1, 237] <Latijn {4.1.5} |
bont pelswerk 1300 [mnw] <Latijn |
bon ton welgemanierdheid 1765 [Aanv wnt] <Frans |
bonus uitkering 1912 [kku] <Engels |
bon-vivant losbol 1824 [wei] <Frans |
bonze Japanse boeddhistische priester 1824 [wei] <Frans |
bonzen* hevig kloppen 1589 [Claes Tw. 11] {3.1} |
boobytrap valstrikmijn 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.14} |
boodschap* bericht 1240 [Bern.] |
boodschap* behoefte (grote of kleine boodschap) 1804 [wnt] {4.4} |
boodschap* gekocht artikel 1866 [wnt] |
boog* schiettuig voor pijlen 901-1000 [wps] {4.1.14} |
boog* gebogen constructie 1350-1384 [mnw] |
boogie-woogie op piano gespeelde blues met basbegeleiding 1956 [Enc. van de muziek] <Engels {3.1/4.1.16} |
bookmaker bij wie men weddenschappen afsluit 1880 [Aanv wnt] <Engels |
bookmark vastgelegde verwijzing naar het adres van een website 1997 [Adformatie, dl. 25, 48, 20-22, 2] <Engels |
boom* houtachtig gewas 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
boom plotselinge stijging 1912 [kku] <Engels {1.3} |
boomgaard* grond met vruchtbomen 1100 [Willeram] {3.1} |
boon* zaad van peulvrucht 1210-1240 [cg i 1, 2] {4.1.6} |
boor* werktuig om gaten te maken 1440 [mnw] |
boor boorzuur 1893 [wnt boor ii] |
boord* rand 701-750 [Künzel] {2.3} |
boordevol* helemaal vol 1599 [Kil.] {4.4} |
boos* slecht 1240 [Bern.] {1.2.3} |
boos* toornig 1740 [wnt] {1.2.3} |
boosaardig* kwaadaardig 1659 [wnt] |
booster versterker 1984 [gnn] <Engels |
booswicht* schurk 1401-1450 [hws] |
boot vaartuig 1390 [mnw] <? {3.5/4.1.11} |
boots laarzen 1984 [gvd] <Engels {3.2/4.1.9} |
bop jazzstijl 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
borax natriumzout 1599 [Kil.] <Frans of Latijn |
bord* schaal, plank 1138 [Rey] {2.2} |
bordeel hoerenkast 1293 [cg I3, 1920] <Frans |
border rand met bloemen in tuin 1909 [Aanv wnt] <Engels |
borderliner iem. die zich bevindt op de grens van geestelijk normaal en gestoord 1992 [Peptalk] <Engels |
bordes verhoogde stoep 1845 [wnt] <Frans |
bordpapier karton 1698 [wnt] |
borduren figuren naaien 1573 [Plantijn] |
boreaal noordelijk 1824 [wei] <Frans |
boren* een gat maken 1240 [Bern.] |
borg* waarborg 1237 [cg i 1, 30] |
borgtocht* overeenkomst waarbij een derde zich garant stelt 1282 [cg i 1, 631] {3.1} |
borium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn |
born* bron 901-1000 [wps] |
borrel* glas sterkedrank 1692 [wnt] {3.1/4.1.6} |
borsalino deukhoed 1930 [Aanv wnt] {4.1.9} |
borsjtsj rodebietensoep 1886 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6} |
borst* lichaamsdeel 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
borst jonkman 1623 [wnt] <Duits |
borstbeeld* beeldhouwwerk, buste 1740 [wnt] |
borstel* stijve haren van varkens e.d. 1287 [cg NatBl] {3.1} |
borstel* gereedschap: schuier 1573 [wnt] |
borstplaat lekkernij 1872 [gvd] {4.1.6} |
borstrok* wollen onderkledingstuk 1609 [wnt] |
borststem* natuurlijke zangstem 1885 [wnt register i] {4.1.16} |
| |
| |
borstwering* verhoging waarachter men tot borsthoogte gedekt is 1384-1407 [mnw] |
bos* woud 1089 [Claes] {1.2.6/2.3} |
bos* bundel 1252 [mnw] |
boss baas 1912 [kku] <Engels |
bossanova Zuid-Amerikaanse dans 1984 [gvd] <Portugees {3.2/4.1.15} |
bosschage bosje 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
boston kaartspel 1832 [wei] <Engels {4.1.18} |
boston dans 1924 [gvd] <Engels {4.1.15} |
bot laars 1240 [Bern.] <Frans {4.1.9} |
bot* beenvis 1287 [cg NatBl] |
bot* knop 1351 [mnw] |
bot* been 1477 [Teuth.] |
bot* stomp 1599 [Kil.] |
botanisch plantkundig 1815 [Aanv wnt] <Frans |
botel drijvend hotel 1965 [Verschueren, Bijvoegsel, 9] <L {3.4} |
boten* slaan, kloppen 1080 [Rey] {2.2} |
boter voedingsstof van melk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
boterham snee brood 1567 [Claes Tw. 11] {4.1.6} |
botje* muntje 1406-1448 [mnw] {1.3/4.1.12} |
botsen* met een schok tegen iets aankomen 1588 [Claes] |
bottel fles 1698 [wnt] <Engels {3.2} |
bottel* rozenbottel 1778 [wnt] {3.1} |
bottelen op flessen tappen 1824 [wei] <Engels |
botten* uitspruiten 1438 [mnw] |
botter* vaartuig 1849 [wnt] {4.1.11} |
bottine halve laars 1479 [hws] <Frans {4.1.9} |
bottleneck knelpunt 1947 [De Vooys] <Engels |
botulisme vergiftiging door bacteriën 1886 [kku] <Duits |
botvieren* vrij spel laten 1784 [wnt bot viii] |
bouclé losse kaardgaren stof 1912 [kku] <Frans {4.1.9} |
boud* stoutmoedig 901-1000 [wps] |
boudoir damesvertrek 1832 [wei] <Frans |
bouffante das 1839 [wnt] <Frans |
bougainville plantengeslacht 1899 [wnt raam i] <modern Latijn |
bougie vonkbrug 1917 [Sanders 1995] <Frans |
bouillabaisse vissoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
bouillon vleesnat 1731-1735 [wnt] <Frans {4.1.6} |
boulevard brede straat 1816 [Aanv wnt] <Frans |
boulimie vraatzucht 1910-1914 [Bauwens] <Grieks {3.2} |
bouquet aroma 1847 [kku] <Frans |
bourbon Amerikaanse whisky 1975 [wp (whiskey)] <Engels {4.1.6} |
bourdon diepe bas 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
bourgeois burger 1451-1475 [Mak] <Frans {1.2.3} |
bout* poot van een geslacht dier 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6} |
bout metalen staaf 1330 [Jacobs 12] <Latijn {3.2} |
boutade geestige overdrijving 1824 [wei] <Frans |
bouten* kakken 1731 [moo] {4.4} |
bouvier hondensoort 1936 [wnt trouw i] <Frans {4.1.3} |
bouwen* een huis optrekken 901-1000 [wps] |
bouwen* het land bewerken 1375 [mnw] |
bouwmeester architect 1620 [wnt] |
bouwvakker* iem. die in de woningbouw werkt 1963 [Aanv wnt] {3.1/4.1.13} |
bouwvallig vervallen 1451-1500 [mnw] <Duits |
bouwwerk* gebouw 1848 [wnt] |
boven* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
boven* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
bovenbaas* iemand die het voor het zeggen heeft 1963 [Heer Bommel en de bovenbazen] {4.4} |
bovendien* voegwoordelijk bijwoord 1658 [wnt] |
bowl drank uit wijn, rum en vruchten 1902 [wnt] <Engels {4.1.6} |
bowlen bowling spelen 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
box afgescheiden ruimte 1857 [Aanv wnt] <Engels |
boxenstelsel bepaald belastingstelsel 1999 [Sanders 2000] |
boxer hondensoort 1909-1910 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
boxershort modieuze onderbroek voor mannen 1992 [gvd] <Engels {3.2} |
boy knaap 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1930, 447] <Engels {3.2} |
boy Indische bediende 1853 [Van Schaick, De Manja] <Engels |
boycot uitsluiting van maatschappelijk verkeer 1910 [De Hollandsche Revue 25/7, 441ab] <Engels |
braaf eerzaam, gehoorzaam 1769 [wnt] <Frans |
braak* onbebouwd 1562 [Claes] |
braak* inbraak, huisbraak 1843 [wnt] |
braam* vrucht 1240 [Bern.] {3.1/4.1.2} |
braam* oneffenheid aan mes 1799-1811 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.] |
braambes* bes van de braamstruik 1160 [Rey] {2.2/3.1/4.1.2} |
brabbelen* krom spreken 1613 [wnt] {3.1} |
bracteaat dunne, eenzijdig gestempelde middeleeuwse munt 1824 [wei] <Latijn |
braden* gaar maken op vuur 1240 [Bern.] |
| |
| |
braderie markt 1948 [kwt] <Frans |
brahmaan lid van de Indische geestelijke adel 1596 [Linschoten] <Sanskriet |
braille schrift voor blinden 1898 [gvd] <Frans |
braindrain emigratie van intellectuelen 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels {3.1} |
brainstorm collectief opperen van spontane suggesties ter oplossing van een probleem 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
braintrust vertrouwensraad 1937 [A. Viruly, Logboek 82] <Engels |
brainwashing hersenspoeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brainwave prachtige inval 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brak* hondensoort 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
brak* zilt 1477 [Teuth.] |
braken* vlas breken 1350 [mnw] |
braken* overgeven 1546 [Naembouck] {4.4} |
brallen* snoeven 1613 [wnt] {3.1} |
bramzeil* vierkant zeil boven het marszeil 1597 [wnt] |
brancard draagbed 1847 [kku] <Frans |
branche afdeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
brand* vuur 1240 [Bern.] |
brandbrief brief met maning 1842 [wnt] |
branden* in vuur en vlam staan 1445 [mnw] {1.2.4} |
brandewijn gestookte sterkedrank 1301-1350 [hws] {4.1.6} |
brandgans* eendachtige 1599 [Kil.] |
branding* golfslag 1652-1662 [wnt] |
brandschatten* schatting opleggen op straffe van plundering 1488 [hws] |
brandvos* hondachtige 1599 [Kil.] {4.1.3} |
brandweer* dienst voor het blussen 1828 [wnt] |
brandy brandewijn, cognac 1855 [kku] <Engels {4.1.6} |
branie bluffer 1884 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
bras schoot van een ra 1598 [wnt waarnemen] <Frans |
brasem* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2/3.1} |
braspenning vroegere munt 1409 [Van Gelder 1965] <? {3.5/4.1.12} |
brassband band van blaasinstrumenten en drums 1984 [gvd] <Engels |
brassen* slempen 1540 [Toll.] {3.1} |
brassen de ra's verstellen 1685 [wnt] |
bravissimo tussenwerpsel: uitmuntend 1784 [wnt satan] <Italiaans {3.2/4.3} |
bravo tussenwerpsel: goed! 1784 [wnt] <Frans {4.3} |
bravoure zelfverzekerdheid 1780 [Aanv wnt] <Frans |
braziel houtsoort 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
break bij tennis: winst van een game waarin de tegenstander serveert 1984 [gvd] <Engels |
breakdance acrobatische dansstijl 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
breakdown geestelijke inzinking 1945 [Aanv wnt] <Engels |
breed* wijd 851-900 [Claes] {2.3} |
breedte* kortste afmeting 1201-1225 [vmnw] {3.1/5} |
breeuwen* naden dichten 1351-1400 [mnw] |
breidel* toom 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
breien* draden strikken 1201-1300 [mnw] |
brein* hersens 1477 [Teuth.] |
breinbaas* zeer knappe man 1949 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
breken* klein of stuk maken 1237 [cg i 1, 31] |
brem* plant 1240 [Bern.] |
brem* zout 1648 [wnt brijn] |
brengen* vervoeren 901-1000 [wps] |
brengun licht machinegeweer 1950 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14} |
bres opening in vestingmuur 1588 [Claes] <Frans |
bretel draagband 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Frans |
breuk* het breken, barst 1240 [Bern.] |
breuk* gebroken getal 1569 [Kool] |
brevet diploma 1444 [hws] <Frans |
brevier gebedenboek 1461 [hws] <Latijn |
bric-à-brac snuisterijen 1929 [kwt] <Frans |
bridge kaartspel 1918 [wnt rage] <Engels {4.1.18} |
brie kaassoort 1370 [Bouc van den ambachten] <Frans {4.1.6} |
brief geschreven boodschap 1236 [cg i 1, 20] <Latijn |
briefen instrueren, inlichten 1989 [Peptalk] <Engels |
briefing bijeenkomst waarop instructies worden gegeven 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
briefpapier postpapier 1843 [wnt uitstallen i] <Duits {1.4} |
bries koele wind 1596 [Linschoten 179] <Frans {4.1.1} |
briesen* brullen, hoorbaar ademen van paard 1240 [Bern.] {3.1} |
brigade eenheid van bataljons en afdelingen 1650 [Claes] <Frans {4.1.14} |
brigadier rang bij de gemeentepolitie 1858 [wnt] <Frans |
brij* pap 1477 [Teuth.] {1.2.2} |
brik* (gebroken) baksteen 1282 [mnw] |
| |
| |
brik zeilvaartuig 1781 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11} |
brik rijtuig 1898 [wnt] <Engels {4.1.10} |
briket stuk brandstof 1883 [wnt] <Frans |
bril glazen om beter te zien 1401-1500 [mnw] |
briljant schitterend 1745 [mey] <Frans {1.2.6} |
brillantine haarcrème 1912 [kku] <Frans {1.2.6} |
brille uitzonderlijke begaafdheid 1840 [wnt kunst] {3.3} |
brink* erf, plein 1152 [Claes Tw. 9] {2.3} |
brio levendigheid 1795 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
brioche zoet broodje 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
brits slaapplaats 1774 [wnt] <Duits {4.1.9} |
broccoli Italiaanse bloemkool 1800 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
brochette pen om vlees aan te roosteren 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
brochure vlugschrift 1796 [Claes] <Frans {3.2} |
broddelen* knoeien 1546 [wnt] {3.1} |
broeden* op eieren zitten 1240 [Bern.] |
broeden* beramen 1618 [wnt] |
broeder* mannelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 901-1000 [wps] {4.1.4} |
broeder* geestelijke 1410 [mnw] {4.1.8} |
broeder* verpleger 1899 [wnt] {4.1.13} |
broeien* heet worden 1080 [Rey] {2.2} |
broek* laag drassig land 918-948 [Claes] {2.3} |
broek* kledingstuk 1285 [cg Rijmb.] {3.2} |
brogue type schoen 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.9} |
brok* stuk 1484 [mnw] |
brokaat zware zijden stof, veelal met gouddraad geborduurd 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.9} |
broker beursagent 1912 [kku] <Engels |
brokkelen* kruimelen 1562 [Claes] {3.1} |
brokstuk fragment 1872 [gvd] <Duits |
brom* dronken 1898 [gvd] |
bromelia plantensoort 1906 [wp] <modern Latijn |
bromfiets fiets met motor 1950 [Aanv wnt] <? {3.5/4.1.10/4.4} |
brommen* laag en dof geluid maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
brommer Amsterdams huurrijtuig 1819 [Sanders 1993] {4.1.10} |
brommer* bromfiets 1961 [gvd] {3.1/4.1.10} |
brommobiel vierwielig gesloten voertuig met bromfietsmotor 1995 [Picarta: Verkeersconsequenties van de brommobiel] {4.1.10} |
bron uit de grond opwellend water 1605 [wnt verfrisschen] <Duits |
bronchiën vertakkingen van de luchtpijp 1669 [mey] <Frans of Latijn {3.2} |
bronchitis ontsteking van de luchtpijptakken 1832 [wei] <modern Latijn |
brons legering van koper en tin 1590 [wnt] <Frans |
bronst paartijd 1599 [wnt] <Duits |
brontosaurus voorhistorische hagedis 1912 [kku] |
brood* baksel uit gerezen deeg 1101-1200 [Tavernier oveliebroot] {2.4/4.1.6} |
brooddronken* overmoedig 1573 [wnt] |
broodje-aap* fantastisch volksverhaal dat vaak wordt geloofd 1978 [Picarta: titel van E. Portnoy] {4.4} |
broodmager* zeer mager 1784-1785 [wnt] |
broodrooster* apparaat om brood te roosteren 1914 [gvd] {4.1.9} |
broom chemisch element 1886 [kku] <Frans |
broos* breekbaar 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
bros* breekbaar 1596 [Linschoten 129] {1.2.4} |
brougham type rijtuig 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.10} |
brouilleren onenig maken 1573 [Aanv wnt] <Frans |
brouwen* bier bereiden 1284 [cg I2, 1003] |
brouwen* met een huig-r spreken 1691 [wnt] {3.1} |
brouwer* iem. die beroepsmatig bier brouwt 1284-1285 [vmnw] {4.1.13} |
brownie koekje met chocolade en nootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
browning soort pistool 1947 [wnt automaat Suppl] <Engels {4.1.14} |
browser computerprogramma waarmee elektronische bestanden kunnen worden geraadpleegd 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {1.3} |
brr* tussenwerpsel: uitroep van kou 1840 [wnt] {4.3} |
brug* verbinding over water 840-875 [Claes] {2.3} |
bruid* in ondertrouw opgenomen vrouw 1240 [Bern.] {4.1.4} |
bruidegom* in ondertrouw opgenomen man 901-1000 [wps] {4.1.4} |
bruidssuiker suikergoed 1830 [wnt] {4.1.6} |
bruikleen* lening voor tijdelijk gebruik 1675 [wnt] |
bruiloft* trouwfeest 1240 [Bern.] |
bruin* kleurnaam 1210-1240 [cg i 1, 10] {4.1.5} |
bruinvis* walvisachtige 1343-1344 [mnw] {3.1} |
bruisen* borrelen 1336-1339 [mnw] {3.1} |
brullen hard geluid maken 1483 [mnw] <Duits |
brumaire nevelmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
| |
| |
brunch maaltijd 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
brunette meisje met donkerbruine haren en ogen 1720 [mey] <Frans |
brut droog (van champagne) 1984 [gvd] <Frans |
brutaal onbeschoft 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
bruto bijwoord: met emballage, zonder aftrek van kortingen 1599 [Kool] <Italiaans {3.2} |
bruusk kortaf 1650 [Claes] <Frans |
bruuskeren onheus bejegenen 1872 [gvd] <Frans |
bruut ruw 1923 [Aanv wnt] <Frans |
bubbelgum klapkauwgom 1984 [gvd] <Engels {4.1.6} |
buckram boekbinderslinnen 1948 [kwt] <Engels |
bucolisch m.b.t. land- en herdersleven 1824 [wei] <Latijn |
buddy vrijwilliger die aidspatiënt helpt 1987 [De Coster 1999] <Engels |
buddyseat tweepersoons motorzadel 1959 [wp jaarboek 1959] <Engels |
budget begroting 1816 [wnt] <Engels {1.4} |
budo het geheel van Japanse vechtsporten 1959 [Picarta: titel van ts.] <Japans {3.2/4.1.18} |
buffel herkauwer 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
buffelen gulzig eten 1858-1870 [wnt] <Duits |
buffer stootkussen 1875 [wnt] <Engels |
buffet schenktafel, tapkast 1343-1346 [mnw] <Frans {4.1.9} |
buffo basstem voor komische rollen 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
bug afluisterapparaat 1984 [gvd] <Engels |
bug fout in computerprogramma 1989 [Peptalk] <Engels |
bugel blaasinstrument 1912 [kku] <Engels {4.1.16} |
buggy opvouwbare kinderwagen 1984 [gvd] <Engels |
bühne toneel 1912 [kku] <Duits {4.1.15} |
bui* neerslag 1573 [Claes Tw. 12] {4.1.1} |
bui* stemming 1786 [wnt] |
buidel* zak 1240 [Bern.] {1.2.4} |
buideldier* zoogdier dat het jong in een buidel draagt 1869 [wnt] |
buigen* krommen 901-1000 [wps] |
buik* middendeel van lichaam 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
buil* bult 901-1000 [wps] |
buil* zak 1451-1500 [mnw] {1.2.4} |
buis leiding 1350-1385 [mnw] <Frans {1.2.3} |
buis haringschuit 1407-1432 [mnw] <Frans {4.1.11} |
buis jasje 1573 [wnt buis vi] {1.2.3} |
buit* wat men veroverd heeft 1573 [Plantijn] |
buitelen tuimelen 1612 [wnt voortbrengen] <? {3.5} |
buiten* bijwoord van plaats 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
buiten* voorzetsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
buitenbeentje* iem. die zich van de leden van een groep onderscheidt 1859 [wnt] |
buitenissig* zonderling 1865 [Multatuli-Enc.] {4.4} |
buitenkans onverwachte kans 1642 [wnt] |
buitensporig* onmatig 1662 [wnt vonnis] |
buitenvrouw elders wonende bijzit 1971 [Van Donselaar 1989] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.4} |
buizen* zuipen 1540 [mnw] |
buizerd roofvogel 1567 [Claes] <Frans |
bukken* vooroverbuigen 1445 [mnw] |
buks kort geweer 1772 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 137] <Duits {4.1.14} |
buks, buksboom heester 1350 [Claes] <Duits |
bul* stier 1281 [cg i, 614] {4.1.3} |
bul oorkonde 1450 [mnw] <Latijn |
bulderen* dreunend geluid geven 1485 [hws] {3.1} |
buldog hondensoort 1729 [wnt woewoe] <Engels {3.2/4.1.3} |
bulk onverpakte lading 1912 [Fokko Bos] <Engels |
bulkcarrier vrachtschip voor los gestorte lading 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
bulken* loeien 1599-1607 [Claes Tw. 9] {3.1} |
bulldozer grondschuiver 1950 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
bullebak boeman 1611-1620 [wnt] <Nederduits {3.2} |
bullen* spullen 1872 [gvd] |
bullenbijter hondensoort 1862 [wnt] <Engels {4.1.3} |
bullenpees* strafwerktuig 1617 [wnt] |
bulletin kort bericht 1816 [wnt verbloemen i] <Frans |
bullshit onzin 1983 [De Coster 1999] <Engels |
bult* bobbel, bochel 1287 [cg NatBl] |
bulterriër hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
bumper stootrand 1938 [Aanv wnt] <Engels |
bundel* pak 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] {3.1} |
bunder vlaktemaat 1101-1200 [Tavernier] <me Latijn {2.4} |
bungalow vrijstaand huis van één woonlaag 1863 [Sanders 1995] <Engels |
| |
| |
bungeejumpen van een hoog object springen aan een elastisch koord 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
bungelen* slingeren 1782 [wnt bungelen ii] |
bunker verdedigingsstelling 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] <Engels of Duits {3.2} |
bunny serveerster in nachtclub 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
bunsenbrander gasbrander 1906 [wp] |
bunzing* marterachtige 1150 [Claes] {2.4/4.1.3} |
burcht* versterkte plaats 709 [Claes] {1.2.4/2.3} |
bureau schrijftafel 1793-1796 [wnt] <Frans {1.2.3/4.1.9} |
bureau kantoor 1824 [wei] <Frans {1.2.3} |
bureaucratie heerschappij van de ambtenaren 1847 [kku] <Frans |
burgemeester hoofd van een gemeente 1254 [vmnw] |
burger inwoner van stad, lid van een staat 1240 [Bern.] <Duits {1.2.3} |
burggraaf adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3} |
burlen* bronstig loeien van herten 1605 [wnt] {3.1} |
burlesk boertig 1782 [wnt] <Frans |
burn-out oververmoeidheid door stress 1994 [De Coster 1999] <Engels |
bursaal beursstudent 1592 [wnt trouwbelofte] |
bus doos, blik 1240 [vmnw] <Latijn |
bus vervoermiddel 1887 [wnt] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.10} |
bush rimboe 1912 [kku] <Engels |
bush-bush rimboe 1992 [gvd] {3.1} |
business zaken 1912 [kku] <Engels |
buskruit ontplofbaar mengsel 1441 [Toll.] {4.1.14} |
buste borstbeeld 1778 [wnt] <Frans |
buste boezem 1902 [wnt bustehouder s.v. rekbaar] <Frans {1.2.2/4.4} |
bustehouder steun voor de boezem 1902 [wnt rekbaar] <Duits |
butaan gasvormige koolwaterstof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 50] |
buten verstoppertje spelen 1913 [Aanv wnt] {4.1.18} |
butje* imbeciel, slome jongen 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.2/3.1} |
butler huisknecht 1912 [kku] <Engels |
buts deuk 1470 [mnw] <Frans |
butskop* walvisachtige 1761 [wnt potskop] {1.3/4.1.3} |
button speldje met afbeelding of tekst 1969 [R75] <Engels |
buur* die in de omgeving woont 1265-1270 [cg Lut.K] |
buurt* stadsdeel of deel van dorp 1401-1500 [mnw] |
buut mikpunt 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
buy-out overname van alle aandelen van een vennootschap 1989 [Peptalk] <Engels |
buzzer zoemer 1976 [gvd] <Engels |
buzzer soort semafoon waarbij een bericht verschijnt op een schermpje 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
bye tussenwerpsel: afscheidsgroet 1984 [gvd] <Engels {4.3} |
bypass omleiding 1968 [kwt] <Engels |
byte groep van acht bits 1969 [Dijkman, Computer-abc 74] <Engels |
|
cab huurrijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
caballero heer, ruiter 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
cabaret amusementsgenre 1914 [gvd] <Frans {4.1.15} |
cabine hokje 1895 [Broeckaert] <Frans |
cabriolet rijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
cabriolet auto met opvouwbaar dak 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
cacao zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cachet stempel 1588 [wnt] <Frans |
cachot gevangenis 1698 [wnt] <Frans |
cactus plantenfamilie 1775 [wnt toortsplant] <Latijn |
cadans ritme 1697 [wnt] <Frans |
caddie drager van golfsticks 1917 [kwt] <Engels |
cadeau geschenk 1824 [wei] <Frans |
cadens reeks akkoorden ter afsluiting van muziekstuk 1739 [wnt] <Frans |
cadet student aan militaire school 1868 [wnt] <Frans {4.1.14} |
cadmium chemisch element 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn |
café kroeg 1897 [wnt] <Frans |
café-chantant café waar voor de bezoekers wordt gezongen 1912 [kku] <Frans |
cafeïne alkaloïde uit koffie 1857 [Aanv wnt] <Frans |
cafetaria snelbuffet 1937 [Aanv wnt] <Engels |
cahier schrift 1832 [wnt wijze i] <Frans |
caissière kassajuffrouw 1914 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
caisson zinkbak 1824 [wei] <Frans |
cake zachte koek 1761 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
cakewalk negerdans 1912 [kku] <Engels {4.1.15} |
| |
| |
calamiteit grote ramp 1631 [wnt] <Frans |
calando afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
calcium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
calculatie berekening 1582 [Aanv wnt] <Frans |
calculator rekenmachine 1982 [R84] <Engels |
calculeren berekenen 1611 [wnt] <Frans |
calèche licht rijtuig 1641 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
caleidoscoop weerspiegelende kijker 1847 [kku] |
calgon waterontharder 1950 [gvd] |
californium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
callanetics vorm van fitness 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.18} |
callgirl prostituee die zich telefonisch laat bestellen 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.13} |
calorie warmte-eenheid 1869 [wnt warmte-eenheid] <Frans |
calque op calqueerpapier overgenomen tekening 1824 [wei] <Frans |
calqueren natrekken van tekening 1604 [Aanv wnt] <Frans |
calvados brandewijn 1952 [ensie] <Frans {3.2/4.1.6} |
calvinisme hervormde leer 1859 [wnt wel v] <Frans {4.1.8} |
calvinist aanhanger van de hervormde leer van Calvijn 1583 [wnt wet i] <Frans {4.1.8} |
calypso dans 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
camber eenzijdige slijtage van autoband 1954 [Aanv wnt] <Engels |
cambio wissel 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
cambium steeds aangroeiend weefsel tussen bast en hout 1857 [Aanv wnt] <me Latijn |
Cambrium geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] <modern Latijn |
camcorder apparaat voor beeld- en geluidsopnamen 1982 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
camee in reliëf gesneden steen 1782 [hou iii, 3, 431] <Frans |
camel kameelkleurig 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.5} |
camelia kamerplant 1847 [kku] <modern Latijn |
camembert kaassoort 1900 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
camera foto- of filmtoestel 1897 [wnt] <Engels {4.1.17} |
camerlengo pauselijk kamerheer 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
camion vrachtwagen 1899 [wnt automobiel Suppl] <Frans {4.1.10} |
camjo eenmansreportageploeg met kleine digitale camera 2000 [Volkskrant 15/12] <L {3.4} |
camorra Napolitaanse misdaadorganisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
camouflagepak onopvallend pak 1961 [gvd] {4.1.14} |
camoufleren onopvallend maken 1924 [gvd] <Frans |
camp vulgair, banaal, kitscherig 1966 [R75] <Engels |
campagne veldtocht 1597 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 31] <Frans |
campagne publieke actie 1909 [wnt] <Frans |
campanile klokkentoren 1876 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
campari alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
camper kampeerwagen 1984 [gvd] <Engels {4.1.10} |
camping kampeerterrein 1958 [R75] {1.2.5/3.3/5} |
campionissimo de kampioen der kampioenen 1986 [koe] <Italiaans {3.2} |
campus universiteitsterrein 1948 [Aanv wnt] <Engels |
canaille gepeupel 1572 [wnt adeldom] <Frans |
canapé bank 1734 [wnt] <Frans {4.1.9} |
canard loos bericht 1872 [gvd] <Frans |
canasta kaartspel 1951 [wp, dl. 11, 661] <Spaans {3.2/4.1.18} |
cancan revuedans 1847 [kku] <Frans {3.1/4.1.15} |
cancelen afzeggen 1951 [Aanv wnt] <Engels |
candela eenheid van lichtsterkte 1953 [Aanv wnt] <Latijn |
candid-camera heimelijke filmopnamen 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
candybar gevulde chocoladereep 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
cannabis hennep 1869 [Aanv wnt] <Latijn |
cannelloni pasta met groente- en gehaktmengsel 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
canon regel, richtsnoer 1450 [hws] <Latijn |
cañon ravijn 1880 [F. Bruins, Het Wereldrond iii, 178-179] <Spaans {3.2} |
canoniek tot het kerkelijk gebruik behorend 1619 [wnt] <Frans |
canoniseren voor heilig verklaren 1531 [wnt andere] <Frans |
cantabile bijwoord: zangerig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantate zangstuk 1777 [mey] <Frans |
cantharel dooierzwam 1846 [Flora Batava 9, nr. 660] <modern Latijn |
| |
| |
cantilene kerkgezang, zangerige melodie 1847 [kku] <Frans |
canto gezang 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cantor voorzanger 1678 [wnt jubileeren] <Latijn |
canule buisje om wonden open te houden 1748 [Aanv wnt] <Frans |
canvas sterk linnen weefsel 1911 [wnt rubber] <Engels {4.1.9} |
canvassen werven van kiezers door politici die willekeurig aanbellen 1946 [Aanv wnt] <Engels |
canyoning vorm van sportklimmen langs watervallen in diepe kloven 1995 [Dit, dl. 37, 4, 20-22, 2] <Engels {4.1.18} |
canzone lyrisch gedicht 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
caoutchouc rubber 1847 [wnt wals ii] <Frans |
cap ruiterpet 1984 [gvd] <Engels {4.1.9} |
capabel bekwaam 1642 [wnt] <Frans |
capaciteit bekwaamheid 1728 [Pomey, Novum Dict. Belgico-Latinum] <Frans |
capaciteit vermogen, kracht 1886 [wnt] <Frans |
cape schoudermantel 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2} |
capibara knaagdier 1883 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
capillair haar- 1847 [kku] <Frans |
capitonneren bekleden, opvullen 1912 [kku] <Frans |
capitulatie overgave van troepen 1651 [wnt] <Frans |
capituleren zich overgeven 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
cappuccino koffie met schuimende melk 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
capriccio muziekstuk zonder vast schema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
caprice gril 1657 [Aanv wnt] <Frans |
capriool bokkensprong 1624 [wnt] <Frans |
capsule (geneesmiddelen)omhulsel 1824 [wei] <Frans |
captain (sport)aanvoerder 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
capuchon hoofdkap 1824 [wei] <Frans {4.1.9} |
caput hoofdstuk 1658 [mey] <Latijn |
cara verzamelnaam voor longziekten 1984 [gvd] <L {3.4} |
carabinieri Italiaanse gendarmes 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
caracal katachtige 1872 [gvd] <Frans {4.1.3} |
carambole raken met speelbal van de twee andere biljartballen 1837 [wnt] <Frans |
caravan kampeerwagen 1940 [Posthumus] <Engels {4.1.10} |
carbid chemische verbinding 1906 [wp] |
carbol ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
carburator vergasser 1911 [Aanv wnt] <Frans |
carcinogeen kankerverwekkend 1939 [Aanv wnt] |
carcinoom kankergezwel 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
carco (eetbare) zeeslak 1976 [gvd] <Papiaments {3.2} |
cardanas as in auto 1919 [Aanv wnt] |
care verzorging 1912 [kku] <Engels |
cargadoor scheepsbevrachter 1472 [Toll.] <Spaans {3.2} |
cargo vracht 1633 [wnt] <Spaans {3.2} |
cariës tandbederf 1867 [Aanv wnt] <Latijn |
carillon klokkenspel 1824 [wei] <Frans |
carnaval drie dagen voor vasten 1673 [wnt] <Frans {4.1.7} |
carneool vleesrode edelsteen 1734 [HubWes] |
carnivoor vleeseter 1865 [kvw] <Frans |
carolus(gulden) munt 1521 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
caroteen oranjerode kleurstof in planten 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten ii:116] |
carpaccio voorgerecht bestaande uit dunne plakjes rauwe ossenhaas 1992 [Vogelaar in Raster 60, 70-74, 5] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
carpooling het gezamenlijk gebruik maken van één auto 1980 [De Coster 1999] <Engels |
carport afdak voor auto's 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
carré vierkant 1773 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
carrier draagwagen 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
carrière loopbaan 1600 [wnt drank] <Frans |
carrosserie koetswerk van auto 1914 [gvd] <Frans |
carrousel draaimolen 1824 [wei] <Frans {4.1.18} |
carter omhulsel van krukas in motor 1911 [Aanv wnt] {3.3} |
cartografie het maken van kaarten 1875 [Aanv wnt] <Frans |
cartoon getekende mop 1949 [Aanv wnt] <Engels |
cartotheek kaartsysteem 1932 [Aanv wnt] <Frans |
cartouche omlijsting met rolwerk 1653 [Aanv wnt] <Frans |
cartridge (inkt)houder 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 30] <Engels |
| |
| |
carveschaats schaats met ijzers die in het midden smaller zijn 1999 [Sanders 2000] |
casanova vrouwenversierder 1968 [kwt] |
cascade waterval 1649 [Aanv wnt] <Frans |
casco romp van schip of auto 1614 [wnt Bijv.+verb.] <Spaans {3.2} |
case praktijkgeval 1984 [gvd] <Engels |
caseïne kaasstof 1861 [Aanv wnt] |
cash bijwoord: contant 1912 [kku] <Engels |
cashen te gelde maken, geld innen 1998 [Internet: afz-10.html] <Engels |
cashewnoot notensoort 1968 [kwt] <Engels {4.1.2} |
cashflow netto winst plus afschrijvingen 1975 [R75] <Engels |
casino gebouw voor gokken 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
casinobrood broodsoort 1914 [gvd] {4.1.6} |
cassatie vernietiging van vonnis 1651 [wnt] <Frans |
cassave meel uit de wortels van maniok 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans |
casselerrib varkensrib als broodbeleg 1910 [wnt rib i] <Duits {4.1.6} |
casseren een vonnis vernietigen 1290 [cg I3, 1491] <Frans |
cassette houder, doos 1688 [Aanv wnt] <Frans |
cassette geluids- of videoband in houder 1902 [Aanv wnt] <Engels |
cassetterecorder kleine bandrecorder 1973 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
cassis drank van zwarte bessen 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
cast bezetting van film of toneelstuk 1958 [R75] <Engels |
castagnetten duimkleppers 1717 [Aanv wnt] <Frans |
castraat mannenstem die geen stemwisseling heeft ondergaan 1824 [wei] <Duits {3.2/4.1.16} |
castreren ontmannen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
casus geval 1621 [Aanv wnt] <Latijn |
cataclysme geweldige ramp 1919 [kwt] <Frans |
catacombe onderaardse gang 1653 [Aanv wnt] <Frans |
catalepsie verstijving van spieren 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
catalogus register, lijst 1610 [Picarta: Catalogus Vant gheene tot Amsterdam by groote menichten vercocht zal worden] <Latijn |
catamaran dubbelboot 1832 [wei] <Engels {4.1.11} |
cataract staar 1351 [mnw] <Latijn |
catarre slijmvliesontsteking 1514 [mnw] <Frans |
catastrofe grote ramp 1824 [wei] <Frans |
catatonie spierspanning 1923 [Aanv wnt] |
catch-22 (dankzij bureaucratie) onoplosbaar dilemma 1961 [De Coster 1999] <Engels |
catcher vangman bij baseball 1912 [kku] <Engels |
catecheet godsdienstonderwijzer 1847 [kku] <Frans {4.1.8} |
catechese godsdienstonderwijs 1886 [kku] <Latijn |
catechisatie godsdienstonderwijs 1624 [Toll.] <Frans {4.1.8} |
catechismus leer van godsdienst in de vorm van vraag en antwoord 1538 [Bibliotheca 1954, nr. 1571] <Latijn |
categorie onderdeel van classificatie 1665 [wnt] <Latijn |
categorisch onvoorwaardelijk 1698 [mey] <Latijn |
catenaccio extreem verdedigend voetbal 1990 [De Coster 1992] <Italiaans {3.2} |
catering verzorging van maaltijden of feesten 1972 [Picarta: titel van tijdschrift, uitgegeven bij Merites in Nijmegen] <Engels |
catharsis reiniging 1832 [wei] <modern Latijn |
catheter buis om lichaamsvocht af te tappen 1642 [wnt waterloop] <Latijn |
catwalk nauwe loopbrug voor modeshows 1984 [gvd] <Engels |
caudillo militair-politiek leider 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
causaal oorzakelijk 1824 [wei] <Latijn |
causaliteit oorzakelijkheid 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
causerie praatje 1843 [Aanv wnt] <Frans |
cautie borgtocht 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
cavalerie wapen van de landmacht te paard 1588 [Claes] <Frans {4.1.14} |
cavalerie wapen van de landmacht, uitgerust met tanks 1946 [Leen Verhoeff, uit off. stukken] <Frans {4.1.14} |
cavalier begeleider 1669 [mey] <Frans |
cavia knaagdier 1853 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3} |
cayennepeper gemalen Spaanse peper 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cd dun schijfje waarop geluid is vastgelegd 1983 [Van der Horst 392] <Engels {4.1.17} |
cd-rom cd die uitsluitend gelezen kan worden 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
ceder naaldboom 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
cederen afstaan 1506 [hws] <Frans |
cedi munteenheid van Ghana 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fanti {4.1.12} |
| |
| |
cedille teken onder de c 1824 [wei] <Frans |
ceel, cedel (bewijs)stuk, lijst 1240 [Bern.] <Frans |
ceintuur gordel 1462 [hws] <Frans |
cel klein vertrek 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
cel kleinste element in weefsel 1644 [wnt] <Latijn |
celebreren vieren, plechtig bedienen 1295 [cg I3, 2161] <Latijn |
celesta toetsinstrument 1944 [wnt trommel] <Frans {4.1.16} |
celibaat ongehuwde staat 1800 [wnt jaar i] <Frans {3.2} |
celibatair vrijgezel 1824 [wei] <Frans |
cello snaarinstrument 1847 [kku] {3.3/4.1.16} |
cellofaan doorzichtig verpakkingsmateriaal 1934 [kwt] <Frans |
cellulair in cellen verdeeld 1856 [Suringar, Het cellulair systeem] <Frans |
cellulitis zwelling van onderhuids bindweefsel 1910 [Bauwens] <modern Latijn |
celluloid hoornachtige, elastische stof, o.a. gebruikt voor foto's en films 1899 [wnt vignet] <Engels |
cellulose celstof 1872 [gvd] <Frans |
Celsius eenheid van temperatuur 1865 [wnt verkoken] |
cembalo toetsinstrument 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
cement mortel 1350 [mnw] <Frans |
cenotaaf leeg grafmonument 1824 [wei] <Latijn {1.2.4/3.2} |
censureren vrijheid van meningsuiting beperken 1726 [wnt] <Frans |
cent munt ter waarde van het honderdste deel van een gulden 1816 [wnt] <Engels {1.3/4.1.12} |
centaur paardmens 1526 [wnt stuur ii] <Latijn |
centenaar gewichtseenheid van 100 kg 1287 [hws] <Latijn |
centime een honderdste frank 1806 [Claes] <Frans {3.2} |
centimeter 0,01 meter 1810 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
centraal in het midden gelegen 1796 [Picarta: Concept-plan ter inrichting (...) alsmede voor eene algemeene Centraale vergadering] <Frans {3.2} |
centraliseren in één punt samenbrengen 1904 [wnt] <Frans |
centreren het midden zoeken 1824 [wei] <Frans |
centrifugaal middelpuntvliedend 1824 [wei] <Engels {1.2.6} |
centrifuge centrifugaalmachine 1865 [wnt uitlekken i] <Frans {1.2.6/4.1.9} |
centripetaal middelpuntzoekend 1824 [wei] |
centrum middelpunt 1654 [Claes] <Latijn |
centrum instelling 1961 [gvd] <Engels |
cerebraal wat de hersenen betreft 1847 [kku] <Frans |
ceremonie plechtigheid 1494-1512 [hws] <Frans |
ceremonieel betrekking hebbend op ceremoniën 1555 [wnt] <Frans |
cerise kerskleurig 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
cerium chemisch element 1898 [wnt verbranding] <modern Latijn |
certificaat schriftelijke verklaring 1847 [wnt] <Frans |
certificeren voor echt verklaren 1370-1378 [hws] <me Latijn |
cervelaatworst gekruide vleesworst 1824 [wei] {4.1.6} |
cerviduct wildviaduct 1986 [koe] |
cervix hals van een orgaan 1919 [wnt verplaatsing] <Latijn {3.2} |
cesartherapie bewegingstherapie 1991 [wp] |
cesium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn |
cessie overdracht 1516 [wnt] <Latijn |
cessionaris verkrijger 1650 [mey] <Frans |
cesuur rustpunt 1824 [wei] <Frans |
chaabi Marokkaanse volksmuziek 2000 [nrc-h 30/12/2000] <Arabisch {3.2/4.1.16} |
chablis witte bourgogne 1855 [Kramers, Geographisch Wrdb.] |
cha-cha-cha Latijns-Amerikaanse dans 1958 [Aanv wnt] <Spaans {3.1/3.2/4.1.15} <Frans {4.1.6} |
chador sluier van islamitische vrouwen 1992 [gvd] <Hindi |
chaebol groot conglomeraat van bedrijven 1998 [nrc-h 12/8/98] <Koreaans |
chagrijn verdrietige ontevredenheid 1720 [mey] <Frans |
chakra in oosterse culturen een energiecentrum, verbindingspunt tussen het fysieke en het fijnstoffelijke lichaam 1992 [gvd] <Sanskriet |
chalcedon melksteen 1782 [hou iii, 3, 221] |
chalet Zwitsers houten huis 1886 [kku] <Frans |
challe gevlochten brood voor de sabbat 1912 [kku] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
chambertin rode wijnsoort 1840 [wnt rauw i] <Frans {4.1.6} |
chambreren wijn op kamertemperatuur brengen 1912 [kku] <Frans |
| |
| |
champagne schuimende wijnsoort 1745 [Miller, Groot alg. kruidkundig wrdb. 944] <Frans {4.1.6} |
champignon paddestoel 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
Chanoeka herdenking van de inwijding van de Tempel 1921 [wnt voorjaar] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
chanson liedje 1751 [Aanv wnt] <Frans |
chantage geldafpersing 1865 [kvw] <Frans |
chanteren geld afpersen door dreigementen 1949 [Aanv wnt] <Frans |
chaos wanorde 1401-1425 [mnw] <Latijn |
chaperonneren een dame begeleiden 1847 [kku] <Frans |
chapiter onderwerp van gesprek, punt 1841 [Aanv wnt] <Frans |
charade lettergreepraadsel 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.18} |
charge cavalerieaanval 1593 [wnt wijken] <Frans |
chargeren in gesloten formatie aanvallen 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
chargeren overdrijven 1916 [wnt z.j.] <Frans |
charisma bovennatuurlijke gave 1923 [Aanv wnt] <Latijn of Grieks |
charitatief liefdadig 1950 [gvd] <me Latijn |
charlatan kwakzalver 1658 [mey] <Frans |
charleston dans 1926 [Sanders 1995] <Engels {4.1.15} |
charmant leuk 1698 [wnt tranendal] <Frans |
charme bekoring 1908 [wnt] <Frans |
charter oorkonde 1260 [cg i 1, 72] <Frans |
chartervlucht vlucht waarvoor het vliegtuig afgehuurd is 1950 [wnt vlucht] <Frans |
chartreuse fijne likeur 1876 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chassidisme stroming in jodendom 1886 [kku] |
chassis raamwerk 1898 [gvd] <Frans |
chateaubriand biefstuk van ossenhaas 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
chatten on line corresponderen via het internet 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
chauffeur autobestuurder 1912 [kku] <Frans |
chauvinisme overdreven vaderlandsliefde 1890 [wnt toegeven] <Frans |
checken controleren 1950 [De Vooys] <Engels {1.3} |
cheddar kaas 1909 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
cheerio tussenwerpsel: gezondheid! 1968 [kwt] <Engels {4.3} |
cheeseburger hamburger met een plak kaas 1968 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
cheeta katachtige 1947 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
chef die aan het hoofd staat 1516 [Mak] <Frans |
chef-d'oeuvre meesterwerk 1824 [wei] <Frans |
chelatietherapie een behandeling van aderverkalking 1991 [wp] |
chemicaliën scheikundige stoffen 1818 [wnt medicinaal] <modern Latijn |
chemie scheikunde 1614 [Beguin, Tyrocinium chymicum] <Latijn |
chemie wisselwerking tussen mensen 1997 [R99] <Engels |
chemobak afvalbak voor klein chemisch afval 1993 [De Coster 1999] |
chenille fluweelachtig weefsel 1821 [wnt uitwerksel] <Frans {4.1.9} |
cheque schriftelijke betalingsopdracht 1847 [kku] <Engels |
cherry brandy kersenlikeur 1926 [kwt] <Engels {4.1.6} |
cherubijn engel van de tweede rang 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
chesterkaas soort kaas 1847 [kku] {4.1.6} |
cheviot wollen stof 1896 [wnt] <Engels {4.1.9} |
chewing gum kauwgom 1936 [Kath. Enc.] <Engels {4.1.6} |
chianti droge wijnsoort 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
chiasma kruisstelling van woorden 1876-1900 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chic verfijnd 1844 [Toll.] <Frans |
chicane haarkloverij 1698 [wnt] <Frans |
chiffon weefsel 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
chihuahua hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
chijl bloedvormend vocht 1702 [wnt windig] <Latijn |
chili cayennepeper 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chiliasme geloof aan duizendjarig rijk 1668 [Aanv wnt] <modern Latijn |
chimaera monsterdier 1556 [wnt minst] <Latijn |
chimpansee mensaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3} |
chinchilla knaagdier 1840 [wnt vossehuid] <Spaans {3.2/4.1.3} |
chinezen via koker opsnuiven van verhitte heroïne 1975 [Aanv wnt] |
chinoiserie in chinese stijl vervaardigde voorwerpen 1886 [kku] <Frans |
chip dun plakje silicium 1979 [wp jaarboek 1980] <Engels |
chipknip oplaadbare chipkaart van de banken 1995 [De Coster 1999] |
| |
| |
chipolatapudding gevulde pudding 1910 [Aanv wnt] {4.1.6} |
chippendale Engelse meubelstijl 1931 [kwt] <Engels |
chippendale mannelijke stripper 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.13} |
chipper oplaadbare chipkaart van de Postbank 1996 [De Coster 1999] |
chips gebakken aardappelschijfjes 1950 [gvd] <Engels |
chiromantie handlijnkunde 1734 [HubWes] <me Latijn |
chirurg heelkundige 1877 [wnt wegwisschen] <Duits |
chirurgie heelkunde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
chirurgijn heelmeester 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.13} |
chitine schaalhuid 1847 [Aanv wnt] <Frans |
chlamydia soort van micro-organismen 1991 [wp] <modern Latijn |
chloor chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn |
chloroform narcosevloeistof 1872 [gvd] <Frans |
chlorofyl bladgroen 1847 [kku] |
chocolade drank uit cacao, versnapering 1679 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
choke smoorklep 1951 [Aanv wnt] <Engels |
choker sjaaltje gedragen in open boord 1912 [kku] <Engels {3.2} |
cholera besmettelijke buikloop 1588 [Claes Tw. 11] <Latijn |
cholerisch heftig 1805 [mey] |
cholesterol vetachtige stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 607] |
choqueren aanstoot geven 1669 [mey] <Frans |
choreografie het ontwerpen van dansfiguren 1824 [wei] |
chorizo harde worstsoort 1992 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
chow-chow hondensoort 1931 [kwt] <Engels {4.1.3} |
chrestomathie bloemlezing 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
chrisma zalfolie, zalving 1601 [wnt knorren ii] <Latijn |
christen belijder van de christelijke godsdienst 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.8} |
christeneziele tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1860 [wnt christenziel] {4.3} |
christoffel mascotte met St.-Christoffel 1992 [gvd] |
chromatisch met halve tonen 1809 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
chromosoom drager van erfelijke eigenschappen in celkern 1907 [Vd Sijs 1998] <Duits |
chronisch langdurig 1824 [wei] <Latijn |
chronologie tijdrekenkunde 1697 [wnt almanak Suppl] <Frans |
chronometer tijdmeter 1786 [wnt] <Frans |
chroom chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn |
chrysant plantensoort 1773 [hou ii, 1, 146] |
chut tussenwerpsel: stil! 1895 [Broeckaert] <Frans {4.3} |
chutney zoetzuur met vruchten 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6} |
ciabatta langwerpig brood gebakken van nat deeg 1998 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ciao tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Italiaans {3.2/4.3} |
ciborie kelk ter bewaring van hostie 1451-1500 [mnw] <Latijn |
cicade insect 1287 [cg NatBl] <Latijn |
cichorei plant waarvan de wortel voor smaakverbetering van koffie gebruikt wordt 1484 [hws] <Frans |
cider drank uit gegist vruchtensap 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.6} |
cijfer getalmerk 1508 [Kool] <Frans |
cijns schatting, belasting 1253 [cg i 1, 46] <Latijn |
cilinder rolrond voorwerp 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans of Latijn |
cimbaal slaginstrument 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.16} |
cineast filmkunstenaar 1929 [wnt totaliteit] <Frans |
cinema bioscooptheater 1914 [gvd] <Frans |
cinematograaf filmtoestel 1908 [wnt leevend] <Frans {4.1.17} |
cinnaber vermiljoen 1719 [wnt vermiljoen] <Frans {4.1.5} |
cipier gevangenbewaarder 1552 [wnt] <Frans |
cipres naaldboom 1240 [Bern.] <Frans |
circa voorzetsel 1749 [Saramakaanse vrede van 1762 53] <Latijn {4.2} |
circuit gesloten baan, gesloten groep 1663 [mey] <Frans |
circulaire rondschrijven 1812 [wnt] <Frans {3.2} |
circulatie omloop 1680 [wnt vereenigd] <Frans |
circuleren rondgaan 1663 [mey] <Frans |
circumcisie besnijdenis 1658 [mey] <Latijn |
circumflex samentrekkingsteken 1567 [Aanv wnt] <Latijn |
| |
| |
circus voorstelling van dressuur en acrobatiek 1897 [wnt] <Latijn {4.1.15} |
cirkel kring 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans of Latijn |
cirrose verschrompeling 1847 [Aanv wnt] <Frans |
cirrus vederwolk 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cis met een halve toon verhoogde c 1832 [wei] <Duits {3.2} |
ciseleren versiering in metaal beitelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
cisterciënzer lid van geestelijke orde 1778 [wnt zwaarddrager] <Frans {4.1.8} |
citaat aanhaling 1840 [wnt rhetoriek] <Latijn |
citadel deel van vestingwerk 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
citer snaarinstrument 1588 [Kil.] <Duits {3.2/4.1.16} |
citeren (woorden) aanhalen 1897 [wnt] <Frans |
cito bijwoord: met spoed 1602 [wnt] <Latijn |
citroen zure vrucht 1554 [Dod.] <Frans {4.1.2} |
citroenvlinder vlinder 1910-1914 [Bauwens] |
citrusvrucht naam voor vruchten van het geslacht Citrus 1947 [Aanv wnt] {4.1.2} |
city stadscentrum (oorspronkelijk van Londen) 1693 [wnt vergrooting] <Engels {3.2} |
citybike fiets voor in de stad 1993 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
civet door civetkat afgescheiden stof 1567 [Junius 122b] <Frans |
civetkat roofdier 1596 [wnt civet] {4.1.3} |
civiel burgerlijk 1467-1490 [hws] <Frans |
civilisatie beschaving 1824 [wei] <Frans |
claim vordering 1886 [kku] <Engels |
clair-obscur met licht- en schaduweffecten 1824 [wei] <Frans |
clairvoyant helderziend 1824 [wei] <Frans |
clan (oorspronkelijk Schotse) stam 1824 [wei] <Engels |
clandestien heimelijk 1503 [Boutillier] <Latijn |
claque samendrukbare hoge hoed 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
claque gehuurde toejuichers 1886 [kku] <Frans |
clarence type rijtuigje 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
clash botsing 1973 [R75] <Engels |
classicisme navolging van de klassieken 1868 [wnt tooneel] <Frans |
classificatie klasseverdeling 1824 [wei] <Frans |
classificeerder losse scheepsarbeider 1951 [Aanv wnt] |
classis onderafdeling van provinciaal kerkbestuur 1571 [wnt approbeeren Suppl] <Latijn {4.1.8} |
claus passage in toneelstuk 1916 [wnt] <Frans |
claustrofobie engtevrees 1911 [Aanv wnt] {1.2.5} |
clausule afzonderlijke zinsnede of bepaling 1240 [Bern.] <Frans |
clausuur afsluiting 1790 [Aanv wnt] <Latijn |
claxon signaalinstrument op auto's 1918 [wnt klaxon] <Engels |
clean geen drugs gebruikend 1962 [R75] <Engels |
clearing verrekening 1912 [kku] <Engels |
cleistogaam als knop gesloten blijvend (van bloem) 1898 [gvd] |
clematis klimplantengeslacht 1608 [wnt vitalba] <Latijn |
clementie goedertierenheid 1581 [wnt reventie] <Latijn |
clementine variëteit van mandarijn 1950 [Kath. Enc.] <Frans {4.1.2} |
clerus geestelijkheid 1569 [wnt gewormte] <Latijn |
clever handig, slim 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
cliché drukplaat 1892 [wnt] <Frans |
cliché afgezaagde uitspraak 1950 [gvd] <Frans |
click bij inademen gevormde klank 1968 [kwt] <Engels |
clickfonds beleggingsfonds dat de winst bij een bepaald koersniveau veiligstelt 1996 [De Coster 1999] |
cliënt klant 1699 [wnt] <Frans |
cliffhanger spanning door op een beslissend moment af te breken 1981 [Foto en film enc.] <Engels |
clignoteur knipperlicht 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
climacterium overgangsjaren van een vrouw 1913 [Aanv wnt] <modern Latijn |
climax hoogtepunt 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
climax orgasme 1968 [Aanv wnt] <Engels |
clinch het elkaar vasthouden van boksers 1946 [De Vooys] <Engels |
cliniclown clown die in kinderziekenhuizen optreedt 1998 [nrc-h 14/7/98] <Engels |
clinicus arts 1556 [wnt visiteeren] <Latijn |
clip (papier)klem 1940 [Posthumus] <Engels |
clitoridectomie het wegnemen van de clitoris 1970 [Recht voor raap] |
clitoris kittelaar 1663 [mey] <modern Latijn {3.2} |
clivia plantengeslacht 1884 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cloaca lichaamsholte van sommige dieren 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn |
| |
| |
clochard dakloze, zwerver 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
close reading tekstanalyse met alle aandacht voor de tekst zelf 1970 [Recht voor raap] <Engels |
closet toilet 1847 [kku] <Engels {4.4} |
close-up opname van dichtbij 1931 [kwt] <Engels |
clou het wezenlijke, pointe 1899 [dbl] <Frans |
clown grappenmaker 1847 [kku] <Engels |
club vereniging 1800 [Toll.] <Engels |
cluster tros, groep 1963 [Aanv wnt] <Engels |
coach trainer 1929 [kwt] <Engels |
coadjutor hulpbisschop 1467-1490 [hws] <Latijn {4.1.8} |
coaguleren klonters vormen 1650 [mey] <Frans |
coalitie verbond 1795 [wnt revolutionist] <Frans {3.2} |
coaster kustvaarder 1947 [Groninger Dagblad 21/7] <Engels {4.1.11} |
coaten van een deklaag voorzien 1953 [Aanv wnt] <Engels |
coati kleine beer 1761 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2/4.1.3} |
coaxiaal met gemeenschappelijke as 1953 [Aanv wnt] |
cobbler verkoelende wijndrank 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
cobra slang 1847 [kku] <Portugees {3.2} |
Cobra naam van een groep Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars uit de jaren vijftig van de 20e eeuw 1948 [wp] <L {3.4} |
coca bladeren van Peruaanse struik 1564 [wnt] <Spaans {3.2} |
coca-cola koolzuurhoudende frisdrank 1914 [Van der Horst 56] <Engels {4.1.6} |
cocaïne alkaloïde uit de coca 1898 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
cockerspaniël hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
cockpit stuurhut in vliegtuig 1926 [kwt] <Engels |
cocktail gemengde alcoholische drank 1886 [kku] <Engels {4.1.6} |
cocon omhulsel van rupsen 1872 [gvd] <Frans |
cocooning zich terugtrekken in huiselijke kring 1989 [De Coster 1999] <Engels |
cocotte vrouw van lichte zeden 1912 [kku] <Frans {4.1.13} |
coda resumerend slot van muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
code wetboek 1824 [wei] <Frans |
code stelsel van signalen of symbolen 1919 [wnt woord i] <Frans |
codeïne bestanddeel van opium 1869 [Aanv wnt] |
codex handschrift 1838 [wnt stempel i] <Latijn |
codicil bijvoegsel bij testament 1536 [wnt aalmis Suppl] <Latijn |
codificeren tot een wetboek maken 1875 [Aanv wnt] <Duits |
coelacant beenvis 1953 [Achterberg, gedicht Ichtyologie] <modern Latijn |
coffeeshop gelegenheid waar softdrugs verkrijgbaar zijn 1972 [De Coster 1999] <Engels |
cognac soort brandewijn 1790 [wnt] <Frans {4.1.6} |
cognitie kenvermogen 1650 [mey] <Latijn |
cognossement zeevrachtbrief 1514 [hws] |
cohabitatie paring 1650 [mey] <Latijn |
cohabitatie samenwerking van twee politieke tegenstanders 1986 [De Coster 1999] <Frans {3.2} |
coherent samenhangend 1669 [mey] <Frans |
cohesie samenhang 1824 [wei] <Frans |
cohort onderafdeling van Romeins legioen 1767 [wnt diep ii] <Latijn |
cohort groep individuen met gemeenschappelijk kenmerk 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels |
coifferen vleien, opkammen 1780-1781 [wnt] <Frans |
coiffeur kapper 1802 [wnt nagel] <Frans {3.2/4.1.13} |
coïncidentie samenloop van omstandigheden 1824 [wei] <Frans |
coïre geslachtsgemeenschap hebben 1859 [Gabler] <Latijn {4.4} |
coïtus paring 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
coke cocaïne 1982 [R84] <Engels {4.1.6} |
cokes residu van steenkool 1829 [Toll.] <Engels |
col bergpas 1865 [kvw] <Frans |
col kraag 1872 [Aanv wnt] <Frans |
cola koolzuurhoudende frisdrank 1952 [Aanv wnt] {4.1.6} |
colbert jas zonder panden 1881 [Sanders Tw. 7] {1.4/3.3/5} |
cold case squad speciale politiegroep die oude delicten opnieuw onderzoekt 1999 [Sanders 2001] <Engels |
coldcream verkoelende zalf 1855 [kku] <Engels |
colibacil darmbacil 1950 [Kleine wp 382] |
collaar pastoorsboord 1901 [kui] <Latijn |
collaboreren met de vijand samenwerken 1950 [gvd] <Frans {1.2.2} |
collage het samenplaksel 1958 [wp van de kunst, dl. 1, 451] <Frans {3.2} |
collageen lijmvormend eiwit 1912 [kku] |
| |
| |
collaps plotselinge stoornis in bloedcirculatie 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
collateraal zijdelings 1486 [mnw] <me Latijn |
collatie vergelijking van teksten 1475 [Hoorn, Stad, Inv. 629.R.871] <Latijn |
collationeren teksten vergelijken 1370-1378 [hws] <Frans |
collecte (geld)inzameling 1600 [wnt] <Frans |
collectie verzameling 1553 [wnt vergadering] <Frans |
collectief gezamenlijk 1669 [mey] <Frans {1.2.4} |
collega ambtgenoot 1643 [wnt] <Latijn |
college bestuurslichaam 1450 [hws] <Frans |
collegiaal passend onder collega's 1863 [kku] <Frans |
collie hondensoort 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
collier halssnoer 1401-1450 [mnw] <Frans |
collisie botsing 1669 [mey] <Frans |
collo te verzenden stukgoed 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
collocatie vaste verbinding van twee of meer woorden 1984 [gvd] <Engels |
colloïde stof die fijn verdeeld in vloeistof zit 1886 [kku] <Frans |
colloquium samenspraak, geleerd gesprek 1824 [wei] <Latijn |
colofon gegevens aan het eind van drukwerk 1847 [kku] <Latijn |
colofonium distillaatresidu van hars 1734 [HubWes] |
colon deel van dikke darm 1807 [wnt vervolgen] <Latijn {3.2} |
colon munteenheid van Costa Rica en El Salvador 1896 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
colonnade zuilenrij 1788 [Aanv wnt] <Frans |
colonne rij van militairen in rotten 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
coloradokever insect 1894 [Bruggencate, Engelsch Wrdb.] |
coloratuur versiering met cadansen en loopjes 1739 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
coloriet kleurgeving 1710 [wnt koloriet] <Italiaans {3.2} |
colorist schilder die zich toelegt op kleureffecten 1717 [wnt] <Frans |
colostrum biest 1832 [wei] <Latijn |
colporteren te koop aanbieden 1847 [kku] <Frans |
colporteur verkoper langs huis 1847 [kku] <Frans {4.1.13} |
colt soort revolver 1899 [dbl] <Engels {4.1.14} |
coltrui trui met rolkraag 1968 [Aanv wnt] |
column regelmatige bijdrage aan krant 1969 [R75] <Engels |
coma bewusteloosheid 1663 [mey] <modern Latijn |
coma nevelmassa rond komeetkern 1912 [kku] <Latijn |
combattant strijder 1602 [Aanv wnt] <Frans |
combinatie verbinding 1748-1778 [wnt] <Frans |
combine maaidorser 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
combine combinatie van renners in wielersport om kansen van concurrenten te breken 1944 [Aanv wnt] <Frans |
combineren samenvoegen 1663 [mey] <Frans |
combiroes roes die ontstaat door gecombineerd gebruik van alcohol en drugs 2000 [Sanders 2001] <L {3.4/4.4} |
combo klein ensemble van muzikanten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
Comecon vroegere organisatie voor wederzijdse hulp van de Oostbloklanden 1984 [gnn] <Engels |
comedy humoristische film 1997 [nrc-h 97/11/25] <Engels {4.1.15} |
comestibles fijne eetwaren 1824 [wei] <Frans |
comfort gemak 1847 [kku] <Engels |
comfortabel gerieflijk 1847 [kku] <Engels |
comic komisch stripverhaal 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
coming-out het uitkomen voor zijn seksuele geaardheid 1987 [De Coster 1999] <Engels |
comité groep personen met uitvoerende taak 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
commanderen bevelen 1590 [Schulten Tw. 9] <Frans |
commandeur laagste rang van vlagofficier bij de marine 1739 [wnt] <Frans {4.1.14} |
commanditair stil (van vennoot) 1847 [kku] <Frans |
commando bevel 1652 [wnt] <Spaans {3.2} |
commando militair van de commandotroepen 1961 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commensaal parasitisch gedierte 1914 [gvd] <me Latijn |
commentaar verklaring 1697 [wnt] <Frans |
commercial reclamefilmpje 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
commercie handel 1577 [Aanv wnt] <Frans |
commies middelbare ambtenaar 1534 [hws] <Frans |
commiesbrood soldatenbrood 1816-1817 [wnt] <Duits {4.1.6} |
commissaris gevolmachtigde 1353 [hws] <me Latijn |
| |
| |
commissie vertrouwelijke opdracht 1370-1378 [hws] <Frans |
commissie provisie 1748 [wnt] <Frans |
commissie groep personen belast met bepaalde taak 1771 [wnt] <Frans |
commissionair iemand die op eigen naam voor rekening van anderen handelt 1778 [wnt] <Frans |
commitment sterke betrokkenheid, toewijding 1984 [gvd] <Engels |
committeren opdragen, belasten 1370-1378 [hws] <Latijn |
commode latafel 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.9} |
commode aankleedmeubel voor baby's 1952 [wp voor de vrouw] {4.1.9} |
commodo op zijn gemak, rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
commodore gezagvoerder op schip 1781 [wnt uitkomen i] <Engels {3.2} |
commodore laagste rang van opperofficier bij de luchtmacht 1976 [gvd] <Engels {4.1.14} |
commotie opschudding 1492 [mnw] <Frans |
communaal aan een groep gemeenschappelijk toebehorend 1865 [kvw] <Frans |
commune leefgemeenschap 1824 [wei] <Frans |
communicant die ter communie gaat 1494-1512 [hws] <Latijn {4.1.8} |
communicatie mededeling 1467-1490 [hws] <Frans |
communie het ontvangen van de hostie 1540 [wnt vagen i] <Latijn |
communiqué officiële mededeling 1912 [kku] <Frans |
communisme maatschappelijk stelsel van gemeenschappelijk bezit 1850 [wnt gelijkheid] <Frans |
compact dicht opeengedrongen 1872 [gvd] <Frans |
compagnie onderafdeling van bataljon 1592 [wnt] <Frans {4.1.14} |
compagnon handelsgenoot 1574 [Claes Tw. 11] <Frans |
comparatief vergrotende trap 1638 [Ruijs] <Latijn |
compareren voor rechter of notaris verschijnen 1370-1378 [hws] <Frans |
comparitie verschijning voor notaris 1584 [wnt] <Frans |
compartiment treincoupé 1901 [wnt] <Frans |
compassie medelijden 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
compatibel verenigbaar 1650 [mey] <Frans |
compatibel onderling aansluitbaar van computerapparatuur of programma's 1981 [mcc okt. 81, 3, 9, 84] <Engels |
compendium samenvatting 1658 [wnt verversching] <Latijn |
compensatie vereffening 1503 [Boutillier] <Frans |
compenseren vereffenen 1423-1473 [mnw geliken] <Frans |
competent bekwaam, gerechtigd 1459 [hws] <Frans |
competentie deskundigheid, bevoegdheid 1551-1600 [wnt verblind] <Latijn |
competitie mededinging 1912 [kku] <Frans |
compilatie samenvoeging van gegevens 1824 [wei] <Frans |
compilator samensteller van compilaties 1854 [wnt vereffening] <me Latijn |
compileren samenvoegen 1824 [wei] <Frans |
compleet volledig 1613 [Stallaert] <Frans |
complement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Latijn |
completen avondgebed 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
completeren voltallig maken 1816 [Aanv wnt] <Frans |
complex samengesteld geheel 1847 [kku] <Frans |
complicatie verwikkeling 1824 [wei] <Frans |
compliceren verwikkelen 1847 [kku] <Frans {1.2.6} |
compliment lof, begroeting 1635 [wnt wederroepen] <Frans |
complot samenzwering 1588 [Claes] <Frans |
component samenstellend deel 1901 [kui] <Latijn |
componeren samenstellen 1548 [wnt] <Latijn |
componist schepper van muziekstukken 1588 [Kil.] <Duits {3.2} |
composiet samengestelde bloem 1896 [kui] <Frans |
compositie samenstelling 1554 [wnt] <Frans |
compositum wat samengesteld is 1847 [kku] <Latijn |
compost meststof 1847 [kku] <Engels |
compote vruchtenmoes 1786-1793 [wnt] <Frans {4.1.6} |
compound mengsel van kunststof met weekmaker 1968 [kwt] <Engels |
compressie samendrukking 1624 [Aanv wnt] <Frans |
comprimeren samenpersen 1650 [mey] <Frans |
compromis schikking 1351-1400 [mnw] <Frans |
compromitteren verdacht maken 1865 [wnt] <Latijn |
comptabel rekenplichtig, verantwoordelijk 1593 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
computer rekentuig 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.17} |
computeren met de computer spelen 1992 [gvd] |
concaaf hol 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn |
concelebreren gezamenlijk de mis opdragen 1912 [kku] <Latijn |
concentratiekamp barakkenkamp voor gevangenen 1943 [wnt veem ii] <Duits {3.2} |
concentreren verenigen 1777 [mey] <Frans |
concentrisch met een gemeenschappelijk middelpunt 1803 [Aanv wnt] <me Latijn |
concept ontwerp 1511 [hws] <Frans |
conceptie bevruchting 1511-1520 [Aanv wnt] <Frans |
concern geleed groot bedrijf 1932 [Aanv wnt] <Engels |
concert muziekuitvoering 1710 [wnt] <Frans |
concertina toetsinstrument 1881 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
concertino klein concert 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
concessie tegemoetkoming, vergunning 1530 [wnt] <Frans |
conciërge huisbewaarder 1569 [wnt] <Frans |
concies bondig 1847 [Aanv wnt] <Frans |
conciliant verzoeningsgezind 1865 [wnt voorwaardelijk] <Latijn |
concilie kerkvergadering 1240 [Bern.] <Latijn |
concipiëren ontwerpen 1442 [hws] <Latijn |
conclaaf vergadering van kardinalen 1449 [mnw] <Frans |
concluderen besluiten 1370-1378 [hws] <Latijn |
conclusie gevolgtrekking 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
concomitant samengaand 1855 [kku] <Frans |
concordaat verdrag (m.n. tussen staat en paus) 1545 [hws] <Frans |
concordantie overeenstemming 1276-1300 [cg Kerst.] <me Latijn |
concours wedstrijd 1791 [Des Roches, Nieuw Nederduytsch en Fransch Wrdb.] <Frans |
concreet als vorm voorstelbaar, duidelijk 1847 [Aanv wnt] <Frans |
concubine bijzit 1451-1500 [mnw] <Frans {4.1.4} |
conculega persoon of onderneming die in dezelfde markt opereert 1994 [Vrij Nederland 27/8/1994] <L {3.4} |
concurreren wedijveren 1819 [wnt voorzanger] <Frans |
condenseren indampen 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conditie voorwaarde, toestand 1281 [vmnw] <Frans |
conditie lichamelijke gesteldheid 1898 [gvd] <Engels |
conditioner crèmespoeling 1999 [gvd] <Engels |
condoleren rouwbeklag betuigen 1650 [mey] <Latijn |
condominium gemeenschappelijke soevereiniteit, gemeenschappelijk eigendom 1832 [wei] <modern Latijn |
condoom voorbehoedmiddel 1847 [kku] <Engels |
condor roofvogel 1762 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
conducteur kaartjesknipper 1866 [wnt] <Frans |
confectie in massa gemaakte kleding 1895 [Broeckaert] <Frans |
confederatie verbond 1576 [Aanv wnt] <Frans |
conference optreden van een conferencier 1920 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
conferentie vergadering 1592 [wnt verbaasdheid] <me Latijn |
confessie belijdenis 1300 [mnw] <Frans |
confetti papiersnippers 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
confidentie vertrouwelijke mededeling, vertrouwen 1619 [wnt agresseur Suppl] <Latijn |
configuratie samenstel van figuren 1669 [mey] <Frans |
configuratie samenstel van computer en randapparatuur 1975 [R84] <Engels |
confirmeren bevestigen 1276-1300 [cg Kerst.] <Frans |
confiscatie verbeurdverklaring 1460 [hws] <Frans |
confisqueren verbeurdverklaren 1467-1490 [hws] <Frans |
confituren gekonfijte vruchten 1561 [Secreten van den eerweerdighen heere Alexis Piemontois] <Frans {4.1.6} |
conflict onenigheid 1658 [mey] <Latijn |
conform voorzetsel 1559 [Aanv wnt] <Frans {4.2} |
confrater vakgenoot 1650 [mey] <me Latijn |
confrère vakgenoot 1583 [wnt strooien] <Frans |
confronteren tegenover elkaar plaatsen 1609 [Aanv wnt] <Frans |
confucianisme leer van Confucius 1882 [Picarta: titel van J. Legge] |
confuus verward 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
conga Midden-Amerikaanse dans 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15} |
congé ontslag 1599 [Claes Tw. 11] <Frans |
congenitaal aangeboren 1886 [kku] |
| |
| |
congestie ophoping van bloed 1624 [Aanv wnt] <Frans |
conglomeraat samenklontering 1847 [kku] <Frans |
congregatie kerkelijke vereniging 1893 [wnt] <Frans |
congres samenkomst 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
congruent overeenstemmend 1658 [mey] <Latijn |
conifeer naaldboom 1863 [Aanv wnt] <Frans |
conisch kegelvormig 1824 [wei] <Frans |
conjugatie vervoeging 1540 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctie voegwoord 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
conjunctief aanvoegende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
conjunctiva oogbindvlies 1901 [kui] <modern Latijn |
conjunctivitis ontsteking van de conjunctiva 1847 [kku] <modern Latijn |
conjunctuur samentrekkende invloedrijke omstandigheden 1591 [wnt kloek i] <me Latijn |
connaisseur kenner 1847 [kku] <Frans |
connectie verbinding 1720 [mey] <Frans |
connectie invloedrijke relatie 1916 [wnt] <Engels |
connotatie gevoelswaarde 1698 [mey] <me Latijn |
conrector onderdirecteur 1602 [wnt toeschrijven] |
consacreren wijden 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
consecutief opeenvolgend 1669 [mey] <Frans |
consensus eenstemmigheid 1847 [kku] <Latijn |
consequent logisch 1648 [wnt watersnood] <Frans |
conservatief behoudend 1847 [kku] <Engels |
conservator bewaarder, toezichthouder 1847 [kku] <Latijn |
conservatorium muziekacademie 1824 [wei] |
conserven ingelegde vruchten, verduurzaamde levensmiddelen 1407-1432 [mnw sucade] <Frans {4.1.6} |
conserveren bewaren 1526 [hws] <Frans |
consideratie overweging 1524 [hws] <Frans |
consignatie het ten verkoop geven 1892 [wnt] <Frans |
consigne wachtwoord, opdracht 1847 [kku] <Frans |
consistent duurzaam 1824 [wei] <Latijn |
consistorie r.-k.: vergadering van kardinalen 1350 [mnw] <Latijn |
consistorie prot.: kerkenraad 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
console draagsteen 1824 [wei] <Frans |
console bedieningspaneel van computer 1989 [De Coster 1999] <Engels |
consolideren duurzaam maken 1351 [hws] <Frans |
consommé heldere bouillon 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
consonant medeklinker 1530 [wnt verminkt] <Latijn |
consorten medestanders 1451-1500 [mnw] <Latijn |
consortium tijdelijke vereniging van ondernemingen 1901 [kui] <Latijn |
conspiratie samenzwering 1460 [hws] <Frans |
constant onveranderlijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
constateren vaststellen 1824 [wei] <Frans |
constellatie sterrenbeeld 1451-1475 [Mak] <Frans |
consternatie ontsteltenis 1667 [Aanv wnt] <Frans |
constipatie verstopping 1832 [wei] <Frans |
constitueren vaststellen 1507 [Aanv wnt] <Frans |
constitutie grondwet 1728 [Claes Tw. 11] <Frans |
constructie bouw 1332 [hws] <Frans |
constructivisme kunstrichting die werkt met geometrische figuren 1934 [Aanv wnt] |
construeren samenstellen 1663 [mey] <Frans |
consul gevolmachtigd vertegenwoordiger van land 1470 [hws] <Latijn |
consul Romeinse magistraat 1824 [wnt] <Latijn |
consulent raadgever 1824 [wei] |
consult raad 1799 [Picarta: titel Het gewaand consult, blijspel] <Frans {3.2} |
consulteren raadplegen 1513 [hws] <Frans |
consument verbruiker 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
consumeren gebruiken, verbruiken 1493 [Mak] <Latijn |
consuminderen minder consumeren 1899 [Koenen, Woordverklaring 209] {1.3} |
consumptie verbruik 1580 [wnt voorbij] <Latijn |
contact aanraking 1872 [gvd] <Frans |
contactlens lens ter vervanging van een bril 1950 [Aanv wnt] |
container laadbak 1948 [kwt] <Engels |
contaminatie het dooreenhalen van verschillende uitdrukkingen 1912 [kku] <Latijn |
contant in gereed geld 1569 [Kool] <Frans |
contemplatie beschouwing, meditatie 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
| |
| |
contemporain hedendaags 1832 [wei] <Frans |
content tevreden 1396 [Moors 307, 68] <Frans |
content inhoud, vulling 1994 [Sanders 2001] <Engels |
contentieus betwistbaar 1523 [Aanv wnt] <Frans |
contesteren betwisten 1650 [mey] <Frans |
context samenhang 1824 [wei] <Frans |
continent vasteland 1824 [wei] <Frans |
continent de uitscheiding kunnende beheersen 1846 [Aanv wnt] <Frans |
contingent vast aandeel of hoeveelheid 1625 [wnt] <Frans |
contingentie toevalligheid 1650 [mey] <Latijn |
continu onafgebroken 1663 [mey] <Frans |
continueren voortzetten 1400 [mnw] <Frans |
continuo aanhoudend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
conto rekening 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
contour omtrek 1824 [wei] <Frans |
contra voorzetsel 1555 [wnt wijnschrading] <Latijn {4.2} |
contrabande smokkelwaar 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Frans |
contrabas snaarinstrument 1754 [wnt trompet] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contraceptie verhindering van conceptie 1975 [R75] <Frans {3.2} |
contract schriftelijke overeenkomst 1391 [Claes] <Frans of Latijn |
contractie samentrekking 1669 [mey] <Frans |
contradans dans van tegenover elkaar geplaatste dansers 1697 [wnt] <Frans {4.1.15} |
contradictie tegenspraak 1512 [hws] <Frans |
contraheren samentrekken 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
contrair tegengesteld 1824 [wei] <Frans |
contrapunt verbinding van aantal stemmen op bepaald motief 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
contraseign medeondertekening door minister 1912 [kku] <Frans |
contrast tegenstelling 1785 [wnt voorschijn] <Frans |
contratenor hoge mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
contrefilet lendenbiefstuk 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
contreien streken 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
contribuabel schatplichtig 1488 [hws] <Frans |
contribueren bijdragen 1454 [hws] <Frans |
contributie vaste bijdrage 1432-1468 [mnw betrecken] <Frans |
controle inspectie 1392 [Debrabandere, Wat woorden weten, 142] <Frans |
controle beheersing 1975 [R75] <Engels |
controleren inspecteren 1548 [wnt] <Frans {1.2.3/1.2.5} |
controleren beheersen 1945 [Onze Taal dec.] <Engels {1.2.3/1.2.5} |
controverse twistpunt 1824 [wei] <Frans |
controversieel tegenspraak oproepend 1959 [Aanv wnt] |
conus kegel 1645 [wnt wiskunst] <Latijn |
convalescent herstellend 1791 [Aanv wnt] <Frans |
convectie overbrenging van warmte door bv. lucht 1911 [wnt warmte] <Latijn |
convector aanjager voor warme lucht 1955 [Aanv wnt] <Latijn |
convenant overeenkomst 1801 [wnt vigilantie] <Frans {3.2} |
conveniëren gelegen komen 1650 [mey] <Frans |
convent klooster 1236 [cg i 1, 27] <Frans |
conventie overeenkomst, vergadering 1398 [Moors 75, 5] <Frans |
conventikel buitenkerkelijke godsdienstige bijeenkomst 1544 [wnt anabaptist Suppl] <Latijn |
conventioneel traditioneel 1668 [wnt verzekering] <Frans |
conventioneel niet-atomair 1961 [gvd] <Engels |
convergeren in één punt samenkomend 1824 [wei] <Frans |
convers lekenbroeder 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8} |
conversatie gesprek 1734 [wnt] <Frans |
converseren een gesprek voeren 1840 [wnt uitstaan] <Latijn |
conversie omzetting 1619 [wnt] <Frans |
converteren verwisselen 1505 [hws] <Frans |
converteren omzetten naar ander computerprogramma 1991 [Mini/micro computer jun. 6, 8] <Engels |
convertibiliteit inwisselbaarheid 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
convertor signaalomzetter, toestel voor chemische omzetting 1912 [kku] |
convex bolrond 1659 [Aanv wnt] <Frans |
convocatie samenroeping 1586 [wnt] <Frans |
cookie tekstbestand met gegevens over de bezoeker van een website 1998 [De Coster 1999] <Engels |
cool tof 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels |
coöperatie samenwerking 1663 [mey] <Frans |
coopertest test voor lichamelijke conditie bij het vliegen 1989 [EWB1] |
| |
| |
coöptatie kiezen van nieuwe leden door de zittende 1824 [wei] <Frans |
coördineren afstemmen 1658 [mey] <me Latijn |
copieus overvloedig 1546 [Jaarboek Stichting inl jaar 1993, 69-87] <Frans |
copla Spaanse dichtvorm 1929 [Werumeus Buning, Et in terra] <Spaans {3.2} |
copula koppelwerkwoord 1901 [kui] <Latijn |
copuleren paren 1872 [gvd] <Latijn {4.4} |
copyleft recht om software aan te passen en te distribueren onder vermelding van de oorspronkelijke makers 2000 [Sanders 2001] <Engels |
copyright auteursrecht 1912 [kku] <Engels |
cordoba munteenheid van Nicaragua 1912 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
cordon bleu gevulde schnitzel 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6} |
corduroy koordmanchester 1899 [dbl] <Engels {4.1.9} |
corebusiness kernactiviteit 1995 [Financieel-Economische Tijd 12/1/1995] <Engels |
cornedbeef vlees in blik 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
corner hoekschop 1950 [gvd] <Engels |
cornflakes maïsvlokken 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.6} |
corona kransvormige buitenste atmosfeer van de zon 1900 [wnt uitbreiding] <Latijn |
coronair m.b.t. de kransslagader 1923 [Aanv wnt] <Frans |
corporatie vakgenootschap 1793 [wnt] <Engels {3.2} |
corps vereniging 1810 [wnt ambitie Suppl] <Frans {3.2} |
corpulent gezet 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
corpus lichaam 1553 [wnt architect Suppl] <Latijn |
corpus begrensde verzameling teksten 1976 [gvd] <Engels |
correct juist 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
correctie verbetering 1445 [mnw] <Frans |
correctioneel verbeterend 1820 [Aanv wnt] <Frans |
correlatie wederzijdse betrekking 1824 [wei] <Frans |
correspondentie briefwisseling 1579 [wnt verstand] <me Latijn |
corrida stierengevecht 1898 [gvd] <Spaans {3.2} |
corridor gang 1669 [mey] <Italiaans {3.2} |
corrigeren verbeteren 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
corroderen aantasten 1597 [wnt voortsgaan] <Frans |
corrumperen bederven 1287 [cg NatBl] <Latijn |
corrupt bedorven 1503 [wnt twijfelen] <Latijn |
corsage versiersel op bovenstuk van japon 1849 [wnt] <Frans |
corselet combinatie van korset en bustehouder 1950 [gvd] <Frans |
corso optocht 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
cortex schors 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
cortison hormoon uit bijnierschors 1955 [Aanv wnt] |
corvee beurtelings te verrichten werkzaamheden 1815 [wnt] <Frans |
coryfee uitblinker 1824 [wei] <Frans |
cosinus sinus van het complement van een hoek 1777 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cosmetica cosmetische middelen 1734 [HubWes] <modern Latijn |
cotangens tangens van het complement van een hoek 1772 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <modern Latijn |
coterie besloten gezelschap 1807 [wnt solide] <Frans {3.2} |
cotoneaster dwergmispel 1901 [kui] <modern Latijn |
cottage huisje 1912 [kku] <Engels |
couchette bed in trein 1917 [kwt] <Frans |
coulant toegevend 1855 [kku] <Frans |
coulisse beweegbaar stuk van toneeldecor 1839 [wnt trombone] <Frans |
coulomb elektrische eenheid 1894 [wnt watt] |
counter toonbank, buffet 1940 [Posthumus] <Engels |
countertenor hoge mannenstem 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
country popmuziek uit de zuidelijke vs 1975 [wp, dl. 19, 238] <Engels {4.1.16} |
coup staatsgreep 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
coupé treincompartiment 1847 [kku] <Frans {1.2.3} |
coupe snit 1895 [wnt] <Frans |
couperen afsnijden (van delen van dieren), afnemen (van kaarten) 1824 [wei] <Frans |
couperose aandoening met rode vlekken 1863 [kku] <Frans |
couplet strofe 1623 [wnt vers i] <Frans |
coupon bewijsbon 1775 [wnt] <Frans |
coupon restant stof 1916 [wnt z.j.] <Frans |
coupure insnede 1875 [Aanv wnt] <Frans |
coupure grootte waarin bankpapier wordt uitgegeven 1929 [kwt] <Frans |
courage moed 1548 [wnt wolf] <Frans |
courant gangbaar 1554 [wnt] <Frans |
coureur wielrenner, autorenner 1934 [kwt] <Frans |
| |
| |
coureuse licht rijtuig 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
courgette pompoen 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
courtage makelaarsloon 1520 [wnt profijt] <Frans |
courtisane vrouw van lichte zeden 1614 [De Jonge iv, 19] <Frans {4.1.13} |
couturier modeontwerper 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2/4.1.13} |
couvert briefomslag 1656 [wnt] <Frans |
couvert bestek voor één persoon 1729 [Claes Tw. 11] <Frans |
couveuse broedmachine 1865 [kvw] <Frans |
cover hoes 1969 [R75] <Engels |
cowboy veedrijver 1899 [dbl] <Engels |
coyote hondachtige 1912 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
crack uitblinker in sport 1897 [koe] <Engels |
crack zeer verslavende drug 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
cracker droge biscuit 1950 [gvd] <Engels {4.1.6} |
cranberry veenbes 1942 [Heinsius, Geïllustreerde flora 77] <Engels {4.1.2} |
crank verbindingsstuk van fiets 1897 [koe] <Engels |
crapaud leunstoel 1867 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
crapuul gespuis 1847 [kku] <Frans |
craquelé met barstjes 1912 [kku] <Frans |
crash krach, ongeval 1936 [Aanv wnt] <Engels |
crawlen met bovenarmse zwemslagen zwemmen 1950 [Kleine wp 416] <Engels {4.1.18} |
crayon tekenstift 1618 [wnt] <Frans |
crazy gek 1968 [kwt] <Engels |
creatie schepping 1571 [wnt] <Frans |
creatuur schepsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
crèche kinderbewaarplaats 1881 [Aanv wnt] <Frans |
credit tegoed, schuldig 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
creditcard betaalkaart 1974 [Posthumus] <Engels |
credo geloofsbelijdenis 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
creëren scheppen 1618 [Courante uyt Italien, 30 nov. 1b] <Frans |
crematie lijkverbranding 1875 [Picarta: titel van L. Plantenga] <Frans |
crematorium gebouw voor lijkverbranding 1898 [gvd] <modern Latijn {3.2} |
crème room 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
creoline ontsmettingsmiddel 1898 [gvd] |
creool iem. van gemengd bloed 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 88] <Frans |
creosoot bederfwerend middel 1863 [Rijnhart i, 509b] |
crêpe weefsel 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crêpe dunne pannenkoek 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
creperen sterven 1824 [wei] <Duits {4.4} |
crescendo bijwoord: toenemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
cretonne katoenen stof 1847 [kku] <Frans {4.1.9} |
crew bemanning 1932 [Aanv wnt] <Engels |
cricket balspel 1866 [Alg. Ned. Enc. v, 1] <Engels {4.1.18} |
crime misdaad 1485 [mnw] <Frans |
criminaliteit misdadigheid 1865 [kvw] <Frans |
crimineel misdadig 1467-1490 [hws] <Frans |
crinoline hoepelrok 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 184] <Frans {1.4} |
crisis keerpunt 1763 [wnt vertoef] <Latijn |
criterium onderscheidend kenmerk 1663 [mey] <modern Latijn |
criticaster muggenzifter 1842 [Aanv wnt] <Spaans {3.2} |
criticus beoordelaar 1698 [wnt] <Latijn |
croissant halvemaanvormig broodje 1906 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
crooner neuriënde liedjeszanger 1948 [kwt] <Engels |
croque-monsieur tosti met ham en kaas 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
croquet balspel 1886 [wnt water] <Engels {4.1.18} |
crossen ruig rijden 1984 [gvd] <Engels |
croton plant 1847 [kku] <modern Latijn |
croupier spelleider 1824 [wei] <Frans |
crouton stukje geroosterd brood 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
crown munt van 5 shilling 1847 [kku] <Engels |
cru wijnoogst 1865 [Aanv wnt] <Frans |
cru onverbloemd 1886 [kku] <Frans |
cruciaal doorslaggevend 1976 [gvd] <Frans |
crucifix kruisbeeld 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
cruise vakantietocht met schip 1953 [Aanv wnt] <Engels |
crusaat oude Portugese munt 1562-1592 [mnw] <Portugees {3.2/4.1.12} |
crustaceeën schaaldieren 1847 [kku] <modern Latijn |
crux kernprobleem 1953 [wnt trefwoord] <Latijn |
cruzeiro munteenheid van Brazilië tot 1994 1942 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
cryogeen koudmakend 1931 [kwt] |
| |
| |
crypte onderaardse gang, grafkelder 1569 [wnt] <Frans |
cryptogram kruiswoordraadsel 1955 [Fokko Bos, Vreemde wrd.] <Engels {4.1.18} |
csardas Hongaarse volksdans 1886 [kku] <Hongaars {4.1.15} |
cue aanwijzing voor het opkomen van een acteur 1984 [gnn] <Engels |
cuisinier kok 1929 [kwt] <Frans {4.1.13} |
culinair m.b.t. de keuken 1824 [wei] <Frans |
culmineren zijn toppunt bereiken 1847 [kku] <Frans |
cultivar kunstmatig gekweekt ras 1952 [wnt tuinbouwkundig ii] <Engels |
cultiveren bebouwen, aankweken 1592 [Aanv wnt] <Frans |
cultureel m.b.t. de cultuur 1927 [Aanv wnt] <Frans |
cultus godsverering, eredienst 1824 [wei] <Latijn |
cultuur bebouwing 1544 [wnt] <Frans |
cultuur beschaving 1824 [wei] <Frans |
cumuleren opeenhopen 1650 [mey] <Frans |
cumulus stapelwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
cunnilingus het beffen 1984 [gvd] <Latijn |
cup wedstrijdbeker 1898 [gvd] <Engels |
cup kom van bustehouder 1961 [gvd] <Engels {3.2} |
curaçao likeursoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
curare pijlgif 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
curatele voogdij 1546 [wnt sober] <me Latijn |
curator beheerder 1483 [wnt tutele] <Latijn |
cureren genezen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
curettage het schoonschrapen van de baarmoeder 1923 [Aanv wnt] <Frans |
curie pauselijke regering 1851 [wnt] <Latijn |
curie eenheid van radioactiviteit 1942 [Aanv wnt] |
curieus merkwaardig 1682 [wnt] <Frans |
curiositeit merkwaardigheid 1824 [wei] <Frans |
curium chemisch element 1949 [ensie iv, 247] <modern Latijn |
curling spel op het ijs 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
curriculum levensloop 1899 [dbl] <Latijn |
curry kerrieschotel 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
cursief schuin (van letters) 1566 [wnt] <Frans |
cursist leerling 1946 [wnt tuig ii] |
cursiveren met cursieve letter drukken 1886 [Aanv wnt] |
cursor indicator op een computerbeeldscherm 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 13] <Engels |
cursus leergang 1804 [wnt vermakelijk] <Latijn |
curve kromme lijn 1777 [wnt regulier] <Latijn |
custard poeder voor pudding 1847 [kku] <Engels |
cutter snijwerktuig 1929 [kwt] <Engels |
cv centrale verwarming 1961 [gvd] <L {3.4/4.1.9} |
cyaan giftig gas 1831 [Aanv wnt] |
cyanose blauwzucht 1913 [Aanv wnt] <Frans |
cybernetica stuurkunde 1953 [Aanv wnt] <Engels |
cyberspace virtuele ruimte in netwerken 1992 [De Coster 1999] <Engels |
cyclamen plantengeslacht 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
cyclisch een cyclus vormend 1847 [kku] |
cycloïde vlakke kromme lijn beschreven door een punt op een voortbrengende cirkel 1824 [wei] <Frans |
cycloon wervelstorm 1863 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1} |
cycloop eenogige reus 1824 [wei] <Frans |
cyclotron cirkelvormige deeltjesversneller 1948 [kwt] |
cyclus kring, reeks 1824 [wei] <Latijn |
cynisch bitter 1848 [Toll.] <Duits |
cyperse kat grijs gestreepte kat 1661 [wnt] {4.1.3} |
cyrillisch naam van een Slavisch schrift 1832 [wei] |
cyste blaasgezwel 1847 [kku] |
|
daad* handeling 901-1000 [wps] |
daadwerkelijk feitelijk 1906 [wnt uitsluitsel] {3.3} |
daags* dagelijks 1597 [wnt] |
daalder zilveren munt 1566 [Van Gelder 1965] <Nederduits {1.2.4/1.3/3.2/4.1.12} |
daar* bijwoord van plaats 901-1000 [wps] |
daar* onderschikkend voegwoord 1280 [vmnw] {4.2} |
daarenboven* onderschikkend voegwoord 1569 [wnt] {4.2} |
daarentegen* onderschikkend voegwoord 1484 [mnw] {4.2} |
daas* onwijs 1350 [mnw] |
daas* insect 1485 [mnw] |
da capo bijwoord: van het begin af 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dactyloscopie onderzoeken van vingerafdrukken 1912 [kku] |
dactylus versvoet met één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde lettergrepen 1784 [wnt tuigage] <Latijn |
| |
| |
dadaïsme kunstrichting 1923 [Aanv wnt] <Frans |
dadel vrucht van dadelpalm 1401-1500 [mnw] <Frans {4.1.2} |
dadelijk* bijwoord van tijd: aanstonds 1626 [wnt] {4.1.7} |
dader* bedrijver 1644 [wnt] |
dading* vergelijk, transactie 1288 [mnw] |
dag* etmaal, tijd dat het licht is 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dag ponjaard, korte degen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dag* tussenwerpsel: groet 1859 [wnt] {4.3} |
dagboek* aantekeningen van dagelijkse gebeurtenissen 1621 [wnt dag i] |
dagelijks* iedere dag 901-1000 [wps] |
dagen* oproepen 1240 [Bern.] |
dageraad* aanbreken van de dag 1240 [Bern.] {4.1.7} |
dagjesmensen* mensen die één dag uitgaan 1939 [wnt touringcar] |
Dagobert Duck zeer rijk persoon 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4} |
dagtekenen* dateren 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
daguerreotype primitieve foto 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
dagvaarden* oproepen voor het gerecht 1522 [wnt relievement] |
dahlia sierplant 1846 [wnt vallen] <modern Latijn |
daimio edelman 1877 [wp, dl. 9, 47] <Japans {3.2} |
daiquiri cocktail 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6} |
dak* bedekking van huis 1240 [Bern.] |
dal* vallei 856 [Claes] {1.2.6/2.3} |
dalai lama hoofd der boeddhisten in Tibet 1824 [wei] <Tibetaans |
dalasi munteenheid van Gambia 1971 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12} |
dalen* omlaag gaan 1285 [cg Rijmb.] |
dalkonschildje anticonceptiemiddel 1988 [Picarta: titel van J.H.M. van den Boogaard en C.M.F. Snijders] |
dalles armoede 1886 [kku] <Jiddisch {3.2} |
dalmatiner hondensoort 1918 [Sanders 1995] <Duits {3.2/4.1.3} |
dalton eenheid van moleculegewicht 1955-1956 [Aanv wnt] |
daltononderwijs individuele onderwijsmethode 1950 [gvd] |
dalven bedelen 1844 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
dam* waterkering 1165 [Slicher] {2.4} |
damar hars 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 124] <Indonesisch {3.2} |
damast weefsel 1480 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dame vrouw 1401-1425 [mnw] <Frans |
dame koningin in het schaakspel 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits |
dameswensen heimelijke seksuele verlangens van vrouwen 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
damhert herkauwer 1562 [Dict. Tetraglotton] {1.2.4/1.2.5/4.1.3} |
dammen* spel 1567 [Junius] {4.1.18} |
damp* nevel 1573 [Plantijn] {1.2.6/4.1.1} |
dan* bijwoord van tijd: op die tijd, in dat geval 901-1000 [wps] {4.1.7} |
dan een meestergraad bij Japanse sporten 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dancing dansgelegenheid 1926 [koe] {3.3} |
dandy fat 1832 [wei] <Engels |
danig* zeer, zeer groot 1781 [wnt] |
dank* erkentelijkheid 901-1000 [wps] |
danken* dank betuigen 1100 [Willeram] |
dankzij* voorzetsel 1764 [wnt dank] {4.2} |
dans beweging op muziek 1240 [Bern.] <Frans {4.1.15} |
danse macabre dodendans 1865 [kvw] <Frans |
dansen op muziek bewegen 1240 [Bern.] <Frans |
dansmarieke majorette 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
dapper* flink, sterk 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.3} |
dapper* moedig 1637 [wnt] {1.2.3} |
dar* mannetjesbij 1488 [mnw] {3.1} |
darcy eenheid van permeabiliteit 1961 [gvd] |
darink* slib 1237 [Slicher] {2.4} |
darkroom donkere ruimte voor anonieme homoseks 1988 [De Coster 1999] <Engels |
darm* spijsverteringskanaal 1240 [Bern.] {3.1} |
dartel* speels 1537 [Claes Tw. 12] |
darts werpspel met pijltjes 1984 [gvd] <Engels {4.1.18} |
das* marterachtige 1287 [Cg NatBl] {4.1.3} |
das halsdoek 1666 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
das stropdas 1832 [Wortel Tw. 11] <? {3.5} |
dashboard instrumentenpaneel in auto e.d. 1937 [koe] <Engels |
dashond hondensoort 1810 [wnt afrennen Suppl] <Duits {4.1.3} |
dat* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dat* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
data gegevens, feiten 1734 [HubWes] <Latijn |
database elektronische gegevensbank 1977 [accu-wegwijzer 22] <Engels |
dateren dagtekenen 1599 [Kil. App.] <Frans |
| |
| |
datief derde naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
dat-recorder digitale cassetterecorder 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
datsja buitenverblijf van Russische welgestelden 1996 [Vd Sijs 1996] <Russisch {3.2} |
datum dagtekening 1297 [cg i West-Holland] <Latijn |
dauw* gecondenseerde waterdamp 1100 [Willeram] {4.1.1} |
dauwworm* eczeem 1697 [wnt] |
daveren* dreunen, schudden 1301-1400 [mnw] {3.1/5} |
davit ophanging van sloep 1858 [wnt] <Engels |
dazen* onzin uitslaan 1599 [Kil.] |
de* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
deadline uiterste datum 1974 [koe] <Engels |
dealer handelaar 1931 [kwt] <Engels {4.1.13} |
dealer handelaar in drugs 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.13} |
debacle ondergang 1912 [kku] <Frans |
deballoteren afstemmen van kandidaat 1847 [kku] {3.3} |
debarkeren ontschepen 1596 [wnt volontair ii] <Frans |
debater iem. die in een debat optreedt 1885 [Aanv wnt] <Engels |
debatteren discussiëren 1599 [Kil.] <Frans |
debet tegoed 1645 [wnt uitgifte] |
debiel zwakzinnig 1650 [mey] <Frans |
debiet afzet 1735 [wnt] <Frans |
debiteren als debet boeken 1718 [wnt woekerhandel] <Frans |
debiteren opdissen, vertellen 1780 [wnt] <Frans |
debrayeren ontkoppelen 1929 [kwt] <Frans |
debunking het doorprikken van gevestigde reputaties 1968 [kwt] <Engels |
debuteren voor het eerst optreden 1824 [wei] <Frans |
decaan voorzitter van faculteit 1832 [wei] <Latijn |
decade tijdperk van 10 dagen 1824 [wei] <Frans {3.2/4.1.7} |
decadent ontaard 1929 [kwt] <Frans |
decaëder tienvlak 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
decagram 10 gram 1819 [wnt lood] <Frans {3.2} |
decaliter 10 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decameter 10 meter 1802 [wnt kilometer] <Frans {3.2} |
decanteren afgieten 1669 [mey] <Frans |
decatlon tienkamp 1940 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
december twaalfde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
decennium tijdruimte van 10 jaren 1824 [wei] <Latijn {4.1.7} |
decent eerbaar 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentie eerbaarheid 1553 [Aanv wnt] <Frans |
decentralisatie spreiding 1912 [kku] <Frans |
deceptie teleurstelling 1498 [hws] <Frans |
decharge ontheffing 1618 [wnt vermaan] <Frans |
decibel verhoudingsmaat voor m.n. geluid 1938 [Aanv wnt] |
decideren beslissen 1520 [hws] <Frans |
decigram 0,1 gram 1819 [wnt korrel] <Frans {3.2} |
deciliter 0,1 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decimaal tiendelig 1824 [wei] <Frans |
decimeren ter dood brengen, uitdunnen 1824 [wei] <Frans |
decimeter 0,1 meter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
decisie beslissing 1559 [Aanv wnt] <Frans |
deck band- of cassetteapparaat zonder versterker 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.17} |
declamando op declamerende toon 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
declamatie het voordragen 1734 [wnt] <Frans |
declameren voordragen 1735 [wnt] <Frans |
declarant hij die declareert 1884 [wnt transportkosten] <Latijn |
declaratie verklaring 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
declareren een declaratie indienen 1753 [wnt vast] <Frans |
declasseren uit een lijst schrappen 1912 [kku] <Frans |
declinatie grammaticale verbuiging 1633 [Ruijs] <Latijn |
declineren verbuigen 1552 [Aanv wnt] <Latijn |
decoderen ontcijferen 1942 [Aanv wnt] <Frans |
decolleté uitgesneden hals 1908 [Aanv wnt] <Frans |
decompressie snelle daling van luchtdruk 1886 [kku] |
deconfiture mislukking 1824 [wei] <Frans |
decor toneeltoerusting 1886 [kku] <Frans |
decoratie versiering 1533 [hws] <Frans |
decoreren versieren 1791 [wnt releveeren] <Frans |
decorum fatsoen 1650 [wnt welvoegend] <Latijn |
decreet verordening 1240 [Bern.] <Frans |
decrescendo afnemend in sterkte 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
decreteren afkondigen van een besluit 1548 [hws] <Frans |
| |
| |
decubitus het doorliggen 1847 [kku] <modern Latijn |
dédain minachting 1824 [wei] <Frans |
deduceren afleiden 1546 [hws] <Latijn |
deductie het deduceren 1548 [Aanv wnt] <Frans |
deeg* mengsel 1240 [Bern.] |
deel* gedeelte 901-1000 [wps] |
deel* plank, vloer 1343-1344 [mnw] |
deelwoord* participium 1633 [Van Heule, Nederduytsche spraec-konst] |
deemoed onderworpenheid 1599 [Kil.] <Duits |
deerlijk* jammerlijk 1485 [mnw] |
deerne* jong meisje 901-1000 [wps] {4.1.4} |
deernis* medelijden 1327 [mnw] {3.1} |
de facto feitelijk 1510 [wnt usurpatie] <Latijn |
defaitisme moedeloosheid 1924 [gvd] <Frans |
defecatie ontlasting 1847 [kku] <Frans {4.4} |
defect beschadigd 1650 [mey] <Latijn |
defensie verdediging 1292 [cg I3, 1717] <Latijn |
defensief verdedigend 1549 [hws] <Frans |
defibrillator apparaat dat korte hartstilstand bewerkt 1979 [Wijnands&Ost] <modern Latijn |
deficit tekort 1824 [wei] <Frans |
defileren in smalle formatie voorbijtrekken 1681 [Aanv wnt] <Frans |
definiëren duidelijk omschrijven 1650 [mey] <Frans |
definitie begripsbepaling 1553 [Aanv wnt] <Frans |
definitief blijvend 1748 [wnt vredestractaat] <Frans |
deflatie waardevermeerdering van geld 1929 [kwt] <Frans |
deflexie verloren gaan van buigingsuitgangen 1898 [gvd] |
defloratie ontmaagding 1370-1378 [hws] <Frans |
deformatie misvorming 1847 [kku] <Frans |
deformeren misvormen 1593 [Aanv wnt] <Frans |
deftig* voornaam 1584 [Toll.] |
degelijk* deugdelijk 1327 [mnw] |
degen stootwapen 1500-1536 [mnw] <Duits {4.1.14} |
degene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 31] {4.2} |
degeneratie ontaarding 1669 [mey] <Frans |
degenereren ontaarden 1582 [Aanv wnt] <Frans |
degradatie verlaging in rang 1669 [mey] <Frans |
degraderen in rang verlagen 1350 [hws] <Frans |
dehydratie wateronttrekking 1961 [gvd] |
deiktisch aanwijzend 1886 [kku] <Grieks {3.2} |
deinen* golven, wiegen 1618 [wnt] |
deinzen* achteruitwijken 1265-1270 [cg Lut.K] |
deïsme geloof aan één god 1820 [Aanv wnt] |
déja vu gewaarwording dat men iets eerder heeft gezien 1934 [Kath. Enc.] <Frans |
dejeuner lunch 1784 [wnt] <Frans |
dek* bedekking 1287 [cg NatBl] |
deken overste, hoofd 1210 [cg i 1, 2] <Latijn {4.1.8} |
deken* beddek 1326-1350 [hws] |
dekken* bedekken 901-1000 [wps] |
dekken* beschermen (met schild en fig.) 1350 [mnw] |
dekken* paren 1600 [wnt] |
dekken* vergoeden 1860 [wnt] |
deksel* klep 1240 [Bern.] |
deksels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1866 [wnt verhemelte] {4.3} |
del* duinvallei 1290 [cg I2, 1421] |
del* slet 1350 [mnw] {1.2.3} |
del* vod 1950 [gvd] {1.2.3} |
delcredere het borgstaan van commissionair 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
delegeren overdragen, afvaardigen 1597 [Aanv wnt] <Frans |
deleman rijtuigje 1937 [A. Viruly, Logboek 205] {4.1.10} |
delen* verdelen 901-1000 [wps] |
delf* sloot 1001-1050 [Künzel] {2.3} |
delgen tenietdoen 1477 [Teuth.] <Engels {3.2} |
deliberatie beraadslaging 1345 [hws] <Frans |
delibereren beraadslagen 1467-1490 [hws] <Frans |
delicaat fijn, teer 1552-1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
delicatesse lekkernij 1642 [wnt delicaat] <Frans {4.1.6} |
delicieus kostelijk 1300 [mnw] <Frans |
delict strafbaar feit 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
delinquent schuldige 1494-1512 [hws] <Frans of Latijn |
delirium waanzinnigheid 1660 [wnt ijlheid] <Latijn |
delisting als bedrijf vertrekken van de beurs 1999 [Sanders 2001] <Engels |
delta land omsloten door rivierarmen 1832 [wei] <Latijn |
delven* graven 1260 [cg i 1, 71,72] |
demagogie volksmennerij 1838 [Aanv wnt] <Frans |
demagoog volksmenner 1796 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
demarcatie grensscheiding 1824 [wei] <Frans |
| |
| |
demarreren zich losmaken uit peloton 1938 [Aanv wnt] <Frans |
dement zwakzinnig 1895 [wnt verwelken] <Frans |
dementeren dement worden of zijn 1934 [Aanv wnt] <Latijn |
dementia waanzin 1886 [kku] <Latijn |
demi overjas 1898 [gvd] |
demi-monde schijnbaar fatsoenlijken 1875 [wnt veridiek] <Frans |
demissionair aftredend 1929 [kwt] <Frans |
demo proefopname van muzieknummer 1984 [De Coster 1999] <Engels |
democratie volksregering 1600 [wnt] <Frans |
demograaf beschrijver van volkeren 1953 [Aanv wnt] |
demon boze geest 1809 [wnt uitgaan i] <Latijn |
demonstratie het aantonen 1596 [Aanv wnt] <Frans |
demonstratie betoging 1867 [Aanv wnt] <Engels |
demonstratief aanwijzend voornaamwoord 1638 [P.C. Hooft, Waernemingen op de Holl. tael] <Latijn |
demonstratief duidelijk, opvallend 1669 [mey] <Frans |
demonstreren aantonen 1595 [Aanv wnt] <Latijn |
demonteren uit elkaar nemen 1824 [wei] <Frans |
demoraliseren moedeloos maken 1847 [kku] <Frans |
demotie verlaging in rang 1984 [gvd] <Engels |
demotie terugzetting in rang of salaris 1996 [De Coster 1999] |
dempen* dichtgooien, temperen 1620 [wnt] |
den* boomsoort 1225 [Claes] |
denar munteenheid van Macedonië 1993 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Macedoons {3.2/4.1.12} |
denarius oude Romeinse munt 1637 [Statenvertaling (Kantt. op Mattheus 18:29)] <Latijn |
denatureren onbruikbaar maken voor consumptie 1824 [wei] <Frans |
denderen* dreunend schokken 1876 [wnt] {3.1} |
dendriet minerale afzetting in de vorm van boom in gelaagd gesteente 1734 [HubWes] |
denier garennummer 1949 [wnt vezel] <Frans |
denigreren minachtend spreken van 1607 [Aanv wnt] <Frans |
denim katoenen stof 1917 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
denken* het verstand gebruiken 901-1000 [wps] |
denkraam* denkvermogen 1950 [R75] {4.4} |
denominatie naamgeving 1524 [hws] <Latijn |
denominatief van een naamwoord afgeleid 1625 [Ruijs] <Latijn |
densimeter instrument voor bepaling van dichtheid 1872 [Aanv wnt] |
densiteit dichtheid 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dentaal met de tanden gevormd 1847 [kku] <Frans |
denudatie erosie 1824 [wei] <Frans |
deodorant ontgeuringsmiddel 1968 [Aanv wnt] <Engels |
deontologie plichtenleer 1847 [kku] <Engels |
depanneren repareren 1961 [gvd] <Frans |
departement bestuurlijke afdeling 1712 [wnt vreemde i] <Frans |
dependance bijgebouw 1929 [kwt] <Frans |
deplorabel betreurenswaardig 1600 [Aanv wnt] <Frans |
deponent die een verklaring aflegt 1543 [wnt wetendheid] <Frans |
deponeren neerleggen, in bewaring geven 1495 [wnt alzoo Suppl] <Latijn |
deporteren naar een strafkolonie brengen 1650 [mey] <Frans |
deposito het in-bewaring-geven, in bewaring gegeven waarden 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
depot bewaargeving 1789 [wnt tamboer] <Frans |
deppen* betten 1909 [wnt] {3.1} |
depreciëren in waarde of waardering (doen) dalen 1824 [wei] <Frans |
depressie gedruktheid 1720 [mey] <Frans |
depressie lage luchtdruk 1886 [kku] <Frans |
deprimeren neerdrukken 1669 [mey] <Frans |
deprivatie tekort aan zintuiglijke ervaringen of slaap 1976 [gvd] <Engels |
deputeren afvaardigen 1358 [hws] <Frans |
derailleren ontsporen 1896 [wnt trein] <Frans |
derailleur versnellingsmechanisme van een fiets 1951 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derangeren storen 1789 [Aanv wnt] <Frans |
dereguleren overheidsbemoeienis terugbrengen 1984 [gvd] <Engels |
deren* schade doen 1100 [Willeram] |
dergelijk* aanwijzend voornaamwoord 1236 [cg i 1, 29] {4.2} |
derhalve* bijwoord van hoedanigheid: op die grond 1524 [wnt voltrekken] |
derivaat afgeleide 1868 [wnt uramil] <Latijn |
derivatie afleiding 1650 [mey] <Frans |
| |
| |
dermatitis huidontsteking 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn |
dermatologie leer der huidziekten 1847 [kku] |
derny motorfiets voor het gangmaken 1962 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
derrie* grondsoort, vuil 1343-1346 [mnw] |
derrière achterste 1847 [kku] <Frans {4.4} |
dertien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
dertig* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
derven* missen 1236 [cg i 1, 26, 27] |
derwaarts* bijwoord van richting: naar de genoemde plaats 1407-1432 [mnw] {3.1} |
derwisj bedelmonnik 1721 [wnt reverteeren] <Turks {3.2} |
desa gemeente 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Indonesisch {3.2} |
desastreus rampspoedig 1847 [kku] <Frans |
desavoueren niet erkennen 1626 [wnt renvooi] <Frans |
descendent nakomeling 1580 [wnt universaliter] <Frans |
desem* zuurdeeg 1401-1450 [mnw] {3.1} |
deserteur wegloper 1688 [wnt] <Frans |
desespereren wanhopen 1669 [mey] <Frans |
desgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
desideratum het gewenste 1890 [wnt bovenaan] <Latijn |
design ontwerp 1974 [Posthumus] <Engels |
designatie aanwijzing 1650 [mey] <Frans |
designerdrug synthetische drug 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
desillusie ontgoocheling 1914 [gvd] <Frans |
desinfectans ontsmettingsmiddel 1942 [wnt amandel Suppl] <modern Latijn |
desinfecteren ontsmetten 1878 [wnt] <Frans |
desinformatie schijninformatie 1986 [koe] <Russisch {3.2} |
desintegreren uiteenvallen 1939 [Aanv wnt] <Frans |
desk bureau, balie 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
desktop bureaucomputer 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 6] <Engels {4.1.17} |
deskundig* vakbekwaam 1717 [wnt rekenboek] |
desnoods* bijwoord van causaliteit: zo nodig, in het uiterste geval 1671 [wnt] {3.1} |
desolaat troosteloos 1509 [hws] <Frans |
desperaat wanhopig, hopeloos 1485 [hws] <Latijn |
desperado roekeloos persoon 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
despoot alleenheerser 1824 [Claes Tw. 12] <Frans |
despotisch als een despoot 1799 [wnt vertegenwoordiger] <Frans {3.2} |
dessert nagerecht 1663 [Claes Tw. 11] <Frans {4.1.6} |
dessin patroon 1682 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
destalinisatie de afbraak van het stalinisme 1970 [Recht voor raap] |
des te* bijwoord: zoveel te 1100 [Willeram] {2.5} |
destinatie bestemming 1582 [wnt afvaren Suppl] <Frans |
destroyer torpedojager 1968 [kwt] <Engels {4.1.11} |
destructie vernietiging 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
detachement deel van eenheid dat elders wordt tewerkgesteld 1691 [wnt voetvolk] <Frans {4.1.14} |
detacheren elders plaatsen 1678 [wnt wijder i] |
detail bijzonderheid 1706 [wnt uitgeven i] <Frans |
detectie verkenning, onthulling 1663 [Aanv wnt] <Frans |
detective geheim politieagent 1902 [wnt wanbedrijf] <Engels {1.2.3} |
detective misdaadroman 1948 [Aanv wnt] {1.2.3/3.3} |
detector opsporingstoestel 1867 [wnt verklikker] <me Latijn |
detente politieke ontspanning 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
detentie hechtenis 1488 [hws] <Frans |
detergens reinigingsmiddel 1824 [wei] <Frans |
determinatie bepaling 1650 [mey] <Frans |
determineren bepalen 1498 [hws] <Frans |
detineren in hechtenis houden 1574 [wnt verstrikking] <Latijn |
detonatie ontploffing 1824 [wei] <Frans |
detonator apparaat om springstof te doen ontploffen 1929 [kwt] <modern Latijn |
detoneren ontploffen 1793 [Aanv wnt] <Frans |
detoneren opvallen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
detox afkickafdeling van een verslavingszorgcentrum 1992 [Peptalk] <Engels |
deuce bij tennis: gelijke stand 1951 [Aanv wnt] <Engels |
deugd* het goed-zijn 1100 [Willeram] |
deugen* goed zijn 1240 [Bern.] |
deugniet* iemand die niet deugt, ondeugend kind 1564 [wnt] |
deuken* een buts maken 1772 [wnt kwetsen] {3.1} |
deun wijsje 1477 [Teuth.] <Duits {3.2} |
deur* toegang tot woning e.d. 901-1000 [wps] |
| |
| |
deurwaarder* gerechtelijk ambtenaar 1523 [wnt] |
deuterium zware waterstof 1942 [Aanv wnt] <modern Latijn |
deuvekater tussenwerpsel: bastaardvloek 1802-1809 [wnt] {4.3} |
deuvel* pin 1549 [hws] {3.1} |
deuvik* pin, stop in spongat 1599-1607 [Kil.] |
deux-chevaux type personenauto 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2/4.1.10} |
deux-pièces dameskostuum bestaande uit jasje en rok 1950 [Aanv wnt] <Frans |
devaluatie vermindering van waarde 1768 [wnt vermindering] |
deviant afwijkend 1984 [gvd] <Frans |
deviatie afwijking 1669 [mey] <Frans |
devies zinspreuk 1525 [wnt] <Frans |
deviezen geldswaarden ter betaling van buitenlandse schulden 1847 [kku] <Duits |
Devoon geologisch tijdvak 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] |
devoot vroom 1393 [Claes] <Frans |
devotie vroomheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
dextrose druivensuiker 1886 [kku] |
deze* aanwijzend voornaamwoord 1130 [cg ii 1, 131] {2.5/4.2} |
dezelfde, hetzelfde* aanwijzend voornaamwoord 1240 [vmnw] {4.2} |
dia projectieplaatje 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 12b, 14b] |
diabetes suikerziekte 1778 [wnt pis] <Latijn |
diabolisch duivels 1824 [wei] <Frans |
diabolo speelgoed 1914 [gvd] <Frans {4.1.18} |
diachronisch in tijdsorde 1961 [gvd] |
diaconaal vanwege de diaconie 1919 [wnt wijk ii] <Frans |
diaconaat orde die volgt op het priesterschap 1847 [kku] <Frans |
diacones pleegzuster 1872 [gvd] <Frans {4.1.8} |
diadeem versierde hoofdband 1434 [mnw] <Frans |
diafragma middenrif 1660 [wnt vleesch] <Latijn {3.2} |
diafragma verstelbare lensopening 1885-1889 [wnt] <Frans |
diagnose beschrijving van aandoening 1857 [wnt lepra] <Frans |
diagonaal hoeklijn 1773 [wnt rhombus] <Frans |
diagram grafische voorstelling 1872 [gvd] <Frans |
diaken r.-k.: iem. die de hiërarchische wijding ontvangen heeft 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
diaken prot.: kerkelijke armenverzorger 1572 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
diakritisch onderscheidend 1950 [gvd] <Frans |
dialect streektaal 1723 [Claes Tw. 9] <Frans |
dialoog tweespraak 1380-1425 [hws] <Frans |
dialyse scheiding van stoffen 1912 [kku] <Frans |
diamant edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
diameter middellijn 1625 [wnt voortdragen] <Frans |
diapositief projectieplaatje 1898 [gvd] |
diarree buikloop 1624 [wnt rheumatisme] <Frans {4.4} |
diaspora verstrooiing buiten de landsgrenzen 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
diastase eiwitachtig ferment 1847 [kku] <Frans |
diatonisch voortschrijdend met hele of halve tonen 1809 [wnt toonladder] <Frans {3.2} |
dibbes gemoedelijke persoonsaanduiding 1961 [gvd] |
dichotomie indeling in tweeën 1720 [mey] <Frans |
dicht* nauw aaneensluitend 1286 [cg I2, 1176] |
dicht gedicht 1350 [mnw] |
dichten verzen maken 1350 [mnw] <Latijn |
dickeyseat zitplaats achterop wagen of motorfiets 1931 [kwt] <Engels |
dictaat wat gedicteerd wordt 1841 [wnt titel] <Latijn |
dictafoon dicteermachine 1920 [Aanv wnt] |
dictator onbeperkt gezaghebber 1614 [wnt werf ii] <Latijn |
dictatuur regering door dictator 1850 [wnt] <Frans of Latijn |
dictee speloefening 1929 [kwt] <Frans |
dicteren voorzeggen wat iem. moet opschrijven, voorschrijven 1451-1500 [mnw] <Frans |
dictie zegging 1894-1908 [wnt] <Frans |
dictionaire woordenboek 1758 [Kramer, Het Koninglyk Neder-Hoog-Duitsch Dictionnaire] <Frans |
didactisch lerend 1838 [wnt vooraleer] <Frans |
die* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
dieet leefregel m.b.t. de voeding 1617 [wnt] <Frans |
dief* iem. die steelt 1240 [Bern.] |
diefstal daad van stelen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits |
diegene* aanwijzend voornaamwoord 1284 [cg i] {4.2} |
diehard fanatieke aanhanger 1929 [kwt] <Engels |
| |
| |
dienaar ondergeschikte 1348 [mnw] {1.2.4} |
diender* politieagent 1866 [wnt] {1.2.4} |
dienen* geschikt of dienstig zijn, functie vervullen 901-1000 [wps] |
dienen* moeten, verplicht zijn 1642 [wnt] |
dienst* het dienen 1240 [Bern.] |
diep* ver naar beneden 701-800 [Claes] {2.3} |
diepte* de afmeting diep, het diep-zijn 1301-1400 [mnw] |
diepvriezen het invriezen beneden min 18 graden 1952 [Aanv wnt] <Engels |
diepvriezer apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1953 [Aanv wnt] {4.1.9} |
dier* beest 901-1000 [wps] |
dies jaarlijkse feestdag 1950 [Aanv wnt] <Latijn |
diesel soort motor en de brandstof daarvoor 1907 [wp] <Duits |
dieselmotor door gasolie aangedreven motor 1910 [wnt uitvoeren] <Duits {4.1.10} |
dievegge vrouw die steelt 1440 [mnw] |
differentieel de verschillen aanwijzend 1620 [wnt verdienen] <Frans |
differentieel tandwielconstructie in achteras van auto's 1937 [Aanv wnt] <Frans |
differentiëren uiteenlopen 1823 [wnt integreren] <me Latijn |
diffractie buiging van stralen 1824 [wei] <Frans |
diffusie vermenging (van vloeistoffen), verstrooiing (van stralen) 1669 [mey] <Frans |
diffuus verspreid 1669 [mey] <Frans |
difterie slijmvliesontsteking 1895 [wnt ziekte] <Frans |
diftong tweeklank 1568 [Ruijs] <Latijn |
digestie spijsvertering 1569 [wnt] <Frans |
digibeet iem. die volstrekt onkundig is op het gebied van computers 1995 [De Coster 1999] |
digitaal cijferverwerkend 1959 [Aanv wnt] <Frans |
digitalis vingerhoedskruid 1663 [mey] <modern Latijn |
dignitaris waardigheidsbekleder 1864 [wnt nat] <me Latijn {4.1.8} |
dij* bovenbeen 901-1000 [wps] |
dijenkletser* grap die uitbundige reactie oproept 1959 [Aanv wnt] {3.1} |
dijk* aarden wal 1035 [Claes] {2.3} |
dijkgraaf voorzitter van waterschapsbestuur 1330-1332 [mnw] |
dijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
dik* (op)gezet 1089 [Claes] {2.3} |
dikkop iem. met een dik hoofd 1620 [wnt] {3.1/5} |
dikkop larve van een kikvors 1899-1906 [wnt] {3.1} |
dikte* de afmeting dik, het dik-zijn 1351 [mnw] {3.1} |
dikwerf* bijwoord van tijd: dikwijls 1744 [wnt water] {4.1.7} |
dikwijls* bijwoord van tijd: vaak 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
dildo kunstpenis 1970 [Recht voor raap] <Engels |
dilemma moeilijke keuze 1765 [wnt dubbel i] <Latijn |
dilettant amateur 1824 [wei] <Duits of Frans |
diligence wagen voor personen- en postvervoer 1775 [wnt] <Frans {4.1.10} |
diligent ijverig 1524 [hws] <Frans |
dille* plantengeslacht 1225 [Claes] {4.1.6} |
Diluvium Pleistoceen 1856-1860 [wnt] <Latijn |
dime munt van tien dollarcent 1832 [wei] <Engels |
dimensie afmeting 1650 [mey] <Frans |
dimensie aspect 1947 [Aanv wnt] <Engels |
diminuendo afnemend in sterkte 1805 [mey] <Italiaans {3.2} |
diminutief verkleinwoord 1584 [Spieghel, Twee-spraack] <Latijn |
dimmen licht temperen 1934 [kwt] <Engels {1.2.5} |
dimmen zich rustig houden 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] {1.2.5} |
dimorf in twee kristalvormen voorkomend 1847 [kku] <Frans |
dim sum Chinese maaltijd van gevarieerde hapjes 2000 [nrc-h 28/10/00] <Chinees {3.2/4.1.6} |
dinar munteenheid van o.a. Algerije, Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Libië en Tunesië 1824 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
diner avondmaaltijd 1782 [wnt] <Frans |
ding* zaak, voorwerp 901-1000 [wps] {1.2.3} |
dingdong deurbel met twee toonhoogten 1986 [koe] <Engels {3.1} |
dingen* trachten te krijgen 1240 [Bern.] |
dinges aanduiding van personen of zaken waarvan men de eigennaam niet wil noemen 1784-1785 [wnt] <Duits |
dinghy bootje 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
dingo hondachtige 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3} |
dink dropshot vlak achter het net 1992 [gvd] <Engels |
dinky toy kleine metalen auto op schaal 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18} |
| |
| |
dinosaurus voorhistorische hagedis 1892 [wnt tuf i] |
dinosaurus iemand van de oude stempel 1987 [De Coster 1999] <Engels |
dinsdag* derde dag van de week 1269 [cg i 1, 133] {3.1/4.1.7} |
diocees bisdom 1788 [wnt veinzen i] <Frans |
diode buis met twee elektroden 1937 [wnt triode] |
dioptrica leer van de lichtbreking 1734 [HubWes] |
dioptrie eenheid van sterkte van lenzen 1912 [kku] |
diorama schildering die bij op- en doorvallend licht bekeken kan worden 1847 [kku] |
dioxine gevaarlijke chemische stof 1977 [Picarta: titel van J. Voetberg] |
dip inzinking 1989 [Peptalk] <Engels |
diploma bewijs van slagen voor examen 1656 [wnt] <Latijn |
diplomaat behartiger van belangen in buitenland 1841 [wnt voorval i] <Frans |
diplopie het dubbelzien 1824 [wei] <Frans |
dipool dubbele pool 1942 [Aanv wnt] |
dippen* eventjes indopen 1829 [wnt] |
diptera tweevleugeligen 1824 [wei] <modern Latijn |
diptiek tweeluik 1886 [Aanv wnt] <Frans |
direct rechtstreeks, ogenblikkelijk 1647-1648 [wnt] <Frans |
directeur hoogste bestuurder 1618 [Courante uyt Italien, 15 okt. 1a] <Frans |
directoire damesonderbroek 1929 [kwt] |
directory lijst met alle programma's en bestanden die op een schijfgeheugen aanwezig zijn 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 70] <Engels |
dirham munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten 1832 [wei] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
dirigent orkestleider 1910 [wnt] <Duits {3.2} |
dirigeren richten, besturen 1497 [hws] <Frans |
dirigisme geleide economie 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
dirken* kakken 1911 [wnt dirken] {4.4} |
dis gedekte tafel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.9} |
dis met een halve toon verhoogde d 1832 [wei] <Duits {3.2} |
disagio de mindere waarde van een valuta t.o.v. de pariteit 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
discant sopraan, hoge tonen 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2/4.1.16} |
discipel leerling 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.8} |
discipline tucht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
discipline vak 1961 [gvd] <Engels |
disco discotheek 1979 [R84] <Engels |
disco popmuziek met veel herhalingen 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
disconteren vóór de vervaldag verzilveren van wissel 1765 [wnt] <Frans |
disconto korting op wissel wegens vervroegde betaling 1620 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
discotheek verzameling grammofoonplaten 1932 [Aanv wnt] <Frans |
discotheek dansgelegenheid 1968 [kwt] <Engels |
discount kortingwinkel 1974 [R75] <Engels |
discours gesprek 1578 [wnt wijdloopig] <Frans |
discreet bescheiden 1624-1629 [wnt] <Frans |
discrepantie tegenstrijdigheid 1650 [mey] <Latijn {1.2.6} |
discretie bescheidenheid 1627 [wnt] <Frans |
discrimineren niet gelijk behandelen 1955 [Aanv wnt] <Frans |
disculperen ontlasten, verontschuldigen 1847 [kku] <Frans |
discursief redenerend 1824 [wei] <Frans |
discus werpschijf 1832 [wei] <Latijn |
discussie gedachtewisseling 1790 [wnt vindicatie] <Frans |
discuteren van gedachten wisselen 1847 [kku] <Frans |
disharmonie gebrek aan overeenstemming 1869 [wnt wederkomst] |
disk schijfgeheugen 1974 [accu-map, bul. 6, 5/11, 20] <Engels |
diskette floppy 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 34] <Engels |
diskjockey aankondiger van grammofoonplaten 1955 [Stoop] <Engels |
diskrediet slechte naam 1886 [kku] |
diskwalificeren ongeschikt verklaren 1898 [gvd] |
disparaat niet bij elkaar passend 1824 [wei] <Frans |
dispensatie vrijstelling 1292 [cg I3, 1720] <Frans |
dispenser doosje voor tabletten 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
dispenseren vrijstellen 1672 [wnt dispensatie] <Frans |
dispersie kleurschifting 1900 [wnt anomaal] <Latijn |
display uitstalling 1974 [Posthumus] <Engels |
disponeren beschikken, regelen 1456 [hws] <Latijn |
| |
| |
disponibel beschikbaar 1823 [wnt korvet] <Frans |
dispositie beschikking 1456 [hws] <Frans |
disputeren (wetenschappelijk) redetwisten 1240 [Bern.] <Frans |
dispuut redetwist 1566 [wnt ventileeren] <Frans |
dispuut studentenclub 1841 [wnt] <Frans |
dissel* disselboom 1460-1514 [mnw] |
dissenter andersdenkende 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
dissertatie proefschrift 1793-1796 [wnt] <Frans |
dissident andersdenkende 1824 [wei] <Frans |
dissimilatie het ongelijk maken (in taalkunde) 1886 [kku] <Frans |
dissonant wanklank 1650 [wnt wanluidend] <Frans |
distel* stekelige plant 1240 [Bern.] |
distichon tweeregelig vers 1841 [wnt reputatie] <Latijn |
distillaat product van distillatie 1863 [Rijnhart i, 509b] <Latijn |
distilleren zuiveren d.m.v. verdamping 1481 [hws] <Frans |
distinctie onderscheiding 1504 [hws] <Frans |
distinctief onderscheidend 1824 [wei] <Frans |
distorsie verzwikking 1669 [mey] <Frans |
distribueren verdelen 1404 [hws] <Frans |
distributie verdeling 1531 [wnt arm ii] <Frans |
district ambtsgebied 1588 [Claes] <Frans |
dit* aanwijzend voornaamwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
dithyrambe loflied, oorspronkelijk op Bacchus 1824 [wei] <Latijn |
dito evenzo 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
diva gevierde actrice 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
divan rustbank 1871 [wnt] <Frans {4.1.9} |
divergeren uiteenwijken 1824 [wei] <Frans |
divers verschillend 1272 [cg i 1, 228] <Frans |
diversificatie spreiding 1970 [Picarta: titel van P. Croon] <me Latijn |
diversiteit verscheidenheid 1540 [wnt verifieeren] <Frans |
divertimento klein muziekwerk 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dividend periodieke winstuitkering 1745 [wnt wisselgeld] <Frans |
dividivi peulen 1847 [kku] <Spaans {3.1/3.2} |
divisie grote afdeling 1365 [mnw] <Frans {4.1.14} |
dixi ik heb gezegd 1872 [gvd] <Latijn |
dixieland soort jazzmuziek 1956 [Van Zuylen, Radio- en televisie-enc.] <Engels {4.1.16} |
djati houtsoort 1724-1726 [wnt rustplaats] <Indonesisch {3.2} |
djellaba gewaad van mannen in de Maghrib 1996 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
djinn geest 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
DNA hoofdbestanddeel van de chromosomen 1968 [kwt] <Engels |
do muzieknoot 1601-1700 [wp] <Italiaans {3.2} |
dobbelen met dobbelstenen werpen 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] {4.1.18} |
dobbelsteen kleine kubus met ogen van één tot zes 1240 [Bern.] |
dobber* drijver 1412 [hws] |
dobberen* drijven 1627 [wnt] {3.1} |
dobermannpincher hondensoort 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3} |
dobli-spiegel spiegel aan vrachtwagen die zicht geeft in de dode hoek 1999 [Sanders 2001] <L {3.4} |
dobra munteenheid van Sao Tomé en Principe 1977 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
docent leraar 1805 [mey] <Latijn |
docentschap plaats of functie als docent 1976 [gvd] |
doceren onderwijzen 1539 [wnt termijn i] <Latijn |
doch* nevenschikkend voegwoord 1100 [Willeram] {4.2} |
dochter* kind van het vrouwelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4} |
dociel leerzaam, gedwee 1650 [mey] <Frans |
doctor academische graad 1557 [wnt] <Latijn |
doctoraal van een doctor 1698 [mey] <me Latijn |
doctoraat graad van doctor 1485 [hws] <me Latijn |
doctorandus iem. die geslaagd is voor doctoraalexamen 1790 [wnt voordragen] <me Latijn |
doctrine leerstelling 1529 [wnt] <Latijn |
docudrama combinatie van documentaire en drama 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
document bescheid 1614 [wnt waarschuw] <Frans |
documentaire film waarin feiten worden vastgelegd 1963 [wnt retrospectief] <Frans {3.2/4.1.15} |
documercial reclamefilmpje in de vorm van een documentaire 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
| |
| |
docusoap combinatie van documentaire en soap 1993 [Sanders 2001] <Engels {4.1.15} |
dodecaëder twaalfvlak 1886 [kku] <Frans |
dodecafonie twaalftonig stelsel 1956 [Enc. van de muziek] |
doden* van het leven beroven 1240 [Bern.] |
dodo uitgestorven vogelsoort 1853 [wnt] <Portugees {3.1/3.2} |
doedelzak blaasinstrument 1783 [Toll.] <Duits {3.2/4.1.16} |
doe-het-zelfwinkel* winkel met materialen voor de amateur 1957 [wp jaarboek 1962] {3.1} |
doeg* tussenwerpsel: groet 1974 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {4.3} |
doei* tussenwerpsel: groet 1975 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 556] {1.2.2/4.3} |
doejoeng zeekoe 1863 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
doek* geweven stof 1240 [Bern.] {4.1.9} |
doel* mikpunt 1579 [wnt] |
doelen* mikken 1623 [wnt] |
doelmatig geschikt voor het doel 1801 [wnt voortbrenging] |
doem* oordeel, vloek 901-1000 [wps] {3.1} |
doemdenken* sombere gedachten over de toekomst hebben 1980 [Sanders 1999] {4.4} |
doen* handelen, plaatsen 901-1000 [wps] |
doerak gemeen mens 1879 [Stoett] <Russisch {3.2} |
doerian vrucht 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
does hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3} |
doetje* sukkel 1632 [wnt] |
doezelen* suf zijn 1911 [wnt doezelen ii] {3.1} |
dof* mat, gedempt 1608 [wnt voos i] {1.2.4} |
doffer* mannetjesduif 1287 [cg NatBl] |
dog hondensoort 1546 [hws] <Engels {3.2/4.1.3} |
dog-cart licht rijtuig 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
doge titel van hoogste overheidspersoon in Venetië en Genua 1653 [wnt] <Italiaans {3.2} |
dogma vastomlijnd geloofsartikel 1804 [wnt leerstelling] <Latijn |
dojo judoschool 1961 [gvd] <Japans {3.2} |
dok inrichting voor scheepsreparaties 1525 [hws] <me Latijn |
doka donkere kamer 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, plaat xv] <L {1.1/1.2.5/3.4} |
dokken betalen 1509 [wnt] <Romani {3.2} |
dokken schepen in het dok brengen 1671 [wnt] |
doksaal wand tussen koor en schip van een kerk 1276 [cg i 1, 332] <me Latijn {1.2.4/3.2} |
dokter arts 1576 [wnt] <Latijn {1.2.3/4.1.13/5} |
dol* krankzinnig, dwaas 1240 [vmnw] |
dol* roeipen 1286 [cg i Dordrecht] |
dolblij* buitengewoon blij 1916 [wnt dol z.j.] {4.4} |
dolby systeem voor ruisonderdrukking 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels |
dolce zacht, lieflijk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
dolen* dwalen 1240 [Bern.] |
dolendo klagend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
dolfijn walvisachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
dolgraag* buitengewoon graag 1838 [Beets, Camera Obscura 297] {4.4} |
dolk steekwapen 1513 [Claes Tw. 11] <Duits {4.1.14} |
dollar munteenheid van o.a. Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, de vs en enige staten in Azië, Afrika en het Caribisch gebied 1821 [Sanders 1995] <Engels {4.1.12} |
dolle Mina strijdster voor vrouwenemancipatie 1970 [Sanders 1993] {1.2.1/4.4} |
dollen* uitgelaten handelen 1401-1450 [mnw] |
dolmen megalithisch grafmonument 1847 [kku] <Frans |
dom* niet wijs 901-1000 [wps] |
dom kerk 1574 [wnt vrede] <Frans |
dom Portugese titel 1574 [wnt] <Portugees {3.2} |
dombo sufferd 1988 [De Coster 1999] <Engels |
domein gebied 1602 [wnt] <Frans |
domicilie woonplaats 1535 [wnt wet i] <Latijn |
dominant overheersend 1824 [wei] <Latijn |
dominee predikant 1619 [De Jonge iv, 149] <Latijn {4.1.8} |
domineren overheersen 1467-1490 [hws] <Frans |
dominicaan monnik van de orde van Sint-Dominicus 1637 [wnt] <me Latijn {4.1.8} |
dominion autonoom deel van het Britse Rijk 1931 [kwt] <Engels |
domino spel met dominostenen 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 10] {4.1.18} |
dommekracht* werktuig 1660 [wnt] |
dommelen* dutten 1685 [wnt] {3.1} |
domoor* dom mens 1757 [wnt] |
dompelen* onder laten gaan in vloeistof 1598 [wnt] {3.1} |
domper* kapje om vlam te doven 1691 [Sewel 66b] |
dompig* mistig 1562 [Claes Tw. 11] |
dompteur dierentemmer 1907 [kwt] <Frans |
don heer, eretitel 1577 [wnt verwissen] <Spaans of Italiaans {3.2} |
donateur schenker 1612 [wnt vertijgen] <Frans |
| |
| |
donatie schenking 1650 [mey] <Frans |
donder* geluid bij bliksemslag 1240 [Bern.] {3.1} |
donderdag* vijfde dag van de week 1257 [cg i 1, 68] {3.1/4.1.7} |
donderen* hard lawaai maken, o.a. van donder 1240 [Bern.] {3.1} |
donders* tussenwerpsel: krachtterm 1713 [wnt] {4.3} |
doneren geven 1562 [Aanv wnt] <Latijn |
dong munteenheid van Vietnam 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Vietnamees {4.1.12} |
donk* moeras, hoogte daarbij 694 [Claes] {2.3} |
donker* niet licht 1240 [Bern.] {4.1.5} |
donna vrouwelijke eretitel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
donor gever van bloed, organen e.d. 1947 [kwt] <Engels |
donquichotterie handeling uit onberedeneerd idealisme 1799 [wnt vol i] |
dons* pluizig haar 1240 [Bern.] |
donut rond, luchtig soort gebak met een gat in het midden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
dood* toestand waarin men niet meer leeft 901-1000 [wps] |
dood* niet meer levend 1100 [Willeram] |
doodarm* zeer arm 1830 [wnt wel v] {4.4} |
dooddoener* algemeen gezegde dat niets bewijst 1858 [wnt] |
doodeerlijk* zeer eerlijk 1901 [wnt refugié] {4.4} |
doodleuk* kalmweg 1897 [wnt reporter] {4.4} |
doodsbang* zeer bang 1866 [wnt dood i] {4.4} |
doodstil* zeer stil 1676 [wnt dood ii] {4.4/5} |
doodverven* kenschetsen 1642 [wnt] |
doodziek* zeer ziek 1633 [wnt dood] {4.4} |
doof* niet kunnende horen 1240 [Bern.] |
dooien* ophouden te vriezen 1287 [cg NatBl] |
dooier* centrale deel van vogelei 1287 [cg NatBl] |
dook* ijzerstaaf om hout en stenen te verbinden 1827 [wnt schoen] |
doopsgezinde* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1603 [wnt] {4.1.8} |
doopvont bekken met doopwater 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
door* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
doordat* onderschikkend voegwoord 1859-1860 [Nieuwe Taalgids 1982, 340] {4.2} |
doorgaans* bijwoord van tijd: gewoonlijk 1575 [wnt wegvloeien] {3.1} |
doorgronden* volledig doorzien 1265-1270 [cg Lut.K] |
doorheen* voorzetsel 1619 [wnt] {4.2} |
doorheen* bijwoord van richting 1731-1735 [wnt] |
doorluchtig* verheven 1401-1425 [mnw] |
doorn* puntig uitsteeksel aan plant 721 [Künzel] {2.3} |
doortrapt* sluw 1555 [wnt weder iii] |
doorwrocht* grondig 1653 [wnt] |
doos kartonnen omhulsel 1361 [mnw] |
doos* (onnozele) vrouw 1642 [wnt] |
doos vagina 1650 [wnt] {4.4} |
dop* schaal 1287 [cg NatBl] |
dope stimulerend middel 1968 [kwt] <Engels {4.1.6} |
dopen* dompelen, door doop in geloofsgemeenschap opnemen 1240 [Bern.] |
doping gebruiken van stimulerende middelen in sport 1930 [Aanv wnt] <Engels |
doppen* pellen 1401-1450 [mnw] |
dor* onvruchtbaar door droogte 918-948 [Künzel] {2.3} |
dorade goudmakreel 1764 [hou i, 7, 767] <Spaans {3.2} |
dorknoper* saaie, strenge ambtenaar 1951 [Mondria, Bommelbibl.] {4.4} |
dorp* plattelandsgemeente 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
dorpel* drempel 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.2} |
dors jonge kabeljauw 1351-1400 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
dorsen* zaad uit de aren slaan 1285 [cg Rijmb.] |
dorst* verlangen (naar drinken) 901-1000 [wps] |
dorsten* verlangen naar 1240 [Bern.] |
dos-à-dos rijtuigje 1883 [Java-Bode 1/9, 1b] <Frans {4.1.10} |
doseren een dosis bepalen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
dosis hoeveelheid 1663 [Claes] <me Latijn |
dossier papieren over één onderwerp 1856 [wnt] <Frans |
dot* pluk 1554 [wnt] |
dot* lief persoon 1836 [wnt] |
dotatie schenking 1558 [Aanv wnt] <Frans |
dotcom commercieel internetbedrijf 1999 [Sanders 2000] <Engels |
dotteren het verwijden van bloedvaten 1989 [De Coster 1999] |
douairière adellijke weduwe 1669 [mey] <Frans |
douane dienst voor in- en uitvoerrechten 1813 [wnt regulier i] <Frans {3.2} |
doublé met edelmetaal bedekt 1888 [Aanv wnt] <Frans |
double-breasted met elkaar bedekkende voorpanden en twee rijen knopen 1984 [gvd] <Engels {3.2} |
| |
| |
doubleren verdubbelen 1581 [Aanv wnt] <Frans |
doublet dubbel exemplaar 1771 [hou i, 15, 203] <Frans |
douceur fooi 1681 [Aanv wnt] <Frans |
douche stortbad 1847 [kku] <Frans |
doven* uitdoen 1611 [wnt] |
dovenetel* plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] |
Dow-Jonesindex index van koersen van Amerikaanse effecten 1989 [Peptalk] <Engels |
down neerslachtig 1878 [Aanv wnt] <Engels |
downloaden binnenhalen van gegevens uit een andere computer 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10, 15] <Engels |
dozijn telwoord: twaalftal 1286 [cg I2, 1161] <Frans {4.2} |
dra* bijwoord van tijd: spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7} |
draad* garen, vezel 1236 [cg i 1, 23] |
draaiboek script 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
draaien* keren, wenden 1240 [Bern.] |
draak fabelachtig monster 1240 [Bern.] <Latijn |
drab* droesem 1599 [Kil.] |
drachme oude Griekse munt, munteenheid van Griekenland 1637 [Statenvertaling (1 Kronieken 29:7)] <Latijn of Grieks {4.1.12} |
drachtig* zwanger 1285 [cg Rijmb.] |
draconisch zeer streng 1869 [wnt vermaard] |
draf* afval na bierbrouwen 1101-1200 [Tavernier] {2.4} |
draf* gang van een paard 1351-1400 [mnw] |
dragee versuikerde tablet 1948 [kwt] <Frans |
dragen* ondersteunen, bij zich hebben, aan hebben 1100 [Willeram] |
dragline graafmachine 1934 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
dragon slangenkruid 1554 [wnt] <Frans {4.1.6} |
dragonder cavalerist 1666 [Claes] <Duits {4.1.14} |
dragonder heerszuchtig persoon 1899-1906 [wnt] <Duits |
draineren ontwateren 1872 [gvd] <Frans |
draisine loopfiets 1824 [wei] <Duits {4.1.10} |
dralen* talmen 1546 [Claes] |
dralon kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2/4.1.9} |
dram munteenheid van Armenië 1994 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Armeens {4.1.12} |
drama toneelstuk 1778 [Picarta: titel van Hartsen] <Latijn {4.1.15} |
dramady mengvorm van een drama en een comedy 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
dramaturg toneelschrijver, toneeladviseur 1847 [kku] <Frans |
drammen* aandringen 1477 [Teuth.] |
drank* drinkbaar vocht 901-1000 [wps] {4.1.6} |
drank* sterkedrank 1580 [wnt] {4.1.6} |
draperen omhangen met een ruim hangend gewaad 1861 [wnt] <Frans |
draperie hangende stof als versiering 1854-1855 [wnt] <Frans |
drassig* doorweekt (van grond) 1771 [wnt] |
drastisch krachtig 1824 [wei] <Frans |
draven* rennen 1350 [mnw] |
draw gelijk spel 1914 [gvd] <Engels |
drawback nadelige omstandigheid 1912 [kku] <Engels |
dreadlocks haardracht van ongekamde krullen 1984 [De Coster 1999] <Engels |
dreadnought slagschip 1912 [kku] <Engels {4.1.11} |
drecht* overvaart, doorwaadbare plaats 1105 [Claes] {2.3} |
dreef* brede landweg 1285 [cg I2, 978] |
dreg haak, baggerbeugel 1384-1407 [mnw] <Engels {3.2} |
dreigen* bedreigend bejegenen 1240 [Bern.] |
dreinen* zeuren 1886 [wnt] {3.1} |
drek* uitwerpselen, vuil 1285 [cg Rijmb.] |
drempel* verhoging bij deur 1567 [Claes] {3.2} |
drenkeling* die dreigt te verdrinken of verdronken is 1635 [wnt] |
drenken* te drinken geven 901-1000 [wps] {3.1/5} |
drentelen* zonder doel rondlopen 1678 [wnt] {3.1} |
drenzen* zeuren 1477 [Teuth.] {3.1} |
dresseren africhten 1650 [Claes] <Frans |
dressing slasaus 1974 [Posthumus] <Engels {4.1.6} |
dressoir buffet 1350 [mnw] <Frans {4.1.9} |
dressuur africhting 1833 [wnt veld i] |
dreumes* klein kind 1843 [wnt] {4.1.4} |
dreunen* met een zwaar geluid trillen 1620 [wnt] {3.1} |
dreutelen* talmen 1599 [Kil.] {3.1} |
drevel* drijfijzer 1384-1407 [mnw] {3.1} |
dribbelen* met kleine passen lopen 1412 [mnw] {3.1} |
dribbelen met de bal lopen 1914 [gvd] <Engels |
drie* telwoord 820 [Künzel] {2.3/4.2} |
driehoek* deel van plat vlak door drie lijnen ingesloten 1351 [mnw] {3.1/5} |
drieling* drie tegelijk geboren kinderen van één ouderpaar 1773 [wnt] |
| |
| |
drieluik* schilderstuk met drie panelen 1891 [wnt kruis] |
driest* vermetel 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] |
driewieler* voertuig met drie wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10} |
drift* hartstocht 1657 [wnt] |
drift* plotselinge woede 1689 [wnt] |
drijfveer beweegreden 1793 [wnt] <Duits |
drijten* kakken 1599 [Kil.] {4.4} |
drijven* voor zich uit doen gaan 1100 [Willeram] |
drijven* op een vloeistof liggen 1339 [mnw] |
dril gekeperd weefsel 1860-1861 [wnt] <Duits {4.1.9} |
dril* gelei 1867 [wnt] |
drilboor* bepaalde boor 1840 [wnt drillen] |
drillen* boren 1460 [mnw] |
drillen* africhten 1724-1726 [wnt] |
dringen* druk doen gelden 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
drinkebroer* dronkaard 1539 [wnt] |
drinken* vloeistof tot zich nemen 901-1000 [wps] {3.1} |
drive bridgewedstrijd 1936 [bvc-krant 2 okt., 4a] <Engels |
droef* neerslachtig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
droefenis* bedroefdheid 1450 [mnw] {3.1} |
droes duivel 1561 [wnt droes i] <? {3.5} |
droes* paardenziekte 1573 [Claes] |
droesem* bezinksel 1287 [cg NatBl] {3.1} |
drogbeeld chimère 1872 [gvd] <Duits |
drogen* droogmaken 1240 [Bern.] |
drogeren drogerende middelen toedienen 1984 [gvd] <Frans |
drogist verkoper van drogerijen 1574 [Claes] <Frans {4.1.13} |
drol* keutel 1903 [wnt] {4.4} |
drom* menigte 1637 [wnt] |
dromedaris hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
dromen* een droom hebben 1240 [Bern.] |
drommel beklagenswaardig persoon 1782 [wnt] <Nederduits {3.2} |
drommels* tussenwerpsel: bastaardvloek 1682 [wnt] {4.3} |
dronken* beschonken 1100 [Willeram] |
droog* niet nat 1100 [Willeram] |
droogstoppel saai mens 1860 [wnt] {4.4} |
droom* voorstelling in de slaap 1240 [Bern.] {3.1} |
drop* druppel 901-1000 [wps] {4.1.1} |
drop-out mislukkeling 1970 [Recht voor raap] <Engels |
droppen afzetten 1946 [De Vooys] <Engels |
droschke huurrijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10} |
drossen deserteren 1707 [wnt opdrossen] <? {3.5} |
drost* bestuursambtenaar 1557 [wnt] |
droste-effect repeterend effect 1984 [gvd] {4.4} |
drug verdovend middel 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
drugsbaron die op grote schaal drugs verhandelt 1996 [Vd Sijs 1996] |
druïde Keltische priester 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Latijn |
druif* vrucht van de wijnstok 1100 [Willeram] {4.1.2} |
druiloor* lijzig persoon 1719 [wnt] |
druipen* in druppels neervallen 901-1000 [wps] |
druisen* aanhoudend geluid voortbrengen 1562 [Toll.] {3.1} |
druk* het drukken 1351-1400 [mnw] |
drukken* duwen, zwaar liggen op 1240 [Bern.] |
drukken* d.m.v. een pers letters of afbeeldingen op papier drukken 1567 [wnt zetten] |
drukken* zijn behoefte doen 1950 [gvd] {4.4} |
drukker* iem. die boeken drukt 1626 [wnt] {4.1.13} |
drukknoop knoop waarvan de delen op elkaar sluiten 1908 [wnt drukken] <Duits |
drukte* het druk-zijn 1700 [wnt] {3.1} |
drum slaginstrument 1934 [De Echo 10/3, 227] <Engels {4.1.16} |
drumstick boutje van gevogelte 1984 [gnn] <Engels {4.1.6} |
druppel* vochtdeeltje 1240 [Bern.] {1.1/3.1/4.1.1/5} |
dry niet zoet (van wijn) 1912 [kku] <Engels |
D-trein trein die naar het buitenland gaat 1908 [wnt luxueus] |
dubbel telwoord: tweevoudig 1278 [cg i 1, 363] <Frans {4.2} |
dubbeldekker autobus met twee verdiepingen 1976 [gvd] <Engels {4.1.10} |
dubbelganger iem. die buitengewoon sterk op een ander lijkt 1879 [wnt] <Duits |
dubbeltje muntstuk 1612 [Toll.] {4.1.12} |
dubben twijfelen 1550 [wnt dubben i] |
dubben nasynchroniseren 1984 [gvd] <Engels |
dubieus twijfelachtig 1562 [wnt uitlander] |
dubloen dubbele dukaat 1596 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.12} |
duce fascistische regeringsleider 1926 [kwt] <Italiaans {3.2} |
duchten* vrezen 1265-1270 [cg Lut.K] |
duel tweegevecht 1636 [wnt zwaarte] <Frans |
duet tweestemmig gezang 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans of Duits {3.2} |
| |
| |
duf* suf, muf 1599-1607 [Kil.] {1.2.4} |
duffel* dikke wollen stof 1637 [Sanders 1995] {4.1.9} |
dug-out ruimte voor reservespelers 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
duidelijk* gemakkelijk te begrijpen of te zien 1557 [wnt] |
duiden* wijzen, uitleggen 1200 [cg ii 1 Servas] |
duif* duifachtige 901-1000 [wps] {4.1.6} |
duig stuk hout van de wand van een vat 1286 [cg I2, 1115] <me Latijn {3.2} |
duiken* onder water gaan 1287 [cg NatBl] |
duiken* bukken 1301-1400 [mnw] |
duim* voorste vinger 1240 [Bern.] {3.1} |
duin zandheuvel 1067 [Claes] <Keltisch {2.3/3.2} |
duister* zonder licht 1370 [mnw] {4.1.5} |
duisternis* afwezigheid van licht 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1/5} |
duit koperen munt 1268 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.12} |
duivel het kwaad als persoon 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] <Latijn {2.5} |
duizelen* draaierig worden 1301-1400 [hws] {3.1} |
duizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
dukaat gouden munt 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.12} |
dukaton zilveren munt 1618 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
dukdalf zware meerpaal 1671 [Toll.] |
dulden* verdragen, toelaten 1477 [Teuth.] |
dumdumkogel kogel die bij inslag uitzet 1899 [Sanders 1995] {1.2.5/3.1/4.1.14} |
dummy model van uitvoering, pop 1931 [kwt] <Engels |
dumpen onder de markt verkopen, storten 1972 [Aanv wnt] <Engels |
dun* niet dik, smal 1240 [Bern.] |
dunk basketbal: sprong waarbij de bal van bovenaf in het net wordt geworpen 1984 [gnn] <Engels |
dunken* als mening hebben 1240 [Bern.] |
duo koppel 1618 [wnt trio] <Italiaans {3.2} |
dupe bedrogene 1697 [wnt] <Frans |
duplicaat kopie 1657 [wnt] <Latijn |
dur majeur 1618 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
duratief voortdurend 1898 [gvd] <Frans |
duren tijd in beslag nemen, voortduren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans {1.3} |
durfal* iemand die alles durft 1916 [wnt durven] |
duro munt 1950 [gvd] <Spaans {3.2} |
durven* wagen 1568 [wnt] {1.1} |
dus* bijwoord van kwantiteit: op deze wijze, aldus 1100 [Willeram] {2.5} |
dus* nevenschikkend voegwoord 1350 [mnw] {4.2} |
dusdanig* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 32] {4.2} |
duster ochtendjas voor dames 1958 [wp jaarboek 1959] <Engels {3.2} |
dutten* suffen, soezen 1642 [wnt] |
duur* kostbaar 1100 [Willeram] |
duur het (voort)duren 1599-1607 [Kil.] |
duurte* het duur-zijn 1641-1642 [wnt] {3.1} |
duwen* door drukking voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] |
dvd digitale videodisk 1994 [nrc-h 17/12/94, 15] <Engels {4.1.17} |
dwaas* zonder verstand 1287 [cg NatBl] |
dwalen* zich vergissen (in de weg) 901-1000 [wps] |
dwang* machtsuitoefening 1455 [mnw] |
dwarrelen* zich zwevend verplaatsen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
dwars* scheef, weerbarstig 1265-1270 [cg Lut.K] |
dwarsbomen* moeilijkheden in de weg leggen 1872 [gvd] |
dweil* schoonmaakdoek 1546 [Naembouck] {1.2.3} |
dwepen* overdreven verering koesteren 1785 [wnt] |
dwerg* onnatuurlijk klein mens 1301-1400 [mnw] |
dwingeland* tiran 1540 [wnt verabelen] |
dwingen* noodzaken 1265-1270 [vmnw] |
dynamiek stuwkracht 1847 [kku] <Frans |
dynamiet springstof 1871 [wnt] {4.1.14} |
dynamo toestel voor opwekking van elektrische energie 1894 [wnt vereffening] <Engels |
dynastie vorstenhuis 1816 [wnt] <Frans |
dyne eenheid van kracht 1895 [Aanv wnt] <Frans |
dysenterie besmettelijke darmontsteking 1624 [wnt verduffen] <Frans |
dyslexie woordblindheid 1923 [Aanv wnt] |
dyspepsie slechte spijsvertering 1624 [Aanv wnt] <Frans |
dyspneu ademnood 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
dysprosium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
dystrofie slechte ontwikkeling door storing in voedseltoevoer 1847 [Aanv wnt] |
| |
| |
easy listening gemakkelijk in het gehoor liggende popmuziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
eau de cologne reukwater 1824 [wei] <Frans |
eb* het aflopen van de zee 1351-1375 [mnw] |
ebbenhout harde houtsoort 1240 [Bern.] |
ebolavirus virus dat gevaarlijke bloedingen veroorzaakt 1978 [Sanders 1995] <Engels |
eboniet gevulkaniseerd caoutchouc 1874 [Album der Natuur bijblad 26] |
eBook elektronisch boek 1998 [http:/huizen.dds.nl/∼zuperman/ebook.html] <Engels |
ecarté kaartspel 1840 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ecarteren terzijde schuiven 1824 [wei] <Frans |
echec mislukking 1824 [wei] <Frans |
echelon bevelsniveau 1824 [wei] <Frans {4.1.14} |
echo geluidsweerkaatsing 1477 [hws] <Latijn |
echofoon toestel dat bv. scholen vis op het scherm brengt 1984 [gvd] |
echografie registratie van de gegevens van echopeiling 1984 [gvd] |
echt* huwelijk 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
echt* wettig, werkelijk 901-1000 [wps] |
echtbreker die de huwelijkstrouw schendt 1592 [wnt echtbreken] <Duits {4.1.4} |
echter* nevenschikkend voegwoord 1641-1642 [wnt] {4.2} |
echtgenoot* man met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
echtgenote* vrouw met wie iemand getrouwd is 1631 [wnt] {4.1.4} |
eclatant opzienbarend 1824 [wei] <Frans |
eclectisch uitkiezend 1847 [kku] <Duits |
eclips verduistering 1573 [Plantijn] <Frans |
ecoboer ecologisch producerende boer 1996 [Missets horeca dl. 44, afl. 39] {4.1.13} |
ecologie leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving 1938 [Van Essen] <Duits |
e-commerce handel via het internet 1997 [De Coster 1999] <Engels |
economie zuinigheid 1793 [wnt] <Frans |
economie staathuishoudkunde 1864 [wnt] <Frans |
écossaise Schotse dans 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
ecosysteem het functionele geheel van een levensgemeenschap 1970 [Recht voor raap] {1.2.6} |
ecru ongebleekt 1912 [kku] <Frans {4.1.5} |
ecstasy een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
ecu Franse daalder 1734 [HubWes] <Frans |
ecu fictieve munteenheid van de eu tot 1999 1984 [Picarta: titel van rapport Commissie van de Europese Gemeenschappen] <Engels {4.1.12} |
eczeem huiduitslag 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
edammer* ronde kaas uit Edam 1725 [wnt klootkaas] {4.1.6} |
edel* adellijk 1100 [Willeram] |
edelweiss plantje uit het hooggebergte 1888 [Aanv wnt] <Duits |
edge telecommunicatiesysteem dat dertig keer sneller is dan gsm 2000 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
edict verordening 1482 [hws] <Latijn |
edison voor grammofoonplaten en cd's toegekende prijs 1984 [gvd] |
editen bezorgen (van een boek) 1984 [gvd] <Engels |
editie uitgave 1546 [wnt] <Frans |
edoch* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
educatie opvoeding 1650 [mey] <Frans |
edutainment educatief entertainment 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
eed plechtige verklaring 1236 [cg i 1, 23] <? {3.2/3.5} |
eega* echtgenoot, echtgenote 1588 [Claes] {4.1.4} |
eekhoorn* knaagdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
eelt* verdikking van opperhuid 1567 [Claes] |
een* telwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
een* lidwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
eenakter toneelstuk in één bedrijf 1910 [wnt repertoire] <Duits {4.1.15} |
eend* eendachtige 793 [Prisma NPl.] {2.3/4.1.6} |
eendagsvlieg* haft 1769-1811 [wnt] |
eender* gelijk 1569 [Kool] |
eendracht* eensgezindheid 1367 [mnw] |
eenduidig ondubbelzinnig 1939 [Theissen 1978] <Duits |
eenentwintigen* kaartspel 1924 [gvd] {4.1.18} |
eenheid* hecht samenhangend geheel 1461 [mnw] |
eenheid* team 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
eenhoorn* fabeldier 1287 [cg NatBl] |
eenkennig* verlegen 1611 [wnt] |
eenparig* overeenstemmend, eendrachtig 1277 [cg i 1, 354] |
eens* bijwoord van tijd: eenmaal 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
eenvoudig* niet ingewikkeld 1350 [hws] {5} |
eenzaam alleen 1477 [Teuth.] <Duits |
eer* bijwoord van tijd: vroeger 901-1000 [wps] {2.5/4.1.7} |
| |
| |
eer* achting, deugd 901-1000 [wps] {1.3} |
eerbied* achting 1643-1644 [wnt] |
eerdaags* bijwoord van tijd: binnenkort 1648 [wnt steekind] {3.1} |
eerder* vroeger 1637 [Statenvertaling (Hebreeën 13:19)] |
eergisteren* bijwoord van tijd: op de dag voor gisteren 1240 [Bern.] {4.1.7} |
eerlijk* oprecht 901-1000 [wps] |
eerst* rangtelwoord: vóór ieder ander 1100 [Willeram] {2.5} |
eerstens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten eerste 1846 [wnt telwoord] <Duits {4.2} |
eerzucht* dorst naar roem 1620 [wnt weiden i] |
eetlezen* lezen tijdens het eten 1986 [De Coster 1999] {1.2.5/4.4} |
eeuw* honderd jaar 901-1000 [wps] {4.1.7} |
efedrine stimulerend alkaloïde 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 449] {4.1.6} |
efemeer kortstondig 1847 [kku] <Frans |
efemeriden eendagsvliegen 1872 [gvd] <modern Latijn |
effect uitwerking 1456 [hws] <Latijn |
effect verhandelbaar waardepapier 1807 [wnt] <Frans {3.2} |
effectief wezenlijk 1669 [mey] <Frans |
effectueren verwezenlijken 1601 [Aanv wnt] <Frans |
effen* vlak, gelijkmatig 1236 [cg i 1, 28] |
efficiency doelmatigheid 1926 [kwt] <Engels |
efficiënt doelmatig, werkzaam 1949 [koe] <Frans |
eg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.] |
egaal gelijkmatig, glad 1503 [hws] <Frans |
egaliseren gelijkmaken, vereffenen 1669 [mey] <Frans |
egard achting 1652 [Aanv wnt] <Frans |
egel* insectenetend zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3} |
egelantier roosachtige heester 1225 [Claes] <Frans |
egelstelling stelling die geheel door de vijand is ingesloten 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
ego ik-gevoel 1843 [Aanv wnt] <Engels |
egocentrisch bij wie het eigen ik steeds het middelpunt is 1912 [kku] <Engels |
egoïsme zelfzucht 1872 [gvd] <Frans |
egotrip activiteit ter verhoging van het zelfgevoel 1975 [R84] <Engels |
e-government besturen via het internet 2000 [nrc-h 22/5/2000] <Engels {1.4} |
eh* tussenwerpsel: ter uitdrukking van aarzeling 1840 [wnt wonder] {4.3} |
ei* vrouwelijke geslachtscel, kiem 1230-1231 [cg i 1, 18] |
ei* tussenwerpsel: uitroep van verrassing 1566-1568 [wnt] {4.3} |
eiderdons borstveren van de eidereend 1770 [Papillon] <IJslands {3.2} |
eidetisch m.b.t. de aanschouwing 1931 [Enc. handb. mod. denken (eidetiek)] <Duits |
eigen* van het subject 1100 [Willeram] |
eigen* wederkerend voornaamwoord 1624-1625 [wnt eigen i] {4.2} |
eigenaar bezitter 1508 [hws] |
eigenaardig een eigen karakter dragend 1764-1775 [wnt] <Duits {3.1} |
eigendom* wat men zijn eigen mag noemen 1268 [cg i 1, 123] |
eigengerechtig* naar eigen oordeel te werk gaand 1848-1875 [wnt] |
eigenlijk* waar, echt 1240 [Bern.] |
eigennaam* individuele naam 1477 [Teuth.] |
eigenschap bijbehorend kenmerk 1461 [mnw] <Duits |
eigenwijs ontoegankelijk voor raad 1466 [hws] <Nederduits {3.2} |
eigenzinnig zijn eigen zin volgend 1567 [wnt] <Duits |
eik* boomsoort 1137 [Künzel] {2.3} |
eikel* vrucht van de eikenboom 1240 [Bern.] {3.1} |
eikel* voorste deel van de penis 1686 [wnt] {4.4} |
eikel* scheldwoord: sukkel 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1} |
eiker* vrachtschip 1684 [wnt] {4.1.11} |
eiland land omgeven door water 1240 [Bern.] <Fries {3.2} |
eilieve* tussenwerpsel: als aansporing 1634 [wnt] {4.3} |
einde* laatste gedeelte 901-1000 [wps] |
eindigen* een eind nemen 1395 [hws] {3.1} |
einsteinium (kunstmatig) chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
eïs met een halve toon verhoogde e 1890 [Melchior] <Duits {3.2} |
eisen* verlangen 1240 [Bern.] |
eivol* stampvol 1816-1817 [wnt ei] {4.4} |
ejaculatie zaadlozing 1799 [wnt uitspuiten] <Frans {3.2} |
ejector uitwerper 1920 [Aanv wnt] <Engels |
ekster* zangvogel 1287 [cg NatBl] |
eksteroog* likdoorn 1350 [mnw] |
el* lengtemaat 1277 [cg i 1, 352] |
elan bezieldheid 1891 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
eland herkauwer 1456-1489 [mnw] <Duits {4.1.3} |
elandtest uitwijktest voor auto's 1997 [De Coster 1999] |
elastiek rekbare band 1838 [wnt weg ii] <Frans |
elders* bijwoord van plaats: niet hier 1514 [mnw] {1.2.4/3.1} |
eldorado paradijs 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
electoraat de kiezers 1961 [gvd] <Engels |
elefantiasis huidverdikking, knobbelmelaatsheid 1608 [wnt lazerij] <Latijn |
elegant bevallig 1784 [wnt wit i] <Frans |
elegantie bevalligheid 1548 [wnt redite] <Latijn |
elegie lyrisch dichtstuk 1616 [wnt] <Frans |
elektricien vakman op elektrisch gebied 1894 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
elektriciteit natuurkracht die door wrijving wordt opgewekt 1736 [wnt] <Engels {3.2} |
elektrificeren voorzien van elektrische installaties 1914 [gvd] |
elektrisch m.b.t. elektriciteit 1786 [wnt] <modern Latijn |
elektrode geleider van elektrische stroom in elektrolyten en gassen 1859 [Aanv wnt] <Engels |
elektrolyse ontleding van chemische verbindingen d.m.v. elektriciteit 1862 [wnt rheo] <Frans |
elektromotor machine die beweegkracht geeft door elektrische stroom 1872 [wnt vonk i] {4.1.10} |
elektron elementair deeltje 1902 [wnt arbeid Suppl] <Grieks {3.2} |
elektronica elektronentechniek 1954 [wnt transistor] <modern Latijn |
elektronicus specialist in elektronica 1984 [gvd] <modern Latijn |
elektronisch werkend door vrije elektronen 1950 [wnt rekenmachine] |
element hoofdstof, eenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
element persoon in genoemde (negatieve) hoedanigheid 1989 [Sterkenburg, Taal van het Journaal] |
elementair fundamenteel 1810 [wnt meetkunde] <Frans {3.2} |
elf* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elf geest 1855-1857 [wnt] <Duits |
elfstedentocht* schaatswedstrijd langs de elf Friese steden 1909 [wp] {4.1.18} |
elft* beenvis 1351-1400 [mnw] |
eliminatie verwijdering 1847 [kku] <Frans |
elimineren verwijderen 1832 [wei] <Frans |
elisie wegvallen van letter 1669 [mey] <Frans |
elite het geselecteerde gedeelte 1824 [wei] <Frans |
elixer geneeskrachtige drank 1774 [wnt] <me Latijn {4.1.6} |
elk* onbepaald voornaamwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
elkaar, elkander* wederkerig voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
elkeen* onbepaald voornaamwoord 1615 [wnt] {4.2} |
elleboog* gewricht tussen beneden- en bovenarm 1240 [Bern.] {3.1} |
ellende* beroerdigheid 1285 [cg Rijmb.] |
ellepijp dikste bot in benedenarm 1867 [wnt] |
ellips ovaal 1749 [wnt weg i] <Latijn |
elmsvuur lichtjes door elektriciteit 1778 [wnt elmusvuur] |
el Niño periodieke warme golfstroom in de Stille Oceaan 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.1} |
eloquent welsprekend 1583 [Aanv wnt] <Frans |
elpee langspeelplaat 1966 [Aanv wnt] <L {3.4} |
els* boomsoort 772-776 [Künzel] {2.3} |
els* priem 1240 [Bern.] {1.2.4} |
e-mail elektronische post 1991 [Van der Neut, Stappenplan bij het Project Ned.-Frankrijk] <Engels {4.1.17} |
email glazuur 1562 [Claes] <Frans |
emancipatie gelijkstelling voor de wet 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
emanciperen mondig verklaren 1570 [wnt] <Frans |
emballage verpakking 1745 [mey] <Frans |
embargo beslaglegging 1808 [wnt] <Spaans {3.2} |
embargo publicatieverbod 1961 [gvd] <Engels |
embleem zinnebeeld, herkenningsteken, zinnebeeldige plaat 1625 [wnt] <Frans of Latijn |
embolie verstopping van bloedvat 1896 [Aanv wnt] |
embonpoint gezetheid 1816 [Aanv wnt] <Frans |
embouchure mondstuk van blaasinstrument 1824 [wei] <Frans |
embryo kiem 1824 [wei] <modern Latijn |
emenderen verbeteren 1552 [Apherdianus 38r] <Frans |
emergency dringende noodzaak 1992 [gvd] <Engels |
emeritus zijn ambt neergelegd hebbend 1658 [wnt] <Latijn {4.1.4} |
emfyseem zwelling 1824 [wei] <modern Latijn |
emigrant landverhuizer 1741 [wnt] <Frans |
emigreren uitwijken naar ander land 1650 [Claes] <Frans |
| |
| |
eminent voortreffelijk 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
eminentie titel van kardinalen 1654 [wnt] <Latijn |
emir Arabisch opperhoofd 1619 [Courante uyt Italien, 19 jun. 1a] <Arabisch {3.2} |
emissie uitgifte van obligaties e.d. 1886 [kku] <Frans |
emmentaler kaassoort 1866 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6} |
emmer vat 1240 [Bern.] <Latijn |
emmeren zaniken 1914 [gvd] |
emmy onderscheiding voor televisie 1984 [gnn] <Engels |
emoe loopvogel 1596 [De Jonge ii, 339] <Engels {3.2} |
emolumenten bijkomende verdiensten 1660 [wnt] <Frans |
emotie gemoedsbeweging 1824 [wei] <Frans |
emotioneel vatbaar voor ontroering 1894-1908 [wnt] <Frans |
empathie inlevingsvermogen 1968 [kwt] <Engels |
empire (stijl van) het eerste Franse keizerrijk 1912 [kku] <Frans |
empiricus iem. met alleen door ondervinding opgedane kennis 1824 [wei] <Latijn |
emplacement terrein bij station 1905 [wnt] <Frans |
emplooi bezigheid 1627 [wnt] <Frans |
employability brede inzetbaarheid van werknemers 1996 [De Coster 1999] <Engels |
emulgeren tot een emulsie maken 1793 [Aanv wnt] <Latijn |
emulsie melkachtige oplossing 1761 [hou i, 1, 259] <Frans |
en* nevenschikkend voegwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
encadreren inlijsten 1824 [wei] <Frans |
encanailleren, zich omgaan met mensen beneden zijn stand 1697 [wnt kittebroer] <Frans |
enchilada gevulde gebakken tortilla 1999 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
enclave door vreemd gebied omsloten terrein 1824 [wei] <Frans |
enclise aansluiting van woord bij ander woord 1847 [kku] <Frans |
encycliek pauselijke zendbrief 1865 [Aanv wnt] <Latijn |
encyclopedie beschrijvend woordenboek 1654 [Claes] <Frans |
endeldarm* laatste deel van darm 1434-1436 [hws] |
endemisch niet elders voorkomend 1821 [Aanv wnt] <Frans |
endocrien met inwendige afscheiding 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
endogeen uit het binnenste voortkomend 1886 [kku] |
endorfine morfineachtige substantie 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
endoscoop instrument om in lichaamsholten te kijken 1886 [kku] |
endosseren overdragen van wissel door aantekening op achterkant 1651 [wnt] <Frans |
energie veerkracht, arbeidsvermogen 1668 [Koerbagh] <Frans |
enerveren op de zenuwen werken 1903 [wnt welstand] <Frans |
enfant terrible flapuit 1874 [Aanv wnt] <Frans |
enfin tussenwerpsel: kortom 1646 [wnt] <Frans {4.3} |
eng* bouwland 801 [Künzel] {2.3} |
eng* nauw 1240 [Bern.] |
eng* griezelig 1896 [wnt zeilen i] |
engageren (als artiest) verbinden aan 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
engel bode van God 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
engerling larve van meikever 1766 [hou i, 9, 215] <Duits |
en gros bijwoord: in het groot 1824 [wei] <Frans |
enig* onbepaald voornaamwoord 1230-1231 [cg i 1, 19] {4.2} |
enigma raadsel 1824 [wei] <Latijn |
enjambement overloop van versregels 1824 [Aanv wnt] <Frans |
enkel* voetgewricht 1351-1400 [mnw] {3.1} |
enkel* alleen, enig in zijn soort 1351-1400 [hws] {4.2} |
enkelvoud* vorm van woord die aangeeft dat er slechts van één exemplaar sprake is 1805 [Weiland, Spraakkunst] |
enorm bijzonder groot 1477 [hws] <Frans of Latijn |
enormiteit grote blunder 1898 [wnt] <Frans |
enquête onderzoek 1494 [wnt] <Frans |
ensceneren in scène zetten 1921 [wnt apotheose Suppl] |
ensemble het geheel 1824 [wei] <Frans |
ensemble muziekgezelschap 1929 [Aanv wnt] <Frans |
entameren in behandeling nemen 1932 [Aanv wnt] <Frans |
enten een loot op een andere boom bevestigen 1240 [Bern.] <Frans |
| |
| |
entente overeenkomst 1865 [kvw] <Frans |
enter* eenjarige koe 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3} |
enteren een vijandig schip beklimmen 1571 [wnt] <Spaans {3.2} |
enteren de enterknop indrukken 1999 [R99] <Engels |
entertainment amusement 1953 [De Vooys] <Engels |
enthousiasme geestdrift 1784 [wnt] <Frans |
enthousiast geestdriftig 1788 [wnt] <Frans |
entiteit het wezenlijke 1824 [wei] <Frans |
entourage omgeving 1824 [wei] <Frans |
entozoön endoparasiet 1847 [kku] |
entr'acte pauze tussen twee bedrijven 1832 [wei] <Frans |
entrecote stuk vlees van tussen de ribben 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
entree intrede, ingang 1467-1490 [hws] <Frans |
entree toegangsprijs 1824 [wei] |
entremets tussengerecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.6} |
entrepot opslagplaats 1819 [wnt] <Frans |
entropie maatstaf voor de wanorde in een systeem 1902 [Vivat's Enc.] |
envelop(pe) briefomslag 1817 [wnt theeboei] <Frans |
enzovoort(s)* woord dat aangeeft dat verdere opsomming overbodig is 1624 [wnt zenuwig] |
enzym ferment 1895 [Aanv wnt] <Duits |
Eoceen geologisch tijdperk 1844 [Aanv wnt] <Engels |
Eolithicum geologisch tijdperk 1922 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eon onafzienbare tijdruimte 1832 [wei] <modern Latijn |
Eozoïcum geologische periode 1935 [Kath. Enc.] <modern Latijn |
epateren overdonderen 1921 [Aanv wnt] <Frans |
epaulet schouderbelegsel 1806 [Verz. v.W. v.d. Kon. v. Holl. 1,139] <Frans {3.2} |
epibreren niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten waarvan men de indruk wil wekken dat ze belangrijk zijn 1954 [Vd Sijs 1996] {1.2.5/4.4} |
epicentrum middelpunt van aardbeving 1886 [kku] <modern Latijn {1.2.6} |
epidemie besmettelijke ziekte, plaag 1400 [mnw] <me Latijn |
epidermis opperhuid 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epiek verhalende poëzie 1884 [Aanv wnt] <Latijn |
Epifanie feest van de verschijning van Christus 1668 [Koerbagh] <Latijn {4.1.7} |
epifyse pijnappelklier 1929 [kwt] <Frans |
epigoon navolger 1867 [Aanv wnt] <Frans |
epigram puntdicht 1582 [Aanv wnt] <Frans |
epilepsie vallende ziekte 1624 [Aanv wnt] <Latijn |
epileren ontharen 1914 [Aanv wnt] <Frans |
epiloog slotrede 1824 [wei] <Frans |
episch m.b.t. de verhalende poëzie 1824 [wei] |
episcopaal bisschoppelijk 1720 [mey] <Frans |
episcopaat bisschoppelijke waardigheid 1824 [wei] <Latijn |
episode op zichzelf staand deel van verhaal of gebeurtenis 1824 [wei] <Frans |
epistel brief 1240 [Bern.] <Latijn |
epistemologie kennisleer 1931 [Enc. handb. mod. denken] |
epitheel bekleedsel van organen 1847 [kku] <modern Latijn |
epitheton bijnaam 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
epizoën in of op de huid van dieren levende insecten 1886 [kku] |
epo eiwithormoon gebruikt als doping 1997 [De Coster 1999] {4.1.6} |
epoche tijdperk 1720 [mey] <Latijn |
eponiem woord dat is afgeleid van een eigennaam 1981 [Sanders 1993] <Frans {3.2} |
epos heldendicht 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
epoxy kunsthars 1955 [wp] <Engels |
epsilon vijfde letter van het Griekse alfabet 1873 [wp] <Grieks {3.2} |
equator evenaar 1598 [wnt] <Latijn |
equinox dag- en nachtevening 1847 [Aanv wnt] <Frans |
equipage paard met rijtuig 1734 [wnt] <Frans {4.1.10} |
equipage scheepsbemanning 1803 [wnt] <Frans {3.2} |
equipe sportploeg 1929 [kwt] <Frans |
equiperen toerusten 1632 [wnt] <Frans |
equivalent gelijkwaardig 1650 [mey] <Frans |
er* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 32] |
era tijdrekening, periode 1824 [wei] <Latijn |
erbarmen, zich medelijden betonen 1477 [Teuth.] <Duits |
erbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn |
erectie oprichting van de penis 1850 [wnt zaad] <Latijn {1.2.3} |
eren* eerbied bewijzen 1100 [Willeram] |
ereprijs plantengeslacht 1554 [Dod.] <Duits |
erewoord belofte met eer als onderpand 1934 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
erf erfdeel, grond behorend bij huis 901-1000 [wps] <? {3.2/3.5} |
| |
| |
erfenis* wat men erft 1399 [mnw] {3.1} |
erfgenaam op wie een nalatenschap overgaat 1284 [vmnw] <? {3.5} |
erfvijand gezworen vijand 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
erg* slecht 901-1000 [wps] |
erg* bijwoord van graad: zeer 1866 [wnt] |
erg eenheid van arbeid 1907 [wp] |
ergens* bijwoord van plaats 1285 [mnw] {3.1} |
ergeren* aanstoot geven of nemen 1240 [Bern.] |
ergernis* irritatie 1566-1568 [wnt] {3.1} |
ergo bijwoord van causaliteit: derhalve 1540 [wnt verkleining] <Latijn |
ergonomie studie van werkomstandigheden 1961 [gvd] |
ergotherapie oefening om uitgevallen functies weer op te wekken 1955-1956 [Aanv wnt] |
erica dopheide 1889 [wnt rose] <me Latijn |
erkennen inzien 1376-1400 [mnw] <Duits |
erkentelijk dankbaar 1626 [wnt] <Duits |
erkentenis* besef van bestaan of waarheid van iets 1604 [wnt] {3.1} |
erker uitbouw 1901 [wnt] <Duits |
erlang eenheid van dichtheid van telefoonverkeer 1961 [gvd] |
erlenmeyer laboratoriumkolf 1949 [ensie iv, 333] |
ernst* serieuze gestemdheid, oprechtheid 1100 [Willeram] |
eroderen afslijpen 1650 [mey] <Frans |
erogeen gevoelig voor erotische prikkels 1923 [Aanv wnt] |
erosie afslijting van land 1669 [mey] <Frans |
erotiek het geheel van gevoelens van zinnelijke liefde 1895 [Broeckaert] <Frans |
erotisch m.b.t. de zinnelijke liefde 1782 [wnt] <Duits |
erotogeen erogeen 1955-1956 [Aanv wnt] |
erratum drukfout 1676 [wnt vinden] <Latijn |
ersatz vervangingsmiddel 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
erts metaal bevattende delfstof 1556 [wnt] <Duits |
erudiet uitgebreide kennis en smaak bezittend 1824 [wei] <Frans |
eruditie geleerdheid 1824 [wei] <Frans |
eruptie uitbarsting 1650 [mey] <Frans |
ervaren ondervinden 1420 [mnw] <Duits |
erven* door erfenis verkrijgen 1263-1264 [cg i 1, 83] |
erwt* een plantenzaad, ook als voedsel 1240 [Bern.] {4.1.6} |
erwtensoep soep van groene erwten 1778 [wnt erwt] {4.1.6} |
erytrocyt rood bloedlichaampje 1923 [Aanv wnt] |
es* loofboom 860 [Künzel] {2.3} |
esbattement rederijkerstoneelstuk 1500 [Den spieghel der salicheit van Elckerlijc, a2] <Frans {4.1.15} |
escadrille groep vliegtuigen 1919 [kwt] <Frans {4.1.14} |
escalatie het van stap tot stap groeien van een conflict 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
escaleren steeds ernstiger worden 1969 [Aanv wnt] |
escapade dwaze streek 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
escapisme vluchtgedrag 1955 [Aanv wnt] <Engels |
escargot wijngaardslak 1952 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
eschatologie leer van de laatste dingen 1847 [kku] <Frans |
escort callgirl 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
escorte gewapend geleide 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
escudo munteenheid van Portugal en Kaapverdië, vroeger ook van Spanje, Mexico en diverse Zuid-Amerikaanse landen 1832 [wei] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.12} |
esculaap embleem van geneeskundigen 1615 [wnt artsenij Suppl] <Frans |
eskader vlootafdeling 1631-1634 [wnt] <Frans {4.1.14} |
eskadron afdeling ruiterij 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
esoterisch geheim 1821 [Aanv wnt] <Frans |
esp* ratelpopulier 870 [Künzel] {2.3} |
espadrille schoen met touwzool 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
espagnole Spaanse dans 1847 [kku] <Frans {4.1.15} |
esplanade wandelplein 1821 [Aanv wnt] <Frans |
espressivo met veel gevoel 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
espresso zwarte koffie 1955 [Stoop] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
esprit geest 1821 [Aanv wnt] <Frans |
essay verhandeling 1769 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
essence aromatisch aftreksel 1715 [wnt] <Frans |
essentie het wezen 1501-1550 [Mak] <Latijn |
establishment heersend bestel, heersende klasse 1969 [R75] <Engels |
estafetteloop snelheidswedstrijd tussen verschillende teams 1920 [wnt z.j.] {4.1.18} |
| |
| |
ester scheikundige verbinding 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <Duits |
estheet kunstgevoelige 1950 [gvd] <Frans |
estuarium trechtervormige riviermonding 1901 [kui] <Latijn |
etablissement onderneming, inrichting 1703 [wnt stokhouder] <Frans |
etage verdieping 1786 [wnt trap i] <Frans |
etalage uitstalkast 1824 [wei] <Frans |
etappe afstand tussen twee rustpunten 1832 [wei] <Frans |
et cetera, etc. enzovoorts 1570 [wnt achten Suppl] <Latijn |
eten* nuttigen 901-1000 [wps] |
eterniet asbestcementlei 1917 [wnt plafond] |
ethaan gasvormige koolwaterstof 1925 [Oosthoek's geïll. enc. ii] |
ether verdovende vloeistof 1778 [wnt] <Duits |
ether (boven)lucht 1778 [wnt] <Duits |
etherisch vergeestelijkt 1855 [kku] <Duits |
ethiek zedenleer 1667 [wnt volk] <Latijn |
ethologie gedragsbeschrijving 1824 [wei] <Latijn |
ethos zedelijke houding 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
ethyl koolwaterstofgroep 1863 [kku aethyl] |
etiket label 1824 [wei] <Frans |
etiquette omgangsvormen 1764 [wnt drukletter] <Frans |
etmaal* 24 uur 1289 [cg I2, 1343] {3.1/4.1.7} |
etnisch volkenkundig 1880 [Aanv wnt] <Frans |
etnografie beschrijvende volkenkunde 1824 [wei] |
ets door etsen verkregen voorstelling 1866 [wnt] |
etsen in metaal laten uitbijten 1573 [Claes] <Duits |
ettelijke onbepaald voornaamwoord 1443-1451 [mnw] <Duits {4.2} |
etter* pus 1240 [Bern.] {1.2.3} |
etter scheldwoord 1914 [gvd] <Frans {1.2.3} |
etude muzikale studie 1847 [kku] <Frans |
etui koker 1670 [wnt] <Frans |
etymologicon etymologisch woordenboek 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
etymologie woordafleidkunde 1521 [Mak] <Frans |
eucalyptus plantengeslacht 1868 [Aanv wnt] <modern Latijn |
eucharistie Heilige Sacrament 1669 [mey] <Frans |
eufemisme verhullend woord 1824 [wei] <Frans of Latijn |
euforie gevoel van welbehagen 1832 [wei] <Frans of modern Latijn |
eugenese rasverbetering 1919 [Aanv wnt] |
eunuch ontmande (als vrouwenoppasser in harem) 1615 [wnt vervatten] <Latijn |
eureka, heureka tussenwerpsel: uitroep bij ontdekking 1847 [kku] <Grieks {3.2/4.3} |
euro vanaf 1999 munteenheid van de eu, vanaf 2002 als betaalmiddel 1995 [De Coster 1999] {1.2.2/4.1.12} |
europium chemisch element 1927 [Oosthoek's geïll. enc. ii] <modern Latijn |
eustachiusbuis buis in het oor 1847 [kku] |
euthanasie het bespoedigen van de dood bij ongeneeslijk zieken 1824 [wei] <Frans |
euvel* kwaad 901-1000 [wps] |
evacuatie ontruiming 1560 [Aanv wnt] <Frans |
evacueren ontruimen 1650 [mey] <Frans |
evalueren schatten 1650 [mey] <Frans |
evangelie elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament 1240 [Bern.] <Latijn |
evangelisch volgens het evangelie 1550 [hws] <Frans |
evangeliseren het evangelie verkondigen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
evangelist schrijver van een evangelie, verkondiger van het evangelie 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8} |
evaporatie verdamping 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 39, 241] <Frans |
evaporeren uitwasemen 1514 [Aanv wnt] <Frans |
evasie ontwijking 1669 [mey] <Frans |
even* bijwoord van graad: in gelijke mate 1240 [Bern.] |
even* door twee deelbaar 1467 [mnw] |
even* bijwoord van tijd: ogenblik 1659-1673 [wnt] {4.1.7} |
evenaar equator 1585 [Claes Tw. 9] |
evenaren gelijkwaardig zijn 1710 [wnt wierook] |
evenbeeld die sprekend lijkt op een ander 1557 [wnt] <Duits |
eveneens* bijwoord van modaliteit: ook 1857 [wnt] {3.1} |
evenement gebeurtenis 1668 [Koerbagh] <Frans |
evenknie* gelijke (in stand) 1303 [mnw] |
eventing bepaalde paardenwedstrijd: military 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.18} |
eventualiteit mogelijkheid dat iets gebeurt 1847 [kku eventus] <Frans |
eventueel mogelijkerwijs 1816 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
evenwicht* toestand van rust door gelijk gewicht aan weerszijden van de balans 1642 [wnt waag i] |
ever* hoefdier 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
evergreen populair blijvend lied 1965 [R75] <Engels |
evident zonneklaar 1503 [Claes Tw. 11] <Frans |
evidentie klaarblijkelijkheid 1650 [mey] <Frans |
evocatie het voor de geest roepen 1650 [mey] <Frans |
evocatief beeldend 1939 [wnt treffen] <Latijn |
evolueren ontwikkelen 1824 [wei] <Frans |
evolutie ontwikkeling 1896 [wnt] <Frans |
evviva tussenwerpsel: leve! 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.3} |
ex voormalig echtgenoot of echtgenote 1982 [R84] <Engels {4.1.4} |
exact nauwkeurig 1652 [wnt] <Frans |
exaltatie geestvervoering 1294 [cg I3, 2074] <Frans |
examen onderzoek naar iemands kennis 1477 [hws] <Latijn |
examinandus degene die geëxamineerd moet worden 1847 [kku] <Latijn |
excellent voortreffelijk 1450 [mnw] <Frans |
excellentie titel van hoge staatsdienaar 1583 [wnt] <Latijn |
excelleren uitmunten 1650 [mey] <Frans |
excentriek buitenissig 1830 [wnt] <Frans |
exceptie uitzondering 1467-1490 [hws] <Frans |
exceptioneel uitzonderlijk 1839 [Aanv wnt] <Frans |
excerperen een uittreksel maken 1650 [mey] <Latijn |
excerpt uittreksel 1787 [wnt woord i] <Latijn |
exces buitensporigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
exclamatie uitroep 1650 [mey] <Frans |
exclusief iets anders uitsluitend 1824 [wei] <Frans |
excommunicatie kerkban 1529 [wnt verwaten i] <Frans |
excommuniceren in de kerkban doen 1540 [hws] <Latijn |
excrement ontlasting 1650 [mey] <Latijn {4.4} |
excretie lichaamsafscheiding 1668 [Koerbagh] <Frans of Latijn |
excursie uitstapje 1816 [Aanv wnt] <Frans |
excusabel te verontschuldigen 1669 [mey] <Frans |
excuseren verontschuldigen 1353 [hws] <Frans |
excuus verontschuldiging 1546 [hws] <Frans |
executeren (vonnis) voltrekken 1454 [hws] <Frans |
executeur uitvoerder 1476-1500 [hws] <Frans |
executie uitvoering 1299 [cg i Brugge] <Frans |
executie terechtstelling, uitvoering van doodvonnis 1992 [gvd] <Engels |
exegeet bijbelverklaarder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
exegese bijbelverklaring 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
exemplaar stuk 1641 [wnt] <Frans |
exemplair voorbeeldig 1692 [wnt regretteeren] <Frans |
exerceren militair oefenen 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans |
exercitie militaire oefening 1691 [wnt] <Latijn |
exhibitie tentoonstelling 1650 [mey] <Frans |
exhumatie opgraving van een lijk 1847 [kku] <Frans |
exil ballingschap 1824 [wei] <Frans |
existentie het bestaan 1650 [mey] <me Latijn |
existeren bestaan 1650 [mey] <Frans |
exit hij gaat af (van toneel) 1847 [kku] <Latijn |
exit uitgang 1950 [gvd] <Engels |
ex-libris eigendomsmerk voor boeken 1886 [kku] <Latijn |
exocet raket die met radar zijn doel zoekt 1992 [gvd] <Engels of Frans {3.2/4.1.14} |
exodus uittocht 1528 [wnt uitgang] <Latijn |
exogeen van buitenaf komend 1847 [kku] |
exoniem eigen vorm in een taal voor een buitenlandse aardrijkskundige naam 1986 [koe] |
exoot uitheemse plant of dier 1935 [Kath. Enc.] |
exorbitant buitensporig 1596 [Aanv wnt] <Frans |
exorciseren geesten uitdrijven 1569 [Aanv wnt] <Frans |
exorcist duivelbanner 1565 [Aanv wnt] <Frans |
exosfeer luchtzone boven 1000 km 1976 [wp] |
exoterisch ook voor oningewijden bestemd 1824 [wei] <Frans |
exotisch uitheems 1824 [wei] <Frans |
expanderen uitbreiden 1658 [mey] <Latijn |
expansief betrekking hebbend op expansie 1824 [wei] <Frans |
expeditie verzending van goederen 1450 [hws] <Frans |
expeditie onderzoekstocht 1607 [wnt] <Frans |
experiment proefneming 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
experimenteel proefondervindelijk 1824 [wei] <Frans |
experimenteren een proef nemen 1546 [hws] <Frans |
expert deskundige 1829 [wnt] <Frans |
expiratie afloop, beëindiging 1512 [hws] <Frans |
| |
| |
expireren eindigen, aflopen 1450 [hws] <Frans |
explicatie uitleg 1649 [Aanv wnt] <Frans |
expliceren uitleggen 1635 [Aanv wnt] <Latijn |
expliciet uitdrukkelijk 1669 [mey] <Frans of Latijn |
expliciteren met zoveel woorden zeggen 1976 [gvd] <Frans |
exploderen ontploffen 1824 [wei] <Frans |
exploiteren winstgevend maken 1886 [wnt] <Frans |
exploot betekening 1482 [hws] <Frans |
exploratie verkenning 1669 [mey] <Frans |
exploreren doorzoeken (van gebied) 1623 [Aanv wnt] <Frans |
explosie ontploffing 1793 [Aanv wnt] <Frans |
exponent getal dat aanwijst uit hoeveel gelijke factoren een product bestaat 1740 [wnt proportie] <Latijn |
exponent kenmerkend vertegenwoordiger 1950 [gvd] <Engels |
exporteren uitvoeren 1808 [wnt partij] <Frans {1.2.3/3.2} |
exporteren uitvoeren van computergegevens 1999 [R99] <Engels {1.2.3} |
exposant die tentoonstelt 1875 [Aanv wnt] <Frans |
exposé overzicht 1824 [wei] <Frans |
exposeren tentoonstellen 1824 [wei] <Frans |
expositie tentoonstelling 1824 [wei] <Frans |
exposure aandacht van de media voor een product 1989 [Peptalk] <Engels |
expres met opzet 1824 [wei] <Frans |
expressie uitdrukking 1680 [Aanv wnt] <Frans |
expressief sterk sprekend 1824 [wei] <Frans |
expressionisme kunstrichting 1912 [Aanv wnt] <Frans |
expres(trein) zeer snelle trein 1864 [wnt express] <Engels {4.1.10} |
expulsie uitdrijving 1650 [mey] <Frans |
exquis voortreffelijk 1650 [mey] <Frans |
extase geestvervoering 1782 [Wolff en Deken, Sara Burgerhart 1915, 1, 196] <Frans |
extatisch in vervoering 1847 [kku] <Frans |
extensie uitbreiding 1559 [Aanv wnt] <Frans |
exterieur uiterlijk, buitenkant 1669 [mey] <Frans |
extern uitwonend, buiten iets liggend 1669 [mey] <Frans |
exterritoriaal buiten het staatsgebied vallend 1832 [wei] |
extra boven het gewone, bijzonder 1738 [wnt] <Latijn |
extract uittreksel 1660 [wnt] <Latijn |
extract aftreksel 1778 [wnt] <Latijn |
extractie het extraheren 1568 [Kool] <Frans |
extraheren uittrekken 1477 [hws] <Latijn |
extramuraal buiten het gebouw plaatshebbend 1976 [gvd] |
extraneus examenstudent 1819 [Aanv wnt] <Latijn |
extraordinair buitengewoon 1503 [hws] <Frans |
extrapoleren uit bekende termen daarbuiten liggende termen berekenen 1925 [Aanv wnt] |
extra-uterien buitenbaarmoederlijk 1886 [kku] <Frans |
extravagant buitensporig 1650 [mey] <Frans |
extravert naar buiten gekeerd 1935 [Kath. Enc.] |
extreem uiterst 1544 [hws] <Frans |
extremiteit uiterste, uiteinde 1650 [mey] <Frans |
extrinsiek niet wezenlijk, nominaal 1910 [Aanv wnt] <Frans |
extrovert naar buiten gekeerd 1938 [Van Essen] |
exuberant overdadig 1824 [wei] <Frans |
ex-voto geloftegeschenk 1824 [wei] <Latijn |
eyeliner stift voor accentueren van oogranden 1965 [wp jaarboek 1966] <Engels |
eye-opener openbaring 1989 [Peptalk] <Engels |
ezel paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {1.1/4.1.3} |
ezel schildersezel 1654 [wnt] {1.2.3} |
ezelin wijfjesezel 1240 [Bern.] |
ezelsbruggetje hulpmiddel om iets te onthouden 1682 [wnt ezel] {1.2.5} |
ezelsoor omgevouwen hoek 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
e-zine elektronisch tijdschrift 1996 [Alg. Dagblad 3/12/96] <Engels {1.2.1} |
|
fa muzieknoot 1350 [mnw] |
faam reputatie, roem 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
fabel vertelling, verzinsel 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
fabricage het vervaardigen 1807 [In Notificatie van de Leidse politie] {3.3} |
fabricatie het vervaardigen 1705 [wnt uitroeien i] <Frans |
fabriceren vervaardigen 1593 [wnt verblijven] <Frans |
fabriek industrieel bedrijf 1764-1775 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fabrikant eigenaar van een fabriek 1782 [Picarta: titel van D. Schuurman] <Frans |
fabuleus fabelachtig 1650 [mey] <Frans |
façade voorgevel 1695 [Aanv wnt] <Frans |
facelift het optrekken van gezichtshuid 1937 [Aanv wnt] <Engels |
facet aspect, kant 1901 [wnt] <Frans |
| |
| |
faciaal m.b.t. het gelaat 1847 [kku facies] <Frans |
facie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3} |
faciliteit hulpmiddel 1881 [Aanv wnt] <Frans |
facsimile nauwkeurige nabootsing 1824 [wei] |
factie politieke groep 1596 [Linschoten 162] <Frans |
factie fictie gebaseerd op ware gebeurtenissen 1997 [De Coster 1999] <Engels |
factor in de wiskunde: vermenigvuldiger 1821 [wnt] <Latijn |
factor element 1856 [wnt] <Latijn |
factorij filiaal van handelsonderneming in buitenland 1663 [wnt] |
factoring het verzorgen van de inning door een financiële instelling 1974 [Posthumus] <Engels |
factotum manusje-van-alles 1605 [wnt schransen] <Frans |
factuur rekening voor geleverde goederen 1600 [De Jonge i, 238] <Frans |
facultatief aan eigen verkiezing overlatend 1847 [kku] <Frans |
faculteit hoofdafdeling van universiteit 1710 [wnt] <Frans |
fading sluiereffect 1929 [kwt] <Engels |
fado melancholiek Portugees lied 1933 [Aanv wnt] <Portugees {3.2} |
faëton rijtuigje 1731-1735 [wnt] <Engels {3.2/4.1.10} |
fagocyt wit bloedlichaampje, eetcel 1912 [kku] |
fagot blaasinstrument 1599 [Kil.] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
Fahrenheit bepaalde thermometerschaal 1736 [wnt thermometer] <Duits |
faience soort aardewerk 1824 [wei] <Frans |
failliet bankroet 1844 [wnt] <Frans |
faillissement het failliet gaan of zijn 1582 [wnt] {3.3} |
fair eerlijk 1887 [wnt unfair] <Engels |
fake namaak 1965 [R75] <Engels |
fakir boetende bedelmonnik 1788 [Toll.] <Arabisch of Frans {3.2} |
fakkel toorts 1240 [Bern.] <Latijn |
falafel gerecht van gefrituurde erwtjes, uien en kruiden 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
falanx slagorde 1824 [wei] <Latijn |
falderappes gespuis 1701-1725 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
falen in gebreke blijven, mislukken 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
faliekant verkeerd, mis 1727 [Tuinman] |
fall-out radioactieve neerslag 1964 [Ferrée, In en uit 59] <Engels |
fallus mannelijk lid in erectie 1832 [wei] <Latijn {3.2/4.4} |
falset stemregister 1564 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
falsificatie vervalsing 1650 [mey] <Frans |
fameus vermaard 1488 [hws] <Frans |
familiair, familiaar gemeenzaam 1560 [wnt] <Latijn |
familiariteit te grote vertrouwelijkheid 1567 [wnt] <Frans |
familie gezin, bloedverwanten 1566-1568 [wnt] <Frans {5} |
familie Doorsnee doorsneegezin 1954 [De Coster 1999] {4.4} |
fan ventilator 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
fan bewonderaar 1947 [kwt jazz-fan] <Engels |
fanatiek bezeten 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
fancy-fair liefdadigheidsbazaar 1855 [kku] <Engels |
fandango Spaanse volksdans 1806 [wnt quadrille] <Spaans {3.2/4.1.15} |
fanfare muziekstuk voor koper 1655 [wnt] <Frans |
fanmail van fans ontvangen correspondentie 1942 [kwt] <Engels |
fantasie verbeeldingskracht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fantasmagorie geestverschijning 1824 [wei] <Frans |
fantast iem. met sterke fantasie 1599 [Kil.] <Duits |
fantastisch niet werkelijk, onwerkelijk goed e.d. 1824 [wei] <Frans |
fantoom spook 1287 [cg NatBl] <Frans |
farad eenheid van elektrische capaciteit 1894 [wnt watt] |
farao naam van Egyptische koningen 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
farce dwaze grap 1617 [wnt] <Frans |
farizeeër schijnheilige 1808-1816 [wnt geldzuchtig] <Duits {4.1.8} |
farm particulier landbouwbedrijf 1847 [kku] <Engels |
farmaceut apotheker 1847 [kku] <Latijn {4.1.13} |
farmacie artsenijbereidkunde, apotheek 1689 [Picarta: titel van C. Bontekoe] <Frans |
faro Zuid-Nederlandse biersoort 1528 [wnt] {4.1.6} |
faro kaartspel 1699 [wnt] {4.1.18} |
fascineren sterk boeien 1553 [Claes Tw. 11] <Frans |
| |
| |
fascisme politiek systeem 1923 [Picarta: titel van N.J.C.M. Kappeijne van de Coppello] <Italiaans {3.2} |
fase schijngestalte van planeet, stadium 1824 [wei] <Frans |
fashion mode 1847 [kku] <Engels |
fashionable naar de mode 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels |
fastfood gemaksvoedsel 1984 [R84] <Engels {4.1.6} |
fat modegek, dandy 1698 [wnt kwibus] <Frans |
fataal noodlottig 1603 [wnt] <Frans |
fatalisme geloof in noodlot 1800 [wnt uitvloeisel] <Frans {3.2} |
fata morgana luchtspiegeling 1808 [wnt gewaand] <Italiaans {3.2} |
fatsoen welgemanierdheid 1714 [wnt] <Frans |
fatsoensrakker zedenmeester 1935 [Aanv wnt] {4.4} |
fatwa door een islamitisch rechtsgeleerde geformuleerd decreet 1989 [Vd Sijs 1996] <Arabisch {3.2} |
faun bos- en veldgod 1579 [wnt aanrecht] <Latijn |
fauna dierenwereld 1822 [Aanv wnt] |
fauteuil leunstoel 1776 [wnt vis-à-vis] <Frans {4.1.9} |
fauvisme richting in schilderkunst 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
favorabel gunstig 1370-1378 [hws] <Frans |
favoriet gunsteling 1650 [mey] <Frans |
favoriseren begunstigen 1467-1490 [hws] <Frans |
favus hoofdzeer 1901 [kui] <Latijn |
fax systeem van telecommunicatie 1982 [R84] <Engels {4.1.17} |
fazant hoendervogel 1287 [cg NatBl] <Frans {1.2.4} |
feature iets speciaals 1925 [De Telegraaf 13/12/25, 13] <Engels |
februari tweede maand 1376 [Claes] <Latijn {4.1.7} |
fecaliën uitwerpselen 1876 [wnt utiliseeren] <Latijn {4.4} |
feces uitwerpselen 1778 [wnt gist] <me Latijn {4.4} |
federatie bond 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
fee vrouwelijke sprookjesfiguur 1871 [wnt] <Frans |
feedback terugkoppeling 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
feeëriek toverachtig 1922 [Aanv wnt] <Frans |
feeks lastige vrouw 1607 [wnt] <Fries {3.2} |
feeling intuïtie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
feest viering 1265-1270 [vmnw] <Frans of Latijn |
feil fout 1573 [Claes] <Frans |
feit daad, wat werkelijk is 1294 [cg i Brugge] <Frans |
fel hevig, vurig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
felgeel knalgeel 1901 [wnt koepel] {4.1.5} |
feliciteren gelukwensen 1688-1696 [wnt] <Frans {1.2.5} |
fellatie het pijpen 1970 [gvd Suppl.] <modern Latijn |
felsen metalen platen omvouwen en vastslaan 1860 [wnt] <Duits |
femel mannelijke hennep 1401-1500 [mnw] <Frans |
femelen zoetsappig zeuren 1866 [wnt] |
femininum vrouwelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
feminisme vrouwenbeweging 1899 [dbl] <Frans |
feng shui bepalen van gunstige omstandigheden voor de vestiging van een gebouw 1975 [wp (tauïsme)] <Chinees {3.2} |
feniks mythische vogel 1301-1325 [hws] <Latijn |
fennek hondachtige 1902 [Vivat's Enc. 4:2736] <Arabisch {3.2/4.1.3} |
fenol carbolzuur, hydroxybenzeen 1881 [wnt phenol] |
fenologie leer van de invloed van het klimaat 1917 [kwt] |
fenomeen verschijnsel 1778 [wnt] <Frans |
fenotype verschijningsvorm 1926 [kwt] |
feodaal tot het leenstelsel behorend 1650 [Claes] <Frans |
ferm flink 1815 [wnt] <Frans |
fermate rustpunt 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ferment giststof 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermentatie gisting 1777 [wnt verrotting] <Frans |
fermenteren gisten 1668 [Koerbagh] <Frans |
fermium chemisch element 1961 [gvd] <modern Latijn |
ferry veerboot 1857 [wnt pol i] <Engels {4.1.11} |
fervent vurig 1832 [wei] <Frans |
festijn feest(maal) 1672 [wnt] <Frans |
festival groot (muziek)feest 1872 [gvd] <Engels |
festiviteit feestelijkheid 1764 [wnt] <Frans |
festoen guirlande 1617 [wnt af Suppl] <Frans |
feston ornament (in bouwkunde), guirlande 1549 [wnt usance] <Frans |
feta zachte witte kaas 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
fêteren vieren, onthalen 1824 [wei] <Frans |
| |
| |
fetisj vereerd voorwerp 1602 [wnt fetisch] <Frans |
feuilletee bladerdeeg 1761 [Aanv wnt] |
feuilleton vervolgverhaal 1847 [wnt] <Frans |
feut noviet 1913 [Aanv wnt] |
fez muts 1836 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
fiacre huurrijtuig 1824 [wei] <Frans {4.1.10} |
fiasco mislukking 1847 [kku] <Italiaans of Frans {3.2} |
fiat goedkeuring 1630 [wnt request] <Latijn |
fiber isolatiemateriaal uit vezels e.d. 1921 [Aanv wnt] <Frans |
fibrilleren onregelmatig samentrekken van spieren 1955 [Aanv wnt] |
fibrine bloed- of plantenvezelstof 1847 [kku] <Frans |
fiche speelmerkje, kaart uit kaartsysteem 1735 [wnt] <Frans |
fictie niet op werkelijkheid berustende voorstelling 1566-1568 [wnt] <Frans |
fictief verdicht 1822 [wnt publiek i] <Frans |
ficus plantengeslacht 1911 [wnt] <Latijn |
fideel trouwhartig 1637 [wnt] <Frans |
fideï-commis erfstelling over de hand 1624 [Aanv wnt] <Frans |
fideliteit trouw 1569 [wnt] <Frans |
fiduciair op goede trouw berustend 1898 [gvd] <Frans |
fiducie vertrouwen 1787 [wnt vigilantie] <Latijn |
fielt schurk 1550 [mnw] <Frans {1.2.4} |
fier trots 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
fierljeppen polsstokverspringen 1996 [Vd Sijs 1996] <Fries {3.2/4.1.18} |
fiets rijwiel 1886 [Sanders 1997b] <? {3.5/4.1.10} |
fiets Bargoens: vijf gulden 1910 [kwt] <? {3.5/4.1.12} |
figaro barbier, sluwe dienaar 1898 [gvd] <Frans |
figurant acteur met zwijgende rol 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
figuur gestalte, afbeelding 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijn niet grof, verfijnd, heerlijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
fijnmechanicus instrumentmaker 1961 [gvd] <Duits {3.2/4.1.13} |
fijns tussenwerpsel: fijn, vaak ironisch 1974 [Sanders 1999] {4.3} |
fijnzinnig met fijn onderscheidingsvermogen 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
fijt ontsteking aan vinger 1554 [Dod. 798] |
fikfakken beuzelen, prutsen 1636-1638 [wnt] <Duits {3.1} |
fikken* vingers 1894-1908 [wnt fik ii] |
fikken* branden 1897 [wnt fikken ii] |
fikkie hond 1916 [wnt fik i] <? {3.5} |
fiks flink, stevig 1800 [wnt] <Frans {3.2} |
fiksen in orde brengen 1954 [De Vooys] <Engels |
filantroop liefdadig persoon 1757 [wnt] <Frans |
filantropie menslievendheid 1778 [wnt] <Frans |
filatelist postzegelverzamelaar 1884 [gvd] <Frans |
file rij 1889 [wnt] <Frans |
file administratief bestand 1969 [Dijkman, Computer-abc 164] <Engels |
fileren van bot of graat ontdoen 1900 [wnt haring] |
filet bot- of graatloos stuk vlees of vis 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
filharmonisch de toonkunst beminnend 1847 [kku] <Duits of Frans {3.2} |
filiaal bijkantoor 1888 [wnt] <Frans |
filibuster obstructie door eindeloze redevoeringen 1961 [gvd] <Engels |
filigraan, filigrein zilver- of gouddraadwerk 1832 [wei] <Frans |
filigram watermerk 1847 [kku] |
filippica agressieve redevoering 1838 [wnt] <Latijn |
filippie Bargoens: tien gulden 1906 [moo] {4.1.12} |
filippine dubbele amandel 1840 [wnt] <Frans |
filister bekrompen burger 1847 [kku] <Duits |
filler Hongaarse munt, een honderdste forint 1928 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 7: 136 (Hongarije)] <Hongaars |
film strook met film- of fotobeelden 1912 [wnt] <Engels {4.1.15/4.1.17} |
filofax losbladige agenda 1987 [De Coster 1999] <Engels |
filologie taal- en letterkunde van een volk 1824 [wei] <Frans |
filosofie wijsbegeerte 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
filosofie grondgedachte, beleid 1975 [R75] <Engels |
filter zeef 1851 [wnt uittappen] <Frans |
filter mondstuk van sigaret 1976 [gvd] <Engels {4.1.6} |
filtratiekamp gevangenkamp 2000 [Sanders 2001] <Engels |
finaal uiteindelijk, tot het einde toe 1516 [wnt verstand] <Frans |
finale slotstuk van meerdelig instrumentaal muziekstuk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
finale eindstrijd in sport 1914 [gvd] <Frans |
financiën geldwezen 1459 [hws] <Frans of Latijn |
| |
| |
fineren met fineer beleggen 1879 [wnt] <Engels |
finesse kleine bijzonderheid 1805 [wnt vergauwen] <Frans {3.2} |
fingerboard klein vingerbestuurd skateboard 1999 [Sanders 2000] <Engels |
fingeren verzinnen 1351-1400 [mnw] <Latijn |
fini bijwoord van tijd: afgelopen 1847 [kku] <Frans {4.1.7} |
finish laatste deel van een wedstrijdbaan, eindstreep 1897 [koe] <Engels |
finnjol type van jol 1976 [gvd] {4.1.11} |
finoegristiek kennis van de Fins-Oegrische talen 1976 [gvd] |
fiorituren versieringen van de zang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
firma handelsnaam, handelszaak 1806 [wnt] <Italiaans {3.2} |
firmament uitspansel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
firn korrelig sneeuwijs 1734 [HubWes] <Duits {4.1.1} |
fis met een halve toon verhoogde f 1832 [wei] <Duits {3.2} |
fiscaal m.b.t. de belastingen 1767 [wnt] <Frans |
fiscus staatskas 1660 [wnt restitueeren] <Latijn |
fistel afvoerkanaal van etter 1301-1400 [mnw] <Frans |
fit gezond 1896 [kwt] <Engels |
fitness training d.m.v. lichaamsbeweging 1983 [R84] <Engels {4.1.18} |
fitnesscentrum inrichting voor het op peil houden van de lichamelijke conditie 1984 [gvd] <Engels |
fitten pasklaar maken (van buizen) 1898 [gvd] <Engels |
fitting deel van lamp dat gloeidraden met stroomdraden verbindt 1897 [Aanv wnt] <Engels |
fixatie volledige aandacht 1932 [Aanv wnt] <Engels |
fixeren vastmaken, vastleggen 1485 [hws] <Frans |
fjeld bergvlakte 1863 [kku] <Noors {3.2} |
fjord inham 1659 [Aanv wnt] <Noors {3.2} |
flacon sierlijke fles 1824 [wei] <Frans |
fladderen* vlinderen, wapperen 1755 [wnt] {3.1} |
flagellant geselbroeder 1824 [wei] <Frans {4.1.8} |
flageolet boon 1916 [wnt z.j.] <Frans {4.1.6} |
flagrant zonneklaar 1847 [kku] <Frans |
flagstone tuintegel 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 219] <Engels |
flair bijzondere handigheid 1890 [Aanv wnt] <Engels |
flakkeren* onrustig branden 1484 [mnw] {3.1} |
flambard slappe vilten hoed met brede rand 1889 [wnt] {4.1.9} |
flamberen opdienen met brandende alcohol 1957 [Aanv wnt] <Frans |
flambouw fakkel 1380-1420 [mnw] <Frans |
flamboyant stralend 1950 [Aanv wnt] <Frans |
flamelamp gloeilamp met getint glas 1984 [gvd] <Engels |
flamenco Spaanse zigeunerdans 1956 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15} |
flamingant aanhanger van de Vlaamse beweging 1881 [wnt terugtrekken] <Frans |
flamingo reigerachtige 1646 [wnt] <Portugees {3.2} |
flamoes kut 1914 [gvd] <? {3.5} |
flan eiervla 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
flanel geweven stof 1601-1700 [wnt] <Frans {4.1.9} |
flaneren rondslenteren om gezien te worden 1847 [kku] <Frans |
flank zijkant 1591 [Schulten Tw. 9] <Frans |
flankeren zich in de flank bevinden 1599 [Kil.] <Frans |
flansen* haastig in elkaar zetten 1625 [wnt] {3.1} |
flap bankbiljet 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.12} |
flapdrol* stommerd 1899 [Aanv wnt] |
flapuit* iemand met het hart op de tong 1793-1796 [wnt] |
flard* afgescheurde lap 1600 [wnt] {3.1} |
flash flits 1958 [P. Heyse, Enc. Fotografie] <Engels |
flashback vertelwijze waarin wordt teruggegrepen op het verleden 1953 [De Vooys] <Engels |
flat gebouw met woningen 1931 [kwt] <Engels |
flater* blunder 1866 [wnt] {3.1} |
flatneurose neurose ontstaan door het wonen in een flat 1965 [wp jaarboek 1966] |
flatteren te fraai voorstellen 1477 [Teuth.] <Frans |
flatteus vleiend, flatterend 1816 [Aanv wnt] <Frans |
flauw niet hartig, niet krachtig 1401-1500 [mnw] <Frans |
flauwekul kletspraat 1989 [Hofkamp&Westerman] |
flecteren verbuigen 1650 [mey] <Latijn |
flegma onverstoorbaarheid 1600 [wnt] <Latijn |
flemen* vleien 1624 [wnt] |
flens opstaande rand 1872 [gvd] <Engels |
flensje* dun pannenkoekje 1633 [wnt] {4.1.6} |
| |
| |
flenter, flinter* lap, reep 1635 [wnt] {3.1} |
fleppen* lurken 1872 [gvd] {3.1} |
fles* glazen vat met nauwe hals 1351-1400 [mnw] |
flessentrekker* zwendelaar 1894-1908 [wnt] |
flets bleek 1785 [wnt] <Frans {4.1.5} |
fleur bloeiende toestand 1521 [wnt wijd i] <Frans |
flexibel buigzaam 1669 [mey] <Frans |
flexibiliteit buigzaamheid 1824 [wei] <Frans |
flexie buiging, verbuiging 1847 [kku] <Frans |
flexwerk flexibel werk 1996 [De Coster 1999] |
flierefluiter* losbol 1861 [wnt] {3.1} |
flikflak achterwaartse rol in de gymnastiek 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.1/3.2} |
flikflooien* met baatzuchtige bedoelingen vleien 1625 [wnt] {3.1} |
flikje chocolaatje 1864 [Toll.] {4.1.6} |
flikken handig klaarspelen, leveren 1850 [wnt] <Duits |
flikker* homoseksueel 1916 [wnt flikker i] |
flikkeren* onrustig licht afgeven 1545 [tntl 90, 1974, 187] {3.1} |
flink* fors, stevig 1655 [wnt verstand] |
flip-over flap-overbord 1989 [Peptalk] <Engels |
flippen ongunstig reageren op drugs, uitgekeken zijn op 1967 [Aanv wnt] <Engels |
flipperkast speelautomaat 1973 [Aanv wnt] {4.1.18} |
flippo plastic schijfje met stripfiguurtje als speelgoed 1995 [De Coster 1999] {4.1.18} |
flirten niet serieus het hof maken 1889 [wnt lach] <Engels |
flit insecticide 1939-1940 [De Gedehpost 66] <Engels |
flits kort schijnsel 1555 [Claes Tw. 11] <Frans |
flitsen bloot over straat rennen 1976 [gvd] |
flitsstep opklapbare twee- of driewieler 2000 [nrc-h 10/8/2000] {4.1.10} |
flitstrein hogesnelheidstrein 1990 [Sanders 2001] {4.1.10} |
flobert achterlaadgeweer 1885 [wnt kamer] {4.1.14} |
flodder* oefenpatroon 1950 [gvd] |
floepen* zich schielijk uitschietend bewegen 1904 [wnt] {3.1} |
floers geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flonkeren* warm schitteren 1552 [Toll.] {3.1} |
flop mislukking 1961 [Aanv wnt] <Engels |
floppy diskette 1983 [R84] <Engels |
flora gezamenlijke planten van een streek 1760 [Meese, Flora Frisica] |
floréal bloeimaand, 8e maand, van 20 april tot 19 mei, volgens de revolutionaire kalender 1824 [wei] <Frans {3.2} |
florentium minder gebruikelijke naam voor het chemische element promethium 1976 [gvd illinium] <modern Latijn |
floreren bloeien 1451-1500 [mnw] <Latijn |
floret schermdegen 1658 [wnt] <Frans |
florijn gulden 1369 [Claes Tw. 9] <Frans {4.1.12} |
florin munteenheid van Aruba 1986 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Papiaments {3.2/4.1.12} |
florissant bloeiend 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
flossen gebit met een draadje reinigen 1984 [gvd] <Engels |
flotatie scheiding van poedervormige mengsels 1949 [Aanv wnt] <Engels |
flottielje groep lichte oorlogsvaartuigen 1804 [wnt verzameling] <Frans {3.2/4.1.11} |
flower power jongerenbeweging die liefde predikte 1970 [Recht voor raap] <Engels |
flox sierplantengeslacht 1847 [kku] |
fluctuatie het schommelen 1669 [mey] <Frans |
fluïdum uitvloeiende stof 1824 [wei] <Latijn |
fluim hoeveelheid slijm 1287 [cg NatBl] <Frans |
fluistercampagne ondergrondse mondelinge propaganda 1950 [gvd] |
fluisteren* zacht spreken 1640 [wnt] {3.1} |
fluit blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16} |
fluitglas hoog, smal wijnglas 1847 [kku] |
fluitschip vrachtschip 1642 [wnt quel] {4.1.11} |
fluks spoedig, dadelijk 1485 [mnw] <Duits |
fluor gas 1847 [kku] <Latijn |
fluoresceren licht uitstralen 1886 [kku] |
flut* prul 1961 [gvd] {3.1} |
flutter snelle zweving bij geluidsweergave 1974 [Posthumus] <Engels |
fluviatiel rivier- 1950 [gvd] <Frans |
fluviometer meter voor stroomsnelheden 1886 [kku] |
fluweel geweven stof 1336-1339 [mnw] <Frans {4.1.9} |
flux de bouche radheid van tong 1835 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, ii, 212] <Frans |
flyer kleine folder 1989 [Peptalk] <Engels |
fly-over viaduct 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
fnuiken* beknotten 1613 [wnt] |
fobie angstbeklemming 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 10] <Frans |
focus brandpunt 1778 [wnt vector] <Latijn |
focussen in het brandpunt plaatsen 1959 [Aanv wnt] <Engels |
foedraal koker 1847 [kku] <Duits |
| |
| |
foefje* truc 1789 [wnt] |
foei* tussenwerpsel: uitroep van afkeuring 1618 [wnt] {4.3} |
foelie zaadmantel van de muskaatnoot 1286 [cg I2, 1173] <Latijn {4.1.6} |
foelie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foerage veevoeder 1599 [Kil.] <Frans |
foerier bevoorradingsonderofficier 1594 [wnt] <Frans {4.1.14} |
foeteren mopperen 1848 [wnt] <Frans |
foetsie weg 1902 [Aanv wnt] <Duits |
foetus embryo 1770 [wnt vruchtbeginsel] <Latijn |
foeyonghai soort garnalenomelet 1968 [wp voor de vrouw] <Chinees {3.2/4.1.6} |
foezel slechte jenever 1716 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
föhn warme valwind 1847 [kku] <Duits {4.1.1} |
föhn elektrische haardroger 1956 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.9} |
fok* voorzeil 1438 [hws] |
fok* bril 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
fokken* aankweken, doen voorttelen 1704 [Claes] |
folder vouwblad 1920 [Aanv wnt] <Engels |
foliant boek in folioformaat 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
folie bladmetaal 1400-1434 [mnw] <Latijn |
foliëren de bladen van een boek nummeren 1684 [wnt] |
folio boekformaat 1599 [wnt alphabet] <me Latijn |
folklore volksoverleveringen 1887 [Toll.] <Engels |
follikel zakje 1847 [kku follikel] <Latijn {3.2} |
folteren martelen 1599 [Kil.] <Duits |
fondant suikergoed 1896 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fonds vastgelegd kapitaal 1651-1652 [wnt] <Frans |
fondue gesmoltenkaasgerecht 1863 [Rijnhart i, 375b] <Frans {4.1.6} |
foneem klankeenheid 1937 [Kath. Enc. 19] <Frans |
fonetiek tak van taalwetenschap betreffende spraakklanken 1847 [kku] <Duits |
foniatrie spraakverbetering 1929 [kwt] |
foniek tak van taalwetenschap 1847 [kku] |
fonkelen levendig glanzen 1812 [wnt] <Duits |
fonkelnieuw splinternieuw 1874 [wnt] <Duits {4.4} |
fonograaf voorloper van de grammofoon 1886 [kku] <Frans {4.1.17} |
fonologie tak van taalwetenschap betreffende fonemen 1855 [kku] |
font letterset 1992 [gvd] <Engels |
fontanel zacht deel van schedeldak 1824 [wei] <Frans {1.2.2} |
fontein kunstmatige springbron 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans |
fooi drinkgeld 1651 [wnt] <Frans |
foolproof beschermd tegen onoordeelkundige behandeling 1946 [De Vooys] <Engels |
foon eenheid van geluid 1939 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
foppen voor de gek houden 1639 [wnt stoppen] <Duits |
force kracht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
forceps tang 1847 [kku] <Latijn |
forceren met geweld openen 1556 [Claes] <Frans |
foreest woud 1085 [Slicher] <Latijn {2.4} |
forehand slag met handpalm richting bal (bij tennis) 1924 [Aanv wnt] <Engels |
forel beenvis 1700 [Toll.] <Duits |
forens wie woont buiten de plaats waar hij werkt 1898 [gvd] <Duits |
forensisch betrekking hebbend op het gerecht 1832 [wei] <Latijn |
forfait vast bedrag 1847 [Aanv wnt] <Frans |
forint munteenheid van Hongarije 1951 [wp, dl. 10, 524] <Hongaars {4.1.12} |
formaat grootte 1573 [Plantijn] <Frans |
formaat structuur van een computerdocument 1986 [mcc dec. 86, 8, 12, 33] <Engels |
formaldehyde een alifatisch aldehyde 1895 [Aanv wnt] |
formaline desinfectiemiddel 1895 [Aanv wnt] |
formaliseren formeel maken 1650 [mey] <Frans |
formaliteit uiterlijke vorm, plichtpleging 1663 [mey] <Frans |
formateur samensteller 1924 [gvd] <Frans |
formatie vorming 1812 [wnt azijn Suppl] <Frans {3.2} |
formatteren een informatiedrager gereed maken voor gegevensopslag 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] |
formeel naar de vorm 1614 [wnt] <Frans |
formeren vormen 1287 [cg NatBl] <Frans |
formica harde kunststof 1962 [Aanv wnt] |
formidabel geducht 1647-1648 [wnt] <Frans |
formule vast geheel van woorden 1698 [wnt bezweren] <Frans |
formulier in te vullen papier 1624 [wnt wederroeping] |
fornuis kookkachel 1270 [cg i 1, 159] <Frans {4.1.9} |
| |
| |
fors stevig 1599 [Kil.] <Frans |
forsythia sierheester 1907 [wp] <modern Latijn |
fort vestingwerk 1577 [wnt] <Frans |
forte bijwoord: sterk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
fortepiano toetsinstrument 1786 [wnt trekker] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
fortificatie versterking 1477 [hws] <Frans |
fortissimo bijwoord: zeer krachtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
forto bijwoord: sterk, luid 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
fortuin groot kapitaal 1494 [hws] <Frans |
fortuin lot, geluk 1557 [wnt] <Frans |
forum markt te Rome 1832 [wnt reus i] <Latijn |
forum groep deskundigen 1954 [R75] <Engels |
fosburyflop techniek bij het hoogspringen, met de rug over de lat 1984 [gvd] <Engels |
fosco chocoladedrank 1912 [kku] {3.3/4.1.6} |
fosfaat zout van fosforzuur 1883 [Java-Bode 1/9, 2e] <Frans |
fosfor chemisch element 1720 [wnt worm i] <Latijn |
fosforesceren licht geven na bestraling 1824 [wei] <Frans |
fossiel versteend overblijfsel 1847 [kku] <Frans |
fot eenheid van lichtsterkte 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
foto fotografische opname 1898 [wnt photo] <Engels {1.1/1.2.4/4.1.17} |
fotografie het maken van afbeeldingen door chemische inwerking van licht 1847 [kku] <Frans {4.1.17} |
fotokopie fotografisch vervaardigde kopie 1946 [Aanv wnt] <Engels |
foton lichtquant 1942 [kwt] |
fouilleren kleren doorzoeken 1898 [gvd] <Frans |
foundation damesondergoed 1958 [R75] <Engels {3.2} |
foundation onderlaag van poeder 1975 [R75] <Engels |
fourneren verschaffen 1472 [hws] <Frans |
fournituren kleine handwerkbenodigdheden 1808 [wnt viseeren] <Frans {3.2} |
fout gebrek, misslag 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
foxterriër hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3} |
foxtrot dans 1919 [kwt] <Engels {4.1.15} |
foyer koffiekamer 1832 [wei] <Frans |
fraai mooi 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
fractal bepaalde meetkundige figuur 1988 [De Coster 1999] <Engels |
fractie onderdeel 1787 [wnt land] <Frans |
fractie deel van een politieke partij 1847 [kku] <Frans |
fractioneren trapsgewijs distilleren 1895 [Aanv wnt] <Frans |
fractuur breuk 1560 [Aanv wnt] <Frans |
fragiel breekbaar 1824 [wei] <Frans |
fragment gedeelte 1787 [Picarta: Rhijnvis Feith, Fanny: een fragment] <Frans |
fragmentarisch uit brokstukken bestaand 1824 [wei] <Engels |
fraise aardbeikleurig 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.5} |
frak jas 1782 [wnt lus] <Frans |
framboesia tropische huidziekte 1919 [kwt] <modern Latijn |
framboos vrucht 1554 [wnt] <Frans {4.1.2} |
frame raamwerk 1886 [kku] <Engels |
franchise vrijstelling van invoerrechten 1886 [kku] <Frans |
franchising het huren van rechten van een ander bedrijf 1973 [R84] <Engels |
franciscaan monnik van de orde gesticht door Franciscus van Assisi 1654 [wnt voet] {4.1.8} |
francium chemisch element 1967 [wp in kleuren] <modern Latijn |
franco bijwoord: portvrij 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
francofoon Frans sprekend 1976 [gvd] |
franc-tireur vrijschutter 1886 [kku] <Frans {4.1.14} |
franje overbodige opsiering 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
frank vrij 1267 [cg i 1, 96] <Frans |
frank oude muntnaam, munteenheid van o.a. Frankrijk en België 1382 [mnw] <Frans {4.1.12} |
frankeren porto betalen 1729 [wnt] <Duits |
franskiljon Vlaming die voor overheersing van het Frans is 1838 [wnt anti i Suppl] |
fransoos Fransman (minachtend) 1240 [Bern.] <Frans |
frappant treffend 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
frapperen treffen 1781 [wnt] <Frans |
frase volzin 1784-1785 [wnt] <Frans |
fraseologie woordkeus van een schrijver 1885-1886 [wnt] <Engels |
fraseren (muzikaal) interpungeren 1912 [kku] <Duits {3.2} |
frater broeder 1544 [wnt typograaf] <Latijn {4.1.8} |
fraterniseren zich verbroederen 1824 [wei] <Frans |
frats gril 1684 [wnt] <Duits |
fraude bedrog 1294 [cg I3, 2151] <Frans |
| |
| |
frauderen bedriegen 1451 [hws] <Frans |
freak fanaat 1971 [R75] <Engels |
freatisch m.b.t. de grondwaterspiegel 1947 [Koningsberger, Leerboek der alg. plantkunde] |
freelancer losse medewerker 1950 [De Vooys] <Engels |
frees geplooide halskraag 1847 [kku] <Frans |
frees werktuig 1860 [wnt] |
freeware software die gratis wordt verspreid, maar waarop wel copyright rust 1994 [pc+ 3/11, 19, 17] <Engels |
freewheelen doorgaan zonder activering 1950 [gvd] <Engels |
fregat (oorlogs)schip 1598 [wnt wederhouden] <Frans {4.1.11} |
frêle broos 1904 [Aanv wnt] <Frans |
frenesie bezetenheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
frenetiek bezeten 1566 [wnt kleven] <Frans |
frenologie beoordeling van karakter en geestelijke vermogens naar de vorm van de schedel 1847 [kku] |
freon chloorfluorkoolstofproducten 1939 [Aanv wnt] |
frequent veelvuldig 1619 [Aanv wnt] <Frans |
fresco muurschildering 1604 [wnt versch i] <Italiaans {3.2} |
fresia knolgewas 1927 [Oosthoek's geïll. enc. 2, dl. 5] <modern Latijn |
fret marterachtige 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.3} |
fret boortje 1351-1400 [mnw] <Frans |
freudiaans iets prijsgevend uit het onderbewustzijn 1939 [wnt angst Suppl] |
freule adellijke jonkvrouw 1646 [wnt] <Duits |
frezen met de frees bewerken 1924 [gvd] <Frans |
fricandeau stuk vlees 1765 [wnt] <Frans {4.1.6} |
fricassee gerecht van gehakt vlees 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {4.1.6} |
fricatief wrijvingsmedeklinker 1912 [kku] <modern Latijn |
frictie wrijving 1847 [kku] <Frans |
friemelen* peuteren 1889 [wnt knijpen] {3.1} |
fries gebeeldhouwde strook boven aan muur of vaas 1568 [wnt] <Frans |
frigidaire koelkast 1929 [kwt] <Frans {4.1.9} |
frigide seksueel ongevoelig 1933 [Aanv wnt] <Frans |
frigiditeit seksuele ongevoeligheid van vrouwen 1847 [kku] <Frans |
frigorie koude-eenheid 1961 [gvd] |
frik* schoolmeester 1914 [gvd] {1.2.5} |
frikadel gehakt vlees 1599-1607 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
frikandel bepaald soort worst 1961 [gvd] {4.1.6} |
frimaire rijpmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
fris vers, koel 1477 [Teuth.] <Duits |
frisbee werpschijf 1971 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
frisdrank verfrissende, niet-alcoholische drank 1956 [Van Gelder 1993] {1.2.1/4.1.6/4.4} |
friseren doen krullen 1562 [Naembouck] <Frans |
frites, friet in vet gebakken reepjes aardappel 1924 [gvd] {3.3/4.1.6} |
friteuse frituurpan 1979 [Wijnands&Ost] <Frans {3.2} |
frituur in kokend vet gebakken spijs 1599 [wnt] <Frans |
frivool lichtzinnig 1500 [hws] <Frans |
fröbelen spelen, vrijblijvend bezig zijn 1898 [gvd] {3.3} |
frommelen* friemelen 1710 [wnt] {3.1} |
fronsen tot rimpels samentrekken (van voorhoofd) 1619 [wnt] <Frans |
front voorzijde 1683 [wnt] <Frans |
frontispice voorgevel 1668 [Koerbagh] <Frans |
fronton driehoekige gevelbekroning 1770 [wnt] <Frans |
frotté ruw weefsel 1917 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
frou-frou biscuitje 1929 [kwt] <Frans {3.1/4.1.6} |
fructidor naam van maand tijdens de Franse revolutie 1800 [De Rampen van De la Galetierre, 36, noot a.] <Frans {3.2} |
fructivoor vruchteneter 1984 [gvd] |
fructose vruchtensuiker 1895 [Aanv wnt] |
fruit vruchten 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.2} |
fruitautomaat gokautomaat 1984 [gvd] {4.1.18} |
fruiten bruin braden 1477 [mnw] <Frans |
frunniken* peuteren, morrelen 1920 [wnt z.j.] {3.1} |
frustreren dwarsbomen 1518 [hws] <Frans |
frutselen* knoeien 1878 [wnt tuieren ii] {3.1} |
fuchsia siergewas 1847 [kku] <modern Latijn |
fuck tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
fuckmuziek zeer slechte muziek 1992 [gvd] |
fuga meerstemmig stuk 1739 [wnt verhandelen] <Italiaans {3.2} |
fuif feest 1884 [wnt tractaat] <? {3.5} |
fuik* langwerpig vistuig 1383 [mnw] |
fulmineren heftig uitvaren 1574 [Aanv wnt] <Frans |
fumarole damp- en gasbron 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
functie ambt 1652 [wnt aanzienlijk] <Latijn |
| |
| |
functionaris die een functie vervult 1891 [wnt trouwlustig] <Frans |
fundament grondslag 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
fundamenteel tot grondslag dienend 1668 [Koerbagh] <Frans |
fundatie stichting 1370-1378 [hws] <Frans |
funderen grondvesten 1331 [Claes] <Frans |
fundgrube goudmijn, schatkamer 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
funest verderfelijk 1801 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fungeren de dienst verrichten van 1658 [mey] <Latijn |
fungibel vervangbaar 1903 [wnt verbruiken] <me Latijn |
fungicide stof die schimmels doodt 1934 [Van den Berge, Beoordeeling van de waarde van fungicide stoffen] |
fungus zwam, paddestoel 1675 [wnt verguld i] <Latijn |
funiculaire kabelbaan 1929 [kwt] <Frans |
funk soort van popmuziek 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
funshoppen recreatief winkelen 1988 [Sanders 2001] {3.3} |
furby interactief knuffeldier 1998 [Internet: homepage] <Engels {4.1.18} |
furie razernij 1538 [wnt] <Frans |
furieus razend 1531 [Aanv wnt] <Frans |
furore opgang 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
fusee scharnier van autovoorwiel 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
fuseren samensmelten 1963 [Aanv wnt] <Frans |
fusie het samengaan 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 226] <Frans |
fusilleren neerschieten (als straf) 1824 [wei] <Frans |
fust houten vat 1599 [Kil.] <Frans |
fut* energie 1813 [wnt] |
futiel nietig 1824 [wei] <Frans |
futiliteit nietigheid, kleinigheid 1824 [wei] <Frans |
futon dunne oprolbare matras 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
futselen* friemelen 1616 [wnt] {3.1} |
futurisme kunstrichting 1921 [Aanv wnt] <Frans |
futurum toekomende tijd 1633 [Ruijs] <Latijn |
fuut* duikvogel 1763 [wnt] |
fylogenese ontwikkelingsleer van lagere levensvormen 1914 [gvd] |
fysica natuurkunde 1575 [wnt] <Latijn |
fysiek van de natuur, lichamelijk 1723 [wnt opgraven] <Frans |
fysiologie verrichtingsleer 1824 [wei] <Frans |
fysiotherapeut iem. die masseert of oefeningen laat verrichten om de lichamelijke conditie te verbeteren 1956 [Aanv wnt] |
fysisch overeenkomend met de natuur 1784-1785 [wnt] <Duits |
|
gaaf* ongeschonden 1281-1282 [cg i Dordrecht] |
gaaf* geweldig 1973 [De Coster 1999] {3.1} |
gaai zangvogel 1287 [cg NatBl] <Frans |
gaaischieten met pijl en boog een vogel van een hoge paal schieten 1805 [wnt gaai] {4.1.18} |
gaan* zich voortbewegen 901-1000 [wps] {5} |
gaande* voorzetsel 1994 [Van der Horst] {4.2} |
gaanderij zuilengang 1804 [Roos, Surinaamsche Mengelpoezij 146] |
gaandeweg* bijwoord van tijd: van lieverlede 1799 [wnt] {4.1.7} |
gaandeweg* voorzetsel 1974 [Van der Horst] {4.2} |
gaar* voldoende toebereid 901-1000 [wps] |
gaard* omheinde tuin 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
gaarkeuken spijshuis 1599-1607 [Claes Tw. 11] <Duits |
gaarne* bijwoord van hoedanigheid: met genoegen 1100 [Willeram] {1.3/2.5} |
gaas luchtig weefsel 1692 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
gabardine waterdichte stof 1919 [kwt] <Engels {4.1.9} |
gabber kameraad 1769 [moo] <Jiddisch {1.2.5/3.2} |
gabber jongere die van bepaalde muziek houdt 1993 [De Coster 1999] {1.2.5} |
gabberhouse Nederlandse variant van housemuziek 1991 [De Coster 1999] {4.1.16} |
gade* echtgenoot, echtgenote 1357 [mnw] {4.1.4} |
gadeslaan* observeren 1514 [mnw] |
gadget klein, speels voorwerp 1968 [kwt] <Engels |
gading* lust 1312 [mnw] |
gado-gado Indonesisch gerecht van koude groenten met pindasaus 1968 [wp voor de vrouw] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6} |
gadolinium chemisch element 1907 [wp] <modern Latijn |
gaffel* tweetandige stok, vork 1477 [Teuth.] |
gag kwinkslag 1948 [Aanv wnt] <Engels |
gaga kinds 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 48] <Frans {3.1} |
gage loon 1530 [mnw] <Frans |
gagel* heester 1212 [Prisma NPl.] {2.3} |
gaillarde dans 1569 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
| |
| |
gajes volk (vooral pejoratief) 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
gakken* het natuurlijke geluid van ganzen maken 1961 [gvd] {3.1} |
gal* bittere vloeistof 901-1000 [wps] |
gal eenheid van versnelling 1950 [gvd] |
gala staatsiekleding 1761 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
gala hoffeest 1846 [wnt] <Frans |
galactisch m.b.t. de melkweg 1950 [gvd] <Engels |
galant hoffelijk 1574 [Toll.] <Frans |
galantine vleesgerecht 1331 [mnw] <Frans {4.1.6} |
galappel* uitwas aan eikenbomen 1704 [Claes] |
galei vaartuig, geroeid door gevangenen 1350 [mnw] <Frans {4.1.11} |
galerie verkooplokaal voor moderne kunst 1970 [Recht voor raap] <Frans {3.2} |
galerij zuilengang 1538 [Claes] <Frans |
galg* strafwerktuig voor ophanging 1240 [Bern.] |
galgenaas* schurk 1562 [Naembouck] |
galjas schip 1592 [wnt verstranden] <Frans {4.1.11} |
galjoen zeilschip 1538 [hws] <Frans {4.1.11} |
galjoot schip 1240 [Bern.] <Frans {4.1.11} |
gallicisme uit het Frans overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1806 [Aanv wnt] <Frans of Latijn {3.2} |
gallium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
gallon inhoudsmaat 1692 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
galm* zwaar geluid 1477 [Teuth.] {3.1} |
galon koordvormig weefsel op uniformen e.d. 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans |
galop snelle gang van paard 1588 [Claes] <Frans |
galvanisch m.b.t. opgewekte elektriciteit 1831 [wnt ammonia Suppl] |
gamba snaarinstrument 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
gamba soort van grote garnaal 1984 [gvd] <Portugees {3.2} |
gambiet schaakopening waarin een pion wordt geofferd 1847 [kku] <Duits |
game deel van een set in tennispartij 1903 [Prick 1903] <Engels |
gameet voortplantingscel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten iii:53] <modern Latijn |
gamel eetketel 1928 [Aanv wnt] <Frans |
gamelan stel muziekinstrumenten 1851 [Van Doren, Reis naar Nederlands Oost-Indië, 76b] <Indonesisch {3.2} |
gamma Griekse letter 1581 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
gammel* wrak, vervallen 1445 [mnw] |
gang* loop, wijze van gaan 1100 [Willeram] |
gang* doorloop, overdekte weg 1450 [mnw] |
gang bende 1931 [kwt] <Engels |
ganglion zenuwknoop, peesknoop 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
gangreen koudvuur 1595 [wnt bloemig] <Latijn |
gangstarap rapmuziek uit de Amerikaanse zwarte getto's waarvan de teksten handelen over het (gewelddadige) leven in straatbendes 1994 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
gangster bendelid 1931 [kwt] <Engels |
gannef dief 1769 [Endt] <Jiddisch {3.2} |
gans geheel 1236 [cg i 1, 24,25] <Duits |
gans* eendachtige 1240 [Bern.] {4.1.6} |
ganzenbord* bordspel 1621 [wnt] {4.1.18} |
ganzerik mannetjesgans 1543 [Heukels] <Duits |
ganzerik* roosachtig plantengeslacht, zilverschoon 1554 [wnt] |
gapen* de mond wijd openen 1240 [Bern.] |
gappen stelen 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
garage autostalling 1912 [kku] <Frans |
garanderen waarborgen 1574 [Aanv wnt] <Frans |
garantie waarborg 1700 [Aanv wnt] <Frans |
gard* strafwerktuig, roe 901-1000 [wps] |
garde keurbende 1855 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gardenia plantengeslacht 1889 [wnt frak] <Engels |
garderobe klerenbewaarplaats 1588 [Claes] <Frans |
gareel halsjuk 1294-1300 [cg I4, 2832] <Frans |
garen* draad 1278 [cg i 1, 367] |
garen* verzamelen 1514 [mnw] {1.2.5} |
garf, garve* schoof 1170 [Rey] {2.2} |
garm, germ ooi die nog niet gelammerd heeft 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.3} |
garnaal* schaaldier 1657 [wnt vijlen i] {1.2.4} |
garneren versieren 1773 [wnt voorschoot] <Frans |
garnituur garneersel 1793 [wnt] <Frans |
garnizoen legerafdeling 1695 [wnt] <Frans {4.1.14} |
gas stof in luchtvormige toestand 1648 [Toll.] {1.2.5/4.4} |
gasmotor door brandbaar gas aangedreven machine 1892 [wnt petroleum] {4.1.10} |
gast* bezoeker 1236 [cg i 1, 27] {1.2.5} |
gastarbeider buitenlandse werknemer 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
| |
| |
gastritis ontsteking van maagslijmvlies 1847 [kku] <modern Latijn |
gastronomie hogere kookkunst 1816 [Aanv wnt] <Frans |
gastvrij mild gasten onthalend 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gat* opening 1236 [cg i 1, 23] |
gat* anus, achterwerk 1481-1483 [mnw] {4.4} |
gaucho gekleurde koeherder 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
gauw* snel, spoedig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.3} |
gauwdief* geslepen dief 1351 [mnw] |
gave* iets dat gegeven wordt 1100 [Willeram] |
gaviaal krokodilachtige 1847 [kku] <Frans |
gavotte dans 1738 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gay homoseksueel 1984 [gnn] <Engels |
gazelle herkauwer 1720 [wnt vogelstruis] <Frans {4.1.3} |
gazet krant 1615 [Aanv wnt] <Frans |
gazon onderhouden grasveld 1780 [wnt trap i] <Frans |
gazpacho koude soep van tomaten, olie en knoflook 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Spaans {3.2/4.1.6} |
geaccidenteerd ongelijk (van bodem) 1875 [wnt verkeer ii] |
geaffecteerd gekunsteld 1582 [wnt affecteren] |
geallieerden bondgenoten 1600 [wnt representeeren] |
gebaar* beweging van het lichaam 1100 [Willeram] |
gebak* taart 1778 [wnt] {4.1.6} |
gebarenspel* mime 1866 [wnt] {4.1.15} |
gebbetje* grapje 1897 [Aanv wnt] |
gebed* het bidden 901-1000 [wps] |
gebeente* het beendergestel 1285 [cg Rijmb.] {1.2.5/3.1/5} |
gebergte* groep van bergen 1626 [wnt] {3.1} |
gebeten* nijdig 1550 [wnt vervleten] |
gebeuren* voorvallen 1272 [cg i 1, 244] |
gebeurtenis* voorval 1793-1796 [wnt] {3.1} |
gebied streek waarover een macht heerst 1599 [Toll.] <Duits |
gebieden* (als heerser) bevelen 901-1000 [wps] |
gebint* samenstel van balken 1252 [mnw] |
gebit* geheel van tanden en kiezen 1340 [mnw] |
gebladerte* alle boombladeren 1805 [wnt] {3.1} |
gebod* het bevolene 901-1000 [wps] |
geboefte* gespuis 1400 [mnw] {3.1} |
geboomte* groep bomen 1285 [vmnw] {3.1} |
geboorte* het ter wereld komen 1240 [Bern.] |
gebouw* bouwwerk 1599 [wnt] |
gebrek* gemis, kwaal 1265-1270 [vmnw] |
gebroeders* broers 1240 [Bern.] |
gebrouilleerd in onmin zijnde 1781 [wnt wel v] |
gebruiken* zich bedienen van 1240 [Bern.] |
gedaante* uiterlijk 1276-1300 [cg Lut.A] |
gedachte* het nadenken, idee 901-1000 [wps] |
gedeelte* deel 1237 [cg i 1, 38, 39] |
gedegen goed doordacht 1928 [wnt trouw i] <Duits {1.4} |
gedeisd kalm, koest 1955 [Aanv wnt] |
gedijen* voorspoedig groeien, welvaren 1265-1270 [cg Lut.K] |
geding* rechtszaak 1237 [cg i 1, 32] |
gedistingeerd voornaam 1770 [Aanv wnt] |
gedogen* dulden 1236 [cg i 1, 21] |
gedrag* wijze van doen 1701 [wnt schot iii] |
gedragen, zich* handelen, doen 1712 [wnt] |
gedrocht* monster 1351 [mnw] |
geducht* gevreesd 1643 [wnt uitwerken] |
geduld* lijdzaamheid, volharding 901-1000 [wps] |
gedurende* voorzetsel 1642 [wnt] {4.2} |
gedwee* onderworpen 1401-1450 [mnw] |
geëigend geschikt 1855 [wnt zusterschap] <Duits |
geel* kleurnaam 1240 [Bern.] {4.1.5} |
geelgors* zangvogel 1477 [Teuth.] |
geeltje* Bargoens: biljet van f 25,- 1906 [Köster Henke] {4.1.12} |
geelzucht* ziekte 1350 [mnw] |
geen* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
geenszins* bijwoord van modaliteit: in genen dele 1350 [mnw] {3.1} |
geep* beenvis 1567 [Claes] |
geer* spits toelopende lap kleding of grond 1135 [Künzel] {2.3} |
geest* ziel, onstoffelijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geest* grond 911-948 [Claes] {2.3} |
geestdodend* afstompend 1866 [wnt] {3.1/5} |
geestig* gevat 1831 [wnt] |
geestverwant gelijkgezinde, medestander 1864 [wnt] <Duits |
geeuwen* gapen 1240 [Bern.] |
geeuwhonger* plotselinge honger 1769 [wnt] {1.2.4} |
geëxalteerd overspannen 1887 [wnt richten] {1.2.5} |
gegadigde* belanghebbende 1672 [wnt toezegging] |
gegeven* grootheid, bekend geval 1872 [gvd] |
gegeven* voorzetsel 1884 [wnt zwaar i] {4.2} |
gegoed* welgesteld 1292-1293 [cg i] |
gehaaid* gewiekst 1912 [wnt verkommeren] |
gehalte inhoud 1729 [wnt] <Duits |
| |
| |
geheel* heel 1236 [cg i 1, 29] |
geheid* onwrikbaar 1899 [dbl] |
geheim verborgen 1588 [Claes] <Duits |
gehemelte* bovenwand van mondholte 1514 [mnw] {3.1} |
geheugen* herinnering 1648 [wnt wijds] |
gehoorzaam* gewillig 1240 [Bern.] |
gehucht* klein dorpje 1272 [cg i 1, 233] |
geigerteller meetinstrument voor radioactieve stralen 1953 [Huizinga] |
geil* wulps 1350 [mnw] |
gein lol 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geïntimeerde gedaagde in beroep 1948 [kwt] |
geiser warme springbron 1832 [wei] <IJslands {3.2} |
geiser waterverwarmingstoestel 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
geisha Japanse dienster 1912 [kku] <Japans {3.2} |
geit* herkauwer 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
gek* krankzinnig, dwaas 1401-1450 [mnw] |
gekkekoeienziekte* besmettelijke ziekte bij runderen 1990 [De Coster 1999] {3.1} |
gekko hagedis 1718 [Van Donselaar Tw. 13] |
gekscheren* spotten 1701 [wnt wierookvat] |
gekte* gekkigheid, dwaasheid 1973 [Van Gelder 1993] {3.1/4.4} |
gel geleiachtige stof 1909 [Aanv wnt] <Engels |
gelaat* aangezicht 1240 [Bern.] |
gelag* vertering 1285 [cg Rijmb.] |
gelagerd voorzien van kogellagers 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
gelasten* bevelen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
gelaten in het lot berustend 1461 [mnw] <Duits |
gelatine geleiachtig eiwitpreparaat 1599 [Kil.] <Frans {4.1.6} |
geld* betaalmiddel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
geld* onvruchtbaar (van dieren) 1135 [Künzel] {2.3} |
gelden* meetellen, van kracht zijn 1237 [cg i 1, 32] |
geleding* het verbonden-zijn van delen 1690 [wnt wade ii] |
geleed* uit geledingen bestaand 1240 [Bern.] |
geleerd* knap 1240 [Bern.] |
gelegenheid* plaats m.b.t. haar ligging 1399 [Stadb. Zwolle ii] |
gelei ingekookt sap 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6} |
geleidelijk* niet plotseling geschiedend 1793-1796 [wnt] |
geletterd gestudeerd 1410 [mnw] |
gelid* gewricht 1301-1400 [mnw] |
gelid* rij militairen van voren gezien 1639 [wnt] |
gelieven* lief zijn 901-1000 [wps] |
gelijk* overeenkomend 901-1000 [wps] |
gelijken* gelijk zijn aan 1240 [Bern.] |
gelijkenis* uiterlijke overeenkomst 901-1000 [wps] {3.1} |
gelofte* plechtige belofte 1285 [cg I2, 1055] |
geloven* vertrouwen in of op 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
gelte* jong vrouwtjesvarken, m.n. een dat onvruchtbaar gemaakt is 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
geluid* dat wat hoorbaar is 1265-1270 [vmnw] |
geluk* voorspoed 1240 [Bern.] |
gelukskind* bofkont 1871 [wnt] |
gelukzalig uiterst gelukkig 1599 [Kil.] <Duits |
gelul* kletspraat 1657 [wnt] |
gemaal echtgenoot 1580 [Claes] <Duits {4.1.4} |
gemak* kalmte 1236 [cg i 1, 25] |
gemak* wc 1637 [wnt] {4.4} |
gemakkelijk* op zijn gemak gesteld 1240 [Bern.] |
gemakkelijk* niet moeilijk 1866 [wnt] |
gemalin echtgenote 1629 [wnt prononceeren] <Duits {4.1.4} |
gematigd* niet overdreven 1401-1450 [mnw] |
gember eetbare gekonfijte wortelstok 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6} |
gemeen* gemeenschappelijk 901-1000 [wps] {1.2.3} |
gemeen* vals 1776 [wnt] {1.2.3} |
gemeengoed algemeen verspreid idee 1872 [wnt gemeen] <Duits |
gemeenplaats alledaags gezegde 1585 [wnt toevallig i] |
gemeente* zelfbestuur uitoefenend onderdeel van de staat 1798 [wnt] {1.2.2/3.1} |
gemeenzaam familiair 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
gemelijk* misnoegd 1447 [mnw] |
gemenebest* republiek 1624 [wnt eenmoedig] |
gemet* vlaktemaat 1181-1210 [Künzel] {2.3} |
geminatie verdubbeling 1669 [mey] <Frans |
gemoed* innerlijk 1285 [cg Rijmb.] |
gemoedelijk genoeglijk, gezellig 1889 [wnt z.j.] <Duits |
gems herkauwer 1515 [Murmellius, Pappa Puerorum] <Duits {4.1.3} |
gen drager van erfelijke eigenschappen 1928 [Geerts, Leerboek der plantkunde] |
genade* gratie, gunst 901-1000 [wps] |
genaken* naderen, ophanden zijn 901-1000 [wps] |
| |
| |
gênant verlegenheid wekkend 1847 [kku] <Frans |
gendarme rijkswachter in België 1847 [kku] <Frans |
gender het geheel van sociale en culturele kenmerken van een sekse 1991 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] <Engels |
genderbender iem. die bewust gedrag van de andere sekse vertoont 1992 [De Coster 1999] <Engels |
gene* aanwijzend voornaamwoord 1237 [cg i 1, 30] {4.2} |
gêne verlegenheid 1847 [kku] <Frans |
genealogie geslachtkunde 1567 [Junius 557a] <Frans |
genebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1937 [Van Bolhuis] {4.3} |
geneesheer-directeur arts die directeur van een ziekenhuis is 1885 [wnt rijk i] {3.1} |
genegen* lust tot iets hebbend 1480 [mnw] |
generaal hoogste opperofficiersrang 1567 [Junius 500a] <Frans {4.1.14} |
generaliseren veralgemenen 1803 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
generalissimus hoogste militaire commandant 1675 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.14} |
generalist niet-specialist 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
generatie geslacht 1250 [mnw ongeraectheit] <Frans |
generatief geslachtelijk, voortbrengend 1847 [kku] <Frans |
generator toestel dat gas of stroom opwekt 1843 [Aanv wnt] <Latijn |
generen hinderen, schamen 1824 [wei] <Frans |
genereren verwekken 1351-1400 [mnw] <Latijn |
genereus edelmoedig 1824 [wei] <Frans |
generlei onbepaald voornaamwoord 1400 [mnw] {4.2} |
generositeit edelmoedigheid 1824 [wei] <Frans |
genese ontstaan, wording 1824 [wei] <Frans |
genetica erfelijkheidsleer 1929 [kwt] |
genetkat civetkat 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
geneugte* genieting 1350 [mnw] |
genezen* beter (doen) worden 1200 [cg ii 1 Servas] |
geniaal buitengewoon begaafd 1841 [wnt uitvoerbaarheid] <Frans |
genie die buitengewoon begaafd is 1784 [wnt verlagen iii] <Frans |
genie wapen van de landmacht dat zorgt voor bouwwerkzaamheden 1861-1862 [wnt] <Frans {4.1.14} |
geniep* geheim 1736 [wnt] |
genieten* vreugde beleven aan, ontvangen 1265-1270 [cg Lut.K] |
genitaal m.b.t. de genitaliën 1919 [wnt auto- i] <Latijn |
genitaliën geslachtsdelen 1847 [Aanv wnt] <Latijn {3.2/4.4} |
genitief tweede naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
genius beschermgeest 1597 [wnt belachen] <Latijn |
genocide uitroeiing van een volk 1950 [gvd] <Engels |
genoeg* onbepaald telwoord: voldoende 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
genoegen* voldoening 1393-1402 [mnw] |
genoom geheel van de genen en chromosomen 1946 [Bijlmer, De evolutie van de mens, 66] |
genoot* deelgenoot, makker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
genot* vreugde 1285 [cg Rijmb.] |
genotype type zoals bepaald door erfelijke aanleg 1936 [Aanv wnt] |
genre soort 1824 [wei] <Frans |
gent* mannetjesgans 1477 [Teuth.] |
gentherapie behandeling door het inbrengen van genetisch materiaal 1985 [De Coster 1999] |
gentiaan plantengeslacht 1554 [wnt] <Latijn |
gentleman heer 1824 [wei] <Engels |
genus geslacht 1638 [Ruijs] <Latijn |
geobotanie plantengeografie in relatie tot de bodem 1948 [kwt] |
geocentrisch met de aarde als middelpunt 1763 [Aanv wnt] |
geode holte in gesteente 1970 [gvd] <Frans {1.2.6/3.2} |
geodesie theoretische landmeetkunde 1824 [wei] <Frans |
geograaf aardrijkskundige 1813 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
geografie aardrijkskunde 1592 [De Jonge i, 167-168] <Frans of Latijn |
geologie aardkunde 1813 [Picarta: Bilderdijk, Geologie of verhandeling] <Frans {3.2} |
geometrie meetkunde 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
geoniem woord dat is afgeleid van een aardrijkskundige naam 1995 [Sanders 1995] <Duits {3.2} |
geoorloofd* toegelaten 1240 [Bern.] |
geostatica leer van het evenwicht der vaste lichamen 1824 [wei] |
gepensioneerde iem. die pensioen trekt 1814 [wnt pensionneeren] {4.1.4} |
gepeupel gewone volk 1562 [wnt verschrapen ii] |
gepikeerd ontstemd 1641 [wnt pikeeren i] |
| |
| |
geporteerd op hebbend met 1762 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] |
geraamte* raamwerk 1340 [mnw] {3.1} |
geraamte* skelet 1526 [wnt verdoemenis] |
geranium plantengeslacht 1861 [wnt stokroos] <Latijn |
gerant zaakleider 1847 [kku] <Frans |
gerbera snijbloem 1923 [Aanv wnt] <modern Latijn |
gerbil knaagdier 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
gerecht* eten in één gang 1040 [Slicher] {2.4/4.1.6} |
gerecht* rechtbank 1237 [cg i 1, 32] |
gereed* bereid, klaar voor of met een handeling 1230-1231 [cg i 1, 24] |
gereedschap* werktuigen 1240 [Bern.] |
gereformeerd protestant 1578 [wnt] {4.1.8} |
gerei* benodigdheden 1240 [Bern.] |
geren* schuin lopen 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] |
gerenommeerd vermaard 1608 [Aanv wnt] |
geriatrie ouderdomszorg 1956 [Aanv wnt] |
gerief* genot 1376-1400 [mnw] |
gering klein, onbeduidend 1561-1562 [Toll.] <Duits |
germanisme uit het Duits overgenomen woord of uitdrukking, in strijd met het eigen taalgebruik 1817 [Aanv wnt] <Frans of Latijn |
germanium chemisch element 1898 [gvd] <modern Latijn |
germinal kiemmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
geronnen* gestremd 1265-1270 [cg Lut.K] |
gerontologie leer van de ouderdomsverschijnselen 1954 [Aanv wnt] |
gerst* graangewas 1240 [Bern.] {4.1.2} |
gerstekorrel* gezwelletje aan ooglid 1871 [wnt anthrax] |
gerucht* geluid 1200 [cg ii 1 Servas] |
gerucht* praatje 1390 [mnw] |
gerust* kalm 1240 [Bern.] |
geschieden* gebeuren 1236 [cg i 1, 21] {1.2.4} |
geschiedenis* het gebeurde 1401-1500 [mnw] {3.1} |
geschikt* aangenaam in omgang, passend 1460 [mnw] |
geschil* onenigheid 1200 [mnw] |
geschrift het geschrevene 1100 [Willeram] |
geschut* oorlogstuig waarmee men projectielen afvuurt 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
gesel* strafwerktuig 1240 [Bern.] |
geserreerd beknopt 1929 [kwt] |
gesjochten arm 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
geslacht* familie 1285 [cg Rijmb.] |
geslacht* sekse 1393-1402 [mnw] |
geslacht* als grammaticale term: genus 1584 [Ruijs] |
geslacht* genitaliën 1968 [Heestermans, Erotisch Wrdb.] {3.1} |
geslepen* sluw 1599 [Kil.] |
gesp* sluitmechanisme aan riemen e.d. 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] |
gesprek* mondeling onderhoud 1599-1607 [Claes Tw. 11] |
gespuis* geboefte 1573 [wnt] |
gestaag* voortdurend, bestendig 1240 [Bern.] |
gestalte gedaante 1542 [Claes Tw. 11] <Duits |
gestalttherapie therapie gericht op het herstellen van een eenheid in de beleving en waarneming 1991 [wp] <Duits {3.2} |
Gestapo Duitse geheime politie 1940-1945 [Van Lennep, Oorlogswrdb.] <Duits {3.2} |
geste gebaar 1596 [Linschoten 10] <Frans |
gesteente* stenen 1325 [mnw] {3.1} |
gesteggel* ruzie 1927 [Aanv wnt] |
gestel* samenstel 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.6} |
gestel* lichamelijke constitutie 1776 [wnt] {1.2.6} |
gesteld* gehecht 1451-1500 [mnw] |
gesternte* alle sterren 1376-1400 [mnw] {3.1} |
gesticht* inrichting voor krankzinnigen 1808 [wnt] |
gesticuleren gebaren maken 1669 [mey] <Frans |
gestoord* gek 1976 [gvd] {1.2.2/3.1} |
gestreng streng, onverbiddelijk 1620-1650 [wnt] <Duits |
getal* cijfer, aantal 1240 [Bern.] |
getal* als grammaticale term: enkel- of meervoud 1576 [Ruijs] |
geteisem uitvaagsel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
getijde, getij* eb en vloed 1236 [cg i 1, 25] |
getouw* toestel waarop men weeft 1240 [Bern.] |
getroebleerd niet goed bij het hoofd 1829 [Aanv wnt] |
getsie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
getto jodenwijk 1847 [kku] <Duits of Italiaans |
gettoblaster grote draagbare radio 1985 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
getuige* voorzetsel 1644 [wnt] {4.2} |
getuigen* als getuige verklaren 1240 [Bern.] |
getuigenis* wat men getuigt 1293 [vmnw] {3.1} |
getverderrie tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1986 [koe] {4.3} |
geul* smal water 908 [Künzel] {2.3} |
geur* wat men ruikt 1265-1270 [cg Lut.K] |
geuren* met iets pronken 1898 [gvd] |
geus lid van een bepaalde partij 1566 [wnt af] <Frans {1.2.3} |
| |
| |
geus kleine boegvlag 1685 [wnt] |
geuze biersoort 1924 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
gevaar hachelijke toestand 1574 [Toll.] <Duits |
gevaarte* kolos 1626 [wnt wonderwerk] {3.1} |
geval* voorval, omstandigheid 1240 [Bern.] |
gevangenis* bajes 1281-1282 [cg i 1, 649] {3.1} |
gevat geestig 1704 [Claes] <Duits |
gevecht* gewapend treffen 1285 [cg Rijmb.] |
gevel* voormuur van gebouw 1450 [mnw] |
geven* aanreiken, verschaffen, schenken 901-1000 [wps] |
gevest handvat van blank wapen 1588 [Claes] <Duits |
gevoeg* behoefte 1552 [Apherdianus 11v] {4.4} |
gevoeglijk* betamelijk, gepast 1240 [Bern.] |
gevoel* tastzin 1450 [mnw] |
gevogelte* alle vogels 1287 [cg NatBl] {3.1} |
gevolg* personen die iem. begeleiden 1285 [cg I2, 1049] |
gevolg* wat uit iets voortvloeit 1644 [wnt] |
gewaad* kleding 1285 [cg Rijmb.] |
gewaarworden* bespeuren 1236 [cg i 1, 28] |
gewagen* vermelden 1236 [cg i 1, 27] |
geweer* handvuurwapen 1771 [wnt] {4.1.14} |
gewei hoorns van herten e.d. 1592 [Toll.] <Duits |
geweld* uiting van macht of kracht 901-1000 [wps] |
gewelf* halfgebogen zoldering 1435-1500 [mnw] |
gewest* landstreek 1564 [wnt vinder i] |
geweten besef van goed en kwaad 1588 [Kil.] <Duits |
gewetensvraag vraag waarbij men zijn geweten raadpleegt 1886 [wnt] <Duits |
gewicht* zwaarte 1240 [Bern.] |
gewicht* zwaar voorwerp voor aandrijving van mechanismen 1694 [wnt] {4.1.10} |
gewiekst bijdehand 1898 [gvd] |
gewijsde* definitief vonnis 1295 [cg I4, 2249] |
gewis* waar 1287 [cg NatBl] |
gewoon* gewend, gebruikelijk 1236 [cg i 1, 25] |
gewricht* beweegbare beenderverbinding 1477 [Teuth.] |
gewrocht* voortbrengsel 1350 [mnw] |
gewürztraminer kruidige witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6} |
gezag* macht 1401-1500 [mnw] |
gezaghebbend* overwicht hebbend 1847 [wnt] {3.1} |
gezaghebber* regeerder 1646 [wnt] {3.1} |
gezagvoerder* iem. die het bevel heeft 1856 [wnt] {3.1} |
gezamenlijk* samen 1286-1343 [mnw] |
gezant afgevaardigde 1588 [Claes Tw. 11] <Duits |
gezapig* gemoedelijk 1873 [Aanv wnt] {1.2.2} |
gezegde* spreekwijze 1785 [wnt] |
gezeik* kletspraat 1937 [Aanv wnt] |
gezel* makker 1100 [Willeram] |
gezellig* knus 1240 [Bern.] |
gezet* corpulent 1647 [wnt] |
gezicht* het zien 1100 [Willeram] |
gezicht* gelaat 1619 [wnt] |
gezichtspunt oogpunt 1784 [wnt] |
gezien* voorzetsel 1921 [wnt zien] {4.2} |
gezin* echtpaar met hun kinderen 1586 [wnt] {5} |
gezind* genegen 1300 [mnw] |
gezindte* gemeenschap van gelovigen 1676 [wnt] |
gezond* niet ziek 901-1000 [wps] |
gezusters* zusters 1276-1300 [cg Lut.A] |
gezwind* rap 1599 [Kil.] |
ghazel Arabische dichtvorm 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
ghostwriter die voor een ander teksten schrijft 1968 [kwt] <Engels |
gibbon mensaap 1784 [wnt wouwou] <Frans {4.1.3} |
gids leidsman 1643 [Toll.] <Romani {3.2} |
giebelen* giechelen 1898 [gvd] {3.1} |
giechelen* halfgesmoord lachen 1573 [Plantijn] {3.1} |
giek onderste parallelle rondhout van een langsgetuigd schip 1671 [wnt] |
giek lange, smalle sloep 1846 [wnt] <Engels {4.1.11} |
gienje Engelse munt 1766 [Sewel/Buys] <Engels {3.2} |
gier* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
gier vloeibare mest 1343-1346 [mnw] <Fries {3.2} |
gieren* (scherp) geluid maken 1567 [Junius 376b] {3.1} |
gieren* heen en weer gaan 1627 [wnt] |
gierig* inhalig 1100 [Willeram] |
gierst graangewas 1577 [wnt] <? {1.2.4/3.5/4.1.2} |
giervalk roofvogel 1287 [cg NatBl] <Oudnoor(d)s {3.2} |
gierzwaluw* gierzwaluwachtige 1567 [Junius 64a] {1.2.6} |
gieten* schenken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
gietstaal sterk soort staal 1860 [wnt] <Duits |
gif vergif 1606 [wnt waren ii] <Duits {1.2.4} |
gift* geschenk 1240 [Bern.] |
gigantisch reusachtig 1944 [wnt ton i] |
gigategenvaller zeer grote tegenvaller 1992 [De Coster 1999] |
| |
| |
gigolo betaalde minnaar 1935 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
gigue oude, oorspronkelijk Engelse dans, de muziek daarvan 1751 [Aanv wnt] <Frans {4.1.15} |
gij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
gijpen* voor de wind overstag gaan 1618 [wnt] |
gijzelaar persoon die als onderpand dient 1401-1500 [mnw] |
gijzelen als gijzelaar gevangenzetten 1254 [mnw] <Keltisch {3.2} |
gilamonster hagedis 1976 [gvd] |
gilbert eenheid van magnetomotorische kracht 1912 [kku] |
gilde* middeleeuwse broederschap 1115 [Slicher] {2.4} |
gillen* schel schreeuwen 1588 [Claes] {3.1} |
gimmick vernuftig apparaat, laatste snufje 1962 [Aanv wnt] <Engels |
gin jenever 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginder* bijwoord van plaats: daar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
ginds* aanwijzend voornaamwoord 1250 [cg ii 1 Trist.] {4.2} |
gin fizz coctail met gin 1974 [Culinaire Enc. 115] <Engels {4.1.6} |
gingerbeer gemberbier 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
ginkgo een Japanse sierboom 1866 [Alg. Ned. Enc.] <Japans {3.2} |
ginnegappen* giechelen 1717 [wnt] {3.1} |
ginseng Chinese plant 1770 [Papillon] <Chinees {3.2} |
gips pleister 1477 [Teuth.] <Frans |
gipsy zigeuner(in) 1847 [kku] <Engels |
giraal m.b.t. de giro 1929 [kwt] <Duits |
giraffe herkauwer 1588 [Claes] <Frans {4.1.3} |
gireren overmaken (van geld) 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
giro overschrijving 1734 [Aanv wnt] <Duits of Italiaans |
gis met een halve toon verhoogde g 1832 [wei] <Duits {3.2} |
gis Bargoens: slim 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
gispen* laken 1626 [wnt] {1.2.3} |
gissen* raden 1451-1500 [mnw] |
gist* rijsmiddel 1461 [mnw] |
gisteren* bijwoord van tijd: de dag voor heden 1240 [Bern.] {4.1.7} |
git zwarte delfstof 1451-1500 [mnw] <Frans |
gitaar snaarinstrument 1683 [wnt] <Frans {4.1.16} |
glacé geglansd leer 1864 [wnt glacéhandschoen] <Frans |
glaceren met een gladde laag overdekken 1847 [kku] <Frans |
glaciaal m.b.t. de ijstijd 1882 [Aanv wnt] <Frans |
glaciologie gletsjerkunde 1961 [gvd] |
glad* egaal 1287 [cg NatBl] |
gladakker leperd 1860 [moo] <Indonesisch {3.2} |
gladiator zwaardvechter 1781 [wnt werkzaam] <Latijn |
gladiool, gladiolus knolgewassengeslacht 1779 [wnt water] <Latijn |
gladjanus gewiekste vent 1907 [Aanv wnt] |
glamour schone schijn 1947 [De Vooys] <Engels |
glans schijnsel 1477 [Teuth.] <Duits |
glans eikel 1686 [wnt eikel] <Latijn {3.2/4.4} |
glas* harde stof uit silicaten 1240 [Bern.] {1.2.3} |
glasnost openheidspolitiek 1987 [Picarta: titel van J. Blokker] <Russisch {3.2} |
glaucoom groene staar 1720 [mey] <Latijn |
glazuur glasachtige laag 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
gletsjer ijsstroom 1780 [hou iii, 1, 57] <Duits |
gleuf* spleet 1858 [wnt] |
glibberen* glijden 1632 [wnt slibber] {3.1} |
glijden* zich met weinig wrijving voortbewegen 901-1000 [wps] |
glimlach* onhoorbare lach 1765 [wnt vergoeding] |
glimmen* gloeien, blinken 1480 [mnw] |
glimmer delfstof mica 1770 [Toll.] <Duits |
glimp* flikkering 1620 [wnt] |
glinsteren* schitteren 1350 [hws] {3.1} |
glippen* uitglijden, ontglijden 1588 [Claes] |
glissando bijwoord: met een vlotte voordracht 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
glitter fonkeling 1966 [Aanv wnt] <Engels |
globaal niet nauwkeurig 1860-1865 [wnt] <Frans |
globe wereldbol 1588 [De Jonge i, 166, 178] <Frans of Latijn |
globetrotter wereldreiziger 1903 [Prick 1903] <Engels |
gloed* uitstralende hitte 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
gloednieuw* volstrekt nieuw 1836 [wnt] {4.4} |
gloeien* door verhitting stralen 1287 [cg NatBl] |
gloeiendheet* zeer heet 1896 [wnt zuur i] {4.4} |
glooien* met een flauwe helling aflopen 1640 [wnt] |
gloren* lichten 1611-1620 [wnt vermiljoen] |
glorie roem, pracht 1240 [Bern.] <Latijn |
gloriëren roemen 1534 [Vorstermanbijbel (1 Corinthen 9)] <Latijn |
glorieus roemrijk 1450-1520 [mnw] <Frans |
| |
| |
glos kanttekening 1240 [Bern.] <Latijn |
glossarium verklarende woordenlijst 1824 [wei] <Latijn |
glossolalie extatische verkondiging 1899 [dbl] <modern Latijn |
glossy periodiek op glanzend papier gedrukt 1989 [Peptalk] <Engels |
glottis stemspleet 1734 [HubWes] <modern Latijn {3.2} |
gloxinia plant 1889 [wnt violet ii] <modern Latijn |
glucose druivensuiker 1865 [Aanv wnt] |
gluipen* loeren 1573 [Plantijn] |
gluren* tersluiks kijken 1588 [Claes] |
gluten kleefstof uit graankorrels 1770 [Papillon] <Latijn |
gluton plakmiddel 1929 [kwt] |
glycerine driewaardige alcohol 1831 [Aanv wnt] <Frans |
glycogeen spiersuiker 1912 [kku] |
glycol antivries 1907 [wp] |
gniffelen* onderdrukt lachen 1860 [wnt] {3.1} |
gnoe herkauwer 1803 [wnt wildebeest] <Duits {4.1.3} |
gnoom aardgeest 1776 [Aanv wnt] <modern Latijn |
gnosis diepere kennis m.b.t. godsdienstige waarheden 1824 [wei] <modern Latijn |
gnostisch m.b.t. de gnosis 1922 [wnt vitaal] <Frans |
gnuiven* gniffelen 1920 [wnt windzak i] |
go Japans bordspel 1950 [wp, dl. 9, 608] <Japans {3.2/4.1.18} |
goal doel(punt) 1903 [Aanv wnt] <Engels |
gobang muntstuk 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2} |
gobelin wandtapijt 1857 [wnt verschieten i] <Frans |
god* bovenmenselijk wezen 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
goddank* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1350 [mnw] {4.3} |
godlof* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1635 [wnt God] {4.3} |
godsamme* tussenwerpsel: uitroep om schrik uit te drukken 1968 [Aanv wnt] {4.3} |
godsdienst* religie 1301-1400 [mnw] {3.1} |
godsvrucht devotie 1605 [wnt waar iv] <Duits |
godverdomme* tussenwerpsel: vloek 1874 [wnt God] {4.3} |
godvruchtig* godvrezend 1285 [cg Rijmb.] |
goed* niet slecht 901-1000 [wps] |
goedendag* tussenwerpsel: groet 1265-1270 [vmnw] {4.3} |
goedendag* middeleeuwse knots 1306 [Grand Robert] {3.1/4.1.14} |
goedertieren* welgezind 1276-1300 [cg ii 1 Rein. E] |
goedkoop niet duur 1390 [mnw] |
goedkoopte het goedkoop-zijn 1858 [wnt turf i] {3.1} |
goedlachs* graag lachend 1784-1785 [wnt] {3.1} |
goegemeente* gewone, niet-kritische publiek 1628 [wnt reupen i] |
goelag interneringskamp 1984 [gvd] <Russisch {3.2} |
goena-goena tovermiddelen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
goeroe leermeester 1910 [Prick 1910] <Hindi |
goesting trek 1653 [wnt] |
goh tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1966 [Aanv wnt] {4.3} |
goj niet-jood 1824 [wei] <Jiddisch {3.2} |
gokken spelen om geld 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.18} |
golem joodse sagefiguur, tot leven gebrachte kleifiguur 1886 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
golf* opgestuwd water 1475 [mnw] |
golf zeeboezem 1488 [mnw] <Frans |
golf balspel 1890 [Haagse Golfclub] <Engels {4.1.18} |
gom kleverige boomvloeistof 1287 [cg NatBl] <Frans |
gonade geslachtsklier 1950 [gvd] <Frans |
gondel Venetiaans bootje 1602 [wnt verheffen] <Italiaans {3.2/4.1.11} |
gong slaginstrument 1603 [De Jonge iii, 154] <Indonesisch {3.2/4.1.16} |
goniometrie hoekmeetkunde 1824 [wei] <Frans |
gonje jute 1886 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.9} |
gonorroe druiper 1769 [Aanv wnt] <Latijn |
gonzen* dof klinken 1588 [Claes] {3.1} |
goochelen door handigheid misleiden 1340-1350 [mnw] <? {3.5} |
goochem slim 1800 [moo] <Jiddisch {3.2} |
goodwill waarde van een zaak voor zover die berust op haar verworven positie, boven de intrinsieke waarde 1912 [kku] <Engels |
goog iemand die zich met opvoeding of vorming bezighoudt 1982 [R84] {1.2.4} |
googol telwoord: 10 tot de 100ste macht of een 1 met 100 nullen 1976 [wp] <Engels {4.2} |
gooien* werpen 1350 [mnw] {1.3} |
goor* vies 1599 [Kil.] |
goot* afvoerkanaal 1277 [cg i 1, 348] |
gordel* riem 1240 [Bern.] {3.1} |
| |
| |
gordeldier* tandarm zoogdier 1864 [wnt] {1.2.1/4.1.3} |
gordijn voorhangsel 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
gorgelen de keel spoelen 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] {3.1} |
gorgonzola kaassoort 1903 [Sanders 1995] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
gorilla mensaap 1857 [Aanv wnt] <modern Latijn {4.1.3} |
gorilla lijfwacht 1964 [Aanv wnt] <Engels |
gors* buitendijks land 1339-1345 [mnw] {1.2.4} |
gors* zangvogel 1860 [wnt] |
gort* gepelde gerst 1170 [Rey] {1.2.4/2.2/4.1.2} |
gortig* erg, grof 1784-1785 [wnt] {1.2.5} |
gospel godsdienstig negerlied 1959 [Enc. van de muziek] <Engels {4.1.16} |
gossiemijne* tussenwerpsel: bastaardvloek 1870 [wnt God] {4.3} |
gossip roddelpraat 1984 [gvd] <Engels |
gotisch naam van een stijl 1717 [wnt] <Italiaans {3.2} |
gotspe brutaliteit 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
gouache soort waterverf 1832 [wei] <Frans |
goud* chemisch element 901-1000 [wps] |
goudeerlijk* zeer eerlijk 1912 [Aanv wnt] |
goudse* kaas uit Gouda 1811 [wnt kaas] {4.1.6} |
goulash vleesgerecht 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
gourde munteenheid van Haïti 1881 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Frans {4.1.12} |
gourmand lekkerbek 1824 [wei] <Frans |
gourmet fijnproever 1865 [kvw] <Frans |
gouvernante particuliere onderwijzeres 1683 [wnt paedagoog] <Frans {5} |
gouvernement regering 1646 [wnt] <Frans |
gouverneur bestuurder 1336-1339 [mnw] <Frans |
gouw* gewest, landstreek 790-793 [Claes] {2.3} |
gouw* weg langs water, sloot 976 [Künzel] {2.3} |
gozer Bargoens: kerel 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
gprs bepaald telecommunicatiesysteem 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
graad eenheid van schaalverdeling, rang 1240 [Bern.] <Latijn |
graaf adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <me Latijn {1.2.3} |
graag* bijwoord van hoedanigheid: met plezier 1600 [wnt] {1.3} |
graaien* met de handen rondtasten 1617 [wnt] |
graal schaal waarin Christus' bloed opgevangen werd 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans |
graan zaadkorrel, koren 1240 [mnw] <Latijn {4.1.2} |
graat* been van vis 1116 [Prisma NPl.] {2.3} |
grabbelen* grijpen 1486 [mnw] {3.1} |
gracht* kanaal 1101-1200 [Claes] {2.3} |
gracieus bevallig 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
gradatie verloop 1650 [mey] <Frans |
gradiënt ruimtelijk verloop van een grootheid 1912 [kku] <Frans |
graduaat Belgische academische graad 1976 [gvd] <me Latijn |
gradueel opklimmend 1847 [kku] <Frans |
gradueren een graad verlenen 1559 [Aanv wnt] <Frans |
graecisme ontlening aan het Grieks 1552 [Aanv wnt] |
graecus beoefenaar van het Oudgrieks 1871 [wnt Piet i] <Latijn |
graf* waar lijk begraven wordt 901-1000 [wps] |
grafeem schriftteken 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
graffiti leuzen aangebracht op muren e.d. 1983 [R84] <Engels |
grafiek schrijf- en tekenkunst, prentkunst 1832 [wei] <Frans |
grafiet koolstof 1832 [wei] <Duits |
grafologie handschriftkunde 1898 [gvd] |
gram* boos 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
gram 0,001 kilogram 1808 [wnt kilogram] <Frans {1.2.2/3.2} |
grammatica spraakkunst 1500 [Aanv wnt] <Latijn |
grammofoon platenspeler 1912 [kku] <Duits {4.1.17} |
gramstorig* boos 1709 [wnt links] |
granaat ontploffend projectiel 1594 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
granaatappel vrucht van de granaatboom 1534 [Claes] {4.1.2} |
grandeur groot(s)heid 1669 [mey] <Frans |
grandioos groots 1847 [kku] <Frans |
graniet hard gesteente 1770 [Papillon] <Frans |
granman stamhoofd bij bosnegers 1769 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
grap* kwinkslag 1761 [wnt] |
grapefruit citrusvrucht 1929 [kwt] <Engels {4.1.2} |
grapjas lolbroek 1912 [wnt toren] |
grappa Italiaanse alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
gras* gewas op weiden e.d. 1125-1130 [Claes] {1.2.4/2.3} |
grasduinen zijn hart ophalen 1574 [wnt] |
gratie goedgunstigheid, genade 1240 [Bern.] <Latijn |
gratie bevalligheid 1630 [wnt] <Latijn |
gratificatie bonus 1669 [mey] <Frans |
| |
| |
gratineren met een korstje toebereiden 1912 [kku] <Frans |
gratis zonder betaling 1689 [wnt revisie] <Latijn |
gratuit onverplicht, ongegrond 1661 [wnt verstoring i] <Frans |
grauw* vaalwit 1132 [Claes] {2.3/4.1.5} |
grauw* gepeupel 1588 [Claes] |
grauwen* snauwen 1573 [Claes] |
grauwsluier grijs waas 1970 [Recht voor raap] <Duits {3.2} |
grave plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
gravel dakpannengruis als bestrating 1914 [Aanv wnt] <Engels |
graven* in de grond spitten 901-1000 [wps] |
graveren figuren inkrassen 1240 [Bern.] <Frans |
graves wijnsoort 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
graveur kunstenaar die graveert 1796 [wnt wenden] <Frans {3.2} |
gravitatie zwaartekracht 1832 [wei] <modern Latijn |
gravure gegraveerd werk 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
gray eenheid van geabsorbeerde stralingsenergie 1976 [wp techn. enc.] |
grazen* gras eten 1401-1450 [mnw] |
grazioso bevallig 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
greep* het grijpen, handvat 1477 [Teuth.] |
gregoriaans van Gregorius 1739 [wnt tusschen] |
grein korrel 1287 [cg NatBl] <Frans |
grein gewichtje 1371-1423 [mnw] <Frans |
gremium college van vertegenwoordigers 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
grenadier keursoldaat van de infanterie 1688 [wnt vooraan] <Frans {4.1.14} |
grenadine limonade 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
grendel* schuifbout voor deuren 1100 [Willeram] {3.1} |
grenen van grenenhout 1643 [wnt sas iv] <Zweeds {3.2} |
grens scheidingslijn 1573 [wnt] <Nederduits {3.2} |
grenshospitium asielzoekerscentrum 1992 [De Coster 1999] |
greppel* ondiepe sloot 1245 [Slicher] {2.4/3.1} |
gres aardewerk 1912 [kku] <Frans |
gretig* begerig 1573 [Plantijn] |
greyhound hondensoort 1900-1908 [wnt windhond] <Engels {4.1.3} |
gribus bouwvallige woning of buurt 1709 [wnt] <? {3.5} |
grief klacht 1301-1325 [cg i 1, 66 (latere vertaling)] <Frans |
griend* waard 1376-1400 [mnw] |
grienen* huilen 1170 [Rey] {2.2/3.1} |
griep influenza 1873 [wnt] <Frans |
griesmeel gebroken, niet tot meel gemalen graan 1872 [Toll.] <Duits |
griet* beenvis 1567 [Claes Tw. 11] |
griet* steltloper 1717 [wnt vogel] |
grietjebie zangvogel 1917 [Van Donselaar Tw. maart 2000] |
grieven krenken 1350 [mnw] |
griezelen* ijzen 1434-1436 [hws] {3.1} |
grif* vlug 1649 [wnt] |
griffel schrijfstift 1370 [mnw] <me Latijn |
griffie secretarie 1488 [hws] <Frans |
griffier secretaris 1481 [hws] <Frans |
griffioen mythische vogel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
grijnzen* vals lachen 1240 [Bern.] {3.1} |
grijpen* pakken 1240 [Bern.] |
grijs* lichtgrauw 1140 [Rey] {2.2/4.1.5} |
grijsaard oude man 1450 [mnw] {4.1.4} |
gril inval 1573 [wnt] <Duits |
grill vleesrooster 1954 [Aanv wnt] <Engels |
grille rooster voor radiateur van auto 1912 [kku] <Frans |
grillen roosteren 1961 [gvd] <Engels |
grilleren roosteren 1824 [wei] <Frans |
grimas vertrekking van het gezicht 1555 [Claes] <Frans |
grimeren schminken 1888 [Aanv wnt] <Frans |
grimeur die grimeert 1898 [gvd] {3.3/4.1.13} |
grimlach* bittere lach 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
grimmig* boos 1400 [mnw] |
grind* kiezels 1820-1829 [wnt] |
grind, griend walvisachtige 1864 [wnt grindewal] <Deens {3.2/4.1.3} |
grinniken* grijnzend lachen 1410 [mnw] {3.1} |
grissen* snel naar zich toe halen 1810 [wnt] |
grit* schelpengruis 1903 [Aanv wnt] |
grivnja munteenheid van Oekraïne 1918 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Oekraïens {3.2/4.1.12} |
grizzlybeer soort beer 1919 [Picarta: titel van E.S. Thompson] <Engels {4.1.3} |
groed* aangeslibd land 1133 [Künzel] {2.3} |
groef* greppel, inkerving 901-1000 [wps] |
groeien* (in grootte) toenemen 1100 [Willeram] {1.2.5} |
groen* kleurnaam 1040 [Claes] {1.2.5/2.3/3.1/4.1.5/5} |
groente* groenvoer 1721 [wnt] {3.1/4.1.6} |
groenteboer* verkoper van groenten 1858 [wnt groente] {4.1.13} |
| |
| |
groentesoep soep van groenten 1900 [wnt z.j.] {4.1.6} |
groenvoer groene planten als voedsel 1844 [wnt winterrogge] <Duits {4.1.6} |
groep verzameling 1618 [wnt] <Frans |
groeten* gedagzeggen 1200 [cg ii 1 Servas] |
groezelig* niet schoon 1796 [wnt] |
grof* groot, ruw 1240 [Bern.] |
grofstoffelijk ruw, onbehouwen 1975 [Heer Bommel en de opvoedering] {4.4} |
grog sterkedrank met heet water 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
groggy waggelend, dronken 1932 [Aanv wnt] <Engels |
grol* grap, frats 1625 [wnt] |
grom* ingewand van vis 1501-1600 [mnw] |
grommen* dof brommend geluid maken 1440 [mnw] {3.1} |
grond* bodem 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
grondel* beenvis 1440 [mnw] {3.1} |
grondslag* fundament 1599 [Kil.] |
grondsop* bezinksel van een drank 1477 [Teuth.] |
groot* niet klein 1177-1187 [Künzel] {2.3} |
groot* munt 1288 [cg I2, 1330] {4.1.12} |
groothandel koop en verkoop in het groot 1857 [wnt] <Duits |
grootmoeder* moeder van iemands vader of moeder 1482 [hws] {4.1.4} |
grootte* afmeting 1287 [cg NatBl] {3.1} |
grootvader* vader van iemands vader of moeder 1545 [mnw] {4.1.4} |
gros telwoord: twaalf dozijn 1745 [mey] <Frans {4.2} |
gros het grootste aantal, de meeste(n) 1832 [wei] <Frans |
groschen munt 1734 [HubWes] <Duits |
grosse afschrift 1668 [wnt] <Frans |
grossier groothandelaar 1485 [hws] {3.3/4.1.13/5} |
grosso modo bijwoord: ruw geschat 1805 [mey] <Latijn |
grot onderaardse ruimte 1600 [wnt] <Frans |
grotesk zonderling, buitensporig 1785 [wnt] <Frans |
grrl zelfbewuste jonge vrouw 1996 [Internet: webgrrls.nl] <Engels |
gruis* verbrokkelde stof 1330 [Jacobs 14] |
gruit* ingrediënt van bier 999 [Slicher] {2.4} |
grunge bepaald soort rockmuziek 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
grutten* graan dat op de molen verbrijzeld is 1599 [Kil.] {1.2.4} |
grutto* steltloper 1770 [Van Groen, Steltlopers 72] {3.1} |
gruwel* afschuw 1350 [mnw] |
gruwen* afschuw hebben van 1420 [mnw] |
gruyère kaassoort 1822 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
gruzelementen scherven 1873 [wnt] |
gsm mobiele telefoon 1991 [Sanders 2000] <Engels {1.3/4.1.17} |
g-string minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat 1989 [Sanders 2000] <Engels {3.2} |
guanaco hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
guano mest van zeevogels 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
guarani munteenheid van Paraguay 1943 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
guave boom en vrucht daarvan 1625 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Engels {3.2/4.1.2} |
guerrilla strijd van ongeregelde troepen 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
guillotine valbijl 1795 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
Guinees biggetje knaagdier 1761 [hou i, 2, 439] {4.1.3} |
guirlande bloemenslinger 1588 [Claes] <Frans |
guit* deugniet 1501-1550 [mnw] |
gul* royaal 1615 [wnt gul ii] |
gulden* oude munt, munteenheid van Nederland, de Nederlandse Antillen en Suriname 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] {4.1.12} |
gulp* dikke straal 1588 [Claes] |
gulp* split in broek 1829 [wnt gulp ii] |
gulzig gretig 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
gummi kleverige boomvloeistof 1542 [Claes Tw. 11] <Latijn |
gunnen* verlenen 1260-1280 [cg ii 1 Rein. G] |
gunst* welwillendheid 1240 [Bern.] {3.1} |
gup, guppy beenvis 1967 [Aanv wnt] <Engels |
gut* tussenwerpsel: uitroep van verwondering 1612 [wnt wederbrengen] {4.3} |
guts beitel met holle bek 1600 [Toll.] <Frans |
guts lef 1986 [De Coster 1999] <Engels |
gutsen* in stromen neervloeien 1659 [wnt] |
guttapercha verdroogd melksap van bomen 1859 [wnt vulcanisatie] <Indonesisch {3.2} |
gutturaal keelklank 1832 [wei] <Frans |
guur* snijdend 1599 [wnt] |
g.v.d. tussenwerpsel: vloek, verkorting van godverdomme 1875 [wnt zeeziekte] <L {3.4/4.3} |
gymnasium instelling voor middelbaar onderwijs 1876 [wnt] <Duits {1.2.2} |
| |
| |
gymnastiek lichaamsoefeningen 1840 [wnt] <Frans {4.1.18} |
gymnastiekschoenen schoenen met zachte zolen 1898 [gvd] {4.1.9} |
gynaecologie leer der vrouwenziekten 1847 [kku] |
gyros gerecht bestaande uit aan het spit geroosterd vlees of vis 1999 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
gyroscoop stabilisator 1855 [Aanv wnt] |
|
ha* tussenwerpsel: uitroep van blijdschap 1330 [mnw] {4.3} |
haag* heg 889 [Künzel] {2.3} |
haagdoorn* heestergeslacht 901-1000 [wps] {3.1} |
haai kraakbeenvis 1445-1455 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
haaibaai* kijfzieke vrouw 1642 [wnt heibei] {3.1} |
haak* gebogen voorwerp om iets vast te houden, op te hangen e.d. 1240 [Bern.] |
haam* houten halsband voor paard 1317 [mnw] |
haan* mannetje bij hoenderachtigen 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.6} |
haar* hoogte in het veld 797 [Claes] {2.3} |
haar* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
haar* buigbare vezels die op huid van zoogdieren groeien 1100 [Willeram] |
haar* bijwoord van richting: links (bij voerlieden) 1616 [wnt] |
haard* stookplaats 1350 [mnw] {4.1.9} |
haarfijn bijwoord: uiterst nauwkeurig 1806-1807 [wnt] |
haarscherp zeer scherp 1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.4} |
haarstilist haarkunstenaar 1984 [gnn] <Engels {4.1.13} |
haas* haasachtige 1240 [Bern.] {4.1.3} |
haas* spier bij slachtdieren 1562 [Claes] {4.1.6} |
haasje-over* spel waarbij men over elkaars rug springt 1717 [wnt] {4.1.18} |
haast spoed 1237 [cg i 1, 35] <Frans |
haast bijwoord van hoedanigheid: bijna, weldra 1401-1450 [mnw] <Frans |
haat* diepe afkeer 1287 [cg NatBl] |
habbekrats kleinigheid, klein bedrag 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
habijt geestelijk gewaad 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
habitat natuurlijk woongebied 1939 [wnt associatie] <Latijn |
habitué regelmatige bezoeker 1840 [wnt] <Frans |
habitus uiterlijke gedaante 1803 [wnt analyse Suppl] <Latijn |
haček typografisch teken 1999 [gvd] <Tsjechisch {3.2} |
hachee gerecht met vlees en kruiden 1778 [wnt] <Frans {4.1.6} |
hachelijk* gevaarlijk 1600 [wnt] |
hachje* leven 1670 [wnt] |
haciënda landgoed in Midden- en Zuid-Amerika 1863 [kku] <Spaans {3.2} |
hacker computerkraker 1985 [De Coster 1999] <Engels |
hadji Mekkaganger 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
haf strandmeer 1670 [wnt instorten] <Duits |
hafnium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
haft* insect 1635 [wnt haft ii] |
hagedis* hagedisachtige 1301-1400 [Claes] |
hagel* ijskorrels als neerslag 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.1} |
hagiografie levensbeschrijving van heilige 1847 [kku] |
haha* tussenwerpsel: nabootsing van lachen 1330 [mnw] {3.1} |
haiku Japanse dichtvorm 1969 [wp] <Japans {3.2} |
hak* landbouwwerktuig 1301-1350 [mnw] |
hak* hiel 1444-1450 [hws] |
haken* verlangen 1301-1350 [mnw] |
hakenkruis swastika, insigne van nazi's 1924 [gvd] <Duits {1.4/3.2} |
hakkebord* slaginstrument 1477 [Teuth.] {4.1.16} |
hakkelen* stamelen 1562 [Claes] {3.1} |
hakken* houwen 1350 [mnw] |
hakketakken* vitten 1914 [gvd] {3.1} |
hal* ruimte 1213 [Rey] {2.2} |
halal rein volgens de islamitische spijswetten (van vlees) 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
halen* (bij zich) brengen, bemachtigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
half* telwoord: de helft 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
halflandelijkheid gebied tussen land en stad 1931 [Burger en De Jong] {4.4} |
hallali tussenwerpsel: jagerskreet 1914 [gvd] <Frans {4.3} |
halleluja tussenwerpsel: lofkreet 1561 [wnt] <Hebreeuws {3.2/4.3} |
hallo tussenwerpsel: uitroep en groet 1909 [wnt smeerpoets] <? {3.5/4.3} |
| |
| |
hallucinatie zinsbegoocheling 1847 [kku] <Frans |
hallucineren begoochelen 1865 [kvw] <Frans |
halm* stengel van gewas 1268 [cg i 1, 117] {3.1} |
halma bordspel 1931 [kwt] <Engels {4.1.18} |
halo lichtende kring om zon of maan 1894 [wnt wiel i] <Frans |
halogeen chemisch element van de 7e groep 1847 [Aanv wnt] |
hals* keel 1080 [Rey] {2.2} |
halsstarrig hardnekkig 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
halster* leidsel 1450 [mnw] |
halt tussenwerpsel: stop 1673 [wnt] <Duits {4.3} |
halte stopplaats voor openbaar vervoer 1896 [wnt] <Frans |
halter staaf met kogels of schijven aan uiteinden 1872 [gvd] <Duits |
halva(product) product met minder vet 1982 [R84] |
halvarine halfvette margarine 1968 [Voorlichtingsbureau Margarine, Vetten en Oliën] {4.1.6} |
ham* aangeslibd land 694 [Claes] {2.3} |
ham* achterbout van varken 1301-1400 [mnw] {4.1.6} |
hamam oosters badhuis 1988 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
hamburger broodje met gehakt 1938 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
hamel* gecastreerde ram 1376-1400 [mnw] {3.1/4.1.3} |
hamer* werktuig 801-850 [Künzel] {2.3} |
hammondorgel elektronisch muziekinstrument 1952 [wnt vibrato] {4.1.16} |
hamster knaagdier 1515 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3} |
hamsteren voorraden inslaan voor tijden van schaarste 1917 [Slijper] <Duits {3.2} |
hamvraag* voornaamste kwestie 1953-1957 [Van Gelder 1993] {3.1} |
hand* lichaamsdeel aan uiteinde van arm 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
handboek* leidraad 1513 [Bibliotheca 1954, nr. 430] |
handel* kopen en verkopen 1573 [Plantijn] |
handelen* doen, behandelen 1236 [cg i 1, 29] |
handelen* handel drijven 1573 [wnt] |
handhaven in stand houden 1599 [Kil.] <Duits |
handicap belemmering, gebrek 1929 [kwt] <Engels |
handlanger die een ander bijstaat bij verboden handelingen 1787-1789 [wnt] <Duits |
handling handelingen m.b.t. de afwerking na de productie 1999 [gvd] <Engels |
handschoen* kledingstuk voor de hand 1286 [cg I2, 1173] {1.2.4/3.1} |
handvest* stuk met rechtsbeginselen 1528 [Hs kbh 129.E.2, Hoorn] |
hangar overdekte bergplaats 1895 [Broeckaert] <Frans |
hangbrug* vaste brug waarvan het dek aan kabels hangt 1844 [wnt ketting] |
hangen* aan bovenkant bevestigd door eigen zwaarte neerwaarts gehouden worden 1100 [Willeram] |
hangende* voorzetsel 1626 [wnt] {4.2} |
hangijzer ijzer waaraan iets hangt 1278 [cg i Gent] |
hangmat hangend net om in te liggen 1627 [Van DonselaarTw. 8] <Spaans {1.2.1/1.2.4/3.2} |
hannes sukkel 1620 [wnt] |
hannesen knoeien 1858 [wnt] |
hansom tweewielig rijtuigje 1886 [kku] <Engels {4.1.10} |
hansop wijd kledingstuk, m.n. als nachtkleding 1725 [wnt] |
hansworst potsenmaker 1732 [wnt] <Nederduits {3.2} |
hanteren omgaan met, (werktuig) gebruiken 1286 [cg I2, 1130] <Frans {1.2.5} |
Hanze koopmansgilde 1233 [Slicher] <Duits {2.4} |
haperen* blijven steken 1351-1400 [mnw] {3.1} |
haplologie weglating van een lettergreep 1950 [gvd] |
happen* bijten 1588 [Claes] {3.1} |
happening manifestatie 1965 [R75] <Engels |
happig* gretig 1625 [wnt waarnemen] |
happy gelukkig 1951 [Aanv wnt] <Engels |
hapsnap* onregelmatig 1976 [gvd] {1.2.2/3.1} |
haptonomie de wetenschap der affectiviteit 1991 [wp] |
harakiri zelfmoord 1877 [wp, dl. 9, 44] <Japans {3.2} |
hard* moeilijk samen te drukken, te verbrijzelen, te buigen; luid, meedogenloos 901-1000 [wps] |
hardboard houtvezelplaat 1954 [De Vooys] <Engels |
harddrug verslavende drug 1973 [R75] <Engels {4.1.6} |
harder* beenvis 1286 [cg I2, 1173] |
hardhandig* ruw 1841 [wnt] {3.1} |
hardnekkig* halsstarrig 1357 [mnw] |
hardrock harde rockmuziek 1984 [gvd] <Engels {4.1.16} |
| |
| |
hardvochtig* ongevoelig 1785 [wnt] {1.2.3} |
hardware computerapparaten 1969 [Dijkman, Computer-abc 24] <Engels |
harem vrouwenverblijf, vrouwen en bijzitten van een moslim 1792 [wnt vrouw] <Turks {3.2} |
haren* een zeis scherpen 1343-1346 [mnw] |
haring* beenvis 1101-1200 [Rey] {2.2} |
haringbuis schip voor haringvangst 1521 [wnt konvooieeren] {4.1.11} |
hark* tuingereedschap 1420 [Claes] |
harlekijn hansworst 1653 [wnt] <Frans |
harmattan verschroeiende West-Afrikaanse wind 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.1} |
harmonica toetsinstrument 1824 [wei] <Engels {4.1.16} |
harmonie eendracht 1330 [mnw] <Frans |
harmonisatie het harmoniseren 1931 [Aanv wnt] <Frans of Engels |
harmonium toetsinstrument 1869 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
harnas wapenrusting 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans {4.1.14} |
harp* snaarinstrument 1240 [Bern.] {4.1.16} |
harpoen geweerhaakt werptuig 1287 [cg NatBl] <Frans |
harrewarren* krakelen 1676 [wnt] {3.1} |
hars kleverige stof uit naaldbomen 1285 [cg Rijmb.] <Duits |
hart* spier die bloedsomloop regelt 901-1000 [wps] {1.2.5} |
harten* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
hartenbeest herkauwer 1652-1662 [wnt] <Afrikaans {3.2} |
hartstikke* bijwoord van hoedanigheid 1839 [wnt] |
hartstocht* passie 1599 [wnt hartstrek] |
hartsvanger jachtmes 1731 [wnt] <Duits |
hasjiesj bedwelmend genotmiddel 1838 [Heldring, De jenever erger dan de cholera] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
haspel* toestel om garen op te winden 1486 [mnw] {3.1} |
hassebassen* kibbelen 1605 [wnt] {3.1} |
hatchback vijfde deur van een auto 1978 [Picarta: titel van P.H. Olving] <Engels |
haten* sterke afkeer voelen 901-1000 [wps] |
hatsiekidee* tussenwerpsel: reactie op iets onverwachts 1984 [gvd] {4.3} |
hatsjie* tussenwerpsel: geluid van het niezen 1950 [gvd] {3.1} |
hattrick het maken van drie doelpunten achter elkaar 1940 [De Telegraaf 3/6, 6b] <Engels |
hausmacher soort van leverworst 1986 [koe] {4.1.6} |
hausse het rijzen van prijzen, opleving 1847 [kku] <Frans {1.3} |
hautain hooghartig 1540 [Aanv wnt] <Frans |
hauw* type vrucht 1287 [cg NatBl] |
havanna sigaar 1839 [wnt somber] <Frans {4.1.6} |
have* bezit 1237 [cg i 1, 32] |
haveloos* armoedig 1677 [wnt] {1.1/1.2.3} |
haven* ligplaats voor schepen 1240 [Bern.] |
havenen* beschadigen 1676 [wnt] |
haver* korensoort 1280 [cg i 1, 509] {4.1.2} |
havik* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
hazard kans, geluk 1484 [mnw] <Frans |
hazelaar struik 1546 [Naembouck] |
hazelworm* hagedis 1862 [wnt] |
hazenpeper gerecht van hazenvlees 1778 [wnt] {4.1.6} |
hazewind* hondensoort 1376-1400 [mnw] {4.1.3} |
H-bom waterstofbom 1955 [Stoop] <Engels {4.1.14} |
hè, hé* tussenwerpsel: uitroep om aandacht of bevestiging te krijgen 1612 [wnt] {4.3} |
headbangen heftig het hoofd heen en weer bewegen op harde rockmuziek 1985 [De Coster 1999] <Engels |
headhunter iem. die kaderpersoneel selecteert 1987 [De Coster 1999] <Engels |
hearing hoorzitting 1946 [De Vooys] <Engels |
heat manche 1968 [kwt] <Engels |
heavy zwaarwichtig 1984 [De Coster 1999] <Engels |
heavy metal vorm van hardrock 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
hebben* bezitten, hulpwerkwoord 901-1000 [wps] |
hebbes* tussenwerpsel: daar heb ik 't 1937 [Aanv wnt] {4.3} |
hebraïcus kenner van het Hebreeuws 1847 [kku] <Latijn |
hecatombe offer, slachting 1605 [Aanv wnt] <Latijn |
hecht* stevig 1750 [wnt hecht vi] |
hechten* bevestigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
hechtenis* gevangenschap 1471 [hws] {3.1} |
hectare vlaktemaat 1814 [wnt voerling] <Frans {3.2} |
hectisch gejaagd 1962 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
hectogram 100 gram 1802 [wnt hectometer] <Frans {3.2} |
hectoliter 100 liter 1802 [wnt liter] <Frans {3.2} |
hectometer 100 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
| |
| |
heden* bijwoord van tijd: vandaag 901-1000 [wps] {1.3/4.1.7} |
heden* tussenwerpsel: uitroep van verwondering of schrik 1662 [wnt] {4.3} |
hedonisme leer dat genot het hoogste goed is 1847 [kku] <Duits |
hedsjra de migratie van Mohammed uit Mekka naar Medina 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
heel* ongeschonden, volledig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
heel* bijwoord van hoedanigheid: zeer 1617 [wnt] |
heemkunde streekgeschiedenis 1945 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
heemraad* college van raadslieden 1155 [Slicher 119] {2.4/3.1} |
heen* bijwoord van plaats: weg 1287 [cg NatBl] |
heengaan* weggaan 1599 [wnt kil] {1.2.1} |
heengaan* sterven 1635 [wnt] {4.4} |
heer* leger 850 [Künzel] {2.3/4.1.14} |
heer* naam en titel van mannelijk persoon 901-1000 [wps] {1.2.3} |
heer* naam van een speelkaart 1717 [wnt] {4.1.18} |
heerlijk* prachtig, aangenaam 1200 [cg ii 1 Servas] |
heeroom* gemoedelijke benaming voor een pastoor 1528 [wnt] {3.1} |
heersen regeren 1348 [mnw] <Duits |
hees* schor 901-1000 [wps] |
heester* struik 1210 [Rey] {2.2} |
heet* zeer warm 901-1000 [wps] |
heffen* omhoog brengen 1200 [cg ii 1 Servas] {1.3} |
hefnerkaars eenheid van lichtsterkte 1907 [wnt watt] |
heft* handvat 1480 [mnw] |
heftig onstuimig 1542 [Dasypodius] <Duits |
heg* haag 1100 [Willeram] |
hegemonie overwicht van een staat 1847 [kku] <Frans |
heibel drukte, ruzie 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
heide* plant, grond met heideplant begroeid 1240 [Bern.] |
heiden* ongelovige 1200 [cg ii 1 Servas] {4.1.8} |
heien* in de grond stampen 1350 [mnw] |
heiig* wazig (van de lucht) 1840 [wnt] |
heikel netelig 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
heil* welzijn, redding 901-1000 [wps] |
Heiland Zaligmaker 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Duits |
heilbot* beenvis 1476-1500 [hws] |
heilgymnastiek fysische therapie 1912 [kku] <Duits |
heilig* verheven 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
heiligbeen* een bekkenbeen 1718 [wnt] |
heim, heem* woonplaats 709 [Claes] {2.3/3.1} |
heimelijk* geheim, verborgen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
heimwee verlangen naar geboortegrond 1689 [Vd Sijs 1998, 124] <Duits |
heinde* bijwoord van plaats: dichtbij 1440 [mnw] |
heining* schutting 1401-1500 [mnw] |
heisa* drukte 1912 [wnt z.j.] |
heitje Bargoens: kwartje 1860 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
hek* rastering 1227 [Tavernier] {2.4} |
hekel* vlaskam 1485 [mnw] {3.1} |
hekel* afkeer 1785 [wnt] |
hekelen* over de hekel halen 1485 [mnw] |
heks tovenares 1562 [Claes] <Duits |
hel* onderwereld 901-1000 [wps] |
hel* schel, fel 1477 [Teuth.] {4.1.5} |
hela* tussenwerpsel: uitroep om aandacht te trekken 1800 [wnt voorman ii] {4.3} |
helaas tussenwerpsel: uitroep van smart 1548 [wnt] <Frans {4.3} |
held* dapper iemand 1250 [cg ii 1 Trist.] |
helder* klaar, duidelijk 1573 [wnt] {4.1.5} |
heleboel* onbepaald telwoord 1785 [wnt] {4.2} |
helegaar* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1785 [wnt heelemaal] {1.2.4} |
helemaal* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1784 [wnt witten] {1.2.4} |
helen* genezen 1100 [Willeram] |
helen* verbergen (ook van gestolen goed) 1562 [Dict. Tetraglotton 104B] |
helft* elk der beide gelijke delen waarin iets verdeeld is 1236 [cg i 1, 23] {4.2} |
helikopter hefschroefvliegtuig 1900 [Aanv wnt] <Frans {4.1.10} |
heliocentrisch met de zon als middelpunt 1763 [Aanv wnt] |
heliotroop plantengeslacht 1854 [wnt] <Frans |
helium chemisch element 1882 [Aanv wnt] <modern Latijn |
hellebaard* blank wapen 1429 [mnw] {4.1.14} |
hellen* schuin aflopen 1265-1270 [cg Lut.K] |
hellenisme de Griekse beschaving na het instorten van Alexanders rijk 1847 [kku] <Duits |
heller munt 1400 [mnw] <Duits |
helleveeg* feeks 1567 [Claes] |
helm* hoofddeksel 1080 [Rey] {2.2/3.1/4.1.14/5} |
helm* duinplant 1500 [mnw] |
| |
| |
helmstok* stok die het roer beweegt 1465 [mnw] |
heloot Spartaanse horige 1824 [wei] <Latijn |
helpdesk bureau vanwaaruit ondersteuning aan cliënten wordt geboden 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels |
helpen* bijstaan 901-1000 [wps] |
hem* buitendijks land 1182-1206 [Slicher] {2.4} |
hem* persoonlijk voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
hemd* onderkledingstuk 1240 [Bern.] |
hemel* firmament 901-1000 [wps] |
hemelsbreed* zeer breed, zeer veel 1677 [wnt] {4.4} |
hemisfeer halve bol 1650 [mey] <Frans |
hemofilie bloederziekte 1924 [gvd] <modern Latijn |
hemorroïden aambeien 1847 [kku] <Frans |
hemostase bloedstolling 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
hen* hoendervogel 1240 [Bern.] {4.1.6} |
hen* persoonlijk voornaamwoord 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
hendel hefboom 1852 [wnt] <Engels |
hendiadys stijlfiguur 1832 [wei] <me Latijn |
hengel* vistuig 1440 [mnw] {3.1} |
hengsel* beugel, scharnier 1285 [cg i Dordrecht] |
hengst* mannelijk paard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
henna oranjerood kleurmiddel 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
hennep plant 1343-1346 [mnw] <Scythisch of Thracisch {3.2} |
henry eenheid van zelfinductie 1950 [gvd] |
hepatitis geelzucht 1734 [HubWes] <modern Latijn |
her* bijwoord van plaats: hierheen 1180 [Rey] {2.2} |
heraldiek wapenkunde 1824 [wei] <Frans |
heraut aanroeper 1340-1350 [mnw] <Frans |
herbarium verzameling gedroogde planten 1770 [Aanv wnt] <Latijn |
herberg* logement 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
herbergier waard 1451-1500 [mnw] {4.1.13} |
herbicide onkruidverdelger 1961 [gvd] |
herbivoor planteneter 1872 [Aanv wnt] |
herder* hoeder van een kudde 1240 [Bern.] {4.1.13} |
herdershond* hondensoort 1811 [wnt] {4.1.3} |
herderstasje* plantje 1668 [wnt] |
hereditair erfelijk 1572 [Aanv wnt] <Frans |
heremiet kluizenaar 1240 [Bern.] <Latijn |
heremijntijd* tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1855 [wnt] {4.3} |
herenboer* heer die uit liefhebberij het boerenbedrijf uitoefent 1877 [wnt] {3.1/4.1.13/5} |
herfst* najaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7} |
herfstmaand* september 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
herfsttij* laatste (levens)fase 1919 [Huizinga, Hersttij der me] {4.4} |
herinneren doen terugdenken aan 1599 [Kil.] <Duits |
hermafrodiet tweeslachtig wezen 1596 [Linschoten 61] <Frans |
hermandad politie 1824 [wei] <Spaans {3.2} |
hermelijn marterachtige 1287 [cg NatBl] <me Latijn {4.1.3} |
hermeneutiek theorie van de exegese 1734 [HubWes] <Latijn |
hermetisch volkomen dicht 1778 [wnt] <Frans |
hernhutter lid van een christelijke sekte 1781 [wnt] <Duits {4.1.8} |
hernia uitstulping van tussenwervelschijf, ingewandsbreuk 1552 [Toll.] <Latijn |
heroïek heldhaftig 1599 [Van Meteren, Historien 268] <Frans |
heroïne bedwelmende stof 1928 [Oosthoek's geïll. enc.] <Duits {4.1.6} |
heroïsch heldhaftig 1847 [kku] <Latijn |
herpes huidziekte 1825 [wnt hoofdzeer] <Latijn |
herrie lawaai 1806 [wnt] <Engels |
herrijzenis* wederopstanding 1852 [wnt] {3.1} |
hersenen* deel van centrale zenuwstelsel 1240 [Bern.] |
hersengymnastiek oefening in logisch denken 1912 [wnt z.j.] |
hert* herkauwer 901-1000 [wps] {4.1.3} |
hertog* adellijke titel 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {1.2.3} |
hertz eenheid van trillingen 1948 [Aanv wnt] |
hervormd protestant 1773 [wnt gereformeerd] {4.1.8} |
hes kiel 1851 [wnt] |
hesp* (hieltje van een) ham 1252 [mnw] {4.1.6} |
het* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
het* lidwoord 1370 [Vd Toorn, Gesch. Ned. Taal 219] {4.2} |
heten* de naam dragen 1200 [cg ii 1 Servas] |
heterofiel seksueel op het andere geslacht gericht 1970 [Recht voor raap] |
heterogeen ongelijksoortig 1788 [wnt uitvullen] <Frans |
| |
| |
hetman aanvoerder van de kozakken 1833 [wnt] <Pools {3.2} |
hetze lastercampagne 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
hetzij* nevenschikkend voegwoord 1407 [mnw] {4.2} |
heugen* herinnerd worden 1330 [mnw] |
heulen* samenspannen 1590 [wnt] |
heup* gewricht tussen bovenbeen en romp 1240 [Bern.] |
heuristiek leer van het vinden 1847 [kku] |
heus* hoffelijk 1406 [mnw] |
heus* werkelijk 1866 [wnt] |
heuvel* verheffing van aardbodem 901-1000 [wps] {3.1} |
hevel* gebogen buis om vloeistoffen over te tappen 1736 [wnt] {3.1} |
hevig* sterk, erg 1100 [Willeram] |
hexaëder zesvlak 1669 [mey] <modern Latijn |
hexameter versmaat 1655 [wnt maat ii] <Latijn of Grieks |
hezbollah (lid van) een radicale islamitische groepering 1989 [Philippa, Koffie, kaffer, katoen] <Arabisch {3.2} |
hiaat leemte 1860 [wnt] <Latijn |
hibiscus plantengeslacht 1911 [wnt uur i] <Latijn |
hidrotica zweetmiddelen 1734 [HubWes] <modern Latijn |
hiel* achterste deel van voet 1285 [cg Rijmb.] |
hiep, hiep, hoera tussenwerpsel: uitroep bij verjaardag 1845 [wnt] <Duits {4.3} |
hier* bijwoord van plaats 1236 [cg i 1, 21] |
hiërarchie rangorde 1350 [mnw] <me Latijn |
hiëroglief teken van beeldschrift 1804-1808 [wnt sleutel] <Frans {3.2} |
highbrow intellectueel 1947 [De Vooys] <Engels |
hij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
hijgen* kort ademhalen 1351 [mnw] {3.1} |
hijsen* naar boven trekken 1645 [wnt] {3.1} |
hikikomori het zichzelf opsluiten van jongeren 2000 [Internet: tkmst.nl] <Japans {3.2} |
hikken* de hik hebben 1573 [wnt] {3.1} |
hil* hoogte 1188 [Claes] {2.3} |
hilariteit vrolijkheid 1650 [mey] <Frans |
hillebil* draaigat (meisje) 1654 [wnt] {3.1} |
hinde* wijfje van hert 822-825 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
hinder* overlast 1297 [cg I4, 2412] |
hindernis* belemmering 1256-1370 [mnw] {3.1} |
hindoe aanhanger van het hindoeïsme 1822 [Van Wijk, Alg. Aardrijkskundig Wrdb. dl. 2, 569] <Perzisch |
hinkelen* op één been voortspringen 1599 [wnt] {1.2.6/4.1.18} |
hinken* mank gaan 1301-1400 [mnw] |
hinniken* het natuurlijke geluid van paarden maken 1630 [wnt] {3.1} |
hint wenk 1903 [Prick 1903] <Engels |
hip vlot 1966 [Aanv wnt] <Engels |
hiphop stroming in de popmuziek 1984 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
hippen* springen 1724 [wnt] |
hippie jong, non-conformistisch persoon 1968 [R75] <Engels {4.1.4} |
hippisch m.b.t. paarden 1897 [koe] |
hippopotamus hoefdier 1773 [wnt waterzwijn] <Latijn {4.1.3} |
hiragana Japans cursief lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9, 52] <Japans {3.2} |
histamine bloedvaten verwijdende stof 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 364] |
historicus geschiedkundige 1770 [wnt trouwheid] <Latijn |
historie verhaal, geschiedverhaal 1240 [Bern.] <Latijn |
historiografie geschiedschrijving 1845 [Aanv wnt] |
historisch geschiedkundig 1607 [wnt applicatie Suppl] |
hit paardje 1778 [wnt] {4.1.3} |
hit succesnummer 1924 [Aanv wnt] <Engels |
hitparade overzicht van de best verkochte muzieknummers 1956 [Enc. van de muziek] <Engels |
hitsig vurig 1442 [hws] <Duits |
hitte* sterke warmte 1240 [Bern.] |
hittepetit* bedrijvig persoontje 1855 [De Navorscher] {3.1} |
hiv virus dat aids veroorzaakt 1989 [De Coster 1999] <Engels |
hm, hum* tussenwerpsel: uitroep van twijfel of om aandacht te trekken 1561 [wnt] {4.3} |
ho* tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1540 [mnw] {4.3} |
hobbel* oneffenheid 1546 [Naembouck] |
hobbelen* schommelend bewegen 1477 [Teuth.] {3.1} |
hobbelpaard* houten paard als speelgoed 1784-1785 [wnt] {4.1.18} |
hobbezak lomp persoon 1735 [wnt] |
hobby liefhebberij 1896 [kwt] <Engels |
hobo blaasinstrument 1714 [wnt] <Frans {4.1.16} |
hobo zwerver 1984 [gvd] <Engels |
| |
| |
hockey veldsport 1892 [Amsterdamsche Hockey- en Bandyclub] <Engels {4.1.18} |
hocus-pocus toverformule: tussenwerpsel 1644 [wnt] {3.1/4.3} |
hoe* bijwoord van hoedanigheid: op welke wijze 901-1000 [wps] |
hoed* hoofddeksel 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {4.1.9} |
hoedanig* vragend en betrekkelijk voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
hoede* bewaking, waakzaamheid 1253 [cg ii 1 Gezondh.] |
hoeden* beschermen 901-1000 [wps] |
hoef* hoornschoen 1287 [cg NatBl] |
hoefdier* zoogdier met hoeven 1921 [wnt zwijn] |
hoek* ruimte tussen twee lijnen of vlakken 1177-1187 [Claes] {2.3} |
hoela dans 1961 [gvd] <Engels {4.1.15} |
hoelahoep hoepelspel 1958 [R75] <Engels {3.1/4.1.18} |
hoelman hondsaap 1914 [gvd] {4.1.3} |
hoempa* straatmuzikant 1881 [kui] |
hoen* hoendervogel 1279 [cg i 1, 443] {4.1.6} |
hoepel* band om vaatwerk 1728 [wnt] {3.1} |
hoepelen* met een hoepel spelen 1682 [Cock en Teirlinck, Kinderspel 53] {4.1.18} |
hoepla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1912 [wnt z.j.] {3.1} |
hoer* prostituee 1240 [Bern.] {4.1.13} |
hoera tussenwerpsel: vreugdekreet 1816 [wnt] <Duits {4.3} |
hoeri maagd in islamitisch paradijs 1824 [wei] <Perzisch |
hoes overtrek 1343-1344 [mnw] <Frans |
hoest* uitstoting van lucht met keelgeluid 1253 [cg ii 1 Gezondh.] |
hoeve* boerderij 889 [Slicher] {2.4} |
hoeveelheid* aantal 1599 [wnt] |
hoeven* nodig hebben of zijn 1588 [Claes] |
hoewel* onderschikkend voegwoord 1436-1443 [mnw] {4.2} |
hoezee tussenwerpsel: vreugde- of aanmoedigingskreet 1748 [wnt] <Engels {3.2/4.3} |
hoezenpoes* afbeelding van aantrekkelijke vrouw op platenhoes 1960 [Discografie van repertoire Schmidt] {3.1/4.4} |
hof* omheind stuk grond 976 [Claes] {2.3} |
hof* omgeving van een vorst 1200 [cg ii 1 Servas] |
hof* rechtbank 1240 [Bern.] |
hofnar nar die koninklijk hof moet vermaken 1599 [wnt] <Duits |
hogesnelheidstrein trein voor de grote afstand die meer dan 200 km/u rijdt 1986 [De Coster 1999] {4.1.10} |
hoi* tussenwerpsel: groet 1956 [Aanv wnt] {4.3} |
hok* bergruimte 1567 [Claes] {3.2} |
hol* leeg 918-948 [Claes] {2.3} |
hol* grot 1240 [Bern.] |
hola tussenwerpsel: uitroep om iets te stoppen 1516 [hws] <? {3.5/4.3} |
holderdebolder* bijwoord van tijd: halsoverkop 1665 [wnt] {3.1} |
holisme biologisch-filosofische leer 1950 [Banning, Enc. handboek van het moderne denken 313] |
hollanditis verzet tegen plaatsing van kernwapens 1981 [De Coster 1999] <Engels |
hollen* rennen 1484 [mnw] |
hollerithsysteem administratiesysteem met ponskaarten 1948 [kwt] <Engels {4.1.17} |
holmium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 678] <modern Latijn |
holocaust moord op het joodse volk in wo ii 1966 [Aanv wnt] <Engels |
Holoceen geologisch tijdperk 1927 [Aanv wnt] <Frans |
holster* vuurwapenfoedraal 1678 [wnt] |
hom zaad van vis 1567 [wnt] <? {3.5} |
homeopathie geneeswijze 1824 [wei] <Duits |
homepage eerste pagina van een website met algehele informatie 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels |
hometrainer toestel om thuis op te oefenen 1976 [gvd] {1.2.5/3.3} |
hommage eerbetoon 1548 [Aanv wnt] <Frans |
hommel* mannetjesbij 1301-1350 [mnw] {3.1/5} |
hommeles* ruzie 1653 [wnt] |
hommer zeekreeft 1872 [gvd] <Deens {3.2} |
homo persoon met seksuele gerichtheid op personen van hetzelfde geslacht 1933 [Aanv wnt] <Engels {1.2.4} |
homofiel homoseksueel 1961 [gvd] |
homofonie het gelijk-klinken 1832 [wei] <Frans |
homogeen van dezelfde aard 1824 [wei] <Frans |
homoloog overeenstemmend 1824 [wei] <Frans |
homoniem gelijkluidend woord met verschillende betekenissen 1847 [kku] <Frans |
homoseksueel gericht op seksuele omgang met personen van hetzelfde geslacht 1892 [Kunst en Schutte, Lesbiaans] |
homosueel homoseksueel 1987 [Kuitenbrouwer] |
homp* stuk, brok 1573 [Claes] |
| |
| |
hond* hondachtige 901-1000 [wps] {4.1.3} |
hond* landmaat van 100 roeden 1130-1161 [Slicher] {2.4} |
honderd* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
hondsdagen* warmste tijd van het jaar 1485 [mnw] {4.1.7} |
hondsdraf* plantengeslacht 1642 [wnt] {1.2.4} |
hondsvot scheldwoord 1580 [wnt] <Duits |
honen* smaden 1080 [Rey] {2.2} |
honen binnenomtrek slijpen 1961 [gvd] <Engels |
honger* eetlust 901-1000 [wps] |
honing* stof door bijen uit bloemvocht bereid 901-1000 [wps] |
honk* thuis, vrijplaats bij kinderspelen 1401-1450 [mnw] {3.2/4.1.18} |
honky-tonk metalige pianomuziek 1980 [Picarta: titel van de Basispers, Utrecht] <Engels {3.1} |
honneponnig* snoezig 1935 [wnt vitrine] {3.1} |
honorabel eervol 1589 [Aanv wnt] <Frans |
honorair ere- 1775 [Aanv wnt] <Frans |
honorarium geldelijke vergoeding 1614 [wnt wijd i] <Latijn |
honoreren belonen, als geldig erkennen 1561 [Aanv wnt] <Frans |
hoofd* kop 901-1000 [wps] |
hoofd* leider 1285 [cg Rijmb.] |
hoofs* vormelijk 1240 [Bern.] |
hoog* boven een ander punt, verheven 1130-1161 [Künzel] {2.3} |
hoogaars vissersschip 1688 [wnt] {4.1.11} |
hoogmoed* trots 1470 [mnw] |
hoogoven hoge smeltoven 1823 [wnt] <Duits |
hoogseizoen drukste tijd van het jaar 1962 [wnt repatriatie] <Duits {3.2} |
hoogspanning elektrische spanning boven 600 volt 1907 [wnt vereffenen] <Duits |
hoogstens bijwoord: op zijn hoogst, meest 1802 [wnt hoogst] <Duits |
hoogte* afmeting in verticale richting 1452-1501 [mnw] {3.1} |
hooi* gedroogd gras 1050 [cg ii 1, 122] |
hooimaand* juli 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
hooimijt stapel hooi 1872 [gvd] |
hooked verslaafd 1978 [De Coster 1999] <Engels |
hooligan voetbalvandaal 1985 [De Coster 1999] <Engels |
hoon* smadelijke bejegening 1287 [cg NatBl] |
hoop* verwachting 1240 [Bern.] |
hoop* stapel (dingen), massa (mensen of dieren) 1283 [cg i 1, 732] |
hoop* uitwerpselen 1605 [wnt] {4.4} |
hoor* tussenwerpsel: ter bevestiging van een uitspraak 1781 [wnt hooren] {4.3} |
hoorn* uitsteeksel aan dierenkop 901-1000 [wps] |
hoorn* blaasinstrument 1300 [mnw] {4.1.16} |
hoorndol* razend, stapelgek 1555 [wnt] |
hoorndrager* iem. die door zijn echtgenote wordt bedrogen 1599 [wnt] |
hoos* wervelwind als een slurf 1610 [wnt] {4.1.1} |
hop* scharrelaarachtige 1270-1290 [mnw] {3.1} |
hop* klimplant 1376-1400 [hws] {1.1} |
hop* inham 1401-1450 [mnw] |
hopen* wensen, verwachten 1240 [Bern.] |
hopje* handelsnaam voor een bepaald snoepje 1855 [wnt pepermunt] {4.1.6} |
hopla* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1850 [wnt toom i] {3.1} |
hopman kapitein 1556 [wnt] <Duits {4.1.14} |
hopper baggervaartuig 1905 [wnt] <Engels {4.1.11} |
hor* gaas voor raam tegen insecten 1599 [Kil.] |
horde bende 1622 [wnt] <Duits |
horeca bedrijfsgroep van hotel-, restauranthouders e.d. 1940 [Picarta: titel van A.C. de Vooijs] <L {1.1/1.2.5/3.4} |
horig* onderworpen 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
horizon gezichtseinder 1598 [wnt] <Latijn |
hork lomperd 1900 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
horlepijp dans van één persoon 1839 [Toll.] {4.1.15} |
horloge zakuurwerk, polshorloge 1688-1696 [wnt] <Frans |
hormoon inwendig afgescheiden stof 1912 [kku] <Engels |
horn* in het water uitspringende hoek land 838 [Künzel] {2.3} |
horoscoop punt van ecliptica tijdens geboorte-uur, waaruit de toekomst blijkt 1626 [wnt] <Frans |
horrelvoet* misvormde voet 1715 [wnt] |
horreur afschuw 1650 [mey] <Frans |
horror afschuw 1847 [kku] <Latijn |
hors beenvis 1862 [wnt] |
hors* zandplaat 1862 [wnt] |
hors d'oeuvre voorgerecht 1824 [wei] <Frans {4.1.6} |
horse heroïne 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
horst* roofvogelnest 1547 [wnt] |
hort korte stoot 1350 [mnw] |
hortensia sierheester 1844 [wnt vermoedelijk] <modern Latijn |
horticultuur tuinbouw 1847 [kku] |
hortologie tuinbouwkunde 1847 [kku] |
hortus tuin 1765 [wnt] <Latijn |
| |
| |
horzel* insect 1180 [Rey] {2.2/3.1} |
hosanna tussenwerpsel: heil 1824 [wei] <Latijn {4.3} |
hosklos* lomp persoon 1871 [wnt] {3.1} |
hospes persoon bij wie men op kamers woont 1692 [wnt] <Latijn |
hospita kostjuffrouw 1646 [wnt wen ii] <Latijn |
hospitaal militair ziekenhuis 1662 [wnt] <Latijn {3.2} |
hospitant aanstaand leraar die lessen bijwoont 1964 [Aanv wnt] <Latijn |
hospitium gastverblijf 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
hossebossen* op en neer gaan bij het rijden 1637 [wnt] {3.1} |
hosselen op illegale wijze geld voor drugs verkrijgen 1984 [gvd] <Surinaams-Nederlands {3.2} |
hossen elkaar arm in arm vasthoudend dansen 1897 [wnt hotsen] {1.2.4} |
hostess gastvrouw in vliegtuigen e.d. 1959 [Aanv wnt] <Engels |
hostess chique prostituee 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.13} |
hostie offerbrood 1282 [cg i 1, 643] <Latijn |
hot* bijwoord van richting: rechts (bij voerlieden) 1550 [mnw] |
hotdog broodje knakworst 1951 [De Vooys] <Engels {4.1.6} |
hotel logement 1855 [wnt] <Frans |
hoteldebotel dol 1935 [De Coster 1998] <Jiddisch {3.1/3.2} |
hotemetoot hoge piet 1896 [wnt] <Japans {3.1/3.2} |
hotpants type shorts voor vrouwen 1971 [R75] <Engels {3.2} |
hotsen schokken 1612 [wnt] <Duits {1.2.4} |
hotshot belangrijk persoon 1989 [Peptalk] <Engels {3.1} |
houdbaar duurzaam van levensmiddelen 1905 [wnt] <Duits {1.4} |
houden* niet afstaan, tegenhouden 901-1000 [wps] |
houding* wijze waarop men het lichaam houdt 1719 [Hannot&Hoogstraten] |
houdoe* tussenwerpsel: groet 1882 [Aanv wnt] {4.3} |
house stroming in de popmuziek 1987 [Sanders 1995] <Engels {4.1.16} |
hout* hard gedeelte van bomen 741 [Claes] {2.3} |
houtje-touwtjejas driekwartjas die sluit met houten staafjes 1955 [Stoop] {3.1} |
houtsnede* in hout uitgesneden voorstelling 1778 [wnt plaat] |
houtvester bosopzichter 1314 [mnw] |
houw* hak, slag 1170 [Rey] {2.2} |
houwdegen vechtersbaas 1900 [wnt] <Duits |
houweel werktuig, bik 1296 [cg i Brugge] <Frans |
houwen* slaan, afhakken 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
houwitser vuurmond met kortere loop dan kanon 1663 [wnt] <Duits {4.1.14} |
hovaardig* hoogmoedig 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
hovercraft amfibisch vaartuig 1967 [R75] <Engels {4.1.11} |
hozen* water scheppen 1588 [Claes] |
hufter* Bargoens scheldwoord: schoft 1927 [wnt soep] |
hugenoot Franse protestant 1565 [wnt] <Frans {4.1.8} |
huichelen veinzen 1562 [Deux-aes bijbel] <Duits |
huid* vel 1100 [Willeram] |
huidig* tegenwoordig 1409 [mnw] |
huif* kap 1240 [Bern.] |
huig* lelletje in de keel 1301-1350 [mnw] |
huik mantel 1317 [mnw] <Frans |
huilebalk* iem. die vaak huilt 1612 [wnt] {3.1} |
huilen* schreien, janken 1287 [cg NatBl] {1.3/3.1} |
huis* woning 893 [Claes] {1.2.3/1.3/2.3} |
huisjesmelker* verhuurder van slechte woningen 1866 [wnt huis] |
huiveren* rillen 1573 [Plantijn] {3.1} |
huizenhoog* zeer hoog 1677 [wnt] {4.4} |
hulde* eerbetoon 1784-1785 [wnt] |
huldigen* eer bewijzen 1654 [wnt] {3.1} |
hulk schip 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.11} |
hulk zeer sterke man 1994 [De Coster 1999] <Engels |
hullen* wikkelen in 1330 [mnw] |
hullie* persoonlijk voornaamwoord 1882 [wnt verstoppen] {4.2} |
hulp* bijstand 901-1000 [wps] |
huls koker 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
hulst* heester 710 [Claes] {1.2.4/2.3} |
hum goed humeur, schik 1912 [C. Veth, Prikkel-Idyllen v, 25] {1.1/1.2.4} |
humaan menslievend 1840 [wnt] <Latijn |
humaan (med.) van de mens afkomstig 1961 [gvd] <Latijn |
humaniora studiën die iem. tot mens maken 1823 [wnt volmaaktelijk] <modern Latijn |
humaniteit menselijkheid 1619 [wnt voorbedacht i] <Frans |
humbug bluf 1901 [wnt] <Engels |
| |
| |
humeur gemoedsgesteldheid 1658 [wnt] <Frans {1.2.4} |
hummel jong kind 1887 [wnt] <? {3.5/4.1.4} |
hummen* ‘hm’ zeggen 1539 [wnt] {3.1} |
humor scherts 1839 [Toll.] <Engels |
humoreske kort humoristisch vertelsel 1912 [kku] <Duits |
humus teelaarde 1828 [wnt water] <Latijn |
hun* verbogen vorm van het persoonlijk voornaamwoord derde persoon meervoud 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
hun* bezittelijk voornaamwoord 1358 [mnw] {4.2} |
hunebed voorhistorische begraafplaats 1809 [wnt urn(e)] |
hunkeren* verlangen 1573 [Plantijn] {3.1} |
hup* tussenwerpsel: uitroep bij beweging 1904 [wnt] {3.1} |
huppelen* zich springend voortbewegen 1477 [Teuth.] {3.1/5} |
huppen* springen 1599 [Kil.] |
hups aardig 1477 [Teuth.] <Duits |
huren* pachten 1240 [Bern.] |
hurken* met gebogen knieën op de eigen hielen zitten 1599 [Kil.] |
husky hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
hut houten woning 1475 [mnw] <Duits |
hutselen* door elkaar mengen 1599 [Kil.] {3.1} |
hutsen* hutselen 1351 [mnw] |
hutspot gerecht 1527 [hws] {4.1.6} |
huttentut* plant 1808 [wnt vlas i] {3.1} |
huur* pacht 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] |
huwelijk* echtverbintenis 1236 [cg i 1, 29] |
huwen* trouwen 1236 [cg i Gent] {1.3} |
huzaar soldaat van de ruiterij 1599 [Van Meteren, Historien 408] <Duits {4.1.14} |
hyacint bolplant 1608 [wnt] <Latijn |
hybridisch bastaard- 1847 [kku] |
hybris overmoed 1896 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
hydra slang 1552 [wnt uitwassen] <Latijn |
hydraat verbinding met water 1844 [Aanv wnt] |
hydraulica de leer der vloeistoffen 1736 [wnt watergoot] <modern Latijn |
hydraulisch waarbij van vloeistoffen gebruik gemaakt wordt 1740 [Aanv wnt] <Frans |
hydrocefaal met een waterhoofd 1604 [wnt waterzucht] <Frans |
hydrofiel vocht aantrekkend 1924 [gvd] |
hydrografie deel van de aardrijkskunde 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert vi] <Frans |
hydrometer vochtweger 1824 [wei] |
hyena hyena-achtige 1552 [Toll.] <Latijn {4.1.3} |
hygiëne gezondheidsleer 1642 [wnt gezond] <Frans |
hygrofyt vochtminnende plant 1944 [Meltzer, Inleiding tot de plantensociologie 147] |
hygrograaf registrerende vochtigheidsmeter 1914 [gvd] |
hygroscoop vochtigheidsmeter 1847 [kku] |
hymen maagdenvlies 1604 [wnt vermengeling] <Latijn {3.2} |
hymne lofzang 1350 [mnw] <Frans |
hype overdreven publiciteit 1975 [wp jaarboek 1976] <Engels |
hyperbool kegelsnede 1605 [wnt kegelsnede] <Frans |
hyperbool overdrijving 1669 [mey] <Frans |
hypercorrect foutief uit vrees voor onjuistheid 1950 [gvd] |
hyperlink tekstgedeelte dat een onderliggende verwijzing bevat 1991 [Sanders 2001 (dieplinken)] <Engels |
hypermetroop verziend 1898 [gvd] |
hypermodern zeer modern 1912 [wnt hyper- z.j.] |
hypertekst koppeling van tekst, geluid en beeld 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels |
hypertrofie abnormale gewichtstoeneming 1846 [Aanv wnt] <modern Latijn |
hypnose kunstmatige slaap 1903 [wnt water] <Frans |
hypochondrie zwaarmoedigheid 1771 [H.J. Vieu-Kuik, in ts. De Rhapsodist 1956, 50] <Latijn |
hypocriet huichelaar 1240 [Bern.] <Frans |
hypofyse hersenaanhangsel 1906 [Aanv wnt] <Frans |
hypotensie lage bloeddruk 1961 [gvd] |
hypotenusa schuine zijde van rechthoekige driehoek 1631 [wnt rechthoekig] <Latijn |
hypotheek geldlening voor onroerend goed 1503 [Claes Tw. 12] <Frans |
hypothermie ondertemperatuur 1961 [gvd] |
hypothese nog te bewijzen stelling 1568 [Kool] <Frans |
hysterectomie operatieve verwijdering van de baarmoeder 1895 [Picarta: titel van S.R. Brouwer] |
hysterie zenuwziekte 1847 [kku] <Frans |
|
iatrosofie alternatieve geneeswijze 1993 [De Coster 1999] |
ibidem bijwoord: ter zelfder plaatse 1824 [wei] <Latijn |
ibis reigerachtige 1240 [Bern.] <Latijn |
| |
| |
ichneumon civetkat 1761 [wnt pharao] <Latijn {4.1.3} |
ichtyosaurus voorhistorische vishagedis 1855 [kku] |
ichtyosis huidziekte met schubben 1847 [kku] <modern Latijn |
iconoclast beeldenstormer 1824 [wei] <Latijn |
iconografie beeldbeschrijving 1824 [wei] <me Latijn |
icoon voorstelling van Christus, Maria en/of de heiligen 1824 [wei] <Latijn |
icoon pictogram 1987 [De Coster 1999] <Engels |
icoon iemand met grote invloed 1997 [De Coster 1999] <Engels |
ict informatie- en communicatietechnologie 1997 [Internet: nrc.nl] <Engels |
ideaal droombeeld 1784-1785 [wnt] <Frans |
ideaalbeeld ideale voorstelling 1964 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
idee voorstelling, denkbeeld 1485 [mnw] <Frans |
ideëel denkbeeldig 1871 [wnt] <Duits |
idem bijwoord: de- of hetzelfde 1515 [wnt waal ii] <Latijn |
identiek gelijk(waardig) 1872 [Aanv wnt] <Frans |
identificeren de identiteit vaststellen 1824 [wei] <me Latijn |
identiteit (persoons)gelijkheid 1824 [wei] <Frans |
ideologie ideeënleer 1832 [wei] <Frans |
idioom bijzondere eigenaardigheid van een taal 1824 [wei] <Frans of Latijn |
idioot gek 1857 [wnt] <Frans |
idiosyncrasie aangeboren overgevoeligheid 1734 [HubWes] <Grieks {3.2} |
idioticon dialectwoordenboek 1778 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
idolaat afgodisch 1784 [wnt] <Frans |
idolatrie beeldendienst 1650 [mey] <Frans |
idool afgod(sbeeld) 1462 [hws] <Frans |
idylle dichterlijke schildering van eenvoudig leven 1784 [wnt uitlaten] <Frans |
iebel naar, kregel 1961 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
ieder onbepaald voornaamwoord 1573 [Plantijn] <Duits {4.2} |
iedereen* onbepaald voornaamwoord 1636 [wnt] {4.2} |
iegelijk* onbepaald voornaamwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
iel* dun 1596 [wnt kind] |
iemand* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i Gent] {1.2.4/4.2} |
iep loofboom 1567 [wnt] <? {3.5} |
iets* onbepaald voornaamwoord 1348 [mnw] {4.2} |
ietsepietsje kleinigheid 1984 [gvd] {3.1} |
iezegrim* brompot 1401-1450 [mnw] |
iglo hut van bevroren sneeuw 1886 [kku] <Engels |
ignoramus een onwetende 1984 [gvd] <Latijn |
i-grec Griekse i, de letter y 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
I-ijzer profielijzer met I-vormige doorsnede 1933 [wnt trog] <L {3.4} |
ijdel* vergeefs 901-1000 [wps] |
ijdel* verwaand 1463 [mnw] |
ijdeltuit* iemand die erg ijdel is 1501-1525 [mnw] |
ijken waarmerken 1285 [cg i Dordrecht] <Latijn |
ijl* leeg, dun, wazig 1809 [wnt voos i] |
ijlen* zich haasten, hard lopen 901-1000 [wps] |
ijlen* verward praten 1783 [Claes] |
ijlhoofdig* licht in het hoofd, onbesuisd 1641 [wnt] |
ijs* bevroren water 1240 [Bern.] {4.1.1} |
ijs* bevroren water of room als lekkernij 1793-1796 [wnt] {4.1.6} |
ijsbeen dijbeen in ham 1101-1200 [Tavernier] {2.4/4.1.6} |
ijsbeer* soort beer 1788 [wnt wegsnorren] {1.3/4.1.3} |
ijsberen* rusteloos heen en weer lopen 1897 [wnt wandelen] {1.2.2} |
ijsco ijsje 1928 [Andries de Rosa, in: Nu 1, 55] {4.1.6} |
ijselijk* verschrikkelijk 901-1000 [wps] |
ijskast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1897 [wnt ijs] {1.2.1/4.1.9} |
ijsvogel* scharrelaarachtige 1287 [cg NatBl] |
ijver toewijding 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
ijzel* dunne ijskorst na neerslag 1485 [mnw] {3.1/4.1.1} |
ijzen* gruwen 1285 [cg Rijmb.] |
ijzer chemisch element 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Keltisch {3.2} |
ik* persoonlijk voornaamwoord 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
ikebana bloemschikkunst 1940 [Picarta: titel van A.L. Sadler] <Japans {3.2} |
illegaal onwettig 1824 [wei] <Frans |
illinium chemisch element 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 529] <modern Latijn |
illuminatie verlichting 1698 [wnt vreugdeteeken] <Frans |
illumineren verlichten, versieren 1450-1500 [mnw] <Frans |
| |
| |
illusie zinsbegoocheling, droombeeld 1837 [wnt uitroeien] <Frans |
illusionist goochelaar 1950 [Aanv wnt] <Frans |
illusoir denkbeeldig 1895 [Broeckaert] <Frans |
illuster doorluchtig 1553 [Aanv wnt] <Frans |
illustratie het illustreren 1871 [wnt kindercourant] <Frans |
illustreren met afbeeldingen voorzien, toelichten 1548 [wnt vatten] <Frans |
I love you-virus gevaarlijk computervirus 2000 [Sanders 2001] <Engels |
image voorstellingsbeeld 1963 [R75] <Engels |
imaginair denkbeeldig 1637 [Aanv wnt] <Frans |
imago voorstellingsbeeld 1961 [wnt] <Latijn |
imam islamitische gebedsvoorganger 1626 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2} |
imbeciel zwakzinnig, onnozel 1650 [mey] <Frans |
imbroglio verwikkeling 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
imitatie nabootsing 1650 [mey] <Frans |
imitator nabootser 1847 [kku] <Latijn {1.2.4} |
imiteren navolgen 1669 [mey] <Frans |
imker* bijenhouder 1886 [wnt] {4.1.13} |
immanent inwonend 1824 [wei] <Frans |
immens onmetelijk 1650 [mey] <Frans |
immensiteit onmetelijkheid 1621 [Aanv wnt] <Frans |
immer* bijwoord van tijd: altijd 901-1000 [wps] {4.1.7} |
immers* bijwoord van modaliteit: toch 1530 [mnw] {3.1} |
immigrant inkomend landverhuizer 1865 [kvw] <Frans |
imminent boven 't hoofd hangend 1824 [wei] <Frans |
immobiel onbeweeglijk 1650 [mey] <Frans |
immuniteit niet-onderworpen zijn aan wetten, onvatbaarheid 1545 [wnt kerk] <Frans |
immuun onschendbaar, onvatbaar 1895 [wnt] <Latijn |
i-mode mobiele internettelefoon in Japan 1999 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
impact invloed 1966 [R75] <Engels |
impala herkauwer 1961 [gvd] <Zoeloe {4.1.3} |
impasse moeilijkheid zonder oplossing 1903 [Aanv wnt] <Frans |
impegno borgstelling 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
imperatief gebiedende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
imperator opperbevelhebber 1575 [wnt wapen] <Latijn |
imperfect onvolmaakt 1539 [wnt uitwendigheid] <Latijn |
imperiaal keizerlijk 1553 [Aanv wnt] <Frans |
imperiaal bagagerek op voertuig 1832 [wei] <Frans {1.2.3} |
imperium (keizer)rijk, oppermacht 1824 [wei] <Latijn |
impertinent onbehoorlijk 1784-1785 [wnt] <Frans |
implanteren inplanten 1824 [wei] <Latijn |
implementeren verwezenlijken 1983 [R84] <Engels |
implicatie verwikkeling in een zaak 1946 [Aanv wnt] <Frans |
impliceren omvatten 1594 [Aanv wnt] <Latijn |
impliciet mede erin betrokken 1832 [wei] <Frans |
implosie ontploffing naar binnen toe 1976 [wp] |
imponderabilia onweegbare zaken 1872 [gvd] <Latijn |
imponeren ontzag inboezemen 1923 [wnt vetzucht] <Frans |
importeren invoeren 1824 [wei] <Frans {1.2.3} |
importeren computergegevens invoeren 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 47] <Engels {1.2.3} |
imposant indrukwekkend 1784 [Aanv wnt] <Frans |
impotent niet in staat tot geslachtelijk verkeer 1824 [wei] <modern Latijn {1.2.2} |
impregneren doordrenken 1847 [kku] <Frans |
impresario ondernemer van toneelvoorstellingen e.d. 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
impressie indruk 1575 [Aanv wnt] <Frans |
impressionisme kunststroming 1896 [wnt] <Frans |
imprimatur verlof tot drukken 1824 [wei] <Latijn |
improviseren voor het ogenblik bedenken 1824 [wei] <Frans |
impuls prikkel 1847 [kku] <Latijn |
in* voorzetsel 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.2} |
inbeelden, zich* zich iets onmogelijks voorstellen 1595 [wnt] |
inborst* aard 1376-1400 [mnw] |
inburgeren opgenomen worden in een (taal)gemeenschap 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
incapabel onbekwaam 1630 [Aanv wnt] <Frans |
incarnatie vleeswording 1252 [mnw] <Frans |
incasseren in ontvangst nemen 1793-1796 [wnt] <Italiaans {3.2} |
incasso het incasseren 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
incentive aansporing 1984 [gvd] <Engels |
| |
| |
incest bloedschande 1503-1516 [Aanv wnt] <Frans |
inch Engelse duim 1832 [wei] <Engels |
inchoatief werkwoord dat begin van een handeling aangeeft 1633 [Ruijs] <Latijn |
incident (hinderlijk) voorval 1683 [wnt] <Frans |
incidenteel bijkomstig 1840 [wnt appel ii] <Frans |
incisie insnijding 1552 [Aanv wnt] <Frans |
inciviek politiek onbetrouwbaar (persoon) 1961 [gvd] <Frans |
incluis bijwoord: inbegrepen 1562-1592 [mnw] <Frans |
inclusief met inbegrip van 1669 [mey] <Frans |
incognito bijwoord: onder schuilnaam 1662 [wnt] <Italiaans {3.2} |
incoherent onsamenhangend 1824 [wei] <Frans |
incommunicado geïsoleerd, van de buitenwereld afgezonderd 1996 [Vd Sijs 1996] <Spaans {3.2} |
incompatibel onverenigbaar 1619 [De Jonge iv, 183] <Frans |
incompetent onbevoegd 1599 [wnt] <Frans |
incongruent niet overeenstemmend 1824 [wei] <Latijn |
inconsequent onlogisch 1824 [wei] <Frans |
incontinent urine of ontlasting niet kunnende ophouden 1950 [gvd] <Frans |
incorporatie opneming 1480 [hws] <Frans |
incorrect onnauwkeurig, ongepast 1824 [wei] <Frans |
incrimineren als schuld aanrekenen 1847 [kku] <Frans |
incubatie broeiing 1824 [wei] <Frans |
incubator broedmachine 1912 [kku] <Latijn |
incunabel wiegendruk 1824 [wei] <Frans |
indecent onwelvoeglijk 1556 [wnt woord i] <Frans |
indemniteit schadevergoeding 1570 [Aanv wnt] <Frans |
inderdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1639 [wnt] |
index inhoudsopgave, verhoudingscijfer 1676 [wnt belasting] <Latijn |
indicatie aanwijzing 1824 [wei] <Frans |
indicatief aantonende wijs 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
indien* onderschikkend voegwoord 1463 [mnw] {4.2} |
indigestie gestoorde spijsvertering 1793-1796 [wnt] <Frans |
indigo blauwe kleur(stof) 1582 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.5} |
indiscreet onbescheiden 1480 [mnw criscer] <Frans |
indium chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn |
individu enkeling 1824 [wei] <Frans |
individualiteit eigen aard 1824 [wei] <Frans |
indo halfbloed 1898 [gvd] |
indoctrineren inprenten (van opvattingen) 1966 [Aanv wnt] |
indolentie lusteloosheid 1824 [wei] <Frans |
indoorgolf binnenshuis gespeelde golf 1931 [kwt] <Engels {4.1.18} |
in dorso op de achterzijde 1612 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
indruk uitwerking op de geest 1461 [mnw] <Duits |
in dubio in twijfel 1638 [wnt inhulding] <Latijn |
inductie redeneren van het bijzondere naar het algemene 1863 [wnt] <Frans |
in duplo in tweevoud 1808 [wnt archief] <Latijn |
industrie nijverheid, fabriekswezen 1864 [wnt] <Frans |
ineffectief zonder voldoende uitwerking 1855 [kku] <Frans |
inert traag 1824 [wei] <Frans |
inertie traagheid 1650 [mey] <Frans |
in extenso in zijn geheel 1832 [wei] <Latijn |
in extremis in de laatste ogenblikken 1511 [wnt weren i] <Latijn |
infaam schandelijk 1542 [wnt vervolgen] <Frans |
infante koninklijke prinses 1598 [wnt] <Spaans {3.2} |
infanterie wapen van de landmacht te voet 1588 [Claes] <Frans {4.1.14} |
infantiel kinderlijk 1950 [gvd] <Frans |
infarct verstopping van de bloedtoevoer 1847 [Aanv wnt] |
infecteren besmetten 1550 [wnt woonstede] <Frans |
infectie aansteking 1664 [wnt] <Frans |
inferieur lager, minder 1650 [mey] <Frans |
inferioriteit minderheid in rang 1669 [mey] <Frans |
inferno hel 1874 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
infiltreren naar binnen siepelen, binnendringen 1847 [kku] <Frans |
infinitesimaalrekening differentiaal- en integraalrekening 1824 [wei] <Duits |
infinitief onbepaalde wijs 1625 [Ruijs] <Latijn |
infix tussengevoegd element 1974 [Elseviers Nederlands wrdb. en vreemde-woordentolk] <modern Latijn |
| |
| |
inflatie opzetting van de buik 1624 [Aanv wnt] <Frans |
inflatie waardevermindering van geld 1912 [kku] <Engels |
inflorescentie bloeiwijze 1847 [kku] <Frans |
influenza griep 1800 [Picarta: Bij-lichter, (...) verhandeling over de influenza] <Italiaans {3.2} |
infomercial commercieel filmpje van een adverteerder 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
informatica leer van de automatische informatieverwerking 1964 [Aanv wnt] <modern Latijn |
informatie inlichting, nasporing 1451-1500 [mnw] <Frans |
informatietechnologie toegepaste kennis m.b.t. het ontwerpen en beheren van informatiesystemen 1991 [wp] <Engels |
informeren inlichten 1460 [hws] <Frans |
infotainment informatief amusement op radio en tv 1990 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
infrarood onder het rood liggend 1914 [gvd] |
infrasoon beneden de frequentie van de geluidstrillingen 1967 [wp in kleuren] |
infrastructuur onroerende voorzieningen voor het economische leven 1953 [Aanv wnt] <Engels |
infusie het laten trekken, aftreksel 1608 [wnt zwaarmoedigheid] <Frans |
infuus intraveneuze toediening 1967 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ingenieur afgestudeerde aan een hogere technische school 1842 [wnt] <Frans |
ingenieus vernuftig 1602 [wnt goud] <Frans |
ingetogen* zich onthoudend van buitensporigheden 1625 [wnt] |
ingevolge* voorzetsel 1723 [wnt] {4.2} |
ingewand* inwendige delen van het lichaam 1400 [mnw] |
ingrediënt bestanddeel 1652 [wnt trekken] <Frans |
inhaler inhaleertoestel 1999 [gvd] <Engels |
inhaleren diep inademen (van rook) 1847 [kku] <Frans |
inham* kleine baai 1567 [Claes Tw. 12] |
inheems* in het land zelf thuis behorende 1237 [cg i Gent] |
inherent eigen aan 1824 [wei] <Frans |
inhibitie verbod, remming 1361-1425 [mnw] <Frans |
inhumaan onmenselijk 1832 [wei] <Latijn |
initiaal hoofdletter 1847 [kku] <Frans |
initiatie inwijding 1669 [mey] <Frans |
initiatief aanstichting 1832 [wnt vrede] <Frans |
initieel aanvankelijk 1976 [gvd] <Frans |
initiëren inleiden, invoeren 1777 [mey] <Frans |
injecteren inspuiten 1954 [Aanv wnt] <Frans |
injectie inspuiting 1778 [wnt] <Frans |
injector inspuittoestel 1883 [wnt brandslang] <me Latijn |
inkapselen insluiten in een omhulsel 1936 [Aanv wnt] <Duits |
inkeer bezinning 1537 [wnt voortgaan] <Duits |
inklinken* door klinken (met een hamer) vastmaken 1769 [wnt inklinken ii] |
inkt schrijfvloeistof 1351 [mnw] <Frans {1.2.4} |
inlay op maat gemaakte vulling voor een kies 1989 [Peptalk] <Engels |
inlichten* opheldering geven 1866 [wnt] |
inlijven* opnemen 1565 [wnt] |
inmiddels bijwoord van tijd: middelerwijl 1642 [wnt] <Duits {4.1.7} |
in natura in goederen 1780 [wnt] <Latijn |
innen* invorderen 1268 [cg i 1,128 Holland graf. kans.] |
innerlijk inwendig 1450 [mnw] <Duits |
innig* in of uit iemands binnenste 1265-1270 [cg Lut.K] |
inning slagbeurt bij cricket e.d. 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 6b] <Engels |
innoveren als nieuwigheid invoeren 1512 [hws] <Frans |
inoculeren inenten 1768 [wnt] <Frans |
inpalmen naar zich toehalen 1598 [wnt] |
inpalmen listig voor zich innemen 1734 [wnt] |
inpeperen betaald zetten 1564 [wnt inpeperen] |
in petto bijwoord: in voorraad, achter de hand 1859 [wnt petto] <Italiaans {3.2} |
inprenten doen doordringen 1450 [mnw] |
input wat toegevoerd wordt 1970 [Recht voor raap] <Engels |
inquisitie kerkelijke rechtbank 1560 [wnt] <Frans |
inro doosje aan de gordel gedragen 1976 [wp] <Japans {3.2} |
inscriptie inschrift 1541-1550 [hws] <Frans |
insect klasse van gelede dieren 1660 [wnt] <Frans |
inseminatie inbrengen van zaadcellen 1950 [gvd] <Latijn |
insgelijks* bijwoord van hoedanigheid: evenzo 1485 [mnw] {3.1} |
insider ingewijde 1903 [Prick 1903] <Engels |
insigne onderscheidingsteken 1730 [wnt lang i] <Frans {1.3} |
insinuatie zijdelingse verdachtmaking 1764 [wnt] <Frans |
insinueren bedekt aantijgen 1847 [kku] <Frans |
insisteren aandringen 1630 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
insjallah tussenwerpsel: zo God wil 1886 [kku] <Arabisch {3.2/4.3} |
insolvent niet in staat te betalen 1582 [wnt] |
inspecteren bezichtigen 1637 [wnt wateren] <Frans |
inspecteur opziener 1688 [wnt] <Frans |
inspectie onderzoek 1544 [hws] <Frans |
inspiciënt die toezicht houdt op rekwisieten e.d. 1858 [Aanv wnt] <Duits |
inspiratie ingeving 1330 [mnw] <Frans |
instabiel onvast 1847 [kku] <Latijn |
installeren inrichten, bevestigen (in een ambt) 1691 [wnt] <Frans |
installeren computerprogramma op de harde schijf zetten 1985 [hcc nieuwsbrief dec. 11, 74] <Engels |
instantie rechtsgang 1472 [hws] <Latijn |
instantie overheidsorgaan 1961 [gvd] <Latijn |
instantpudding pudding die direct klaar is 1963 [R75] <Engels {4.1.6} |
instemmen zijn stem met andere verenigen 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
instigatie aandrijving 1524 [wnt vertooning] <Frans |
instinct natuurdrift 1650 [Claes] <Frans |
institutie instelling 1478 [hws] <Frans |
instituut instelling 1800 [wnt vertooning] <Frans {3.2} |
instructeur leermeester 1664 [wnt] <Frans |
instructie onderricht, aanwijzing 1467-1490 [hws] <Frans |
instrueren onderrichten 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
instrument gereedschap 1285 [vmnw] <Frans of Latijn |
instrumentalis naamval die het middel aangeeft 1847 [kku] <modern Latijn |
instrumentarium stel instrumenten 1908 [wnt instrument] <modern Latijn |
insubordinatie militaire ongehoorzaamheid 1796 [wnt wanorde] <Frans {3.2} |
insufficiëntie onvoldoende werking 1663 [mey] <Latijn {1.2.6} |
insulair eiland- 1847 [kku] <Frans |
Insulinde Indonesische archipel 1860 [wnt] {4.4} |
insuline hormoon 1926 [kwt] <Engels |
intact onaangeroerd 1824 [wei] <Frans |
intaglio camee 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
intakegesprek gesprek bij de inschrijving 1984 [gvd] |
intarsia inlegwerk 1926 [kwt] <Italiaans {3.2} |
integer onkreukbaar 1873 [wnt wijnbouw] <Latijn |
integraal volledig 1814 [wnt] <Frans |
integraalrekening berekenen van de oorspronkelijke functie uit de afgeleide 1740 [wnt] <Duits |
integratie het maken tot een geheel 1872 [Picarta: titel van N.P. Kapteijn] <Frans |
integreren volledig maken, tot een geheel samenvoegen 1775 [wnt] <Frans |
integriteit rechtschapenheid 1689 [wnt] <Frans |
intellect verstand 1650 [mey] <Frans |
intellectueel verstandelijk 1824 [wei] <Frans |
intelligent verstandig 1808 [wnt post] <Frans {3.2} |
intelligentsia de stand der intellectuelen 1931 [kwt] <Russisch {3.2} |
intendance rentmeesterschap 1815 [wnt] <Frans |
intens hevig 1902 [wnt] <Frans |
intensief krachtig, hevig 1864 [wnt] <Frans |
intensiteit mate van kracht 1843 [wnt vrij] <Frans |
intensive care intensieve verpleging 1974 [koe] <Engels |
intentie bedoeling 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
interactie wisselwerking 1949 [Aanv wnt] <Engels |
interbellum periode tussen twee oorlogen 1958 [Aanv wnt] <Engels |
intercedent bemiddelaar 1824 [wei] <Latijn |
intercity sneltrein tussen grote steden 1970 [gvd 1984] <Engels {4.1.10} |
intercom huistelefoon 1974 [R75] <Engels {4.1.17} |
intercommunaal tussen verschillende gemeenten 1929 [kwt] <Frans |
interessant belangwekkend 1762 [wnt interessabel] <Frans |
interesse belangstelling 1913 [Baale, Handboek vreemde woorden] <Duits {5} |
interest procentuele vergoeding voor lening 1530 [wnt] <Frans |
interferentie inmenging 1847 [kku] <Frans |
interfereren tussenbeide komen 1950 [gvd] <Engels |
interferon eiwit dat deel van het afweersysteem is 1989 [Peptalk] <Engels |
interieur het inwendige 1847 [kku] <Frans |
interim tussentijd 1568 [wnt wijdberoemd] <Latijn |
interimaris plaatsvervanger 1984 [gvd] <modern Latijn |
interlinie regelafstand 1801 [wnt wit ii] <Frans {3.2} |
| |
| |
interlock dubbel breigoed, ondergoed daarvan 1948 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
intermediair bemiddeling 1832 [Aanv wnt] <Frans |
intermezzo tussenspel 1810 [Picarta: titel van A. von Kotzebrie] <Italiaans {3.2} |
intern inwendig 1722 [wnt] <Frans |
internaat kostschool 1896 [kwt] <Frans |
internationaal tussen verschillende naties 1847 [kku] <Engels |
interneren een gedwongen verblijfplaats aanwijzen 1855 [kku] <Frans |
internet wereldwijd netwerk van computers 1992 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
internist arts voor inwendige ziekten 1907 [kwt] |
interpellatie vraag om inlichting aan bestuurder 1633 [wnt] <Frans |
interpelleren om inlichting vragen 1592 [wnt vermaning] <Frans |
Interpol internationale politie 1974 [koe] <Frans {3.2} |
interpolatie tussenvoeging 1824 [wei] <Frans |
interpretatie uitlegging, vertolking 1350 [hws] <Frans |
interpunctie leestekens 1822 [wnt] <Latijn |
interregnum tussenregering 1824 [wei] <Latijn |
interrumperen onderbreken 1538 [wnt dingtaal] <Latijn |
interruptie onderbreking 1501-1525 [mnw onterfenesse] <Frans |
interval tussentijd 1485 [mnw] <Frans |
interveniëren tussenbeide komen 1669 [mey] <Frans |
interventie tussenkomst van buitenaf 1592 [wnt voegen i] <Frans |
interview vraaggesprek 1886 [kku] <Engels |
intestaat zonder testament overledene 1669 [mey] <Frans |
intiem innig, vertrouwelijk 1740 [wnt] <Frans |
intifada Palestijnse volksopstand tegen de Israëliërs 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
intimideren schrik aanjagen 1678 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen 14] <Frans |
intimus boezemvriend 1847 [kku] <Latijn |
intonatie stembuiging 1910 [wnt] <Frans |
intranet besloten computernetwerk 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
intransitief onovergankelijk 1669 [mey] <Latijn |
intraveneus in de ader geschiedend 1912 [kku] |
intrigant arglistig mens 1795 [wnt klanteren] <Italiaans {3.2} |
intrigeren slinks te werk gaan 1824 [wei] <Frans |
intrigeren nieuwsgierig maken 1888 [wnt] <Frans |
intrinsiek wezenlijk 1656 [wnt uitwerken] <Frans |
introducé geïntroduceerde 1912 [wnt introduceren z.j.] {3.3} |
introduceren voorstellen 1650 [mey] <Latijn |
introductie binnenleiding 1544 [wnt] <Frans |
introïtus inleiding tot de mis 1641 [Aanv wnt] <Latijn |
introspectie innerlijke zelfwaarneming 1865 [kvw] <Frans |
introvert naar binnen gekeerd 1947 [kwt] |
intuïtie ingeving 1824 [wei] <Frans |
intussen bijwoord van tijd: inmiddels 1757 [wnt voortvaren] <Duits {4.1.7} |
invalide gehandicapt 1726 [wnt] <Frans |
invariabel onveranderlijk 1669 [mey] <Frans |
invasie vijandelijke inval 1524 [wnt vangenis] <Frans |
inventaris boedelbeschrijving 1450 [hws] |
inventief vindingrijk 1669 [mey] <Frans |
inversie omkering van de gewone orde 1650 [mey] <Frans |
invertebrata ongewervelde dieren 1863 [kku] <modern Latijn |
inverteren omkeren 1658 [Aanv wnt] <Frans |
investeren beleggen 1937 [koe] <Frans |
invitatie uitnodiging 1781 [wnt] <Frans |
inviteren uitnodigen 1553 [wnt vermaken] <Frans |
in-vitrobevruchting reageerbuisbevruchting 1984 [gvd] |
invloed inwerking 1282 [cg i 1, 640] <Duits |
invocatie aanroeping 1650 [mey] <Frans |
involveren verwikkelen in 1511 [Aanv wnt] <Latijn |
inwendig van binnen zittend 1276-1300 [cg Kerst.] <Duits |
inwilligen toestaan 1647 [wnt] <Duits |
inzake* voorzetsel 1890 [wnt] {4.2} |
ion elektrisch geladen deeltje 1886 [kku] |
ippon heel punt bij Japanse vechtsport 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
irbis katachtige 1976 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.3} |
iridium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
iris plantengeslacht 1608 [wnt] <Frans |
iriscopie alternatieve onderzoeksmethode op basis van de iris 1983 [De Coster 1999] |
ironie lichte spot 1650 [Claes] <Frans |
irrationeel onberedeneerbaar 1824 [wei] <Frans |
irrelevant niet ter zake 1658 [Aanv wnt] |
| |
| |
irreversibel onomkeerbaar 1912 [kku] <Frans |
irrigatie kunstmatige bevloeiing 1824 [wei] <Frans |
irrigator toestel voor het uitspoelen van lichaamsholten 1901 [kui] <Latijn |
irrigeren bevloeien 1847 [kku] <Frans |
irritatie onaangename prikkeling 1614 [wnt kreiten] <Frans |
irriteren prikkelen 1553 [wnt kreiten] <Frans |
ischias heupjicht 1826 [wnt typheus] <Latijn |
isdn digitale variant van het telefoonnet 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
islam moslimgodsdienst 1820 [wnt] <Arabisch {3.2} |
isobaar lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk verbindt 1886 [kku] |
isoglosse grenslijn van een taalverschijnsel 1915 [wnt verbinden] |
isoleren afzonderen 1799 [wnt transcendentaal] <Frans {3.2} |
isometrie gelijkheid van maat 1847 [kku] <Frans |
isomorf van dezelfde gedaante 1847 [kku] |
isotherm met constante temperatuur 1950 [gvd] |
isotoon van gelijke spanning 1961 [gvd] |
isotoop elke vorm van eenzelfde element met verschillende atoomkern 1950 [gvd] |
issue onderwerp 1970 [Recht voor raap] <Engels |
it informatietechnologie 1991 [P.E. Wisse, Integratie van electronische post] <Engels |
item onderwerp, punt 1970 [Recht voor raap] <Engels |
iteratie herhaling 1650 [mey] <Frans |
iteratief herhalend 1669 [mey] <Frans |
ivoor materiaal van slagtanden 1240 [Bern.] <Frans |
|
ja* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1240 [Bern.] {4.3} |
jaap diepe snijwond 1612 [wnt] |
jaar* tijd van 12 maanden 1236 [cg i 1, 24] {4.1.7} |
jaargang tijdschriftafleveringen van één jaar 1836 [wnt woest i] <Duits |
jabroer die op alles ja zegt 1710 [wnt] <Duits |
jacht* het vervolgen van dieren 1240 [Bern.] |
jacht* vaartuig 1528 [Toll.] {4.1.11} |
jack jasje 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
jacket kroon over een tand 1940 [Aanv wnt] {3.3/5} |
jacket papieromslag van boek 1950 [gvd] <Engels |
jackpot de totale inleg 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
jacquet pandjas 1897 [wnt] <Frans |
jacuzzi systeem van onderwaterstralen die het lichaam masseren 1992 [De Coster 1999] <Engels |
jade kostbaar gesteente 1832 [wei] <Frans |
jaeger wollen weefsel voor ondergoed 1899 [dbl] {3.3/4.1.9} |
jaffa sinaasappel 1950 [gvd] {4.1.2} |
jagen* wild vervolgen 1240 [Bern.] |
jaguar katachtige 1770 [Van Donselaar Tw. 10] <Engels {1.3/3.2/4.1.3} |
jajem Bargoens: jenever 1844 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
jak kiel, kort jasje 1350 [mnw] <Frans |
jak herkauwer 1857-1858 [wnt] <Engels {4.1.3} |
jakhals hondachtige 1653 [wnt] <Frans {4.1.3} |
jakkeren* voortjagen 1850 [wnt] {3.1} |
jakkes tussenwerpsel: uitroep van tegenzin 1910 [wnt] {1.2.4/4.3} |
jakobijn naam van de eerste dominicanen in Noord-Frankrijk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8} |
jakobsladder over schijven lopende ketting met bakken 1858 [wnt stander] |
jakobsschelp schaal van oestersoort 1613 [wnt] |
jaloers naijverig 1300 [mnw] <Frans |
jaloezie afgunst 1300 [mnw] <Frans |
jaloezie optrekbaar zonnescherm 1892 [wnt] <Frans |
jam confiture 1903 [Prick 1903] <Engels {4.1.6} |
jam, yam eetbare wortelknol 1695 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
jambe versvoet 1623 [wnt wet i] <Latijn |
jamboree internationaal padvinderskamp 1920 [Aanv wnt] <Engels |
jammer* spijtig, als tussenwerpsel: helaas 1780 [wnt tintelen i] {4.3} |
jamsession geïmproviseerde jazzuitvoering 1957 [Enc. van de muziek] <Engels |
jandomme tussenwerpsel: bastaardvloek 1872 [gvd] {4.3} |
janhagel gepeupel 1650 [wnt] |
janken* huilen 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
janklaassen hansworst 1788 [wnt] |
Jan Rap gespuis 1613 [wnt wedergeven] |
jansalie slappe man 1622 [wnt] {4.4} |
jansenist aanhanger van een bepaalde godsdienstige leer 1654 [wnt] {4.1.8} |
januari eerste maand 1293 [cg I3, 1849] <Latijn {4.1.7} |
jan-van-gent pelikaanachtige 1619 [wnt] |
jap pejoratief voor Japanner 1926 [wnt z.j.] <Engels |
| |
| |
japon jurk 1717 [wnt] |
jargon groepstaal, vaktaal 1824 [wei] <Frans |
jarig* zijn geboortedag herdenkend 1714 [wnt] |
jarretelle kousenophouder 1913 [Aanv wnt] <Frans |
jas kledingstuk 1733 [Toll.] |
jasmijn plantengeslacht 1350 [mnw] <Frans |
jaspis steensoort 1240 [Bern.] <Latijn |
jassen kaartspel 1738 [wnt] {4.1.18} |
jasses tussenwerpsel: uitroep van afschuw 1612 [wnt jaszes] {4.3} |
jat hand 1858 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
jatmoos handgeld 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
jatten gappen 1901 [wnt vrede] |
jawel* tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1615 [wnt ja] {4.3} |
jazz moderne muziek met sterk improvisatie-element 1912 [Toll.] <Engels {4.1.16} |
je* persoonlijk voornaamwoord 1618 [Wester-poorts Praatjen in Taal en Tongval 1999, 1, 7] {4.2} |
jeans spijkerbroek 1954 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
jee tussenwerpsel: uitroep van schrik 1661 [wnt] {4.3} |
jeep legerauto 1944 [Ts. Kijk, nr. 2] <Engels {4.1.10} |
jegens* voorzetsel 1292 [cg i Middelburg] {4.2} |
jekker korte overjas 1788 [wnt] |
jemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1897 [Aanv wnt] {4.3} |
jemig de pemig tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1985 [Sanders 1999] {3.1/4.3} |
jeminee tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1613 [wnt] {4.3} |
jenaplanschool schoolvorm 1976 [wp] |
jenever alcoholische drank 1606 [Vd Sijs 1998, 137] {4.1.6} |
jengelen* dwingend huilen 1528 [mnw] {3.1} |
jennen plagen 1937 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
jeremiade klaaglied 1802-1803 [wnt Bijv.+verb.] <Frans {3.2} |
jerrycan benzineblik 1950 [Aanv wnt] <Engels |
jersey gebreide kleding 1889 [Sanders 1995] <Engels |
jet straalvliegtuig 1956 [R75] <Engels {4.1.10} |
jetlag fysieke ervaring van tijdsverschil op lange vluchten 1984 [gvd] <Engels |
jetset groep rijkelui die de toon zetten in het uitgaansleven 1970 [Recht voor raap] <Engels {3.1} |
jeu aardigheid 1719 [wnt] |
jeugd* het jong-zijn 901-1000 [wps] |
jeugd* jongelui 1480 [mnw] |
jeugdsentiment met vertedering terugdenken aan de jeugdjaren 1967 [Van Gelder 1993] {4.4} |
jeuïg fleurig, smeuïg 1915 [wnt jeu] |
jeuken* kriebelen 1240 [Bern.] |
je-weet-wel-kater gecastreerde kater 1974 [25 jaar Jan, Jans etc. 14] {4.1.3/4.4} |
jezuïet lid van de Sociëteit van Jezus 1567 [wnt uitgeven i] <Latijn {4.1.8} |
jezusmina tussenwerpsel: bastaardvloek 1992 [gvd] {4.3} |
jicht* pijnlijke gewrichtsontsteking ten gevolge van onder meer een stofwisselingsziekte 1599 [Kil.] |
jid jood 1921 [moo] <Jiddisch {3.2} |
jiffypotje plantenbakje dat in de grond vergaat 1986 [koe] |
jihad heilige oorlog 1907 [wp] <Arabisch {3.2} |
jij* persoonlijk voornaamwoord 1617 [wnt aanraken Suppl] {1.3/4.2} |
jingle herkenningsmelodie 1962 [Aanv wnt] <Engels |
jioe-jitsoe Japans worstelen 1931 [Aanv wnt] <Japans {3.2/4.1.18} |
jippie tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] <Engels {4.3} |
jitterbug moderne dans 1945 [Metro 1:14, 36b] <Engels {4.1.15} |
jive Amerikaanse dans 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.15} |
job baan 1928 [Aanv wnt] <Engels |
jobhopper iemand die regelmatig van baan verwisselt 1994 [De Coster 1999] <Engels |
jobsbode ongeluksbode 1560 [wnt Job i] |
jockey pikeur 1824 [wei] <Engels |
jodelen manier van zingen bij de alpenbewoners 1890 [wnt] <Duits {3.2} |
jodium chemisch element 1834 [wnt vereenigen] <modern Latijn |
joechei* tussenwerpsel: vreugdekreet 1992 [gvd] {4.3} |
joehoe* tussenwerpsel: groet 1991 [Hoppenbrouwers] {4.3} |
joekel hond 1873 [moo] <Romani {3.2} |
joekel kanjer 1965 [Aanv wnt] |
joelen* zich luidruchtig gedragen 1648 [wnt] {3.1} |
joet, joetje tientje 1899 [dbl] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
jofel Bargoens: fijn 1913 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
joggen hardlopen 1979 [Verschueren, Bijvoegsel, 2495] <Engels {4.1.18} |
joh* tussenwerpsel: aanspreekvorm 1924 [wnt smeken] {4.3} |
| |
| |
joint hasj- of marihuanasigaret 1970 [R75] <Engels |
joint venture samenwerkingsverband 1968 [kwt] <Engels |
jojo klimtol 1872 [gvd] <Frans {3.1/4.1.18} |
joke grap 1984 [gvd] <Engels |
joker overscharige kaart 1948 [kwt] <Engels {4.1.18} |
joker teken om 0 of meer willekeurige tekens te zoeken 1995 [Handleiding wnt] <Engels |
jokkebrok kind dat veel jokt 1872 [gvd] {3.1} |
jokken liegen 1635 [wnt] |
jol kleine boot 1567 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.11} |
jolig* vol vrolijkheid 1784 [wnt] |
jolijt vrolijkheid 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans |
Jom Kippoer Grote Verzoendag 1910 [wnt vasten i] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
jonassen iem. met zijn tweeën horizontaal vasthouden en heen en weer slingeren 1669 [wnt] {4.1.18} |
jong* jeugdig 1100 [Willeram] |
jongejannen het spelen van een groot aantal rollen door één speler 1904 [H. de Vries, Mijn mémoires 52] {4.4} |
jongeling* jonge man 901-1000 [wps] {4.1.4} |
jongen* mannelijk kind 1479 [hws] {4.1.4} |
jongere oudere* iemand globaalweg tussen de 50 en 60 of 65 jaar 1985 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4} |
jongleur evenwichtskunstenaar 1566 [wnt] <Frans |
jongstleden* vorig 1643 [wnt] |
jonk Chinees schip 1596 [De Jonge ii, 337] <Indonesisch {3.2/4.1.11} |
jonker* aanspreektitel voor adelborst 1631 [wnt] {3.1/4.1.14} |
jonkheer* adellijk predikaat, aanvankelijk: jong edelman 1240 [Bern.] {1.2.3} |
jonkvrouw* adellijk predikaat, aanvankelijk: jonge edelvrouw 1240 [Bern.] {1.2.4} |
jood Israëliet 1270 [cg i] <Latijn |
jool* pret, feest 1852 [wnt jool ii] |
jopper zeilkiel 1941 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
jota Griekse letter 1580 [wnt] <Grieks {3.2} |
jou* persoonlijk voornaamwoord 1330 [mnw] {4.2} |
joule praktische eenheid van elektrische arbeid, thans ook de officiële warmte-eenheid i.p.v. de calorie 1909 [wp] |
journaal dagboek, nieuwsrubriek 1591 [wnt vijand] <Frans |
journaille persmuskieten 1974 [Aanv wnt] {3.3} |
journalist verslaggever 1790 [wnt] <Frans |
jouw* bezittelijk voornaamwoord 1290 [mnw] {4.2} |
jouwen* schimpen 1613 [wnt] |
joviaal gulhartig 1642 [wnt] <Frans |
joyriding rijden in een gestolen auto 1939 [kwt] <Engels |
J-pop Japanse popcultuur 2000 [nrc-h 8/6/2000] <Engels |
jubelen vreugdekreten aanheffen 1854-1855 [wnt] <Duits |
jubilaris die een jubileum viert 1659 [wnt] <me Latijn |
jubileum herdenkingsdag van bekleding van ambt 1726 [wnt bruiloft] <modern Latijn |
jucht(leer) soort leer 1609 [wnt jucht] <Nederduits {3.2} |
judaskus verraderlijke kus 1470 [mnw] |
judicieel rechterlijk 1570 [wnt] <Frans |
judicium vonnis, oordeel 1687 [wnt] <Latijn |
judo verdedigingssport 1948 [Picarta: titel van M. van Nieuwenhuizen] <Japans {3.2/4.1.18} |
judogi oefenpak van judoka 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
judoka beoefenaar van judo 1950 [Picarta: titel van H. Hobbema] <Japans {3.2} |
juffrouw* (ongehuwde) vrouw 1451-1500 [mnw] {1.2.4/3.1/4.1.4} |
Jugendstil een Europese kunststijl 1948 [wp (art nouveau)] <Duits {3.2} |
juichen* uiting geven aan vreugde 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
juist billijk, correct 1337-1382 [mnw] <Frans |
jujube vrucht 1351 [Toll.] <Frans {4.1.2} |
juk* trektuig voor dieren 1240 [Bern.] |
jukebox muziekautomaat 1955 [R75] <Engels |
juli zevende maand 1286 [cg i Brugge] <Latijn {4.1.7} |
juliennesoep heldere groentesoep 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
jullie* persoonlijk voornaamwoord 1601-1700 [Franck/Van Wijk, Etym. wrdb.] {4.2} |
jumbo naam voor olifant 1899 [dbl] <Engels |
jumbo groot exemplaar 1976 [gvd] <Engels |
jumbojet zeer groot straalvliegtuig 1966 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
jumelage band tussen twee organisaties 1961 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
jumper damestrui 1937 [wnt knallen] <Engels {3.2} |
junctie verbinding 1872 [gvd] <Latijn |
jungle wildernis 1847 [kku] <Engels |
juni zesde maand 1270 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
junior de jongere (achter namen) 1795 [wnt volk] <Latijn |
| |
| |
junkbond obligatie met hoog risico 1987 [De Coster 1999] <Engels |
junkie, junk verslaafde aan drugs 1965 [Aanv wnt] <Engels |
junkmail ongevraagde e-mail met reclame 1992 [De Coster 1999] <Engels |
junta staatsraad, regeringscomité 1790 [wnt verificatie] <Spaans {3.2} |
juridisch rechtskundig 1751 [wnt promoveeren] <Frans |
jurisdictie rechtsmacht, rechtsgebied 1345 [mnw] <Frans |
jurisprudentie toegepaste rechtspraak 1658 [mey] <Latijn |
jurist rechtsgeleerde 1401-1500 [mnw] <me Latijn |
jurk kledingstuk 1691 [wnt] <Frans {1.2.3} |
jury beoordelingscommissie, beëdigd college 1824 [wei] <Engels |
jus vleesnat 1518 [Claes] <Frans {4.1.6} |
jus d'orange sinaasappelsap 1956 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] <Frans {3.2/4.1.6} |
justeren op de juiste maat brengen 1479 [hws] <Frans |
justificatie rechtvaardiging 1467-1490 [mnw] <Frans |
justificeren rechtvaardigen 1499 [hws] <Latijn |
justitie rechterlijke macht 1276-1300 [cg i 1, 40] <Frans |
jute vezelstof 1858-1859 [wnt] <Engels {4.1.9} |
jutten stranddieverij plegen 1912 [Toll.] |
juvenaat school voor aspirant-kloosterlingen 1912 [kku] <Frans |
juveniel jeugdig 1952 [kwt] <Frans |
juweel kostbaar sieraad 1287 [cg NatBl] <Frans |
juwelier handelaar in juwelen 1520 [wnt] <Frans {4.1.13} |
juxtapositie het naast elkaar plaatsen 1832 [wei] <me Latijn |
|
k kanker 1964 [Wolkers, Hond met de blauwe tong] <L {3.4/4.4} |
k telwoord: 1000 1999 [R99] <Engels {4.2} |
ka bazige vrouw 1950 [gvd] |
kaag* buitendijks land 1151-1157 [Künzel] {2.3} |
kaag* vaartuig 1588 [Claes] {4.1.11} |
kaai wal 1457 [mnw] <Frans |
kaaiman krokodilachtige 1564 [wnt kaaiman ii] <Spaans {3.2} |
kaak* deel van skelet waarin tanden en kiezen zitten 1285 [cg Rijmb.] |
kaak* schandpaal 1340 [mnw] |
kaakje koekje 1699 [Claes Tw. 12] <Engels {3.2/4.1.6} |
kaal* zonder haar 1240 [Bern.] |
kaalkop iem. met een kaal hoofd 1599 [wnt] {3.1} |
kaan* stukje uitgebraden spek 1305-1370 [mnw] {1.2.4/4.1.6} |
kaan bootje 1599 [Kil.] <Duits {4.1.11} |
kaap landtong 1567 [Claes] <Frans |
kaapstander windas 1530 [Toll.] |
kaars vetstaaf met pit voor verlichting 1240 [Bern.] <Duits |
kaart landkaart 1532 [wnt] <Frans |
kaart speelkaart 1599 [mnw] <Frans |
kaarten kaartspelen 1394 [Janssen, Gesch. speelkaart, 194] {4.1.18} |
kaas zuivelproduct 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
kaasburger broodje gehakte biefstuk met kaas 1975 [R75] {1.2.5/4.1.6} |
kaasschaaf schaaf om plakjes van kaas te snijden 1950 [gvd] |
kaatsen balslaan 1374-1394 [mnw] <Frans {4.1.18} |
kabaal lawaai 1845 [wnt] <Frans |
kabbala geheime joodse leer 1847 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
kabbelen* zacht golven 1631-1634 [wnt] {3.1} |
kabel dik touw of staal 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans |
kabelaring kabeltouw 1652-1662 [wnt] <Portugees {3.2} |
kabeljauw beenvis 1101-1200 [Tavernier] <? {2.4/3.5} |
kabeltelevisie televisie waarbij de beelden via een kabel worden overgebracht 1974 [R75] <Engels {4.1.17} |
kabinet meubelstuk 1588 [Claes] <Frans {1.2.3/4.1.9} |
kabinet regering 1858 [wnt] <Frans {1.2.3} |
kabouter* aardmannetje 1573 [Plantijn] |
kabouter* lid van politieke groepering die een niet-autoritaire maatschappij nastreeft 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
kabuki Japans volkstoneel met mannen in alle rollen 1970 [wp (kaboeki)] <Japans {3.2} |
kachel verwarming 1591 [Toll.] {4.1.9} |
kachel dronken 1913 [wnt] |
kadaster grondbeschrijving 1828 [Toll.] <Frans |
kadaver lijk 1662 [wnt cadaver] <Frans |
kaddisj gebed ter herdenking van een dode 1832 [wei] <Jiddisch {3.2} |
kade wal 1111-1115 [Prisma NPl] <Keltisch {1.2.4/2.3/3.2} |
kader frame, lijst 1816 [wnt] <Frans |
| |
| |
kadetje broodje 1823 [wnt] {4.1.6} |
kadi rechter 1653 [Aanv wnt] <Arabisch {3.2} |
kadreren in een kader plaatsen 1984 [gvd] <Frans |
kaduuk bouwvallig, kapot 1558 [wnt] <Frans |
Kaenozoïcum geologische periode 1933 [De Gaay Fortman en Heidinga, Leerboek der Nat. Hist. iii, 284] <modern Latijn |
kaf* hulzen van aren 1240 [Bern.] |
kaf Bargoens: twintig 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2} |
kaffer boer, lomperd 1724 [moo] <Jiddisch {3.2} |
kafferkoren graansoort 1918 [wnt zeebies] <Afrikaans {3.2/4.1.2} |
kaft omslag 1861 [wnt] |
kaftan lang opperkleed 1714 [wnt ceintuur] <Turks {3.2} |
kajak eenpersoonsvaartuigje 1847 [kku] <Engels {4.1.11} |
kajuit passagiersverblijf op boten 1455 [Toll.] <Frans |
kak drek 1376-1400 [hws] {4.4} |
kakelbont met vele, niet-harmoniërende kleuren 1603 [De Jonge iii, 159] {4.1.5/4.4} |
kakelen* het roepen van kippen 1477 [Teuth.] {3.1} |
kakelvers* gloednieuw 1957 [Aanv wnt] {4.4} |
kakemono hangende rolschildering 1891 [Picarta: Kakemono: Japansche tafereeltjes] <Japans {3.2} |
kaken* ingewandsverwijdering van haring via de kieuw 1462 [mnw] |
kaken* op het punt staan te braken 1650 [wnt] {3.1} |
kaketoe papegaaiachtige 1662 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
kaki stof, uniform daarvan 1912 [kku] <Engels {4.1.14} |
kakken poepen 1514 [mnw] <Latijn {4.4} |
kakkerlak insect 1646 [wnt] <Portugees {3.2} |
kakmadam opgedirkte vrouw 1914 [gvd] |
kakofonie herrie 1824 [wei] <Frans |
kalander mangel 1622 [wnt] |
kalasjnikov Russisch geweer 1984 [gvd] <Russisch {3.2/4.1.14} |
kalebas vrucht 1588 [Claes] <Frans {4.1.2} |
kalender tijdoverzicht 1573 [Plantijn] <Duits |
kalf* jong van een koe 901-1000 [wps] {4.1.3} |
kalfaten, kalefaten herstellen 1530 [wnt] <Frans |
kalfsoester gepaneerd lapje kalfsvlees 1910 [wnt kalf i] {4.1.6} |
kali kaliumzout 1583 [Dod. 82] |
kali rivier 1896-1901 [kui] <Indonesisch of Javaans {3.2} |
kaliber middellijn van de loop van een vuurwapen 1697 [wnt] <Frans |
kalibreren het kaliber vaststellen 1872 [gvd] <Frans |
kalief titel van de opvolgers van Mohammed 1462 [hws] <Frans |
kalium chemisch element 1847 [kku] |
kalk bouwmateriaal 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
kalkoen hoendervogel 1551 [Sanders 1995] {4.1.6} |
kalle Bargoens: meisje, geliefde, hoer 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.13} |
kalligraferen schoonschrijven 1871 [wnt penneschrijver] <Grieks {3.2} |
kalm rustig 1568 [wnt vrede] <Frans |
kalmte rust 1602 [wnt] {3.1} |
kalong vleermuis 1854 [Junghuhn, Licht- en schaduwbeelden 10a] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
kalot mutsje 1677 [wnt] <Frans {4.1.9} |
kaltstellen uitschakelen 1994 [nrc-h 4/7/1994] <Duits {3.2} |
kam* gereedschap om haar te ontwarren of bijeen te houden 1240 [Bern.] |
kameel hoefdier 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
kameleon hagedis 1240 [Bern.] <Frans |
kamelot weefsel 1390-1460 [mnw] <Frans {4.1.9} |
kamenier vrouwelijke bediende 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.4} |
kamer vertrek 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
kamer wetgevend lichaam: Eerste, Tweede Kamer 1798 [wnt] {1.4} |
kameraad makker 1596 [wnt mondelijk i] <Frans |
kamerbreed gesteund door de meerderheid van de (Tweede) Kamer 1982 [R84] |
kamerling kamerheer 1050 [Rey] {2.2} |
kamermuziek muziek die oorspronkelijk in een kleine ruimte werd uitgevoerd 1795 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
kamfer middel tegen motten, geneesmiddel 1351 [mnw] <Frans |
kamikaze zelfmoordpiloot 1945 [Schuurman, De Tweede Wereldoorlog 28] <Japans {3.2} |
kamille plantengeslacht 1351 [hws] <Frans |
kamizool kledingstuk 1654 [wnt] <Frans |
kamp stuk land 847 [Claes] <Latijn {2.3} |
kamp strijd 1240 [Bern.] <Latijn |
kamp legerplaats 1573 [Plantijn] <Frans |
kampen strijden 1299 [mnw] |
| |
| |
kamperen tijdelijk in tenten verblijven 1688 [wnt] <Frans |
kamperfoelie plant 1567 [Claes] <Latijn |
kampioen de beste in een sport, voorvechter 1340-1350 [mnw] <Frans |
kampong gehucht 1606 [De Jonge iii, 215] <Indonesisch {3.2} |
kan* pot 1285 [cg I2, 1020] |
kan oosterse titel 1462 [mnw winnen] <Frans |
kanaal kunstmatige waterweg 1376-1400 [mnw] <Frans |
kanarie zangvogel 1554 [Sanders 1995] <Frans |
kandeel warme wijndrank 1351 [mnw] <me Latijn {4.1.6} |
kandelaar kaarsdrager 1240 [Bern.] <Frans |
kandelaber kroonluchter 1832 [wei] <Frans |
kandidaat gegadigde 1652 [wnt alumnus Suppl] <Frans |
kandideren zich kandidaat stellen 1912 [kku] <Duits |
kandij soort suikerklontjes 1397 [hws] <Frans |
kaneel specerij 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] <Frans {4.1.6} |
kanen* met smaak eten 1976 [gvd] {3.1} |
kangoeroe buideldier 1774 [wnt] <Engels {3.2/4.1.3} |
kanis Bargoens: hoofd, kop 1906 [Köster Henke] |
kanjer voortreffelijk persoon 1734 [wnt] <Frans |
kanjer iets dat groot is 1897 [wnt] |
kanji Japanse schriftsoort 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
kanker ziekte 1240 [Bern.] <Latijn |
kankeren zich morrend beklagen 1904 [wnt] |
kankerweer zeer slecht weer 1984 [gvd] {4.1.1} |
kannibaal menseneter 1566 [wnt] <Spaans {3.2} |
kano bootje 1598 [Toll.] <Spaans {1.2.4/3.2/4.1.11} |
kanoet steltloper 1763 [hou i, 5, 250] |
kanon vuurwapen met lange loop 1574 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
kanon een kei, kopstuk 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
kanonnade het schieten met kanonnen 1647 [wnt] <Frans |
kans waarschijnlijkheid 1350 [mnw] <Frans |
kansel preekstoel 1599 [wnt] <Duits |
kanselarij griffie 1530 [wnt] <me Latijn {3.2} |
kanselier hoogwaardigheidsbekleder 1293 [mnw] <Frans |
kant zijde, rand 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] <Frans of Latijn |
kant weefsel 1617 [wnt] {4.1.9} |
kanteel opstaand deel van muur 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
kantelen omkeren 1782 [wnt] |
kanteloep meloen 1779 [hou ii, 11, 322] <Frans {4.1.2} |
kantine schaftlokaal 1676 [wnt] <Frans |
kantje* haringvaatje 1872 [gvd] |
kanton onderafdeling van een arrondissement 1827 [wnt] <Frans |
kantoor werkvertrek, bureau 1524 [wnt] <Frans |
kanunnik domheer 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
kaolien porseleinaarde 1770 [Papillon] <Chinees {3.2} |
kap hoofddeksel 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.5/4.1.9} |
kap bovendeel 1468-1497 [mnw] {1.2.5} |
kapel bedehuisje 1102-1105 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2/5} |
kapel vlinder 1397 [mnw] |
kapelaan hulppriester 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.8} |
kapen overmeesteren 1652 [wnt] <Fries {3.2} |
kapitaal vermogen 1567 [wnt] <Frans |
kapiteel bovenstuk van zuil 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
kapitein scheepsgezagvoerder 1351 [mnw] <Frans |
kapitein militaire rang 1562 [Dict. Tetraglotton 289B] <Frans {4.1.14} |
kapittel bijeenkomst van kanunniken 1236 [cg i Gent] <Latijn |
kapittel hoofdstuk 1350 [mnw] <Latijn |
kapittelen berispen 1301-1400 [mnw] <me Latijn |
kapoen gecastreerde haan 1240 [Bern.] <Frans |
kapoeres verloren, dood 1871 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
kapok zaadpluis van kapokboom 1620 [De Jonge iv, 239] <Indonesisch {3.2} |
kapot stuk 1717 [wnt] <Duits |
kapotjas soldatenjas 1817 [wnt] {4.1.14} |
kapotje condoom 1912 [kku] |
kappa de Griekse letter k 1976 [wp] <Grieks {3.2} |
kappen* hakken 1240 [Bern.] |
kappen haar opmaken 1717 [wnt] |
kapper struik, bes 1551 [wnt] <Latijn |
kapper haarknipper 1732 [wnt] {4.1.13} |
kapseizen omslaan 1856 [wnt] <Engels |
kapsel omhulsel van bv. abces 1904-1905 [wnt] <Duits |
kapsones koude drukte 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
| |
| |
kapstok lat om kledingstukken aan te hangen 1669 [wnt] |
kapucijn bedelmonnik 1622 [Bibliotheca 1954, nr. 7057] <Frans {4.1.8} |
kapucijner soort van erwt 1854 [wnt] {4.1.6} |
kar voertuig 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.10} |
karaat eenheid van diamantgewicht en goudgehalte 1400-1434 [mnw] <Frans |
karabijn buks 1582 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
karaf tafelfles 1778 [wnt] <Frans |
karakter aard, kenmerk 1764 [wnt] <Frans |
karakteristiek kenmerkend 1792 [wnt] <Frans |
karamel gebrande suiker 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
karaoke Japans amusement waarbij telkens één amateur het vocale deel van de muziek invult 1991 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
karate verdedigingssport 1961 [Picarta: titel van Fr. Van Haesendonck] <Japans {3.2/4.1.18} |
karateka beoefenaar van karate 1984 [Picarta: titel van O. Roethof] <Japans {3.2} |
karavaan troep kameelrijders 1659 [wnt] <Frans |
karavanserai gebouw voor huisvesting van karavanen 1652 [wnt] <Perzisch |
karbies grote handtas 1884 [wnt] |
karbonade stuk vlees 1573 [wnt] <Frans {4.1.6} |
karbonkel een edelgesteente 1240 [Bern.] <Latijn |
karbonkel negenoog, grote puist 1287 [cg NatBl] <Latijn |
karbouw herkauwer 1786 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
kardinaal hoogwaardigheidsbekleder in de r.-k. kerk 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8} |
kardinaalsmuts plant 1800 [Flora Batava 1, nr. 72] |
kardoes kruithuls 1593 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
kardoes hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3} |
karekiet* zangvogel 1779 [Sepp en Nozeman, Nederlandsche vogelen ii:93] {3.1} |
kariatide vrouwenbeeld als zuil 1733 [Sanders 1995] <Frans |
kariboe herkauwer 1929 [kwt] <Frans {4.1.3} |
karig* schraal, gierig 1477 [Teuth.] |
karikatuur spotbeeld 1785 [wnt] <Frans |
karkas geraamte 1805 [Siegenbeek, Verhandeling Nederduitsche spelling] <Frans {3.2} |
karma het bepaald-zijn van iemands lot 1893 [Aanv wnt] <Sanskriet |
karmeliet monnik van de orde der karmelieten 1555 [Luython, Dictionaris in fransoys 12r] <me Latijn {4.1.8} |
karmozijn purperverf, rode kleur 1516 [hws] <Frans |
karn* karnton 1351-1400 [mnw] |
karnemelk* gekarnde melk 1301-1350 [mnw] {3.1/4.1.6} |
karos rijtuig 1618 [Courante uyt Italien, 14 jun. 1b] <Frans {4.1.10} |
karper* beenvis 1285-1286 [cg I2, 1153] |
karpet vloerkleed 1346 [hws] <Frans |
karren smalle gleuven in kalksteen 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
karsaai grof gekeperd laken 1401 [mnw] <Engels {3.2/4.1.9} |
kart skelter 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.10} |
kartel aaneensluiting van producenten 1824 [wei] <Duits |
kartelen* uittanden 1599 [Kil.] {3.1} |
karteren in kaart brengen 1847 [kku] <Duits |
karton bordpapier 1790 [wnt] <Frans |
kartonnage kartonnen band 1914 [gvd] <Frans |
kartuizer monnik van de orde van Sint-Bruno 1552 [Apherdianus 71r] <me Latijn {4.1.8} |
kartuizer kattensoort 1761 [Sanders 1995] {4.1.3} |
karveel schip 1533 [mnw] <Frans of Portugees {4.1.11} |
karwats zweep 1616 [tntl 1956, 304] <Russisch {3.2} |
karwei werk 1271-1272 [cg i Mechelen] <Frans |
karwij specerijplant 1351 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.6} |
kas contanten 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
kas broeikas 1717 [wnt] |
kashba Moorse citadel 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
kasjmier wollen stof 1835 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
kassa loket 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
kassei straatsteen 1300 [mnw] <Frans |
kassian tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1867 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.3} |
kassier kashouder 1543 [De Bruijn Tw. 10] <Duits {4.1.13} |
kast opbergmeubel 1364-1365 [mnw] <Duits {4.1.9} |
kastanje vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
kaste stand binnen het hindoeïsme 1743 [wnt] <Portugees {3.2} |
kasteel burcht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
kastelein caféhouder 1733 [wnt] <Latijn {4.1.13} |
| |
| |
kastijden tuchtigen 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4/1.2.6} |
kastrol braadpan 1778 [wnt] <Frans {1.2.4} |
kasuaris loopvogel 1763 [hou i, 5, 310] <Indonesisch {3.2} |
kat katachtige 1210-1240 [cg i 1, 9] <Latijn {1.2.3/4.1.3} |
kat standje 1976 [gvd] {1.2.3} |
katakana Japans fonetisch lettergreepschrift 1877 [wp, dl. 9 (Japan)] <Japans {3.2} |
katalysator in de scheikunde stof die een proces bespoedigt of vertraagt 1903 [wnt versnellen] <modern Latijn |
katalyse ontbinding 1861 [Aanv wnt] <Frans |
katapult werptuig voor jongens 1898 [gvd] <Frans {4.1.18} |
katenspek gerookt spek 1972 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.6} |
kater mannetjeskat 1297 [cg I4, 2418] {4.1.3} |
kater onaangenaam gevoel na dronkenschap 1906 [wnt] <Duits |
katern deel van boek 1717 [wnt] <Frans |
katheder spreekgestoelte 1778 [wnt] <Duits |
kathedraal hoofdkerk 1875 [wnt] <Frans |
kathode negatieve elektrode 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik. (anode)] |
katholiek rooms 1567 [Claes] <Frans |
katje bloeiwijze 1573 [wnt] |
katoen geweven stof 1272 [cg i 1, 219] <Frans {4.1.9} |
katrol hijsblok 1460 [mnw] |
kattebelletje kort briefje 1662 [wnt] |
katten berispen 1979 [Wijnands&Ost] |
katzwijm kortstondige flauwte 1697 [wnt] |
kauw* zangvogel 1279 [cg i 1, 431] {3.1} |
kauwen* met de kiezen vermalen 1240 [Bern.] |
kauwgum, kauwgom snoepgoed van suiker, olie en gom 1921 [Van Goor vreemde-woordentolk] {4.1.6} |
kavel* deel, perceel 1240 [Bern.] |
kaviaar viskuit 1481-1485 [tntl 1943, 135] <Turks {3.2} |
kazemat verdedigingsstelling 1588 [Claes] <Frans |
kazerne gebouw voor huisvesting van soldaten 1710 [wnt] <Frans |
kazuifel deel van misgewaad 1350 [mnw] <me Latijn |
kebab aan pennen geroosterde stukjes vlees 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Turks {3.2/4.1.6} |
keel* strot 901-1000 [wps] |
keel rood (in de heraldiek) 1350 [mnw] <Frans {4.1.5} |
keelstem* zangstem tussen borst- en kopstem 1855 [wnt] {4.1.16} |
keep* kerf 1588 [Claes] |
keep* zangvogel 1650 [wnt keep i] {3.1} |
keeper doelverdediger 1871 [Ter Gouw, Volksvermaken 338] <Engels |
keerkring* cirkel evenwijdig aan de evenaar 1699 [Claes Tw. 12] |
kees hondensoort 1841 [wnt] {4.1.3} |
keet* schuur 1287 [cg NatBl] |
keet* herrie 1904 [wnt] |
keffen* blaffen 1550 [wnt] {3.1} |
kefir melkwijn 1899 [dbl] <Kaukasisch {4.1.6} |
kegel* conus 1276 [cg i 1, 311] {3.1} |
kegelen* met een bal kegels omgooien 1425 [mnw] {4.1.18} |
kei* rolsteen 1350 [mnw] |
keihard* zeer hard 1872 [gvd] {4.4} |
keilen* langs het wateroppervlak werpen 1406 [mnw] |
keirin sprint achter gangmakers 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
keiruig* zeer ruig 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4} |
keizer titel van de hoogste vorst 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
keizersnede operatieve verlossing 1812 [Weiland, Spelling] |
kek kittig 1974 [R75] <Duits {3.2} |
keker kikkererwt, sisser 1477 [Teuth.] <Latijn {4.1.6} |
kelder deel van gebouw onder de begane grond 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.4} |
kelim tapijt 1832 [wei] <Turks {3.2} |
kelk drinkbeker 1240 [Bern.] <Latijn |
kelk bloemkroon 1766 [wnt] <Latijn |
kelner ober 1806 [wnt passant i] <Duits {4.1.13} |
kempetai Japanse militaire politie 1986 [koe Kempei] <Japans {3.2} |
kemphaan steltloper 1641 [wnt] |
kenau manwijf 1660 [wnt] |
kendo stokschermen 1973 [Picarta: titel Budo: (...) Kendo] <Japans {3.2/4.1.18} |
kenmerk* merkteken 1764 [wnt] |
kennel hondenhok voor de fok 1886 [kku] <Engels |
kennen* weten 901-1000 [wps] |
kennis* het kennen 1260 [hws] {3.1} |
kennis* persoon die men kent 1391-1400 [mnw] |
kenpo Japanse vechtkunst 1972 [Grote Sport Enc.] <Japans {3.2/4.1.18} |
kenteren omslaan, veranderen 1671 [wnt] |
keper visgraat (in weefsel) 1717 [wnt] <Latijn |
kepie militair hoofddeksel 1886 [kku] <Frans {4.1.14} |
| |
| |
keppeltje schedelkapje 1950 [wnt veloursen] <Jiddisch {3.2} |
keramiek pottenbakkerskunst, producten daarvan 1906 [Picarta: Het museum Willet-Holthuysen: (...) ceramiek] <Frans |
kerel* man 1271-1272 [cg i 1, 211] |
keren* wenden 901-1000 [wps] |
keren* vegen 1240 [Bern.] |
kerf* keep 1343-1346 [mnw] |
kerfstok* stokje waarop door kerven wordt aangegeven wat iem. verbruikt (en dus: hoeveel schulden hij heeft) 1240 [Bern.] {3.1} |
kerk bedehuis 777 [Claes] <Grieks {2.3/3.2} |
kerker gevangenis 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
kerkhof begraafplaats 1240 [Bern.] |
kerkmuziek muziek die in een kerk wordt gespeeld 1754 [wnt koor i] {4.1.16} |
kermen* kreunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
kermis volksfeest met jaarmarkt 1240 [Bern.] |
kern* binnenste, essentie 1240 [Bern.] |
kernenergie energie die vrijkomt bij de splitsing van atoomkernen 1950 [gvd] {4.1.10} |
kerngezond door en door gezond 1889 [wnt] <Duits {4.4} |
kernhem* Nederlandse kaassoort 1970 [wp] {3.1/4.1.6} |
kernonderzeeër door kernenergie voortbewogen onderzeeboot 1979 [Wijnands&Ost] {4.1.11} |
kernreactor toestel dat energie levert door de splijting van atoomkernen 1957 [wp jaarboek 1958] {4.1.10} |
kerosine vliegtuigbenzine 1941 [wnt vluchtigheid] |
kerrie specerij, daarmee gekruid gerecht 1724 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
kers* kruisbloemige plant, waterkers e.d. 1170 [Rey] {2.2} |
kers vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2} |
Kerst de kerstdagen 1719 [wnt] {1.2.4/4.1.7} |
kerstenen dopen 1324-1341 [mnw] <Latijn |
Kerstmis feest van Jezus' geboorte 1274 [cg i 1, 273] {1.2.4/4.1.7} |
kerststol luxe kerstbrood 1961 [gvd stol] {4.1.6} |
kersvers* geheel vers 1665 [wnt] {3.1} |
kervel plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6} |
kerven* insnijdingen maken 1350 [mnw] |
ketchup pikante saus 1950 [gvd] <Engels {4.1.6} |
ketel vat 1240 [Bern.] <Latijn |
keten ketting 1240 [Bern.] <Latijn |
keten reeks 1664 [wnt] |
ketjap saus van sojabonen 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
ketsen afwijzen, afspringen 1717 [wnt] |
ketter die afwijkt van de geloofsleer 1276-1300 [cg Lut.A] <Frans {4.1.8} |
ketting samenstel van schakels 1401-1500 [mnw] |
kettingroker iem. die voortdurend rookt 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
keu biljartstok 1770 [wnt] <Frans |
keuken kookvertrek 1236 [cg i 1, 28] <Latijn |
keukenmachine elektrisch apparaat met hulpstukken 1982 [R84] {4.1.9} |
keur* handvest 1217 [Slicher 125] {2.4} |
keur* het beste, de bloem 1573 [Plantijn] |
keurig* net 1621 [wnt] |
keurs kledingstuk om bovenlijf 1569 [wnt] <Oudslavisch {3.2} |
keurslijf belemmering 1840 [wnt] |
keus* het kiezen 1300 [mnw] |
keutel* drekballetje 1351 [mnw] {3.1} |
keuter* kleine boer 1420 [mnw] {4.1.13} |
keuvelen* babbelen 1724 [wnt] |
kever* insect 901-1000 [cg wps Gloss.] |
keyboard elektronisch muziekinstrument 1984 [Picarta: Orgelwereld en keyboardnieuws] <Engels {1.3/4.1.16} |
kezen* neuken 1901 [wnt vinder i] {4.4} |
kibbelen* ruzie maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
kibboets Israëlische kolonie 1958 [Picarta: titel van J.E. Ellemers] <modern Hebreeuws {3.2} |
kick prikkel 1962 [R75] <Engels |
kickboksen vechtsport met elementen van boksen, judo en karate 1986 [koe] <Engels {4.1.18} |
kidnap ontvoering 1953 [Picarta: titel van Piet Bakker] <Engels |
kids kinderen 1998 [De Coster 1999] <Engels {4.1.4} |
kiebitzer toekijker bij een spel of sport die onnodig advies geeft 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
kiekeboe* tussenwerpsel: uitroep als men te voorschijn komt 1665 [wnt] {4.3} |
kieken* jong van een kip 1240 [Bern.] |
kiekendief* roofvogel 1573 [wnt] |
kiekje* amateurfoto 1899 [dbl] {1.2.5/4.1.17} |
kiel* boezeroen 1370 [mnw] |
kiel* kielbalk 1527 [wnt] |
kiele-kiele* tussenwerpsel: uitroep als men een kind kietelt 1894 [wnt] {3.1/4.3} |
kiele-kiele* bijwoord: op het nippertje 1933 [Aanv wnt] {3.1} |
kiem* beginsel, uitloper 901-1000 [wps] {3.1} |
kien pienter 1969 [R75] <Engels |
| |
| |
kienen het kienspel spelen 1846 [wnt kienen iii] {4.1.18} |
kiep* hengselmand 1477 [Teuth.] |
kiepen omwerpen 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
kieperen vallen, smijten 1897 [wnt] |
kier spleet 1887 [wnt] <Fries {3.2} |
kierewiet* gek 1937 [Aanv wnt] {3.1} |
kies* maaltand 1440 [mnw] |
kies* kieskeurig, welvoeglijk 1610 [wnt kiesch] |
kies zwavelverbinding 1780 [hou iii, 1, 112] <Duits |
kieskeurig* veeleisend 1661 [wnt] |
kietelen* een kriebeling opwekken 1240 [Bern.] {3.1} |
kieuw* ademhalingsorgaan van vis 1599 [kil] |
kieviet* steltloper 1287 [cg NatBl] {1.2.5/3.1} |
kiezel* grind 1631 [wnt wateren] {3.1} |
kiezen* een keus doen 1240 [Bern.] |
kif hasjiesj 1961 [R84] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
kiften* ruzie maken 1918 [wnt] |
kijken* zien 1350 [mnw] |
kijven* schelden 1301-1350 [mnw] |
kikken* een geluid voortbrengen 1450 [mnw] {3.1} |
kikker* kikvorsachtige 1623 [wnt] {3.1} |
kikvors* kikvorsachtige 1627 [wnt uits- (uitslibberen)] {3.1} |
kil* koud 1628 [wnt] |
kilo kilogram 1866 [wnt] <Frans {1.1/1.2.4} |
kilogram 1000 gram 1808 [wnt] <Frans {1.2.2/1.2.4/3.2} |
kilometer 1000 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
kilt Schotse rok 1847 [kku] <Engels {3.2} |
kim* horizon 1658 [wnt] |
kimmel Bargoens: drie 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.2} |
kimono ochtendkleding 1908 [wnt] <Japans {3.2} |
kin* deel van de onderkaak 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
kina boom, bast daarvan 1722 [wnt voeding] <Spaans {3.2} |
kina munteenheid van Papoea-Nieuw-Guinea 1975 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Tok Pisin {4.1.12} |
kind* jong mens, zoon of dochter 901-1000 [wps] {4.1.4} |
kindsbeen* vroegste kindsheid 1561 [wnt] |
kinematica leer van de bewegingen 1931 [Picarta: titel van F. Schuh] |
kinesitherapie bewegingstherapie 1934 [kwt] |
kinetica dynamica 1863 [kku] |
kinine extract van kinabast tegen koorts 1826 [wnt atonie Suppl] <Frans |
kink* kronkel 1636 [wnt] |
kinkel* botterik 1544 [wnt] |
kinkhoest* ziekte 1588 [Claes] {1.2.1} |
kinkhoorn* (eetbare) zeeslak 1488 [mnw] |
kinnebak* onderkaak 901-1000 [wps] {3.1} |
kinnesinne jaloezie, afgunst 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.1/3.2} |
kiosk verkoopstalletje 1885 [wnt] <Frans |
kip* hoendervogel 1588 [Claes] {4.1.6} |
kip politieagent 1906 [wnt kip ii] <Duits |
kip munteenheid van Laos 1955 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Laotiaans {4.1.12} |
kiplekker* zeer wel 1950 [gvd] {4.4} |
kippen kantelen 1904 [wnt kippen xii] <Duits |
kippensoep soep getrokken van kippenvlees 1845 [wnt] {4.1.6} |
kipper gebakken haring 1984 [gvd] <Engels |
kippig* bijziend 1790 [wnt] |
kir alcoholische drank 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6} |
kirren* rollend keelgeluid maken 1599-1607 [Claes] {3.1} |
kirsch likeur 1864 [wnt] <Duits {4.1.6} |
kiskassen* steentjes keilen 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 126] {3.1/4.1.18} |
kismet voorbeschikking 1824 [wei] <Turks {3.2} |
kissebissen* vitten 1784-1785 [wnt] {3.1} |
kist bak met deksel 1237 [cg i 1, 38] <Latijn |
kistjes schoenen in soldatenjargon 1914-1918 [Leen Verhoeff] {4.1.14} |
kit lijm 1860 [wnt] <Duits |
kit zelfbouwpakket 1984 [gvd] <Engels |
kitchenette ingebouwd keukentje 1952 [R75] <Engels |
kits type zeilschip 1572 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
kits fijn, in orde 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
kitsch schijnkunst 1937 [Aanv wnt] <Duits |
kitten aaneenlijmen 1870-1871 [wnt] <Duits |
kitten jonge kat 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
kittig* levendig 1612 [wnt] |
kiwi loopvogel 1863 [kku] <Engels |
kiwi vrucht 1977 [Picarta: titel van R. Efraimssou] <Engels {4.1.2} |
klaar helder 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {4.1.5} |
klaar gereed 1651-1652 [wnt] |
klaarkomen gereedkomen, volbrengen 1819 [wnt] |
klaarkomen een orgasme hebben 1914 [gvd] {4.4} |
klabak politieagent 1884 [wnt pst] |
klad* vlek 1465 [mnw] |
klagen* droefheid uiten 1100 [Willeram] |
klak* klodder, vlek 1451-1500 [mnw] |
| |
| |
klakkeloos* zonder grond 1343-1371 [mnw] |
klam* vochtig 1477 [Teuth.] |
klamboe muskietennet 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 120] <Indonesisch {3.2} |
klandizie cliëntèle 1561 [wnt] <Frans |
klank* geluid 1287 [cg NatBl] |
klant cliënt 1350 [mnw] <Frans |
klap* slag 1400 [mnw] {3.1} |
klapekster* zangvogel 1860 [wnt] |
klaploper* profiteur 1699 [Claes Tw. 12] |
klapmuts zeeroofdier 1843 [wnt] {4.1.3} |
klappen* praten 1240 [Bern.] {3.1} |
klappen* klappen geven 1627 [wnt] |
klapper kokosnoot 1678 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
klapperen* klepperen 1540 [mnw] {3.1} |
klappertanden* met de tanden klapperen 1648 [wnt] {3.1} |
klaproos plant 1543 [Heukels] |
klapschaats scharnierende schaats 1983 [Vd Sijs 1998] {4.4} |
klapstuk* vlees van de klapribben, de korte ribben van geslacht vee 1746 [wnt klapstuk ii] {4.1.6} |
klapwieken* met de vleugels slaan 1710 [wnt] {3.1} |
klarinet blaasinstrument 1790 [wnt treffelijk] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
klaroen blaasinstrument 1566-1568 [mnw] <Frans {4.1.16} |
klas groep 1591 [wnt klasse] <Frans |
klassement onderbrenging in een klasse 1896 [wnt] <Frans |
klassiek antiek 1824 [wei classe] <Frans |
klassieke muziek muziek van klassieke componisten 1961 [gvd] {4.1.16} |
klassieker wielerwedstrijd op de weg 1961 [Aanv wnt] <Duits {1.2.2/3.2} |
klateren* helder klinken 1351-1400 [mnw] {3.1} |
klatergoud* vals bladgoud 1641-1642 [wnt] |
klauteren* klimmen 1562 [wnt opklauteren] {3.1} |
klauw* nagel 901-1000 [wps] |
klauwier zangvogel 1762 [hou i, 4, 221] |
klavarskribo notenschrift voor klavierinstrumenten 1931 [Presentatie in 1931] {4.4} |
klavecimbel toetsinstrument 1519 [Liggeren en andere hist. archieven i, 93] <Italiaans of Latijn {3.2/4.1.16} |
klaver* plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] |
klaveren* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
klaverjassen een bepaald kaartspel spelen 1710 [wnt] {4.1.18} |
klaviatuur toetsenbord 1795 [wnt] <Duits {3.2} |
klavier toetsenbord 1567 [Junius] <Frans |
klavier toetsinstrument, piano 1871 [wnt] <Frans {4.1.16} |
kledderen* met iets nats knoeien 1836 [wnt] {3.1} |
kleed* stuk weefsel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
kleermaker* iem. die als beroep bovenkleren maakt 1342 [mnw] {4.1.13} |
klef* kleverig 1648 [Toll.] |
klei* grondsoort 1344 [hws] |
klein* niet groot 1140-1170 [Künzel] {2.3/3.1} |
kleindochter* vrouwelijk kleinkind 1760 [wnt] {4.1.4} |
kleineren in waarde verkleinen 1599 [wnt] |
kleingeestig bekrompen 1852 [wnt] <Duits {3.1} |
kleinkunst cabaretkunst 1920 [wnt zwerver] <Duits {3.2/4.1.15} |
kleinood* kostbaar voorwerp 1240 [Bern.] |
kleinschalig op kleine schaal 1976 [gvd] {3.1} |
kleinzoon* mannelijk kleinkind 1661 [wnt] {4.1.4} |
klemmen* vastzetten, knellen 1477 [Teuth.] |
klemtoon* nadruk 1723 [wnt] |
klep* klepper, deksel 1490 [mnw] |
klepel* staaf in klok 1272 [cg i 1, 202] {3.1} |
kleppen* een kleppend geluid maken 1346 [hws] {3.1} |
klepper* paard 1599 [Kil.] {3.1/4.1.3} |
klepperen* een kleppend geluid geven 1636 [wnt] {3.1} |
kleptomanie steelzucht 1886 [kku] |
klere tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1912 [Aanv wnt] {4.3} |
klerelijer ellendeling 1955 [Endt] |
kleren* kleding 1521 [wnt voering ii] |
klerikaal geestelijk 1824 [wei] <me Latijn |
klerk schrijver 1210-1240 [cg I4] <Latijn {1.2.3} |
klessebessen* babbelen 1984 [gvd] {1.4/3.1} |
klets* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klets ii] {3.1} |
kletsen* geluid maken 1635 [wnt kletsen i] {3.1} |
kletsen* praten 1841 [wnt kletsen ii] {3.1} |
kletskop koekje 1875 [wnt] {4.1.6} |
kletskous* praatzieke vrouw 1884 [gvd] |
kletteren* scherpe geluiden maken 1649 [Toll.] {3.1} |
kleumen* kou lijden 1634 [wnt] |
kleur lichtnuance 1567 [wnt] <Frans |
kleuter* klein kind 1569 [wnt] {4.1.4} |
kleven* plakken 901-1000 [wps] {3.2} |
| |
| |
klewang kort, breed zwaard 1768 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
klezmer traditionele joodse muziek 1992 [Klezmerfestival A'dam] <Jiddisch {3.2/4.1.16} |
kliek* voedselrest 1676 [wnt] |
kliek exclusief groepje 1848 [wnt podagra] <Frans |
klier* vochtafscheidend orgaan 1351 [mnw] {1.2.3} |
klier* onuitstaanbaar persoon 1906 [wnt] {1.2.3} |
klieven* splijten 1290 [cg ii 1 En.Codex] {3.2} |
klif* steile bodemverheffing 1476-1500 [mnw] {3.2} |
klik* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1599 [wnt klik ii] {3.1} |
klikken* overbrengen 1401-1450 [mnw] {3.1} |
klikspaan* klikker 1691 [Sewel 159a] |
klimaat natuurlijke gesteldheid van lucht en weer 1485 [mnw] <Frans |
klimmen* klauteren 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2} |
kling lemmet 1574 [Toll.] <Duits |
klingelen rinkelen 1746 [wnt] <? {3.5} |
kliniek ziekenhuis 1864-1865 [wnt] <Frans |
klinisch m.b.t. een kliniek 1815 [wnt] <Latijn |
klink* kruk, pal 1240 [Bern.] |
klinken* luiden 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
klinken* vastslaan 1350 [mnw] |
klinker* vocaal 1584 [Ruijs] |
klinker* hardgebakken steen 1599 [Kil.] |
klinkklaar louter 1613 [wnt] {3.1} |
klip* rots 1450 [mnw] {3.2} |
klipdas* plantenetend zoogdier 1857-1858 [wnt klip] {4.1.3} |
klipper type zeilschip 1852 [wnt] <Engels {4.1.11} |
klipvis* beenvis 1652-1662 [wnt] |
klis* plantengeslacht 1301-1400 [Glossarium Trevirense] |
klisteerspuit pomp voor darmspoeling 1665 [wnt klisteer] |
klit* verwarde massa 1645 [wnt] |
klodder* klonter 1562 [Claes] |
kloek* moedig, flink 1470 [hws] |
kloek* hoendervogel 1886 [wnt kloek iii] {3.1} |
klof, kloffie Bargoens: pak, kostuum 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
klok bel, uurwerk 1237 [cg i 1, 31] <Iers |
klokhen* kloek 1599 [Kil.] {3.1} |
klokhuis* zaadhuisje van appels en peren 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] |
klokkenluider personeelslid dat misstanden binnen de organisatie openbaar maakt 1987 [Picarta: titel van M. Bovens] |
klomp* kluit, klont 1377 [mnw] {1.2.3} |
klomp* houten schoen 1567 [wnt] {1.2.3/4.1.9} |
klompendans dans op klompen 1858 [wnt boerenbruiloft] {4.1.15} |
klont* kleine samenhangende massa 1477 [mnw] |
kloof* spleet 1240 [Bern.] |
klooien* stuntelen 1961 [gvd] {3.1} |
kloon duplicaat 1938 [Picarta: titel van J.H. Bekker] <Engels |
klooster instelling waar mensen zich terugtrekken voor godsdienstig leven 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn {3.2} |
kloot* teelbal 1550 [wnt] {4.4} |
klootschieten* een bal rollen 1424 [mnw cloot] {4.1.18} |
klootzak scheldwoord 1908-1924 [wnt klooten] |
klophengst ruin 1682 [wnt] <Duits {4.1.3} |
kloppen* hoorbaar op iets slaan 1276-1300 [cg Kerst.] {3.1} |
klos spoel 1630 [wnt] <Duits |
klote* tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1927 [Aanv wnt] {4.3} |
klotebaan* zeer vervelende baan 1984 [gvd] {3.1} |
klotsen* natuurlijke geluid van vloeistoffen maken 1667 [wnt] {3.1} |
kloven* (doen) splijten 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
klucht* kort grappig toneelstuk 1528 [mnw] {4.1.15} |
kluif* bot met vlees 1710 [wnt] {4.1.6} |
kluis cel, woning van een kluizenaar 1265-1270 [cg Lut.K] <me Latijn {3.2} |
kluis brandkast 1659 [wnt] |
kluister boei 1477 [Teuth.] <me Latijn |
kluit* massa, klont 1357 [mnw] |
kluiven* met de tanden vlees van bot halen 1451-1500 [mnw] |
kluizenaar heremiet 1301-1400 [mnw] |
klunen met ondergebonden schaatsen lopen 1941 [Aanv wnt] <Fries {3.2} |
klungel* sukkel 1781 [wnt] {3.1} |
kluns sufferd 1949 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
klus* karwei 1750 [wnt] |
kluts koppeling 1936 [wnt] <Engels |
klutsen* door kloppen dooreenmengen 1410 [mnw] {3.1} |
kluut* steltloper 1636 [wnt] {3.1} |
kluwen* knot 1240 [Bern.] |
klysma lavement 1836 [wnt reliek] <Grieks {3.2} |
| |
| |
knaagdier* zoogdier met grote snijtanden 1862 [wnt] |
knaak groot muntstuk, een rijksdaalder 1689 [wnt] <? {3.5/4.1.12} |
knaap* jongen 901-1000 [wps] {3.2/4.1.4} |
knaapje* klerenhanger 1837 [wnt knaap] |
knabbelen* kort op iets bijten 1562 [Claes] {3.1} |
knäckebröd hard brood 1948 [kwt] <Zweeds {3.2/4.1.6} |
knagen* kleine stukjes afbijten 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
knagen* een aanhoudende onaangename gewaarwording veroorzaken 1569 [wnt] |
knak* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1646 [wnt] {3.1} |
knakken* met een knak breken 1599 [Kil.] {3.1} |
knakker* kerel 1984 [gvd] {3.1} |
knakworst soort worst 1599 [wnt] <Duits {4.1.6} |
knallen* met het geluid van een ontploffing weerklinken 1762 [wnt] {3.1} |
knalrood felrood 1903 [wnt knallen] <Duits {4.1.5/4.4} |
knap* slim, aantrekkelijk 1657 [wnt] |
knappen* een geluid (knap) maken, met een knap breken 1573 [Plantijn] {3.1} |
knapzak* draagzak met etenswaren 1552 [Claes] |
knar* oude kerel 1856 [wnt] {4.1.4} |
knarsen* een schurend geluid maken 1461 [mnw] {3.1} |
knarsetanden* met de tanden knarsen 1627 [wnt] {3.1} |
knauwen* sterk kauwen 1287 [cg NatBl] |
knecht* bediende 1240 [Bern.] |
kneden* door knijpen dooreenmengen 1301-1400 [mnw] |
kneep* kunstgreep 1644 [wnt] |
kneiterberoemd* erg beroemd 1991 [Hoppenbrouwers knijter-] |
knekel* doodsbeen 1769-1811 [wnt] |
knellen* drukken 1598 [wnt] |
knerpen* krakend geluid maken 1880 [wnt knarpen ii] {3.1} |
knetteren* scherpe geluiden doen horen 1630 [wnt] {3.1} |
knettergek* helemaal gek 1953 [Aanv wnt] {4.4} |
knettergoed* erg goed 1961 [gvd] {4.4} |
knetterhard* erg hard 1995 [Groene Boekje] {4.4} |
kneu* zangvogel 1655 [wnt] {3.1} |
kneuzen* beschadigen 1348 [mnw] |
knevel* snor 1560 [wnt verdichten i] |
knevel* stokje om het losdraaien te beletten 1567 [Junius 285B] {3.1} |
knickerbocker kniebroek 1929 [kwt] <Engels {3.2} |
knie* verbinding tussen boven- en onderbeen 1156 [Slicher] {2.4} |
knielen* de knieën tot op de grond buigen 1240 [Bern.] |
kniesoor* iem. die voortdurend kniest 1849 [wnt] |
kniezen* overdreven treuren 1635 [wnt] |
knijp kroeg 1912 [kku] <Duits |
knijpen* druk uitoefenen 1599 [Kil.] |
knijpkat handdynamo 1940-1945 [Nieuwe Taalgids 38, 163ff] |
knikkebollen* dommelend knikken 1573 [wnt] {3.1} |
knikken* het hoofd heen en weer bewegen 1300 [mnw] |
knikken* half doorbreken 1607 [wnt] {3.1} |
knikker* glazen of stenen balletje als kinderspel 1599-1607 [Kil.] {3.1/4.1.18} |
knip* (vogel)val 1485 [mnw] |
knipmes* zakmes 1697 [wnt] |
knipogen* een ooglid snel sluiten en openen 1710 [wnt] {3.1} |
knippen* met een schaar snijden 1477 [Teuth.] |
knisteren een knetterend geluid maken 1864 [wnt] <Duits |
knobbel* bult 1546 [Claes] {3.1/3.2} |
knock-out bewusteloos geslagen 1929 [kwt] <Engels |
knoedel* meelballetje 1778 [wnt] {3.1/4.1.6} |
knoeien* morsen 1617 [Toll.] |
knoeipot knoeier 1950 [gvd] |
knoeiwerk* slordig schrijfwerk 1822 [wnt] {1.2.6} |
knoeper(d)* joekel 1976 [gvd] {3.1} |
knoert* harde slag 1961 [gvd] {3.1} |
knoertgoed* heel goed 1962 [Aanv wnt] {4.4} |
knoerthard* heel hard 1964 [Aanv wnt] {4.4} |
knoest* uitwas aan boom 1301-1350 [mnw] |
knoet zweep 1677 [wnt] <Russisch {3.2} |
knoet* haar 1905 [wnt knoet ii] |
knoeterhard* erg hard 1996 [Reker, Dikke woorden] |
knoflook* kruiderij 1240 [Bern.] {1.2.4/3.1/4.1.6} |
knokkel* vingergewricht 1477 [Teuth.] {3.1} |
knol* vlezige wortel 1515 [Claes Tw. 12] {4.1.6} |
knol* (slecht) paard 1710 [wnt] {4.1.3} |
knook* bot 1477 [Teuth.] |
knoop* ronde sluiting aan kleding 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2} |
| |
| |
knop* rond voorwerp als versiering, bescherming of handvat 1240 [Bern.] {3.2} |
knorhaan* beenvis 1710 [wnt] |
knorren* het natuurlijke geluid van varkens maken 1470 [mnw] {3.1} |
knot* bosje haar 1477 [Teuth.] |
knots* zware stok 1567 [wnt] {4.1.14} |
knotsgek* helemaal gek 1970 [Aanv wnt] {4.4/5} |
knotsgezellig* heel gezellig 1984 [gvd] {4.4/5} |
knowhow vakkennis, deskundigheid 1968 [kwt] <Engels |
knudde* waardeloos 1925 [wnt] |
knuffelen* liefkozend pakken 1521-1524 [wnt] {3.1} |
knuist* harde hand 1552 [wnt] |
knul jongen 1769 [wnt] <Duits |
knuppel* dikke stok 1654 [wnt] {3.1} |
knurft* stommeling 1947 [Aanv wnt] |
knus* behaaglijk-vertrouwd 1859 [wnt] |
knutselen* fabrieken 1785 [wnt] {3.1} |
koala buideldier 1909 [wp] <Engels {4.1.3} |
kobalt chemisch element 1780 [hou iii, 1, 76] <Duits |
kobaltblauw kleurnaam 1908 [wnt koning i] {4.1.5} |
kobold aardmannetje 1932 [wnt aardmannetje] <Duits |
kodak camera 1903 [Nuyens, Nuovo dizionario Olandese-Italiano 1049] <Engels {4.1.17} |
koddebeier* veldwachter 1521 [wnt] |
koddig* grappig 1588 [Claes] |
kodiakbeer soort beer 1984 [gvd] {4.1.3} |
koe* herkauwer, vrouwelijk rund 901-1000 [wps] {4.1.3} |
koedoe herkauwer 1762 [hou i, 3, 267] <Frans {4.1.3} |
koeioneren bedillen 1682 [wnt] <Frans |
koek* zoet gebak 1300 [mnw] {4.1.6} |
koekeloeren zonder bezigheid uitkijken 1599 [wnt] |
koekoek* koekoekachtige 1240 [Bern.] {1.1/1.2.5/3.1} |
koel* matig koud 1287 [cg NatBl] |
koelak Russische boer 1929 [kwt] <Russisch {3.2} |
koelie dagloner 1642 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
koelkast kast waarin etenswaar koel gehouden wordt 1938 [wnt trunk i] {4.1.9} |
koelte* frisheid 1277 [cg i Brugge] {3.1} |
koemis gegiste paardenmelk 1847 [kku] <Russisch {3.2/4.1.6} |
koen* dapper 1240 [Bern.] |
koepel halfbolvormige overwelving 1600 [wnt] <Frans |
koeren* het rollende geluid van duiven maken 1599 [wnt] {3.1} |
koerier bode 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 2a] <Frans |
koers richting, route 1463 [hws] <Frans |
koers prijs van geld, waardepapieren 1497 [wnt] <Frans |
koeskoes, couscous deegwaar van kleine korrels 1681 [wnt koeskoes i] <Arabisch of Frans {3.1/3.2/4.1.6} |
koest tussenwerpsel: rustig! 1722 [wnt] {4.3} |
koesteren verwarmen, vertroetelen 1546 [mnw] |
koet* ralvogel 1377-1378 [mnw] {3.1} |
koeterwaals onverstaanbare taal 1617 [wnt] <Duits |
koets rijtuig 1536 [Colloquia et Dictionariolum septem linguarum 23] <Duits {4.1.10} |
koetsier bestuurder van een koets 1628 [wnt] |
koevoet* spaak die eindigt in een klauw 1593 [wnt] {1.2.3} |
kof(schip)* zeilschip 1750 [wnt] {4.1.11} |
koffer reistas 1300 [mnw] <Frans |
koffie drank uit koffiebonen 1640 [wnt] <Turks {3.2/4.1.6} |
koffiezetapparaat toestel voor het bereiden van koffie 1963 [Aanv wnt] {4.1.9} |
kog scheepstype 1252 [mnw] <me Latijn {4.1.11} |
kogel* projectiel 1599 [wnt] {4.1.14} |
kogellager ondersteuning van draaiende as in bus met bolletjes 1924 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
kohier register 1462 [mnw] <Frans |
koine gemeenschappelijke taal 1950 [Kleine wp 804] <Grieks {3.2} |
kok die spijzen toebereidt 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.13} |
kok fazantenhaan 1551 [mnw] <Frans |
kokarde onderscheidingsteken op hoofddeksel 1720 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
koken verhitten, spijzen toebereiden 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kokendheet zeer heet 1714 [wnt koken] {4.4} |
koker etui, huls 901-1000 [wps] <me Latijn {2.5} |
koket behaagziek 1708 [wnt coquet] <Frans |
kokhalzen* op het punt staan te braken 1802 [wnt] {3.1} |
kokkel mossel 1900 [wnt] <Engels |
kokkerd* iets groots, grote neus 1864 [wnt] |
kokkerellen allerlei kookseltjes maken 1785 [wnt] |
kokmeeuw* meeuwachtige 1623 [wnt] {3.1} |
| |
| |
kokosnoot vrucht van de kokospalm 1602 [wnt] {4.1.2} |
kol* feeks 1613 [wnt kol i] |
kol* bles 1672 [wnt] |
kola een West-Afrikaanse noot 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 52] <modern Latijn {4.1.2} |
kolbaszworstje Hongaars worstje 1992 [gvd] {4.1.6} |
kolchoz collectief landbouwbedrijf 1931 [kwt] <Russisch {3.2} |
kolder leren harnas 1420 [mnw] <me Latijn {4.1.14} |
kolder hersenziekte bij vee 1763 [wnt] <Duits {1.1} |
kolder onzin 1938 [wnt] <Duits {1.1} |
kolere tussenwerpsel: krachtterm 1950 [gvd] <Frans {4.3} |
kolf* achterste deel van een hand- of vuistvuurwapen 1240 [Bern.] |
kolgans* eendachtige 1797 [wnt] |
kolibrie kolibrie-achtige 1705 [Meriam, Metamorphosis insectorum Surinamensium] <Frans |
koliek darmkramp 1555 [Claes] <Frans |
kolk* maalstroom 1389 [mnw] |
kol nidree joods gebed 1912 [kku] <Aramees {3.2} |
kolom zuil, iets in de vorm van een zuil 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
kolonel hoofdofficier 1580 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koloniaal m.b.t. een kolonie 1823 [wnt] <Engels |
kolonie nederzetting 1614 [wnt voorschrift] <Latijn |
kolos lichaam of zaak van grote afmetingen 1597 [wnt] <Latijn {3.2} |
kolven* het kolfspel spelen 1360 [Brongers e.a., Kolf, Kolf, kolf] {4.1.18} |
kom* vaatwerk 1277 [cg i 1, 360] |
kombuis scheepskeuken 1400-1450 [mnw] <? {3.5} |
komedie blijspel 1548 [wnt] <Latijn {4.1.15} |
komeet staartster 1285 [cg Rijmb.] <Frans of Latijn |
komen* een plaats bereiken 901-1000 [wps] |
komfoor toestel om iets warm te houden 1491 [Claes] <Frans {4.1.9} |
komiek grappig 1653 [wnt komiek i] <Frans |
komijn plantengeslacht, zaad daarvan 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
komijnekaas kaas met komijnzaad 1631 [wnt] {4.1.6} |
Kominform organisatie voor de communicatie tussen communistische partijen 1948 [kwt] <Duits {3.2} |
Komintern de Derde Internationale 1930 [Picarta: De roode diamantbewerker (...) Comintern] <Russisch {3.2} |
komisch lachlust opwekkend 1808 [wnt] <Duits |
komkommer langwerpige vrucht 1515 [mnw] <Frans {4.1.2} |
komkommertijd slappe tijd in de media tijdens de vakanties 1871 [wnt] <Engels |
komma leesteken 1612 [wnt] <Frans |
kommer leed 1265-1270 [vmnw] <Frans |
kompaan kameraad 1301-1350 [mnw] <Frans |
kompas instrument dat de windstreken aanwijst 1384-1407 [mnw] <Frans |
kompel mijnwerker 1948 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
kompres natte omslag 1599 [wnt] <Frans |
kompres dicht opeen 1682 [wnt] <Duits |
Komsomol bond voor de jeugd in de Sovjet-Unie 1949 [Vd Mandere, Polit. enc.] <Russisch {3.2} |
komst* het komen 1236 [vmnw] {3.1} |
konfijten in suiker inleggen 1340 [mnw cubebe] |
kongeraal beenvis 1555 [Claes] |
kongsie firma 1788 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
kongsie ongunstige kliek 1889 [wnt] |
konijn haasachtige 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3} |
konik paardachtige 1999 [gvd] <Pools {3.2/4.1.3} |
koning* regerend vorst 901-1000 [wps] |
koningin-moeder* moeder van de regerende koning(in) 1630 [wnt koning] {3.1} |
konkelen* intrigeren 1766 [wnt] |
konkelfoezelen bedrieglijk handelen, samenzweren 1653 [wnt] |
konstabel onderofficier bij de marine 1614 [wnt] <Frans {4.1.14} |
kont* achterste 1741 [wnt] {3.2/4.4} |
konterfeiten afbeelden 1277 [cg i 1, 362] <Frans |
konvooi gewapend geleide 1567 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koog* buitendijks land 948 [Slicher] {2.4} |
kooi hok, stal 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kooiker houder van een eendenkooi 1856 [wnt touwker] {4.1.13} |
kookaburra scharrelaarachtige 1953 [Vd Sijs 1998, 13] <Engels |
kookplaat elektrisch kooktoestel 1933 [wnt koken] {4.1.9} |
kool plantengeslacht, groente 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6} |
kool* verkoolde materie, steenkool 1240 [vmnw] |
koolmees* zangvogel 1567 [wnt plakker ii] |
| |
| |
koolraap knol als groente 1778 [wnt] {4.1.6} |
koolrabi knol als groente 1854 [wnt] <Duits {4.1.6} |
koolvis* beenvis 1857-1858 [wnt kool i] {1.2.4} |
koon* wang 1488 [mnw] |
koor meerstemmige zangmelodie, zanggroep 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
koor deel van kerkgebouw 1330 [mnw] <Latijn {3.2} |
koord touw 1277 [cg i 1, 353] <Frans |
koorde rechte verbindingslijn van twee punten op een cirkel 1847 [kku chorde] <Latijn |
koorts* verhoogde lichaamstemperatuur 1285 [cg Rijmb.] |
koosjer ritueel toegestaan 1765 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
koosnaam liefkozende benaming 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
koot* beentje 1445-1455 [mnw] |
kop drinkgerei 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
kop hoofd 1350 [mnw] |
kopal harssoort 1608 [wnt] <Spaans {3.2} |
kopeke Russische munt 1677 [wnt] <Russisch {3.2} |
kopen door betaling verwerven 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
koper metaal 1240-1260 [cg i 1, 68] <Latijn |
kopie afschrift 1295 [cg I4, 2248] <Frans |
kopij handschrift voor de pers 1613 [wnt] |
koppel gordel, band 1252 [mnw] <Frans |
koppel stel, paartje 1599 [wnt] <Frans |
koppelen aan iets verbinden 1350 [mnw] <Frans |
koppensneller die hoofden van lijken rooft 1818 [Cultureel Indië 3, 1914, 4-6] |
koppermaandag* maandag na Driekoningen, feestdag van boekdrukkers 1531 [wnt] {4.1.7} |
kopra gedroogd vruchtvlees van de kokosnoot 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.6} |
kopschuw schichtig, wantrouwend 1840 [wnt kop] <Duits {1.4} |
kopstem falset 1885 [wnt register i] <Duits {3.2/4.1.16} |
koraal poliepenskelettenmassa 1287 [cg NatBl] <Latijn |
koraal kerkgezang 1612 [wnt] <me Latijn |
korakora groot Moluks vaartuig 1605 [wnt] <Portugees {3.1/3.2/4.1.11} |
koran heilige schrift van de moslims 1778 [wnt] <Arabisch {3.2} |
kordaat ferm 1658 [wnt] <Spaans of Latijn {3.2} |
kordon rij van militairen ter afsluiting van een gebied 1760-1777 [wnt] <Frans {4.1.14} |
koren* graan 1101-1200 [Tavernier voedercoren] {2.4/4.1.2} |
korf mand 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
korhoen* hoendervogel 1624 [wnt] {3.1} |
koriander plant, specerij 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.6} |
korjaal Surinaamse boot 1669 [Van Donselaar Tw. 11] <West-Indische indianentalen {3.2/4.1.11} |
kornak olifantgeleider 1724-1726 [wnt] <Portugees {3.2} |
kornet blaasinstrument 1596 [Linschoten 8, 111] <Frans {4.1.16} |
kornet vaandrig 1663 [Claes (cornet)] <Frans {4.1.14} |
kornoelje plantengeslacht 1562 [Dict. Tetraglotton 76C] <Frans |
kornuit makker 1570 [wnt] <me Latijn |
korporaal militaire rang 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
korrel* graantje, rond, hard lichaampje 1484 [mnw] {3.1} |
korset rijglijf 1318-1319 [mnw] <Frans |
korst rand van iets die taaier is dan de rest 1240 [Bern.] <Latijn |
kort niet lang 976 [Künzel] <Latijn {2.3} |
kortaangebonden opvliegend 1898 [gvd kort] |
kortom bijwoord van modaliteit: om kort te gaan 1611-1620 [wnt] |
kortwieken de slagpennen van een vogel wegnemen 1717 [wnt] {3.1} |
koruna munteenheid van Tsjechië en Slowakije 1948 [kwt] <Tsjechisch of Slowaaks {3.2/4.1.12} |
korvet oorlogsvaartuig 1798 [wnt zee i] <Frans {3.2/4.1.11} |
korzelig* ontstemd 1610-1619 [wnt] |
kosmisch het heelal betreffend 1886 [wnt avond Suppl] <Duits |
kosmografie wiskundige aardrijkskunde 1401-1450 [hws] <Frans |
kosmonaut ruimtevaarder 1961 [wp jaarboek 1962] <Russisch {3.2} |
kosmopoliet wereldburger 1776 [wnt] <Frans |
kosmos heelal 1846 [Picarta: titel van A. von Humboldt] <Grieks {3.2} |
kost uitgave, levensonderhoud 1240 [Bern.] |
kosten voor een bedrag verkrijgbaar zijn 1240-1260 [cg i 1, 68] <Frans |
koster kerkbewaarder 1200 [cg ii 1 Servas] <me Latijn {4.1.8} |
kostuum kleding, pak 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
kot* armoedig huis 1038 [Claes] {2.3/3.2} |
kotelet ribstuk 1691 [wnt] <Frans {4.1.6} |
koten* met bikkels of koten spelen 1511 [wnt] {4.1.18} |
| |
| |
koter Bargoens: kind 1860 [wnt] <Jiddisch {3.2/4.1.4} |
kotomissie creoolse vrouwendracht 1866 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
kotsen braken 1562 [Toll.] <Duits {4.4} |
kotter zeilschip 1747-1787 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
koud* guur, kil 1130-1161 [Künzel] {2.3} |
koudvuur* gangreen 1557 [wnt] |
kous sok 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
kousenband groente 1944 [Nuttige planten van Suriname] <Surinaams-Nederlands {3.2/4.1.6} |
kouten* praten 1287 [cg NatBl] |
kouter ploegijzer 1118 [Claes] <Latijn of Frans {2.3} |
kozak lid van Russisch ruitervolk 1620 [Courante uyt Italien, 21 aug. 1b] <Russisch {3.2} |
kozen vertrouwelijk praten 1300 [mnw] |
kozijn raamwerk 1384-1407 [mnw] <Frans |
kozijn neef 1599 [wnt] <Frans {4.1.4} |
kraag* rand langs halsopening van kledingstuk 1350 [mnw] |
kraai* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1} |
kraaien* het natuurlijke geluid van hanen maken 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
kraak schip 1376-1389 [mnw] <Frans {4.1.11} |
kraak grote inktvis 1870 [Vd Sijs 1998] <Noors {3.2} |
kraakbeen* buigzaam benig weefsel 1494 [mnw] |
kraal element van sierketting 1480 [mnw] |
kraal omsloten ruimte voor vee 1652 [wnt] <Portugees {3.2} |
kraam* tent waarin koopwaar wordt aangeboden 1213 [Slicher] {2.4} |
kraambed* bed waarin vrouw bevalt 1640 [wnt] |
kraan* hijswerktuig 1244 [Slicher] {2.4} |
kraan* kraanvogel 1287 [cg NatBl] |
kraan* tap aan een vat 1354 [mnw] |
kraan flinke vent 1866 [wnt] <Frans |
krab* schaaldier 1287 [cg NatBl] {3.2} |
krabbelen* herhaaldelijk krabben 1432-1468 [mnw] {3.1} |
krabben* de nagels over iets heen halen 1400 [mnw] |
krach ineenstorting van beurs 1912 [kku] <Duits |
kracht* sterkte 901-1000 [wps] |
krachtens voorzetsel 1817 [Picarta: Reglement of ordonnantie, (...) krachtens het besluit van (...)] <Duits {4.2} |
krachtig* sterk 901-1000 [wps] |
krakeel ruzie met rumoer 1562 [Claes] |
krakeling* bros 8-vormig koekje 1330 [Jacobs 17] {4.1.6} |
kraken* een scherp geluid maken 1287 [cg NatBl] {3.1} |
kraker* iem. die een leegstaand huis binnendringt voor bewoning 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
krakkemikkig* gammel 1964 [Aanv wnt] {3.1} |
kram* bevestigingshaakje, wondhaakje 1367-1372 [mnw] |
kramp* spiersamentrekking 1100 [Rey] {2.2} |
kranig flink 1866 [wnt] |
krankzinnig* gek 1544 [mnw] |
krans ring van gevlochten bloemen 1400 [mnw] <Duits |
krant dagblad 1610 [Picarta: titel Extract wt de laetste courante] |
krap* nauw 1598 [wnt krap vii] |
krapitalist iemand met een relatief klein vermogen 1996 [nrc-h 28/12/1996] <L {3.4} |
kras sterk, flink 1781 [wnt] <Duits |
krasse knar vitale senior 1993 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4} |
krassen een scherp geluid geven, inkervingen maken 1420 [mnw] <Duits |
krat* kist van open latwerk 1911 [wnt verpakking] |
krater mond van vulkaan 1844 [wnt vulkanisch] <Latijn |
krats* klein bedrag 1916-1917 [moo] |
krauwen* (zacht) krabben 1180 [Rey] {2.2} |
krediet vertrouwen in betalingsmogelijkheid 1549 [Claes Tw. 12] <Frans |
kreeft* schaaldier 1240 [Bern.] {1.2.5/3.2} |
kreeftdicht retrograde 1584 [wnt retrograde i] |
kreek* smal water 976 [Künzel] {2.3} |
kreet* schreeuw 1265-1270 [cg Lut.K] |
kregel* prikkelbaar 1619 [wnt] |
krek bijwoord van hoedanigheid: precies 1708 [wnt] <Frans |
krekel* insect 1240 [Bern.] {3.1} |
kreng aas 1429 [mnw] <Frans {1.2.3} |
kreng gemene vrouw of kind 1617 [wnt] <Frans {1.2.3} |
krenken* beschadigen, beledigen 1240 [Bern.] |
krent gedroogde druif 1514 [mnw] {4.1.6} |
krent achterwerk 1717 [wnt] {4.4} |
krenterig schriel 1866 [wnt] |
kretologie het zich-te-buiten-gaan aan ongefundeerde leuzen 1972 [Aanv wnt] |
kreuken* vouwen maken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
kreunen* steunen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
kreupel* mank 1284 [cg i Brugge] |
| |
| |
kreupelhout* laag gewas met dooreengegroeide takken 1812 [wnt] |
krib* voederbak 1120 [Rey] {2.2} |
kribbig* prikkelbaar 1573 [wnt] |
kriebelen* krabbelen 1847 [wnt] {3.1} |
kriegel* prikkelbaar 1612 [wnt] |
kriek kers 1351-1400 [mnw] {4.1.2} |
krieken* aanbreken van de dag 1562-1592 [mnw] |
kriel* hoendervogel 1567 [Claes] |
kriel(tje)* kleine, nieuwe aardappel 1872 [gvd] {4.1.6} |
krieuwelen* krioelen 1607 [Toll.] {3.1} |
krijg* oorlog 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijgen* verwerven 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijgertje* tikkertje 1860 [wnt afranselen] {4.1.18} |
krijgshaftig geneigd tot oorlog 1788 [wnt gronden] |
krijgsmacht* gehele gewapende macht 1637 [wnt] {4.1.14} |
krijsen* schel schreeuwen 1287 [cg NatBl] {3.1} |
krijt* strijdperk 1265-1270 [cg Lut.K] |
krijt kalk 1301-1400 [mnw] <Latijn {3.2} |
krijt tekenmateriaal 1565 [wnt vlaamsch] |
krijten* luid roepen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
krik dommekracht 1950 [gvd] <Frans |
krikkemik* prul, iets gebrekkigs 1655 [wnt] {3.1} |
krill plankton 1950 [gvd] <Noors {3.2} |
krimi detectivefilm, detectiveroman 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.15} |
krimpen* zich samentrekken 1287 [cg NatBl] |
kring* cirkel 1477 [Teuth.] |
kringelen* tal van kringen vormen 1477 [Teuth.] {3.1} |
kringloop* recycling 1973 [Picarta: Bartels en Rosenzweig: Kringloop huishouding, weg uit milieucrisis] {3.1} |
krioelen wemelen 1561 [wnt zeeraaf] <Fries {3.2} |
kris langwerpig steekwapen 1596 [wnt] <Javaans {3.2} |
kriskras bijwoord van richting: in alle richtingen 1902 [wnt kras ii] {3.1} |
kristal glanzend glas, kwarts 1240 [Bern.] <Frans |
kristalliseren kristallen vormen 1720 [wnt zout i] <Frans |
kritiek beoordeling 1761 [wnt subtiliteit] <Frans |
kritisch geneigd tot beoordelen 1696 [wnt] <Duits |
kritisch op het punt van de ene toestand over te gaan in de andere 1872 [wnt] <Engels |
kritiseren kritiek leveren op 1698 [wnt] <Duits |
krocht spelonk 1240 [Bern.] <Latijn |
kroeg herberg 1586 [wnt] <Nederduits {3.2} |
kroelen* dicht tegen elkaar zitten 1896 [wnt] |
kroep ziekte 1832 [wei] <Frans |
kroep achterdeel van paard 1832 [wei] <Frans |
kroepoek viskoekjes 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
kroes drinkbeker 1425 [mnw] <? {3.5} |
kroes* gekruld 1562 [Deux-aes bijbel 13] |
krokant knapperig 1895 [Broeckaert] <Frans |
kroket rol gehakt vlees 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
krokodil krokodilachtige 1521 [wnt] <Frans |
krokodillentranen geveinsde tranen 1596 [Linschoten 152] |
krokus plantengeslacht 1591 [wnt vuilboom] <Latijn |
krols* hitsig 1709 [wnt] |
krom* gebogen 875 [Claes] {2.3} |
krommunicatie mislukte of slechte communicatie 1975 [Sanders 1999] {4.4/5} |
kroniek jaarboek 1351-1400 [mnw] <Frans |
kronkel* sterke kromming 1599 [Kil.] |
krontjong snaarinstrument 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.16} |
kroon hoofdsieraad van vorsten 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Latijn |
kroon munteenheid van Denemarken en later ook IJsland, Noorwegen en Zweden 1871 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Deens of IJslands of Noors of Zweeds {3.2/4.1.12} |
kroongetuige getuige voor de openbare aanklager 1960 [Nagel, Crimineel abc] |
kroos* waterplantje 1484 [mnw] |
kroost kinderen 1639 [wnt] <Frans |
kroot biet 1569 [wnt] <Frans {4.1.6} |
krop* voormaag 1080 [Rey] {2.2} |
krop* keelgezwel, struma 1617 [wnt] |
krot* vervallen huis 1663 [wnt] |
kruid* gewas 1100 [Willeram] {1.2.4} |
kruid* specerij 1361-1362 [mnw] {4.1.6} |
kruidenier handelaar in kruiderijen en vervolgens ook in grutterswaren 1568 [Kool] {1.2.3/1.2.4/4.1.13} |
kruidje-roer-mij-niet* plant 1581 [De Lobel 318] |
kruidnagel* specerij 1599 [Kil.] {4.1.6} |
kruien* een kruiwagen voortduwen 1300 [mnw] |
kruien* over elkaar schuiven (van ijsschotsen) 1781 [wnt] |
kruik* vat 1240 [Bern.] |
| |
| |
kruim* kruimel, binnenste van brood 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
kruimel* broodkorreltje 1526 [Liesveltbijbel, Luc. 16c] {3.1} |
kruin bovenste deel van hoofd 1350 [mnw] <Latijn |
kruipen* zich op handen en voeten voortbewegen 1240 [Bern.] |
kruis twee balken die elkaar rechthoekig snijden 991-1000 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2} |
kruisbes* klapbes 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius Cap. 68] {4.1.2} |
kruiselings* kruisgewijs 1844 [wnt] |
kruisen een kruis doen vormen, snijden 1350 [mnw] |
kruisen door een andere soort bevruchten 1838 [wnt] |
kruiser oorlogsschip 1634 [wnt bijl] {4.1.11} |
kruisgang* gang rond binnenplaats van klooster 1477 [Teuth.] |
kruisigen aan een kruis slaan 1100 [Willeram] {3.1} |
kruisjassen kaartspel 1887 [wnt Amsterdamsch Suppl] {4.1.18} |
kruit* ontplofbaar mengsel 1376-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.14} |
kruiwagen* eenwielig voertuig 1343-1345 [mnw] {3.1/4.1.10} |
kruizemunt plant 1551 [mnw] <Latijn |
kruk* handvat 1285 [cg Rijmb.] |
kruk* stoel zonder leuning 1842 [wnt] {4.1.9} |
krul* omgebogen vorm, b.v. van haar 1477 [Teuth.] |
kryoliet ijssteen 1847 [kku] |
krypton chemisch element 1912 [kku] <Engels |
kubiek inhoudsmaat 1599 [Kool] <Frans |
kubisme richting in de beeldende kunst 1917 [kwt] <Frans |
kubus hexaëder 1625 [wnt wijn] <Latijn |
kuch* soldatenbrood 1885 [wnt kuch iii] {4.1.6} |
kuchen* hoesten 1301-1400 [mnw] {3.1} |
kudde* troep 1240 [Bern.] |
kuieren* op zijn gemak lopen 1480 [mnw] {3.1} |
kuif* opstaand voorhaar 1600 [wnt] |
kuiken* jong van een kip 1401-1450 [mnw] |
kuil* holte 1131 [Künzel] {2.3} |
kuil* visnet 1252 [Prisma NPl.] {2.3} |
kuip vat 1277 [cg i 1, 362] <Latijn |
kuipen intrigeren 1290 [mnw] |
kuis rein, ingetogen 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
kuit* visseneitjes 1437 [mnw] |
kuit* deel van het onderbeen 1494 [mnw] |
kuitenflikker* kromme sprong 1852 [wnt kuit i] {4.1.15} |
kukelen* tuimelen 1897 [wnt] {3.1} |
kul testikel 1287 [cg NatBl] <Latijn |
kul flauwigheid 1901 [wnt wederantwoord] |
kummel likeur 1912 [kku] <Duits {4.1.6} |
kumquat citrusvrucht 1992 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.2} |
kuna munteenheid van Kroatië 1941 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kroatisch {3.2/4.1.12} |
kunde* het kunnen 1240 [Bern.] |
kundig* kunde bezittend 1240 [Bern.] |
kungfu Chinese vechttechniek 1973 [Picarta: titel van M. Macao] <Chinees {3.2/4.1.18} |
kunne* sekse 901-1000 [wps] |
kunnen* in staat zijn 1100 [Willeram] |
kunst* kunstvaardigheid, creatieve uiting 1100 [Willeram] {3.1/5} |
kunstenaar artiest 1617 [wnt kous i] |
kunststof* chemisch gemaakte stof 1937 [Picarta: Mededeelingen van Kunststoffen-Instituut] |
kür vrije figuur bij het kunstschaatsen 1920 [Guinness Olympische Spelen boek] <Duits {3.2} |
kuras borst- en rugharnas 1524 [mnw] <Frans {4.1.14} |
kurhaus plaats voor een kuur 1912 [kku] <Duits |
kurk schors van kurkeik, materialen daarvan 1545 [hws] <Spaans {3.2} |
kussen* zoenen 1100 [Willeram] |
kussen gevulde zachte zak 1201-1250 [Tavernier] <Frans {2.4} |
kust grens tussen land en zee 1436 [mnw] <Frans |
kuster kustvaartuig 1859-1861 [B. Brommer, Reizen door oost-Indië 112b] <Engels {4.1.11} |
kut* vrouwelijk schaamdeel 1563 [Claes Tw. 12] {3.2/4.4} |
kut* tussenwerpsel: waardeloos! 1989 [Hofkamp&Westerman] {4.3} |
kutsmoes zeer slechte smoes 1968 [Aanv wnt] |
kutten* rotzooien 1991 [Hoppenbrouwers] {3.1} |
kutzwager* man die met dezelfde vrouw geslapen heeft 1975 [Aanv wnt] {3.1/4.1.4} |
kuur geneeswijze 1350 [mnw] <Latijn |
kuur gril 1539 [wnt] |
kuuroord herstellingsoord 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
kwaad* slecht, boos 1240 [Bern.] |
kwaadaardig* boosaardig 1599 [wnt] |
kwaadschiks* bijwoord van hoedanigheid: tegen wil en dank 1832 [Bomhoff, Nieuw wrdb. Nederduitsche en Engelsche taal] {3.1} |
kwaal* ziekte, gebrek 1240 [Bern.] {4.4} |
| |
| |
kwab* vetmassa 1544 [Paludanus, Dictionariolum rerum maxime vulgarium] |
kwacha munteenheid van Zambia en Malawi 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Bantoe {4.1.12} |
kwadraat vierkant 1537 [Kool] <Frans |
kwadrant cirkelsector met een kwart van de oppervlakte 1745 [wnt] <Frans |
kwadratuur berekenen van kromme figuur in vierkante eenheden 1585 [wnt quadratuur] <Frans of Latijn |
kwajongen* ondeugende jongen 1787 [wnt] |
kwak* vissersvaartuig 1889 [wnt] {4.1.11} |
kwakdenken* afkeurende benaming voor de denktrant dat ziekte een geestelijke kwestie is 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
kwaken* het natuurlijke geluid van eenden en kikkers maken 1477 [Teuth.] {3.1} |
kwakkel hoendervogel 1240 [Bern.] <me Latijn |
kwakkelen* sukkelen 1888 [wnt] {3.1} |
kwakken* hard neersmijten 1588 [Kil.] {3.1} |
kwakzalver* onbevoegd beoefenaar van de geneeskunst 1390-1460 [mnw] {4.1.13} |
kwal* holtedier 1727 [wnt] |
kwalificatie toekenning van eigenschap 1777 [wnt] <Frans |
kwalijk* slecht 1237 [cg i 1, 32] |
kwaliteit hoedanigheid 1573 [Plantijn] <Frans |
kwant vent 1555-1560 [mnw] <? {3.5} |
kwantificeren hoeveelheid aangeven 1976 [gvd] <me Latijn |
kwantiteit hoeveelheid 1370-1378 [mnw] <Frans |
kwantum hoeveelheid 1732 [wnt] <Latijn |
kwanza munteenheid van Angola 1976 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
kwark wrongel 1941 [Theissen 1978] <Duits {3.2/4.1.6} |
kwart telwoord: vierde deel 1285-1286 [cg I2, 1153] <Frans {4.2} |
kwartaal drie maanden 1685 [wnt nedergericht] <Italiaans {3.2/4.1.7} |
kwartel hoendervogel 1537 [Pelegromius, Synonymorum Sylva] |
kwartelkoning ralvogel 1763 [hou i, 5, 279] |
kwartet muziekstuk voor vier partijen 1824 [wei] <Frans |
kwartet kaartspel met stellen van vier bijeenhorende kaarten 1926 [wnt z.j.] <Frans {4.1.18} |
kwartier verblijfplaats 1546 [wnt] <Frans |
kwartier vierde deel van een uur 1582 [wnt] <Frans {4.1.7} |
kwartje een vierde gulden 1646 [wnt] {4.1.12} |
kwarto boekformaat 1642 [wnt] <modern Latijn |
kwarts delfstof 1770 [Toll.] <Duits |
kwast* knoest 1567 [Junius 166a-b] |
kwast* verfgereedschap 1665 [wnt] |
kwast* malle vent 1700 [wnt kwast iii] |
kwast drank 1893 [Toll.] {4.1.6} |
kwatrijn vierregelig gedicht of strofe 1857 [wnt] <Frans |
kwebbelen* veel en rad praten 1902 [wnt] {3.1} |
kwee vrucht 1330 [Jacobs 20] <Latijn {4.1.2} |
kweek* tarwegras 1477 [Teuth.] |
kweekwee gebakjes 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.6} |
kween* onvruchtbare koe 1444 [mnw] {4.1.3} |
kweken* verbouwen 1671 [wnt] |
kwekken* het natuurlijke geluid van kikkers maken 1552 [wnt] {3.1} |
kwekken* kletsen 1914 [gvd] {3.1} |
kwel* bron 1657 [wnt kwel ii] |
kwelder* buitendijks land 1830 [wnt] |
kwelen* lieflijk zingen 1477 [Teuth.] |
kwellen* pijnigen 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
kwellen* zwellen 1477 [Teuth.] |
kwestie vraag, zaak 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
kwets pruim 1758 [wnt] <Duits {4.1.2} |
kwetsen* beschadigen, bezeren 1240 [Bern.] |
kwetsuur wond 1370 [mnw] <Frans |
kwetteren* druk geluid maken (van vogels) 1562 [Claes] {3.1} |
kwezel* (overdreven) vroom iemand 1632 [wnt] |
kwibus dwaas 1662 [wnt] |
kwiek* levendig 1897 [wnt] |
kwijl* zever 1440 [mnw] |
kwijlebabbe(l)* scheldwoord voor iemand die altijd kwijlt of kletst 1616 [wnt kwijlen] |
kwijnen* verzwakken 1567 [Junius 453b] |
kwijt vrij van, niet meer in het bezit van 1237 [cg i 1, 33] <Frans |
kwijten, zich doen, vervullen 1237 [cg i 1, 37] <Frans |
kwik* metaal 1699 [Claes Tw. 12] {1.2.4} |
kwikstaart* zangvogel 1518 [Gemmula vocabulorum] {3.1} |
kwikzilver* chemisch element 1287 [cg NatBl] {1.2.4/3.1} |
kwinkeleren vrolijk zingen (van vogels) 1556 [wnt] {3.1} |
kwinkslag* snaaks gezegde 1410 [mnw] |
kwint vijfde toon 1477 [Teuth.] <Frans |
kwintessens het voornaamste 1751 [wnt] <Duits |
| |
| |
kwintet muziekstuk voor vijf partijen 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
kwispedoor spuwpotje 1672 [tntl 1969, 85, 238] <Portugees {3.2} |
kwispelstaarten* met de staart heen en weer gaan 1629 [wnt] {3.1} |
kwistig* royaal 1485 [mnw] |
kwitantie kwijting 1361-1362 [hws] <Latijn |
kyat munteenheid van Birma 1948 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Birmaans {4.1.12} |
kynoloog hondenkenner 1907 [Aanv wnt] |
kyrie-eleïson liturgische smeekbede 1561 [wnt worden] <Grieks {3.2} |
|
la muzieknoot 1350 [mnw] |
laag* niet hoog 1240 [Bern.] |
laag* hinderlaag 1240 [vmnw] |
laag* hoeveelheid die ergens tussen of boven ligt 1285 [cg Rijmb.] |
laak* wetering, poel, plas 723 [Künzel] {2.3} |
laan* weg 1280-1287 [cg i 1, 506] |
laar* open plaats in het bos 751-800 [Claes] {2.3} |
laars* schoeisel 1240 [Bern.] {3.1/4.1.9/5} |
laat* niet vroeg 1281 [cg i 1, 564] |
laatdunkend* hooghartig 1617 [wnt] |
laatstleden* laatst verlopen 1376-1400 [mnw] |
labbekak* vreesachtig persoon 1620 [wnt] |
label etiket 1910 [kwt] <Engels |
label platenmerk 1971 [R75] <Engels |
labiaal lip- 1824 [wei] <Frans |
labiel wankelbaar 1885 [Aanv wnt] <Frans |
labiliteit wankelbaarheid 1950 [gvd] <Frans |
labiodentaal met de onderlip en boventanden gevormd 1886 [kku] |
laborant assistent in een laboratorium 1832 [wei] <Duits |
laboratorium werkvertrek voor technisch onderzoek 1711 [wnt vuurwerker] <me Latijn {3.2} |
labrador hondensoort 1876 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
labyrint doolhof 1650 [mey] <Latijn |
lachen* met het gezicht vrolijkheid uitdrukken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
laci tussenwerpsel: uitroep van smart 1451-1500 [mnw] {4.3} |
laconiek doodkalm 1782 [wnt koel i] <Frans |
lacrimoso smartelijk klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
lacrosse balspel 1929 [kwt] <Engels {4.1.18} |
lactatie melkafscheiding 1832 [wei] <Latijn |
lactose melksuiker 1886 [kku] |
lacune leemte 1824 [wei] <Frans {1.2.6} |
ladder* trap 1317 [mnw] {1.3} |
ladderzat* zeer dronken 1984 [gvd] {1.4/4.4} |
lade* schuifbak 1627 [wnt] |
laden* bevrachten, inladen 1236 [cg i 1, 20] |
laden* kogels indoen 1599 [wnt] |
lady dame 1824 [wei] <Engels |
ladyshave scheerapparaat voor vrouwen 1979 [Wijnands&Ost] {1.2.5/3.3/4.1.9} |
laesie kwetsing 1565 [wnt kwetsing] <Latijn |
laf* vreesachtig 1401-1425 [mnw] |
lager deel van een werktuig waarop de as steunt 1908 [Aanv wnt] <Duits |
lagerbier zomerbier 1886 [kku] <Duits {4.1.6} |
lagune strandmeer 1824 [wei] <Frans |
lak een harsachtig product, verf 1573 [Claes] <Frans |
lakei huisbediende in livrei 1524 [mnw] <Frans |
laken* textiel 1240 [Bern.] {4.1.9} |
laken* afkeuren 1287 [cg NatBl] |
lakmoes* kleurstof 1679 [Witgeest, Het Nieuwe Toneel der Konsten, 102] |
laks traag 1897 [wnt] <Latijn |
lallen* onduidelijk praten 1580 [wnt] {3.1} |
lam* jong van een schaap 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
lam* verlamd 1376-1400 [mnw] |
lama boeddhistische priester 1824 [wei] <Engels |
lama hoefdier 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.3} |
lamantijn zeekoe 1718 [Van Donselaar Tw. 12] <Frans {4.1.3} |
lambada Braziliaanse dans 1989 [De Coster 1999] <Portugees {3.2/4.1.15} |
lambda de Griekse letter l 1767 [hou i, 11, 632] <Grieks {3.2} |
lambert eenheid van lichtsterkte 1953 [Kath. Enc.] |
lambiek biersoort 1865 [wnt uitzet] {4.1.6} |
lambrisering houten wandbekleding 1786-1793 [wnt] <Latijn {3.2} |
lambrusco rode wijnsoort 1978 [Born, Wijnlexicon] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
lamé weefsel met goud- of zilverdraad 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
lamel dunne strook 1824 [wei] <Frans |
lamenteren jammeren 1384-1407 [mnw] <Frans |
lamentoso klagend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
lamineren metaal pletten 1824 [wei] <Frans |
lamlendig* futloos 1879 [wnt uitstaan] |
lammetje Bargoens: 30 stuivers 1860 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
| |
| |
lamp tot verlichting dienend voorwerp 1240 [Bern.] <Frans |
lampet waterkan 1524 [mnw] {3.3} |
lampion feestverlichting 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
lamprei kaakloze vis 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
lamprei jong konijn 1301-1400 [mnw] <Frans |
lanceren afvuren 1887 [wnt torpedo] <Frans |
lancet plat mesje 1567 [Junius 287b] <Frans |
land* grond, bouwland 801 [Künzel] {2.3} |
land* rijk, staat 1200 [cg ii 1 Servas] |
landauer rijtuig 1832 [wei] <Duits {4.1.10} |
landbouwer* boer 1514 [mnw] {4.1.13} |
landen* aan land zetten of komen 1450 [mnw] |
landerig* slecht geluimd 1844 [Physiologie van Amsterdam, 43, 90] |
landjeveroveren* spel met een mes om land te veroveren 1929 [Ter Laan, Nieuw Groninger wrdb.] {4.1.18} |
landjuweel wedstrijd van rederijkerskamers 1618 [wnt] |
landmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt te land 1814 [wnt] {4.1.14} |
landschap* landstreek, landelijke omgeving 1240 [Bern.] |
landschap* schilderstuk, geschilderd landschap 1617 [wnt] |
landstorm tak van militaire dienst 1813 [wnt] <Duits {4.1.14} |
lang* met een grote lengte 788-789 [Claes] {2.3} |
langlaufen skilopen 1924 [Guinness Olympische spelen boek] <Duits {3.2/4.1.18} |
langoest schaaldier 1912 [kku] <Frans |
langoureus kwijnend 1976 [gvd] <Frans |
langs* bijwoord van richting 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
langs* voorzetsel 1351 [mnw] {4.2} |
langwerpig* meer lang dan breed 1585 [Stevin, Dialectike ofte bewysconst] |
langzaam* niet snel 1265-1270 [cg Lut.K] |
lankmoedig* toegevend 1450 [mnw] |
lanoline wolvet 1910 [kwt] <Duits |
lans stoot- en werpwapen 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
lansier met een lans gewapende ruiter 1580 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
lansquenet kaartspel 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
lantaarn verlichtingstoestel 1240 [Bern.] <Frans |
lanterfanten* zijn tijd verbeuzelen 1573 [Claes] {3.1} |
lanthaan chemisch element 1872 [gvd] |
lap* stuk doek 901-1000 [wps] |
lapel omslag aan jas 1868-1872 [wnt] <Engels {3.2} |
lapidair kort en kernachtig 1865 [kvw] <Frans |
lapjeskat driekleurige kat 1926 [wnt] {4.1.3} |
lapsus vergissing 1714 [wnt pissen] <Latijn |
laptop draagbare computer 1986 [Sanders 2001] <Engels {4.1.17} |
lapzwans vent van niks 1928 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
larderen doorspekken (lett. en later fig.) 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans |
laren beschermgoden van grond en huis 1824 [wei] <Latijn |
larghetto bijwoord: enigszins breed 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
largo bijwoord: zeer langzaam 1751 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
lari munteenheid van Georgië 1995 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Georgisch {4.1.12} |
larie onzin 1787-1789 [wnt] <? {3.5} |
lariks naaldboom 1682 [wnt] <Latijn |
larmoyant huilerig 1824 [wei] <Frans |
larve bij dieren met gedaanteverwisseling de vorm waarmee het dier het ei verlaat 1580 [wnt] <Frans |
laryngitis strottenhoofdontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
larynx strottenhoofd 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2} |
las* verbinding 1409 [mnw] |
lasagne soort pasta 1977 [Picarta: titel van Anna Del Conte] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
laser stralingsversterker 1964 [Aanv wnt] <Engels |
laserprinter printer die werkt met laserstralen 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 5] <Engels |
lash-schip zeeschip met lichters voor inlands transport 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.11} |
lassakoorts infectieziekte 1992 [wp] |
lassen* een verbinding maken 1317 [mnw] |
lasso werpkoord met strik 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 120b] <Engels of Spaans |
last* vracht 1122 [Slicher] {2.4/3.1} |
last* hinder 1301-1400 [mnw] |
laster* kwaadsprekerij 1599 [kil] |
lat* lang stuk hout 1240 [Bern.] |
lat munteenheid van Letland 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Lets {4.1.12} |
laten* niet verhinderen, nalaten, afstaan 1236 [cg i 1, 20] |
latent verborgen 1852 [wnt warmte] <Frans |
| |
| |
lateraal ter zijde 1777 [mey] <Frans |
latex melksap der rubberbomen, rubberachtig materiaal 1931 [wnt koelie] <Latijn |
lathyrus plantengeslacht 1773 [hou ii, 1, 55] <modern Latijn |
lat-relatie leefsituatie waarin partners hun zelfstandigheid niet opgeven 1982 [Picarta: titel van M.C.i. Geraets] <L {3.3/3.4} |
latrine buitenshuis toilet 1875 [wnt] <Frans {4.4} |
laudanum opiumtinctuur 1688 [mey] <modern Latijn {4.1.6} |
lauden kerkelijk getijde 1629 [Aanv wnt] <Latijn |
laureaat bekroond dichter 1847 [kku] <Latijn |
laurier sierboom 1562 [Naembouck] <Frans |
lauw* tussen heet en koud 1240 [Bern.] |
lauwer krans van laurieren 1287 [cg NatBl] <Latijn |
lava door vulkanische uitbarsting uitgeworpen stoffen 1778 [wnt] <Italiaans {3.2} |
lavatory toilet 1914 [gvd] <Engels {4.4} |
laveloos stomdronken 1760 [wnt tormenteren] |
lavement klysma 1351 [mnw] <Frans |
laven verkwikken 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
lavendel heestergeslacht, de bloemen daarvan 1350 [mnw] <me Latijn |
laveren telkens aan de wind overstag gaan 1384 [mnw] <Frans |
lawaai herrie 1803 [wnt] <? {3.5} |
lawine neerstortende sneeuw 1774 [wnt wind i] <Duits |
lawntennis tennis dat oorspronkelijk op grasbanen werd gespeeld 1889 [wnt] <Engels {4.1.18} |
lawrencium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
laxeren de stoelgang bevorderen 1477 [Teuth.] <Latijn |
lay-out opmaak 1933 [Aanv wnt] <Engels |
lazaret (veld)hospitaal 1656 [wnt] <Italiaans {3.2} |
lazarus stomdronken 1673 [wnt] |
lazeren smijten 1896 [wnt] |
leadzanger belangrijkste zanger in popgroep 1984 [gvd] |
leasen voor lange termijn huren 1974 [Posthumus] <Engels |
leb* lebmaag 1807 [wnt] |
lebberen* slobberen 1897 [wnt] {3.1} |
lector titel aan universiteit 1762-1784 [wnt] <Latijn |
lectuur het lezen 1580 [wnt renomnie] <Frans |
lectuur leesstof 1793 [wnt] <Frans |
ledematen* armen en benen 1718 [wnt] |
ledenpop pop met beweegbare leden 1864 [wnt] {4.1.18} |
ledikant bed 1545 [hws] <Frans {4.1.9} |
lee* watering 820 [Künzel] {2.3} |
leed* verdriet, schade 1100 [Willeram] |
leedvermaak* genoegen over andermans ongeluk 1811 [wnt] |
leeftocht* proviand 1204 [Slicher] {2.4/3.1} |
leeg, ledig* vrij, werkloos, ijdel 1240 [Bern.] |
leeg, ledig* zonder inhoud 1599 [wnt] |
leegte* het leeg-zijn 1847 [wnt] {3.1} |
leek* beekje 1076-1100 [Claes] {2.3} |
leek niet-geestelijke 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
leem* grondsoort 901-1000 [wps] {3.1} |
leemte* tekort 1555 [wnt] {3.1} |
leemte* gaping 1864 [wnt] |
leen* wat men voor tijdelijk gebruik ontvangt 1215 [Slicher] {2.4} |
leenwoord woord aan een andere taal ontleend 1910 [Aanv wnt] <Duits |
leep* sluw 1504 [mnw] |
leer* stof uit dierenhuiden 1240 [Bern.] {1.2.4/1.3} |
leer* trap 1488 [mnw] {1.3} |
leer* doctrine 1569 [wnt] {1.3} |
leerdammer* Nederlandse kaassoort 1977 [Fa. Baars Leerdam] {3.1/4.1.6} |
leerkracht onderwijzer 1905 [wnt verbinden] <Duits |
leerling* iem. die onderwijs krijgt 1496 [mnw] |
leest* schoenvorm 1330 [Jacobs 17] |
leest* gestalte, vorm van het lichaam 1629 [wnt] |
leeuw katachtige 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.3} |
leeuwendaalder munt 1575 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
leeuwerik* zangvogel 1240 [Bern.] |
leeuwin vrouwelijke leeuw 1240 [Bern.] |
lef Bargoens: moed 1860 [moo] <Jiddisch {3.2} |
legaal wettelijk 1576 [wnt locaal i] <Frans |
legaat gezant 1240 [Bern.] <Frans |
legaat testamentaire beschikking 1527 [hws] <Latijn |
legaliseren voor echt verklaren 1818 [wnt] <Frans |
legatie gezantschap 1480 [hws] <Frans |
legato gebonden, vloeiend 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
legendarisch tot de legende behorend 1875 [wnt] <Frans |
legende verhaal van een wonder, sage 1446 [mnw] <Frans |
| |
| |
leger* ligplaats (van dier) 1100 [Willeram] |
leger* krijgsmacht te land 1596 [wnt] {4.1.14} |
legeren* een verblijfplaats verschaffen 1400 [mnw] |
legéren alliëren 1847 [kku] <Duits |
legering vermenging van metalen 1847 [kku] <Duits |
leges administratieve heffingen 1545 [hws] <Latijn |
leggen* doen liggen 1240 [Bern.] {3.1} |
leggiero licht, luchtig 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
legging dunne stretchbroek 1989 [Peptalk] <Engels {3.2} |
leghorn hoendervogel 1905 [Sanders 1995] <Engels |
legio zeer talrijk 1637 [Statenvertaling (Marcus 5:9)] <Latijn |
legioen legerafdeling 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
legionella legionairsbacterie 1984 [gvd] <modern Latijn |
legislatief wetgevend 1866 [wnt steken] <Frans |
legitiem wettelijk, gewettigd 1301-1350 [mnw] <Frans |
legitimeren wettigen 1540 [wnt] <Frans |
legitimist aanhanger van de leer dat de vorstelijke macht een eigen recht is 1847 [wnt] <Frans |
lego kinderspeelgoed 1984 [gvd] <Deens {3.2/4.1.18} |
leguaan hagedis 1623 [Van Donselaar Tw. 13] <Engels {3.2} |
lei gesteente 1377-1378 [mnw] <Keltisch {3.2} |
lei munteenheid van Roemenië en Moldavië 1926 [kwt] <Roemeens {4.1.12} |
leiband* loopband 1698 [wnt] |
leiden* doen gaan, aanvoeren 901-1000 [wps] |
leidmotief leidende gedachte 1850 [Aanv wnt] <Duits |
leidmotief (muz.) grondthema 1896 [kwt] <Duits {3.2} |
leidse* kaas uit Leiden 1843 [wnt kaas] {4.1.6} |
leidsel* teugel 1702 [wnt] {3.1/5} |
lek munteenheid van Albanië 1946 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Albaans {4.1.12} |
lekken* niet dicht zijn 1440 [mnw] |
lekken* informatie laten uitlekken 1984 [gvd] {3.1} |
lekker* aangenaam van smaak of geur 1350 [mnw] |
lel* lapje (bv. van oor) 1573 [Claes Tw. 12] |
lel* oorvijg 1924 [gvd] |
lelie bloem 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn |
lelijk* niet mooi 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
lellebel* slonzige vrouw 1887 [wnt vuil i] {3.1} |
lemma trefwoord 1847 [kku] <Latijn |
lemmet snijkant van mes 1616 [wnt lemmer i] |
lemming knaagdier 1761 [hou i, 2, 446] <Noors {3.2/4.1.3} |
lempira munteenheid van Honduras 1926 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
lemur halfaap 1824 [wei] <Latijn {4.1.3} |
lende* deel van rug en zijden 901-1000 [wps] |
lenen* te leen geven of krijgen 1240 [vmnw] |
lengte* langste afmeting 1350 [mnw] {3.1} |
lenig* buigzaam 1611-1620 [wnt] |
lenigen* zacht maken 1638 [wnt] |
leninisme vorm van het marxisme 1937 [koe] |
lens* slap, krachteloos 1588 [Claes] |
lens vergrootglas 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt 1] <Latijn |
lente* voorjaar 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7} |
lentemaand* maart 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
lento bijwoord: langzaam 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
leone munteenheid van Sierra Leone 1960 [Enc. Munten en Bankbiljetten] {4.1.12} |
lepel* eetgereedschap 1240 [Bern.] {3.1} |
lepelaar reigerachtige 1270 [cg i 1, 161] |
leproos melaats, aan lepra lijdend 1380 [wnt leproos i] <Latijn |
leproos melaatse 1542 [hws] <Latijn |
leptosoom lichaamstype 1939 [kwt.] |
leraar onderwijzer 1240 [Bern.] |
leren* kennis verwerven, onderrichten 901-1000 [wps] |
les onderricht 1240 [Bern.] <Latijn |
lesbisch homoseksueel (gezegd van vrouwen) 1847 [kku] |
lessen* blussen 1350 [mnw] |
lessenaar schuin blad op voetstuk ter ondersteuning van geschrift 1240 [Bern.] |
letaal dodelijk 1597 [Aanv wnt] <Frans |
lethargie geestelijke ongevoeligheid 1882 [wnt schijndood] <Frans |
letsel* kwetsuur 1318 [mnw] |
letten* verhinderen 1236 [cg i 1, 27] |
letter schriftteken 1236 [cg i 1, 20] <Frans |
lettergreep syllabe 1649 [Ruijs] |
leugen* onwaarheid 901-1000 [wps] |
leuk* grappig 1898 [Toll.] |
leukemie bloedkanker 1886 [kku] |
leukocyt wit bloedlichaampje 1912 [kku] |
leukoplast hechtpleister 1910 [kwt] |
leukose leukemie 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
leunen* steunen op of tegen 1439 [mnw] |
leuning* steun voor armen 1654 [mey] |
leuren* venten 1540 [wnt] |
| |
| |
leus zinspreuk 1501-1525 [mnw] <? {3.5} |
leut* plezier 1634 [wnt leute] |
leut* koffie 1899 [wnt leut ii] {4.1.6} |
leuteren* kletsen 1809 [wnt] {3.1} |
lev munteenheid van Bulgarije 1914 [gvd] <Bulgaars {3.2/4.1.12} |
leven* niet dood zijn 901-1000 [wps] |
levendig* beweeglijk 1399 [mnw] |
levensgevaarlijk* zeer gevaarlijk 1908 [wnt levensgevaar] {4.4} |
levensgroot* zeer groot 1765 [wnt] {4.4} |
levensloop* iemands leven 1714 [wnt] |
lever* klier 1240 [Bern.] |
leverancier die waren levert 1640 [wnt] {4.1.13} |
leveren verschaffen 1230 [cg i 1, 19] <Frans |
levertraan* olie gewonnen uit levers van kabeljauwachtigen 1636 [wnt robbetraan] {1.3} |
leviathan monsterachtig waterdier 1622 [wnt] <Latijn |
levitatie het uitgeschakeld-zijn van de zwaartekracht 1899 [dbl] <Frans |
lexicaal m.b.t. de woordenschat 1887 [kwt] |
lexicograaf woordenboekschrijver 1745 [mey] <modern Latijn |
lexicon woordenboek 1635 [Aanv wnt] <Grieks {3.2} |
lezen* verzamelen (bv. van aren) 1100 [Willeram] |
lezen* opnemen van schrift 1250 [mnw] |
liaan slingerplant 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 84] <Frans |
liaison liefdesbetrekking 1824 [wei] <Frans |
libel schotschrift 1424 [mnw] <Frans |
libel insect 1761 [Toll.] <Latijn |
libel waterpas 1826 [wnt] <Latijn |
liberaal ruimdenkend, mild 1461 [mnw] <Frans |
liberaal een democratische regering aanhangend (naar het voorbeeld van de Franse Revolutie) 1823 [wnt] <Frans |
liberaliseren bevrijden van beperkingen 1855 [kku] <Frans |
libero vrije verdediger bij voetbal 1970 [Recht voor raap] <Italiaans {3.2} |
libertijn vrijdenker 1567 [wnt anabaptist] <Frans |
libidineus wellustig 1561 [Aanv wnt] <Frans |
libido geslachtsdrift 1915 [wnt uitleven] <Latijn |
libratie schijnbare schommeling van hemellichaam 1824 [wei] <Frans |
libretto operatekst 1855 [kku] <Italiaans {3.2} |
librium kalmerend middel 1974 [koe] |
licentiaat gegradueerde 1560 [wnt] <me Latijn |
licentie verlof 1452-1494 [hws] <Frans |
lichaam* lijf 1100 [Willeram] |
licht* uitstraling van zon e.d. 901-1000 [wps] |
licht* niet donker 1130-1161 [Künzel] {2.3/4.1.5} |
licht* niet zwaar 1177 [Slicher] {2.4} |
lichtekooi hoer 1635 [wnt walen i] {4.1.13} |
lichten* optillen 1236 [cg i 1, 26] |
lichter* vaartuig voor vervoer van lading van zeeschepen 1634 [wnt] {4.1.11} |
lichterlaaie* met uitslaande vlam 1810 [wnt] {3.1} |
lichtmatroos aankomend matroos 1882 [wnt licht iii] |
Lichtmis Vrouwendag, 2 februari 1236 [cg i 1, 26] {4.1.7} |
lichtzinnig onberaden 1623 [wnt kleed] <Duits |
lid* lichaamsdeel 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
lid* deksel 1429 [mnw] |
lid* penis 1530 [wnt] {4.4} |
lidmaat* lid van een protestants kerkgenootschap 1648 [wnt] {4.1.8} |
lidwoord* de, het, een 1723 [wnt] |
lied* gezang 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
lieden, lui* mensen 1240 [Bern.] |
liederlijk losbandig 1709 [wnt] <Duits |
lief* bemind, aardig 901-1000 [wps] |
liefde* genegenheid 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
liefdesbaby buitenechtelijk kind 1992 [De Coster 1999] {4.1.4} |
liefdesbrief minnebrief 1935 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
liefhebberen* zich als amateur met een vak bezighouden 1832 [wnt] |
liefkozen lief spreken 1300 [mnw] |
liefkozen strelen 1710 [wnt] |
lieftallig* bevallig 1530-1531 [mnw] |
liegen* onwaarheid spreken 901-1000 [wps] |
lier snaarinstrument 1440 [mnw] <Frans of Latijn {4.1.16} |
lier horizontaal geplaatste kaapstander 1859 [wnt] |
lierelauwen* wauwelen 1873 [wnt] {3.1} |
liëren verbinden 1824 [wei] <Frans |
lies* plant 1146 [Prisma NPl.] {2.3} |
lies* plooi tussen onderlijf en bovenbeen 1351 [mnw] |
liflaf* flauwe kost 1793-1796 [wnt] {3.1/5} |
lift hijstoestel 1891 [wnt] <Engels |
liften gratis meerijden in andermans auto 1950 [Aanv wnt] |
liften lichaamscorrectie ondergaan 1997 [De Coster 1999] <Engels |
liga verbond 1824 [wei] <me Latijn |
ligament band 1595 [wnt verrukken] <Latijn |
| |
| |
ligatuur afkorting, combinatie van letters 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 15] <Frans |
liggen* uitgestrekt zijn, zich bevinden 1100 [Willeram] {3.1} |
light caloriearm 1983 [Ferrée] <Engels |
light-railtrein openbaar vervoer tussen trein en tram in 2000 [nrc-h 16/6/2000] {4.1.10} |
liguster heestergeslacht 1676 [Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden 51] <Latijn |
lij* zijde die van de wind is afgekeerd 1598 [wnt lij i] |
lijden* verduren, ondergaan 1265-1270 [cg Lut.K] |
lijf* lichaam 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
lijfwacht* bewakers van een belangrijk persoon 1612 [wnt] {1.2.5/4.1.14} |
lijk* dood lichaam 1240 [Bern.] |
lijk* touw om rand van zeil 1569 [tntl 1955, 73, 284] |
lijken* gelijken 1450 [mnw] |
lijm* plakmiddel 1240 [Bern.] {3.1} |
lijn* touw 1240 [Bern.] |
lijn* streep 1477 [Teuth.] |
lijnen* vermageren 1976 [gvd] {3.1} |
lijntrekken* opzettelijk langzaam werken 1627 [wnt toer] |
lijnwaad* linnen 1285 [mnw] {3.1/4.1.9} |
lijp* gek 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
lijs* suf persoon 1580 [wnt] |
lijst* rand 1277 [cg i 1, 353] |
lijst* opsomming, reeks 1581 [wnt] |
lijster* zangvogel 1300 [mnw] |
lijzig* irritant langzaam 1682 [Toll.] |
lik Bargoens: gevangenis 1858 [moo] <Duits |
likdoorn* eksteroog 1301-1350 [mnw] {3.1} |
likeur alcoholische drank 1601 [wnt] <Frans {4.1.6} |
likkebaarden* watertanden 1672 [wnt] {3.1} |
likken* met de tong over iets heen gaan 901-1000 [wps] |
liksteen* zoutsteen voor het vee 1901 [kui] |
lila lichtblauw paars 1833 [wnt violet ii] <Frans {4.1.5} |
lilangeni munteenheid van Swaziland 1968 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Swazi {4.1.12} |
lillen* drillen (van weke massa) 1477 [Teuth.] |
lilliputter dwerg 1813 [wnt] |
limerick vijfregelig grappig versje 1932 [wnt vijf i] <Engels |
limiet grens 1350 [hws] <Frans |
limitatie beperking, begrenzing 1467-1490 [hws] <Frans |
limitatief beperkend 1824 [wei] <Frans |
limiteren beperken 1548 [hws] <Frans |
limoen citroen 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.2} |
limonade drank van vruchtensap 1691 [wnt thee] <Frans {4.1.6} |
limousine gesloten luxeauto 1910 [kwt] <Frans {4.1.10} |
limpido zuiver (van winst) 1747-1787 [wnt] <Italiaans {3.2} |
linde* boomsoort 1101 [Claes] {2.3} |
lineair lijnvormig 1847 [kku] <Frans |
linea recta bijwoord: rechtstreeks 1805 [mey] <Latijn |
lingerie damesondergoed 1912 [wnt] <Frans |
lingua franca internationale omgangstaal 1899 [dbl] <Italiaans {3.2} |
linguïst taalkundige 1824 [wei] <Frans |
liniaal meetlat 1599 [wnt] <Frans |
linie streep, lijn 1240 [Bern.] <Frans |
link* Bargoens: leep, gevaarlijk 1890 [wnt] |
link schakel 1974 [koe] <Engels |
linker* tegenover rechter 1477 [Teuth.] |
linkmichel Bargoens: lepe kerel 1906 [Köster Henke] <Duits |
links* aan de linkerzijde 1477 [Teuth.] |
links veld voor golfspel 1917 [kwt] <Engels |
linktrainer nabootsing van vliegtuigcockpit 1942 [kwt] <Engels |
linnen* weefsel van vlas 1236 [cg i 1, 23] {4.1.9} |
linoleum vloerbedekking 1886 [Toll.] <Engels |
lint band 1350-1384 [mnw] <? {3.5} |
lintworm* klasse van platwormen 1768 [hou i, 12, 138] |
linze plant 1420 [Claes] <Duits {4.1.6} |
lip* rand van mondopening 1100 [Willeram] |
liplap Indo-Europeaan 1622 [wnt] <Indonesisch {3.1/3.2} |
liposuctie wegzuigen van overtollig lichaamsvet 1992 [De Coster 1999] <Engels |
lippizaner paardensoort 1968 [kwt] <Duits {3.2/4.1.3} |
lipssleutel type van sleutel 1992 [gvd] |
lipstick lippenstift 1968 [kwt] <Engels |
liquida vloeiklank, l en r 1847 [kku] <Latijn |
liquide onmiddellijk vereffenbaar 1537 [hws] <Frans |
liquideren verrekenen, afwikkelen 1544 [wnt] <Frans |
liquideren uit de weg ruimen 1961 [gvd] <Engels {4.4} |
lira munteenheid van Turkije 1960 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Turks {3.2/4.1.12} |
lire munteenheid van Italië, San Marino en Vaticaanstad 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.12} |
| |
| |
lis* plant 1240 [Bern.] |
lispelen* onduidelijk uitspreken 1350 [mnw] {3.1} |
list* slimheid 1100 [Willeram] |
litanie smeekbeden 1500 [Bibliotheca 1954, nr. 24] <Latijn |
litas munteenheid van Litouwen 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Litouws {4.1.12} |
liter inhoudsmaat 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
literatuur letterkunde 1676 [wnt verscheidenheid] <Frans |
lithium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
lithograaf steendrukker 1858 [wnt visitekaartje] <Frans |
lithografie steendruk 1824 [wei] <Frans |
lithosfeer vaste aardkorst 1898 [gvd] |
litoraal m.b.t. de kust 1847 [kku] <Frans |
litotes retorische figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint of ontkent 1720 [mey] <Grieks {3.2} |
lits-jumeaux tweelingbed 1910 [kwt] <Frans {4.1.9} |
litteken* teken van een wond 1253 [cg i 1, 45] {3.1} |
liturgie gebeden en ceremoniën van eredienst 1639 [wnt] <Frans |
live niet van bandopnames 1966 [R75] <Engels |
living woonkamer 1952 [Aanv wnt] {1.2.2/1.2.3/3.3} |
living bestaan 1958 [kwt] <Engels {1.2.3} |
livre munteenheid van Libanon 1968 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Frans {3.2/4.1.12} |
livrei bijzondere kleding 1343-1344 [mnw] <Frans |
loafer slipper 1958 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.9} |
lob kwab 1718 [wnt] <Latijn |
lob techniek waarbij men de bal met een boog (over de tegenstander) speelt 1961 [gvd] <Engels |
lobbes goedaardig dier of mens 1646 [wnt] |
lobby pressiegroep 1954 [Aanv wnt] <Engels |
lobelia plantengeslacht 1779 [wnt water] <modern Latijn |
lobotomie operatie in hersensubstantie 1970 [gvd Suppl.] |
locomotief treintrekker 1847 [kku] <Engels {4.1.10} |
loden dichte stof 1910 [kwt] <Duits {4.1.9} |
loeder* gemeen persoon 1592 [Toll.] |
loef* windzijde 1612 [wnt] |
loefie Bargoens: halve cent 1906 [moo] <Romani {3.2/4.1.12} |
loeien* het natuurlijke geluid van runderen of de wind maken 901-1000 [cg wps Gloss.] {3.1} |
loeihard* zeer hard 1976 [gvd] {4.4} |
loeisterk* zeer sterk 1984 [gvd] {4.4} |
loempia gevuld hartig pannenkoekje 1954 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
loens* een beetje scheel 1724-1726 [wnt] |
loep vergrootglas 1821 [wnt] <Frans |
loeren* spieden 1477 [Teuth.] |
loet* werktuig 1250 [Rey] {2.2} |
loeven* in de wind opdraaien 1599 [wnt] |
lof* het prijzen 901-1000 [wps] |
loftuiting* het verkondigen van lof 1351-1400 [mnw] |
log* plomp 1627 [wnt walscherm] |
log snelheidsmeter van schip 1670 [wnt] <Engels {3.2} |
logaritme exponent van de macht, waartoe een getal moet worden verheven om een tweede getal te verkrijgen 1626 [wnt] <modern Latijn |
logboek scheepsjournaal 1782 [wnt log iv] |
loge plaats in theater 1735 [wnt] <Frans |
loge portiershokje 1909 [wnt] <Frans |
logé gast die blijft slapen 1844 [wnt] {3.3} |
logement gelegenheid tot logeren 1540 [wnt verlast] <Frans |
logenstraffen onwaarheid doen blijken 1588 [Claes] <Duits |
logeren als gast zijn intrek nemen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
logger vaartuig 1796 [Toll.] <Engels {3.2/4.1.11} |
loggia overdekte galerij 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
logica leer van de wetten van het denken 1500 [wnt] <Latijn |
logies onderdak 1476 [mnw] <Frans |
logisch m.b.t. de logica 1735 [wnt] <Latijn |
logistiek voorzieningen van troepen 1855 [kku] <Frans |
logo vignet 1982 [R84] <Engels |
logopedie spraakverbetering 1929 [kwt] |
loipe langlauftraject 1984 [gvd] <Noors {3.2} |
lok* haar 901-1000 [wps] |
lokaal plaatselijk 1570 [wnt] <Frans |
lokaal vertrek 1825 [wnt] <Frans |
lokaliseren tot een plaats beperken, een plaats toekennen 1847 [kku] <Frans |
lokatie plaats(ing) 1961 [gvd] <Engels |
lokatief plaatsaanduidende naamval 1901 [kui] <modern Latijn |
loket doorgeefraampje 1380 [mnw] |
lokken* aantrekken 1100 [Willeram] |
lol* pret 1897 [wnt] |
lolbroek* grapjas 1976 [gvd] {1.4/3.1} |
| |
| |
lolita jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1958 [Vertaling Lolita] <Engels |
lollepot lesbienne 1906 [Köster Henke] {1.2.3} |
lolly lekkernij 1927 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
lom duikerhoen 1612 [wnt] <Noors {3.2} |
lombok Spaanse peper 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 356] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
lommer schaduw van gebladerte 1487 [mnw] <Frans {1.3} |
lommerd pandjeshuis 1429 [mnw] <Frans |
lomp* vod 1588 [Claes] |
lomp* plomp, grof 1615 [wnt] |
lompenproletariaat de allerarmsten (bij Marx) 1920 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
lonen* opwegen tegen, vergelden 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
long* ademhalingsorgaan 1240 [Bern.] |
longdrink een drankje in een hoog glas 1953 [wp voor de vrouw] <Engels {4.1.6} |
lonken* een lokkende blik toewerpen 1513 [Mak] |
lont koord voor ontsteking 1520 [hws] <Duits {4.1.14} |
loo* (open plek in) bos 830 [Künzel] {2.3} |
loochenen* ontkennen 1240 [Bern.] |
lood chemisch element 1240 [Bern.] <Keltisch {3.2} |
loodgieter iem. die lood verwerkt en buizen repareert 1346-1349 [mnw] {4.1.13} |
loodlijn lijn die loodrecht op een andere staat, lijn voor het dieplood 1614 [wnt] |
loodrecht zuiver recht 1597 [wnt waterpas i] |
loods schuur 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
loods stuurman 1677 [wnt] |
loof* gebladerte 1287 [cg NatBl] |
loog* oplossing van soda 1330 [Jacobs 18] |
loog beoefenaar van een van de sociale wetenschappen 1982 [R84] {1.2.4} |
looien* dierenhuiden behandelen 1340 [mnw] |
look* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] {4.1.6} |
look stijl in bv. kleding 1974 [koe] <Engels {3.2} |
lookalike iem. die sprekend op een ander lijkt 1992 [Peptalk] <Engels |
loom* traag, mat 1599 [Kil.] |
loon* vergoeding 1080 [Rey] {2.2} |
loopbaan* carrière 1556 [Picarta: B.A. van der Hulst, Die Gheestelijkcke loopbane] |
loopgraaf gang in de grond voor dekking tegen de vijand 1599 [wnt] <Duits |
looping verticale cirkel met vliegtuig 1917 [kwt] <Engels |
loops* ritsig, tochtig 1477 [Teuth.] |
loos* vals, slim 901-1000 [wps] |
loos* leeg 1599 [kil] |
loot* boomscheut 891-892 [Künzel] {2.3} |
lopen* gaan 901-1000 [wps] |
lopende* voorzetsel 1998 [Van der Horst] {4.2} |
lor* vod 1625 [wnt] {1.2.3} |
lord titel 1685 [wnt water] <Engels {3.2} |
lording garen tot het bekleden van touwwerk 1681 [wnt] <Nederduits {3.2} |
lorentzkracht natuurkundige kracht 1953 [Kath. Enc.] |
lorgnet knijpbril 1759 [wnt kip ii] <Frans |
lorgnon monocle 1847 [kku] <Frans |
lori papegaaiachtige 1682 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
lori halfaap 1847 [kku] <Frans {4.1.3} |
lorre naam van papegaai 1698 [wnt veer i] <Indonesisch {3.2} |
lorrie kiepkarretje 1876 [Toll.] <Engels |
los* niet gebonden 1277 [cg i 1, 372] |
los* katachtige 1451-1500 [mnw] {4.1.3} |
losbandig* ongeregeld 1698 [wnt] |
losbol* lichtzinnig mens 1696 [wnt] {3.1} |
loslippig* dingen vertellend die men moet verzwijgen 1918 [wnt los] {3.1} |
löss leemsoort 1912 [kku] <Duits |
lossen* uitladen 1254 [vmnw] |
lot* gemerkt voorwerp waarmee geloot wordt 1140 [Rey] {2.2} |
loterij kansspel met lootjes 1518 [wnt] {4.1.18} |
lotion haarwassing, gezichtswater 1910 [kwt] <Frans |
lotto loterij 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.18} |
lotus waterlelie 1608 [wnt] <Latijn |
louche onguur 1917 [kwt] <Frans |
louis, louis d'or gouden munt 1669 [wnt] <Frans |
lounge hal van hotel 1926 [kwt] <Engels |
louter zuiver 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Duits |
louvredeur deur met latjes 1984 [gnn] |
louwmaand* januari 1240 [Bern.] {3.1/4.1.7} |
loven* prijzen 901-1000 [wps] |
lover* gebladerte 1573 [Plantijn] |
loverboy souteneur 2000 [nrc-h 5/12/2000] <Engels {4.1.13} |
loyaal trouw 1281 [cg i 1, 562] <Frans |
lozen* losmaken, verwijderen 1275 [cg i 1, 282] |
lp langspeelplaat 1950 [wp jaarboek 1958] <Engels |
lsd een hallucinerend middel 1966 [R75] <Engels of Duits {3.2/4.1.6} |
lubberen* flodderen 1899 [wnt] {3.1} |
lucht* gasmengsel van zuurstof en stikstof 1240 [Bern.] |
luchtballon luchtvaartuig waaraan een mand hangt 1831 [wnt] {4.1.10} |
| |
| |
luchter* lichtkroon 1477 [Teuth.] |
luchthartig* onbekommerd 1731-1735 [wnt] |
luchtkasteel irreëel toekomstbeeld 1735 [wnt] |
luchtmacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt in de lucht 1953 [wp] {3.1/4.1.14} |
luchtschip* bestuurbaar luchtvaartuig 1862 [wnt] {4.1.10} |
lucide helder 1824 [wei] <Frans |
lucifer vlamhoutje 1847 [kku] <Engels |
lucratief winstgevend 1733 [wnt aftroonen] <Frans |
lucullusmaal heerlijk maal 1899 [dbl] |
ludiek speels 1938 [R75] <Frans {4.4} |
lues syfilis 1824 [wei] <Latijn |
lugerpistool halfautomatisch pistool 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.1.14} |
luguber somber 1697 [wnt] <Frans |
lui* vadsig 1440 [mnw] |
luiaard tandarm zoogdier 1768 [wnt] {4.1.3} |
luid* hard klinkend 1285 [cg Rijmb.] |
luidruchtig* lawaaierig 1460 [mnw] |
luier* doek voor kinderen 1350 [mnw] |
luieren* lui zijn 1632 [wnt] |
luifel* afdak 1576 [wnt oversteken] {3.1} |
luik* (houten) schot 1552 [mnw] |
luiken* sluiten 1265-1270 [cg Lut.K] |
luilak* luiaard 1692 [wnt] |
luim stemming 1605 [wnt] <Latijn |
luipaard katachtige 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.3} |
luis* insect 1285 [cg Rijmb.] |
luister glans 1567 [Junius] <Frans |
luisteren* horen 1357 [mnw] {3.1} |
luisterlied* chanson 1962 [wp jaarboek 1966] {4.4} |
luistervink* stiekeme luisteraar 1410 [mnw] |
luit snaarinstrument 1300 [mnw] <Frans {4.1.16} |
luitenant officier van lagere orde 1576 [wnt] <Frans {4.1.14} |
luiwagen bezem 1682 [wnt] <? {3.5} |
luiwammes luiaard 1691 [wnt] {1.2.4} |
lukken* slagen 1451-1500 [mnw] |
lukraak* op goed geluk 1638 [wnt] |
lul* scheldwoord: sukkel, sul 1678 [wnt lul iv] |
lul* penis 1717 [wnt lul iii] {4.4} |
lullen* kletsen 1709 [wnt] |
lullig* flauw, vervelend 1928 [Aanv wnt] |
lumbaal m.b.t. de lendenen 1847 [kku] <Latijn |
lumbecken inbinden met lijm 1968 [kwt] <Duits {3.2} |
lumen licht 1526-1540 [wnt vermind ii] <Latijn |
luminescentie uitstraling 1926 [kwt] <Frans {1.2.6} |
lumineus lichtend, prachtig 1824 [wei] <Frans |
lummel onhandige vent 1700 [Toll.] <Duits |
lunapark soort kermis 1916 [Sanders 1995] <Engels |
lunatiek maanziek 1650 [mey] <Frans |
lunch maaltijd rond middaguur 1855 [kku] <Engels |
lunchroom lokaliteit waar men gebak kan eten 1910 [kwt] <Engels |
lupine plantengeslacht 1514 [Groten Herbarius] <Latijn |
lurken* hoorbaar zuigen 1611-1620 [wnt] {3.1} |
lus tot een oog gedraaid touw 1651-1652 [wnt] |
lust* begeerte 1240 [Bern.] |
lustrum vijfjarig tijdvak 1824 [wei] <Latijn {4.1.7} |
lutetium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 533] <modern Latijn |
luthers volgens de leer van Luther 1528 [wnt] {4.1.8} |
luttel* gering 1200 [cg ii 1 Servas] |
luw* windvrij 1480 [mnw] |
lux licht 1658 [mey] <Latijn |
luxaflex jaloezie 1964 [Aanv wnt] {1.2.5} |
luxe weelde 1785 [wnt] <Frans |
luxueus weelderig 1889 [wnt] <Frans |
luzerne rupsklaver 1847 [kku] <Frans |
L-vormig de vorm van een L hebbend 1898 [wnt zwei i] <L {3.4} |
lyceum middelbare school met een gemeenschappelijke onderbouw en gedifferentieerde bovenbouw 1909 [wp] <Latijn {3.2} |
lychee vrucht 1670 [wnt vermaak] <Chinees {1.2.4/3.2/4.1.2} |
lymfe weefselvocht 1824 [wei] <Latijn |
lynchen zonder berechting doden 1897 [koe] <Engels |
lynx katachtige 1287 [cg NatBl] <Latijn {4.1.3} |
lyriek lyrische gedichten 1884 [wnt] <Frans |
lysol ontsmettingsmiddel 1900 [Aanv wnt] |
|
maag* verwant 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4} |
maag* orgaan 1240 [Bern.] |
maagd* ongerepte jonge vrouw 1100 [Willeram] {4.1.4} |
maaien* afsnijden 1240 [Bern.] |
maal* jonge koe 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
maal* valies 1100 [Rey] {2.2} |
| |
| |
maal* telkens terugkerend tijdstip, keer 1246 [mnw] |
maal* maaltijd 1285 [cg Rijmb.] |
maal* melktijd 1726 [wnt maal viii] |
maalschap* gemeenschappelijke onverdeelde grond van een gemeente 1227 [Slicher] {2.4} |
maalstroom* ronddraaiende stroming 1595 [wnt] |
maaltijd* eten 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.6} |
maan* satelliet 901-1000 [wps] |
maand* twaalfde deel van een jaar 1050 [cg ii 1, 122] {4.1.7} |
maandag* tweede dag van de week 1253 [cg i 1, 46] {3.1/4.1.7} |
maanzaad* zaad van de maankop 1477 [Teuth.] |
maanziek* zenuwziek 1332 [hws] |
maar gracht 794 [Künzel] <? {2.3/3.5} |
maar* nevenschikkend voegwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
maarschalk* stalknecht, opperstalmeester 1086 [Rey] {2.2} |
maarschalk officier met een rang boven die van generaal 1626 [wnt] <Frans {4.1.14} |
maart derde maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
maas* oog in netwerk 1301-1400 [mnw] |
maaslander* Nederlandse kaassoort 1980 [Westland Servicelijn] {3.1/4.1.6} |
maaswerk* netwerk 1862 [wnt maas ii] |
maat* afmeting 1210-1226 [Slicher] {2.4} |
maat* metgezel 1546 [Naembouck] |
maat* indeling in de muziek 1644 [wnt] |
maatjesharing* haring waarbij hom of kuit nog niet ontwikkeld is 1599 [Kil.] |
maatregel schikking 1734 [wnt] <Duits |
maatschap* samenwerkingsverband 1364-1365 [mnw] |
maatschappij vereniging 1616 [wnt] |
maatschappij samenleving 1724 [wnt] |
macaber behorend bij de dood, griezelig 1847 [kku] <Frans |
macadam wegverharding 1838 [Witsen Geysbeek] <Engels |
macaroni deegspijs 1778 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
macedoine gemengd gerecht van groenten of vruchten 1866 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
mach verhouding tussen de snelheid van het geluid en de eigen snelheid 1953 [Kath. Enc.] |
macha stoere, geëmancipeerde vrouw 1994 [De Coster 1999] <Spaans {3.2} |
macher daadkrachtig persoon 1999 [gvd] <Duits {3.2} |
machete kapmes 1931 [kwt] <Spaans {3.2} |
machiavellisme gewetenloze staatkunde 1872 [Aanv wnt] |
machine toestel 1693 [wnt] <Frans |
machinist iem. die toezicht houdt op de machines 1847 [kku] <Frans |
macho overdreven zelfbewuste man 1976 [Picarta: titel van N.R.Nash] <Spaans {3.2} |
machoch dikke, vette vrouw 1599 [Kil.] <Spaans {3.2} |
macht* vermogen 1236 [cg i 1, 22] |
macht * product van gelijke factoren 1767 [wnt vierde] |
machtigen* volmacht geven 1407-1432 [mnw] {3.1} |
macis foelie van nootmuskaat 1599 [De Jonge ii, 409] <Frans {4.1.6} |
mackintosh regenjas 1847 [kku] <Engels {3.2} |
maçon vrijmetselaar 1824 [wei] <Frans |
macramé knoopwerk 1910 [Aanv wnt] <Frans {4.1.9} |
macro reeks instructies om geregeld terugkerende handelingen op een computer te verrichten 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 41] <Engels |
macrobiotisch m.b.t. de kunst om het leven te verlengen 1847 [kku] |
maculatuur misdruk 1599 [wnt] <Frans |
madam mevrouw 1566 [wnt] <Frans |
made* weide, hooiland 796 [Claes] {2.3} |
made* larve 1330 [Claes] |
madelief plant 1554 [Dod.] <? {3.5} |
madera rode wijnsoort 1743 [West Indisch plakkaatboek 506] <Portugees {3.2/4.1.6} |
madonna de Heilige Maagd 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
madras katoenen weefsel 1847 [kku] {4.1.9} |
madrigaal liedvorm 1599 [wnt] <Italiaans {3.2} |
maestoso plechtig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
maestro meester 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
maf* gek 1731 [Endt] |
maffen* slapen 1899 [dbl] |
maffia misdadige organisatie 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
maffie Bargoens: een munt, een kwartje 1731 [wnt] <? {3.5/4.1.12} |
magazijn bergplaats 1588 [Claes] <Frans |
magazine periodiek 1929 [kwt] <Engels |
mager* dun 1265-1270 [cg Lut.K] |
maggi groente- en vleesextract voor soep 1909 [wp] {4.1.6} |
magie toverkunst 1650 [mey] <Frans |
magistraal meesterlijk 1688 [mey] <Frans |
| |
| |
magistraat overheid(spersoon) 1586 [wnt] <Latijn |
magma gesmolten massa in de aarde 1847 [kku] <Latijn |
magnaat iem. met veel invloed 1780 [wnt] <Frans |
magneet stuk magneeterts, gemagnetiseerd metaal 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn {1.2.3} |
magnesium chemisch element 1846 [wnt wagneriet] <modern Latijn |
magnetron oven waarin voedsel door elektromagnetische golven verhit wordt 1987 [De Coster 1999] {4.1.9} |
magnificat lofzang van Maria 1550 [wnt vesper] <Latijn |
magnifiek prachtig 1596 [wnt] <Frans |
magnolia plantengeslacht 1831 [wnt tulpenboom] <modern Latijn |
magnum wijnfles van 2 liter 1931 [kwt] <Frans |
maharadja titel van vorst in Voor-Indië 1863 [kku] <Hindi |
mahatma Indische titel, in moderne tijd speciaal gegeven aan Gandhi 1912 [kku] <Sanskriet |
mahjong Chinees spel 1931 [kwt] <Chinees {3.2/4.1.18} |
mahonie houtsoort 1784-1785 [wnt] <Engels {3.2} |
maidenspeech redenaarsdebuut 1886 [kku] <Engels |
mail brievenpost 1847 [kku] <Engels |
maillot tricot 1917 [kwt] <Frans |
mainport belangrijke doorvoerhaven 1996 [Internet: www.mainport-pmr.nl] {3.3} |
maintenee bijzit 1886 [kku] {3.3/4.1.4} |
maïs graansoort 1581 [De Lobel] <Spaans {3.2/4.1.2} |
maisonnette etagewoning 1959 [wp jaarboek 1960] {3.3} |
maîtresse bijzit 1650 [wnt matres] <Frans {4.1.4} |
maïzena bindmiddel 1886 [kku] |
majem Bargoens: water 1885 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
majesteit heerlijkheid 1573 [Plantijn] <Frans |
majestueus verheven 1778 [wnt waarheid] <Frans |
majeur grotetertstoonschaal 1872 [wnt toonsoort] <Frans |
majolica soort aardewerk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
majoor militaire rang 1624 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.14} |
majorette meisje bij optocht van muziekkorps 1970 [gvd Suppl.] <Engels |
majoriteit meerderheid 1847 [kku] <Frans |
majuskel hoofdletter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Frans |
mak* getemd 1478 [hws] |
makaak hondsaap 1929 [Kruif, Bacteriënjagers] <Portugees {3.2/4.1.3} |
makelaar tussenpersoon 1270 [cg i 1, 188] |
makelij constructie 1785 [wnt] |
maken* iets in een bepaalde toestand brengen 901-1000 [wps] |
make-up schoonheidsmiddelen 1942 [Aanv wnt] <Engels |
maki halfaap 1770 [Papillon] <Frans {4.1.3} |
makimono rolschildering 1919 [kwt] <Japans {3.2} |
makke Bargoens: tegenslag, gebrek 1916-1917 [moo] <Jiddisch {3.2} |
makkelijk* eenvoudig 1327 [mnw] |
makker* gezel 1562 [wnt] |
makreel beenvis 1270 [cg i 1, 155] <Frans |
makroon koekje 1700 [wnt] <Frans {4.1.6} |
mal* zot 1477 [Teuth.] |
mal model 1671 [wnt mal i] <Frans |
malachiet donkergroen uitkristalliserende koperverbinding 1778 [wnt] <Duits of Frans |
malafide te kwader trouw 1805 [mey] <Latijn |
malaga zoete wijnsoort 1747-1787 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
malaise gedruktheid 1847 [kku] <Frans |
malapropisme onbewust verhaspeld woord o.i.v. een daarop lijkend woord 1989 [Onze Taal okt. 1989, 171] <Engels |
malaria moeraskoorts 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
malen* fijnmaken 1240 [Bern.] |
malen* door het hoofd wentelen, onzin praten 1621 [wnt malen ii] |
malheur ongeluk 1650 [mey] <Frans |
malicieus boosaardig 1669 [mey] <Frans |
malie metalen ring 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
malie houten kolf 1637 [wnt] <Frans |
maliebaan terrein voor maliespel 1637 [wnt malie ii] |
maliën bal met een kolf wegslaan 1776 [wnt malie ii] {4.1.18} |
maliënkolder hemd van ijzeren ringetjes 1599 [Kil.] {4.1.14} |
malkander* wederkerig voornaamwoord 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] {4.2} |
mallemolen draaimolen 1611-1620 [wnt] {4.1.18} |
| |
| |
malloot iemand die mal is 1501-1525 [wnt] <Frans |
maloti munteenheid van Lesotho 1966 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Sotho {4.1.12} |
mals* zacht 1350 [mnw] |
malthusianisme bevolkingstheorie 1886 [kku] |
malversatie verduistering van gelden 1570 [Aanv wnt] <Frans |
mama moeder 1663 [Claes] <Frans {3.1/4.1.4/5} |
mamba slang 1976 [gvd] <Bantoe |
mambo dans 1955 [Stoop] <Spaans {3.2/4.1.15} |
mamiering leren of zeildoeken transportbuis 1681 [wnt] <Portugees {3.2} |
mamma borstklier 1832 [wei] <Latijn {3.2} |
mammoet voorhistorische olifant 1692 [Vd Sijs 1998] <Russisch {3.2} |
mammoetproject zeer groot project 1974 [R75] <Engels |
mammoettanker zeer grote tanker 1973 [R75] {4.1.11} |
mammon geldgod 1637 [wnt] <Latijn |
man* mens van mannelijk geslacht 901-1000 [wps] {4.1.4} |
man* echtgenoot 1512 [wnt] {4.1.4} |
management bestuur van een onderneming 1970 [Recht voor raap] <Engels |
manager bestuurder van een onderneming 1847 [Aanv wnt] <Engels |
mañana bijwoord van tijd: morgen 1931 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.7} |
manat munteenheid van Azerbeidzjan en Turkmenistan 1996 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Azerbeidzjaans of Turkmeens {4.1.12} |
manche onderdeel van een partij of wedstrijd 1929 [kwt] <Frans |
manchester katoenfluweel 1755 [wnt wol] {3.3/4.1.9} |
manchet handboord 1731-1735 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
manco gebrek, tekort 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mand* gevlochten korf 1285 [cg I2, 1020] |
mandaat lastbrief 1573 [Plantijn] <Frans |
mandarijn Chinese ambtenaar 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
mandarijn vrucht 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb. 68] <Frans {4.1.2} |
mandement bevelschrift, m.n. van een bisschop 1351-1400 [mnw] <Frans of Latijn |
mandiën een douche nemen met een emmertje 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2} |
mandola snaarinstrument 1839 [Natan] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
mandoline snaarinstrument 1806 [wnt] <Frans {3.2/4.1.16} |
mandril hondsaap 1847 [kku] <Engels {4.1.3} |
manege paardrijschool 1760-1767 [wnt] <Frans |
manen* herinneren aan 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
manen* nekhaar 1287 [cg NatBl] |
manga gewelddadig stripverhaal 1986 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
mangaan chemisch element 1847 [wnt rhodo] <modern Latijn |
mangel pers met rollen 1766 [Sewel/Buys, 476b] <Duits |
mangelen ontbreken 1563 [mnw] <Duits |
mangelen door de mangel halen 1599 [Kil.] |
mangen Bargoens: bedelen 1890 [moo] <Romani {3.2} |
mango vrucht 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
mangrove tropische plantenvegetatie 1867 [Alg. Ned. Enc. ix] <Engels |
manhaftig koen 1553 [wnt] <Duits |
maniak iem. die een manie heeft 1914 [Aanv wnt] <Frans |
manicure verzorger van handen en nagels 1912 [kku] <Frans {4.1.13} |
manie hartstochtelijke bezetenheid, obsessie 1778 [wnt] <Frans |
manier wijze 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] <Frans |
maniërisme gekunsteldheid 1888 [Aanv wnt] <Frans |
manifest zich duidelijk vertonend 1531 [hws] <Frans |
manifesteren openbaren 1451-1500 [mnw] <Frans |
maniok broodwortel 1596 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
manipuleren hanteren 1824 [wei] <Frans |
manis schubdier 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 33a] <modern Latijn {4.1.3} |
manisch ziekelijk opgewekt 1913 [wnt verward] |
manisme verering van afgestorvenen 1929 [kwt] |
mank kreupel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
mankeren missen 1588 [Claes] <Frans |
manmoedig* dapper 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] |
manna hemels voedsel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
| |
| |
mannequin paspop, ledenpop 1807 [Picarta: titel van B.A. Fallee] <Frans {1.2.3/3.2} |
mannequin persoon die nieuwe mode toont 1914 [gvd] <Frans {1.2.3} |
mannetjesputter grote, sterke vent 1904 [wnt schutter i] |
manoeuvre handgreep 1824 [wei] <Frans |
manometer drukmeter 1751 [Aanv wnt] <Frans |
manou gladgeschuurd rotan 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2} |
mans Bargoens: geldbakje 1924 [moo] <Italiaans {3.2} |
mansarde zolderkamertje 1824 [wei] <Frans |
manslag* het opzettelijk doden zonder voorbedachten rade 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
mantel overjas 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <me Latijn |
mantilla sluier 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
mantisse decimale breuk van logaritme 1919 [wnt wijzer] <Frans |
mantouxtest tuberculosetest 1966 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
mantra gebedsformule 1912 [kku] <Sanskriet |
manuaal handboek 1476-1500 [hws] <me Latijn |
manuscript handschrift 1658 [mey] <me Latijn |
manwijf* forse, bazige vrouw 1599 [wnt] {3.1/5} |
manxkat kattensoort 1984 [gvd] {4.1.3} |
manzanilla witte wijnsoort 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6} |
map omslag 1824 [wei] <Duits |
maquette driedimensionaal model 1865 [kvw] <Frans |
maquillage het schminken 1939 [kwt] <Frans |
maraan scheldnaam voor Spanjaarden die zich uit lijfsbehoud afwendden van islam of jodendom 1549 [wnt joderij] <Spaans {3.2} |
maraboe reigerachtige 1847 [kku] <Frans |
marasquin kersenlikeur 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
marathon hardloopwedstrijd over lange afstand 1900 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
marathondebat zeer lang debat 1967 [R75] |
marcato in scherp ritme 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
marchanderen dingen 1669 [mey] <Frans |
marcheren in ritmische pas gaan 1588 [Claes Tw. 11] <Frans |
marconist radiotelegrafist 1914 [gvd] <Italiaans {3.2} |
mare* bericht 1100 [Willeram] |
marechaussee militair politiekorps 1815 [wnt] <Frans {1.2.1/4.1.14} |
maretak* altijd groene struik 1554 [wnt] |
margarine kunstboter 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 2] <Frans {4.1.6} |
margay katachtige 1976 [gvd] <Frans {3.2/4.1.3} |
marge rand van pagina 1391-1392 [mnw] <Frans |
marginaal op de rand aangebracht 1656 [Aanv wnt] <Frans |
margriet plant 1581 [De Lobel] <Frans |
marien zee- 1650 [wnt] <Frans |
marihuana genotmiddel 1939 [kwt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
marimba slaginstrument 1929 [kwt] <Bantoe {4.1.16} |
marinade het doortrekken met kruiden 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
marine militair zeewezen 1650 [wnt] <Frans {4.1.14} |
marineren in azijn of wijn kruiden 1824 [wei] <Frans |
marinier zeesoldaat 1665 [wnt] <Frans {4.1.14} |
marinisme gezwollen stijl 1886 [kku] |
marionet pop 1692 [wnt] <Frans {4.1.18} |
maritiem zee- 1863 [kku] <Frans |
marjolein plantengeslacht 1545 [Fuchs, Nieuwen Herbarius] <Frans |
mark* grens 792-793 [Künzel] {2.3} |
mark oude munt en munteenheid van Duitsland 1210-1240 [cg i 1, 1] <Duits {4.1.12} |
markant opvallend 1847 [kku] <Frans |
markeren merken 1824 [wei] <Frans |
marketentster vrouw die voedingsmiddelen aan militairen verkoopt 1846 [wnt] <Duits {4.1.13} |
marketing afzetplan 1960 [R75] <Engels |
markies adellijke titel 1350 [hws] <Frans {1.2.3} |
markies zonnescherm 1649 [wnt] <Frans |
markka munteenheid van Finland 1864 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Fins {4.1.12} |
markt plaats voor openbare handel 1240 [Bern.] <Latijn |
marmelade jam 1536 [tntl 1943, 62, 144] <Frans {4.1.6} |
marmer kalkgesteente 1240 [Bern.] <Latijn |
marmot knaagdier 1761 [hou i, 2, 455] <Frans {4.1.3} |
marokijn soort leer 1771 [Sanders 1995] <Frans |
maroniet lid van een groep Syrische christenen 1653 [wnt voordragen] |
marron ontvluchte slaaf, bosneger 1770 [Hartsinck, Beschryving Guiana 574] <Frans |
marron kastanjebruin 1929 [kwt] <Frans {4.1.5} |
mars korf van marskramer 1350 [mnw] <Latijn |
| |
| |
mars (militaire) verplaatsing 1642 [wnt] <Frans |
marsala soort wijn 1867 [Alg. Ned. Enc. x, 22] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
marsepein lekkernij 1486 [mnw] <Frans {4.1.6} |
Marshallhulp economische hulpverlening na wo ii 1950 [gvd] |
marshmallow zachte, zoete lekkernij 1968 [kwt] <Engels {4.1.6} |
marskramer verkoper langs huis 1729 [wnt mars] {4.1.13} |
martelaar die lijdt voor zijn geloof 1240 [Bern.] <me Latijn {1.2.6/4.1.8} |
martelen folteren 1276-1300 [cg Lut.A] |
martellato gehamerd 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
marter marterachtige 1343-1344 [mnw] <Frans {4.1.3} |
martiaal krijgshaftig 1612 [wnt] <Frans |
martini alcoholische drank 1936 [Wie Wat Waar 1937, 340] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
marxisme politieke leer 1909 [wnt revisionisme] |
marziale krijgshaftig 1893 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst, vi, 347b] <Italiaans {3.2} |
mascara make-up 1949 [Aanv wnt] <Engels |
mascarpone Italiaanse roomkaas 1992 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mascotte gelukbrengend voorwerp 1883 [Java-Bode 1/9, 2a] <Frans |
masculinum mannelijk geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
masker mombakkes 1562-1592 [mnw] <Frans |
maskerade optocht van gemaskerden 1600 [wnt Vice-Roy] <Frans |
maskeren verbergen 1635 [wnt] <Frans |
masochisme het ondergaan van vernederingen voor seksuele bevrediging 1899 [Sanders 1993] <Duits |
massa toebereide stof 1644 [wnt] <Latijn |
massa (grote) hoeveelheid 1866 [wnt] <Latijn |
massaal een massa vormend 1851-1900 [wnt] <Latijn |
massacre slachting 1650 [mey] <Frans |
massage het masseren 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 41] <Frans |
massematten Bargoens: handel, gestolen goed 1800 [moo] <Jiddisch {3.2} |
masseren kneden, wrijven om de bloedsomloop te bevorderen 1847 [kku] <Frans |
massief niet hol 1599 [Kil.] <Frans |
massief massaal, zeer 1996 [Vd Sijs 1996] <Engels |
massificeren tot een massa maken 1962 [Aanv wnt] {1.2.6} |
mast* paal 1080 [Rey] {2.2} |
mast* varkensvoer 1477 [Teuth.] |
mastectomie borstamputatie 1979 [Wijnands&Ost] |
master meester 1847 [kku] <Engels |
mastiff hondensoort 1869 [Sijthoffs wrdb. voor kennis en kunst] <Engels {4.1.3} |
mastitis borstklierontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
mastodont voorhistorisch zoogdier 1847 [kku] |
masturberen zichzelf seksueel bevredigen 1847 [kku] <Latijn {4.4} |
mat moe 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
mat kleed van biezen e.d. 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
mat in het schaakspel vastgezet 1325 [mnw] |
mat Spaans geldstuk 1613 [Toll.] <Frans {4.1.12} |
mat dof 1778 [wnt] <Frans {4.1.5} |
matador stierenvechter 1865 [wnt uitbloeden] <Spaans {3.2} |
mataglap door razernij verblind 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 189] <Indonesisch {3.2} |
match sportwedstrijd 1836 [Aanv wnt] <Engels |
maté Zuid-Amerikaanse volksdrank 1863 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
matelot strooien hoedje 1910 [kwt] <Frans {4.1.9} |
materiaal bouwstof 1545 [hws] <Frans of Latijn |
materie stof 1240 [Bern.] <Latijn |
materieel stoffelijk 1824 [wei] <Frans |
mathematisch wiskundig 1635 [Cardinael, Mathematische of wisconstighe bewijs-redenen] <Frans |
matig binnen redelijke maat 1475 [mnw] <Nederduits {3.2} |
matigen* temperen 1450 [mnw] {3.1} |
matinee morgenbijeenkomst 1863 [kku] <Frans |
matineus gewoon vroeg op te staan 1901 [koe] <Frans |
matras beddenzak 1384-1407 [mnw] <Frans |
matriarchaat rechtstoestand via de vrouwelijke lijn 1893 [Aanv wnt] |
matrijs holle vorm, gietvorm 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 11] <Frans |
matrix getallenschema 1919 [Aanv wnt] <Engels |
matroesjka poppetje waarbinnen een kleiner poppetje, waarbinnen... enz. 1992 [gvd] <Russisch {3.2} |
matrone gehuwde vrouw op leeftijd 1488 [mnw] <Frans {4.1.4} |
| |
| |
matroos gewoon schepeling 1584 [tntl 73, 1955, 104-5] <Frans |
matse ongezuurd brood 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2/4.1.6} |
matsen iem. een voordeeltje gunnen 1974 [Endt] <Engels |
matten knokken 1950 [gvd] |
maturiteit volwassenheid 1650 [mey] <Frans |
mauser soort geweer 1904 [wnt dood i] <Duits {1.2.3/4.1.14} |
mausoleum grafteken 1824 [wei] <Latijn {3.2} |
mauve zacht paars 1897 [Aanv wnt] <Frans {4.1.5} |
mauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1287 [cg NatBl] {3.1} |
maxi lange kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
maxim soort machinegeweer 1915 [wnt water] <Engels {4.1.14} |
maximaal het maximum bereikend 1908 [wnt watt] <Frans |
maxime grondstelling 1615 [De Jonge iv, 33] <Frans |
maximum hoogste waarde 1626 [wnt] <Latijn |
maxwell eenheid van magnetische krachtstroom 1912 [kku] |
mayday sos-roep 1989 [Peptalk] <Engels |
mayo mayonaise 1987 [Kuitenbrouwer] {1.2.4/4.1.6/5} |
mayonaise eiersaus 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
mazelen* kinderziekte 1477 [Claes] {3.1} |
mazen* netwerk herstellen 1833 [wnt] |
mazurka dans 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Russisch {3.2/4.1.15} |
mazzel geluk 1847 [kku] <Jiddisch {3.2} |
mazzel als tussenwerpsel: afscheidsgroet 1980 [Onze Taal dec. 1980, 115] <Jiddisch {3.2/4.3} |
m-business handel via de mobiele telefoon 2000 [Sanders 2001] <Engels |
m-commerce handel via mobiele telefonie 1999 [Sanders 2000] <Engels |
meander rivierbocht 1733 [Sanders 1995] <Latijn |
mecanicien werktuigkundige 1895 [Broeckaert] <Frans {4.1.13} |
meccano speelgoed 1914 [De Prins, 14/12] <Engels {4.1.18} |
mecenaat kunstbegunstiging 1959 [wnt Renaissance] |
mechanica theoretische werktuigkunde 1740 [wnt voorhoofd] <Latijn |
medaille erepenning 1567 [wnt] <Frans |
medaillon sieraad 1775 [wnt trommel] <Frans |
mede* bijwoord van hoedanigheid: samen 1236 [cg i 1, 20] |
mede* honingdrank 1265 [mnw] {4.1.6} |
mede* meekrap 1351-1400 [mnw] |
mededingen* concurreren 1836 [wnt] |
mededogen* barmhartigheid 1400 [mnw] |
medeklinker* consonant 1584 [Ruijs] |
medelijden deernis 1350 [mnw] <Duits |
medeplichtig* opzettelijk behulpzaam bij een misdrijf 1558 [mnw] |
medestander* partijgenoot 1450 [mnw] |
media communicatiemiddelen 1952 [Picarta: titel van het nipo] <Engels |
mediaal naar het midden gelegen 1863 [kku] <me Latijn |
mediaan zwaartelijn in driehoek 1872 [gvd] <Latijn |
mediamiek d.m.v. een medium 1947 [Aanv wnt] |
medicament geneesmiddel 1608 [Van Meteren, Commentarien 23.47.a] <Frans |
medicijn geneesmiddel 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
medicus arts 1440 [mnw] <Latijn |
mediene provincieplaats, de joden buiten Amsterdam 1916 [moo] <Jiddisch {3.2} |
medio bijwoord van tijd: midden 1607 [wnt venditie] <Latijn {4.1.7} |
mediteren peinzen 1360 [mnw] <Frans |
mediterraan m.b.t. de Middellandse Zee 1863 [kku] <Latijn |
medium middel 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 237] <Latijn |
medium persoon met supranormale vermogens 1874 [wnt trance] <Latijn |
medium half doorbakken 1989 [Peptalk] <Engels |
mediweed, mediwiet op recept verkrijgbare marihuana 1997 [De Coster 1999] {4.1.6} |
medley potpourri 1939 [kwt] <Engels {4.1.16} |
medoc rode wijnsoort 1814-1815 [wnt] <Frans {4.1.6} |
meedenken* met anderen nadenken over een oplossing 1968 [R75] {3.1} |
meedogenloos* zonder medelijden 1688 [wnt verschuldigd] |
mee-eter* verstopt talgkliertje 1824 [wei comedones] |
meekrap* plant, kleurstof daaruit 1514 [Groten Herbarius] |
meel* gemalen graan 1240 [Bern.] |
meeldauw plantenschimmel 1666 [Claes] <Duits |
| |
| |
meeldraad* stuifmeel producerend deel van bloem 1773 [hou ii, 1, 74] |
meent* gemene weide 1285 [cg Rijmb.] |
meer* waterbekken 755-768 [Künzel] {2.3} |
meer* bijwoord van kwantiteit 1100 [Willeram] |
meer* onbepaald telwoord 1100 [Willeram] {4.2} |
meerder* groter 1410 [mnw] {4.2} |
meerdere onbepaald telwoord 1859 [wnt] <Duits {4.2} |
meerderjarig* volwassen 1599 [Kil.] |
meerkat* hondsaap 1477 [Teuth.] {4.1.3} |
meerkoet* ralvogel 1776 [wnt] {3.1} |
meermin* zeevrouw 1240 [Bern.] {3.1} |
meers* weide 772-776 [Künzel] {2.3} |
meerschuim delfstof 1793 [wnt] <Duits |
meerval* beenvis 1765 [hou i, 8, 88] |
meervoud* vorm van naamwoord voor een aantal 1584 [Ruijs] |
meestal* bijwoord van tijd: bijna altijd 1772 [Picarta: titel van Uitet] {4.1.7} |
meester onderwijzer 1236 [cg i 1, 21] <Frans |
meesterknecht eerste knecht 1450 [hws] |
meesterwerk werk van een gildemeester, voortreffelijk werk 1494-1512 [hws] |
meet streep, honk 1618 [wnt] <Latijn {4.1.18} |
meeting bijeenkomst 1869 [Aanv wnt] <Engels {1.2.5/1.4} |
meetkunde* geometrie 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
meetronen* meelokken 1844 [wnt weg ii] |
meeuw* meeuwachtige 1287 [cg NatBl] |
meewarig* deelnemend 1599 [Kil.] |
megabyte eenheid van 1.048.576 bytes 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 27] <Engels |
megafoon versterkende geluidstrechter 1912 [kku] {4.1.17} |
megahit zeer grote hit 1985 [De Coster 1999] |
megalomanie grootheidswaan 1929 [kwt] |
megastore zeer groot warenhuis 1999 [gvd] <Engels |
mei vijfde maand 1270 [cg i 1, 145] <Latijn {4.1.7} |
meid* jong meisje 1488 [mnw] {4.1.4} |
meid* dienstmeisje 1571 [wnt] |
meier rentmeester 1240 [Bern.] <me Latijn |
meier Bargoens: honderd gulden 1680 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.12} |
meieren zaniken 1913 [Aanv wnt] |
meikers vroegrijpe kers 1778 [wnt] {4.1.2} |
meikever insect 1766 [hou i, 9, 210] |
meineed valse eed 1240 [Bern.] <? {3.5} |
meisje* vrouwelijk kind 1629 [wnt] {4.1.4} |
mejuffrouw* titel voor meisje of ongehuwde vrouw 1621 [wnt verschieten] |
mekkeren* het natuurlijke geluid van geiten maken 1783 [wnt] {3.1} |
melaats aan lepra lijdend 1343-1344 [mnw] |
melancholie zwartgalligheid 1240 [Bern.] <Frans |
melange mengsel 1824 [wei] <Frans |
melaniet granaatsoort 1847 [kku] <Duits |
melasse suikerhoudende massa 1704 [West Indisch plakkaatboek 254] <Frans |
melden* bekendmaken 1240 [Bern.] |
mêlee strijdgewoel 1824 [wei] <Frans |
melig* flauw 1721 [wnt] |
melisme reeks tonen op één lettergreep 1824 [wei] <modern Latijn |
melissavirus gevaarlijk computervirus 1999 [Sanders 2000] <Engels |
melisse plant 1543 [mnw] <Frans |
melk* vloeistof uit zoogklieren 1240 [Bern.] {4.1.6} |
melkboer* iem. (oorspr. boer) die melk in het klein verkoopt 1659 [wnt] {4.1.13} |
melken* van melk ontlasten 1300 [cg I4, 2781/2] |
Melkertbaan gesubsidieerde baan voor iemand die moeilijk werk vindt 1995 [De Coster 1999] |
melkmuil* onvolwassen jongeman 1567 [wnt] {3.1} |
melkweg* sterrenstelsel 1634 [wnt wolk i] |
melodie wijsje 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
melodrama toneelspel met muziek 1855 [wnt opgesmukt] <Frans {4.1.15} |
meloen komkommerachtige vrucht 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.2} |
melomaan met hartstochtelijke liefde voor muziek 1847 [kku] <Frans |
meltdown het smelten van de lading van een kernreactor 1984 [gvd] <Engels |
membraan vlies 1604 [wnt uitsijpen] <Frans |
memme joodse moeder 1974 [Beem, Uit Mokum en Mediene] <Jiddisch {3.2} |
memo korte mededeling 1976 [gvd] {1.2.4} |
memoires levensherinneringen 1824 [wei] <Frans |
memorabel gedenkwaardig 1596 [Aanv wnt] <Frans |
memorandum nota 1830 [wnt vertrouwelijk] <Latijn {1.2.4} |
memoreren herinneren 1901 [kui] <Latijn |
memorie geheugen 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans |
men* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
menagerie verzameling wilde dieren 1836 [wnt] <Frans |
| |
| |
mendelevium chemisch element 1955 [wnt transuraan] <modern Latijn |
mendelisme erfelijkheidswetten 1929 [kwt] |
meneer* aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1350 [mnw] |
menen* bedoelen, denken 1265-1270 [cg Lut.K] |
mene-tekel dreigende waarschuwing 1901 [kui] |
mengelmoes* mengsel, allegaartje 1617 [wnt afkijken Suppl] |
mengen* stoffen door elkaar brengen 1240 [Bern.] |
menhir voorhistorische zuil 1909 [wp] <Frans |
menie rode verfstof 1378 [mnw] <Latijn |
menig* onbepaald voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
menigeen* onbepaald voornaamwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
menigte* grote hoeveelheid 1280 [cg i] {1.2.4} |
mening* opinie 1283 [cg i 1, 722] |
meningitis hersenvliesontsteking 1847 [kku] <modern Latijn |
meniscus kraakbeenschijf in het kniegewricht 1886 [wnt vier i] <modern Latijn {3.2} |
menist doopsgezinde 1621 [wnt] {4.1.8} |
mennen dieren d.m.v. een leidsel besturen 1240 [Bern.] <Frans |
mennoniet doopsgezinde 1578 [wnt verhaand] {4.1.8} |
menopauze het ophouden van menstruatie 1938 [wnt atrophieeren Suppl] <Frans |
menora liturgische kandelaar 1929 [De Vries, Joodsche riten en symbolen] <Hebreeuws {3.2} |
mens* (m.) hoogst ontwikkelde wezen 1236 [cg i 1, 22] {1.2.3/4.1.3} |
mens* (o.) minachtend voor een vrouw 1784-1785 [wnt] {1.2.3/4.1.4} |
mensa studentenrestaurant 1910 [wnt tombe] <Latijn |
mensaap* primaat 1914 [gvd] {1.2.1/4.1.3} |
mensendieckgymnastiek kamergymnastiek 1948 [kwt] <Duits {3.2/4.1.18} |
mens-erger-je-niet* bordspel 1925 [http:/users.pandora.be/vlaams.spellenarchief] {4.1.18} |
mensjaar* politiek correcte benaming voor manjaar 1983 [R84] {3.1/4.1.7} |
mensjewiek aanhanger van Russische politieke partij 1924 [gvd] <Russisch {3.2} |
menstruatie maandstonden 1846 [wnt voetbad] <modern Latijn |
menstrueren menstruatie hebben 1824 [wei] <Latijn |
mentaal m.b.t. de geest 1620 [Aanv wnt] <Frans |
menthol pepermuntolie 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
mentor leidsman 1824 [wei] |
menu spijskaart 1865 [kvw] <Frans {1.2.3} |
menu lijst keuzemogelijkheden van een computerprogramma 1984 [De Coster 1999] <Engels {1.2.3} |
menuet dans 1750 [wnt] <Frans {4.1.15} |
mep* klap 1787 [wnt] {3.1} |
meppen* slaan 1912 [wnt trederik] {3.1} |
merchandising marktonderzoek 1968 [kwt] <Engels |
merci tussenwerpsel: bedankt 1847 [Aanv wnt] <Frans {4.3} |
mercurius kwikzilver 1523 [wnt] <me Latijn |
merel zangvogel 1240 [Bern.] <Latijn |
meren* een schip vastleggen 1240 [Bern.] |
merg* substantie in beenderen 1287 [cg NatBl] |
mergel vettige aarde 1258 [hws] <me Latijn |
meridiaan cirkel over aardoppervlak 1595 [wnt versieren] <Latijn |
meridionaal zuidelijk 1669 [mey] <Frans |
meringue gebakje 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
merinos wollen stof 1843 [wnt] <Frans {4.1.9} |
merite verdienste 1650 [mey] <Frans |
merk* teken 1323 [Verzameling van Stukken die betrekking hebben tot Overysselsch Regt] |
merken* van een teken voorzien, gadeslaan, opletten 1240 [Bern.] |
merrie* vrouwtjespaard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
merseybeat rockmuziek die uit Liverpool kwam 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
mes* snijwerktuig 1240 [Bern.] |
mesalliance huwelijk beneden de stand 1816 [Aanv wnt] <Frans |
mescal Mexicaanse sterkedrank 1886 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
mescaline drug 1961 [gvd] {4.1.6} |
mesjogge Bargoens: gek 1903 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
Mesolithicum middensteentijd 1937 [Ter Laan, Beknopte Ned. Enc.] <modern Latijn |
meson materiedeeltje 1956 [Picarta: titel van H.A. Tolhoek] |
Mesozoïcum geologisch tijdperk 1930 [Delsman, Dierkunde 553-554] <modern Latijn |
mess officiers- en onderofficierseetzaal 1835 [Teenstra, Landbouw in de kolonie Suriname ii:125] <Engels |
Messias de Gezalfde 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Latijn |
messidor oogstmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
messing geelkoper 1240 [Bern.] |
mest* uitwerpselen 1240 [Bern.] |
| |
| |
mesten* vruchtbaar maken door bemesting 1240 [Bern.] {1.2.3} |
mesten* vet maken (van varkens) 1240 [Bern.] {1.2.3} |
mesties halfbloed 1596 [Linschoten 42] <Spaans {3.2} |
met* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
meta halve rekening 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
metaal groep elementen 1240 [Bern.] <Frans |
metabletica leer der maatschappelijke veranderingen 1956 [wnt verandering] |
metabolisch gedaantewisseling ondergaand 1872 [gvd] |
metafoor overdrachtelijke uitdrukking 1786-1793 [wnt leenspreuk] <Frans |
metafysica leer van het bovenzinnelijke 1663 [mey] <me Latijn |
metal vorm van rockmuziek 1983 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
metallurgie leer van de metaalbewerking 1770 [wnt wederomstuiten] <Frans |
metamorf uit ander gesteente ontstaan 1933 [Bos, Geologie voor Natuurvrienden 29] |
metamorfose gedaanteverwisseling 1745 [mey] <Frans {1.2.4} |
metastase uitzaaiing 1721 [Aanv wnt] <Frans |
meteen* bijwoord van tijd: dadelijk 1602 [wnt] {4.1.7} |
meten* een maat bepalen 1240 [Bern.] |
meteoor verschijnsel in dampkring 1778 [wnt] <Frans |
meteorologie weerkunde 1824 [wei] <Frans |
meter doopmoeder 1330 [mnw] <me Latijn {4.1.4} |
meter 100 centimeter 1802 [wnt] <Frans {1.2.2/3.2} |
metgezel* reisgenoot 1477 [Teuth.] |
methaan gas 1886 [Aanv wnt] |
methadon vervangingsmiddel van morfine 1984 [gvd] <Engels {4.1.6} |
methode vaste manier van handelen 1622 [wnt wijdloopig] <Frans |
methodiek leer der te volgen methoden 1908 [wnt toxicoloog] <Duits |
methodist aanhanger van bepaalde godsdienst 1738 [Picarta: titel van F. Spanhemius] <Engels {3.2/4.1.8} |
metical munteenheid van Mozambique 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
metier vak 1777 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
m'etje, emmetje maandstonden 1961 [gvd] <L {3.4} |
metrage lengte in meters 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
metrisch op de versmaat betrekking hebbend 1816 [wnt wederkeering] <Latijn |
metro ondergrondse 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
metromanie rijmwoede 1824 [wei] <Frans |
metropoliet hoofd van kerkprovincie 1664 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
metropool wereldstad 1669 [mey] <Frans |
metrum versmaat 1737 [wnt] <Latijn |
metselaar iem. die metselen als beroep uitoefent 1343-1346 [mnw] {4.1.13} |
metselen bouwen met mortel en stenen 1360 [mnw] |
metten eerste deel van dagelijks breviergebed 1236 [cg i 1, 25] <me Latijn |
metterdaad* bijwoord van modaliteit: werkelijk 1567 [wnt wijchgeren] |
metworst* worst van gehakt varkensvlees 1477 [Teuth.] {4.1.6} |
meubel stuk huisraad 1652 [wnt] <Frans {4.1.9} |
meug* trek 1421 [mnw] |
meun* beenvis 1862 [wnt] |
meuren* slapen 1978 [Salleveldt, Wrdb. Jan Soldaat] {3.1} |
meuren* winden laten 1984 [gvd] {3.1/4.4} |
meute troep, horde 1832 [wei] <Frans |
mevrouw* aanspreektitel voor een vrouw 1431-1436 [mnw] |
mezoeza aan deurpost bevestigd fragment van het ot 1899 [dbl] <Hebreeuws {3.2} |
mezzanine tussenverdieping 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mezzo bijwoord: half 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
mezzosopraan zangstem tussen sopraan en alt 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
mi muzieknoot 1350 [mnw] |
mi Chinees vermicellitype 1976 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6} |
miauwen* het natuurlijke geluid van katten maken 1669 [wnt] {3.1} |
mica glimmer 1778 [wnt] <Latijn |
microbe zeer klein levend organisme 1888 [wnt] <Frans |
microfoon geluidsversterker 1872 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
micron 0,000001 m 1894 [Aanv wnt] |
microprocessor geïntegreerde schakeling van een computer op één chip 1977 [R84] <Engels |
microscoop optisch instrument 1744 [Baker, Het microscoop gemakkelyk gemaakt] |
microtoom apparaat om dunne plakjes te snijden 1886 [kku] |
| |
| |
midasoren ezelsoren 1856-1859 [wnt oor] |
middag* midden van de dag 1236 [cg i 1] {3.1/4.1.7} |
middag* namiddag 1452-1494 [hws] {4.1.7} |
middel* middelste deel, bv. van een lichaam 1102-1105 [Claes] {2.3} |
middel* hulpmiddel 1573 [Plantijn] |
middelbaar* gemiddeld 1354 [mnw] |
Middeleeuwen* tijdperk tussen Oudheid en nieuwe tijd 1756 [wnt toneel i] |
middelpunt centrum 1500 [hws] |
middels voorzetsel 1914 [gvd] <Duits {3.2/4.2} |
midden* punt op gelijke afstand van de uitersten 694 [Gysseling 1960] {2.3} |
middenrif* tussenschot tussen borst- en buikholte 1485 [mnw rijf] |
middernacht* twaalf uur 's nachts 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.7} |
middle of the road pretentieloze muziek 1992 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
midgetgolf miniatuurgolf 1954 [De Vooys] <Engels {4.1.18} |
mie homoseksueel 1976 [gvd] |
mier* insect 1240 [Bern.] |
mieren* zaniken, zeuren 1898 [gvd] |
miereneter* tandarm zoogdier 1761 [wnt vier] {4.1.3} |
mierenneuker* pietluttig persoon 1984 [gvd] {3.1} |
mierik lepelblad 1351 [mnw] |
mies Bargoens: ongunstig 1916 [moo] <Jiddisch {3.2} |
mieter scheldwoord 1898 [gvd] |
mieters tussenwerpsel: fijn 1898 [gvd] {1.2.1/4.3} |
mietje homoseksueel 1882 [Aanv wnt] |
miezemuizen* kniezen, tobben 1999 [gvd] {3.1} |
miezerig* nietig 1784-1785 [wnt] |
miezerig* regenachtig 1897 [wnt] |
migraine schele hoofdpijn 1824 [wei] <Frans |
migrant die naar een ander land verhuist 1956 [Aanv wnt] <Latijn |
migratie het zich verplaatsen 1669 [mey] <Frans |
migreren trekken 1650 [mey] <Latijn |
mihoen rijstvermicelli 1984 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6} |
mihrab nis in moskee die gebedsrichting aangeeft 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
mij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
mijden* ontwijken 1265-1270 [cg Lut.K] |
mijl lengtemaat 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
mijmeren* peinzen 1481 [mnw] |
mijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
mijn plaats waar kolen, ertsen opgegraven worden 1376-1400 [mnw] <Frans |
mijn* afslag 1390-1407 [hws] |
mijnheer* titel voor een man 1289 [cg I2, 1359] |
mijt* spinachtige 1287 [cg NatBl] |
mijt* muntje 1300 [mnw] {4.1.12} |
mijt zorgvuldig opgestapelde hoop hooi of stro 1428 [mnw] <Latijn |
mijter hoofddeksel 1240 [Bern.] <Frans |
mik brood 1384-1428 [mnw] <Latijn {4.1.6} |
mikado titel van Japanse keizer 1872 [gvd] <Japans {3.2} |
mikado behendigheidsspel met houtjes 1984 [gvd] {4.1.18} |
mikken* richten 1597 [wnt] |
mikmak rommel 1823 [wnt] <Frans {3.1} |
mild* zachtaardig 1240 [Bern.] |
milicien dienstplichtige 1821 [wnt] <Frans {4.1.14} |
milieu omgeving 1888 [Aanv wnt] <Frans |
militair m.b.t. het krijgswezen 1586 [wnt] <Frans |
militant strijdlustig 1862 [Aanv wnt] <Frans |
military bepaalde paardenwedstrijd 1936 [Wie Wat Waar 1937, 270] <Engels {4.1.18} |
militie krijgsmacht gelicht uit de bevolking 1795 [wnt] <Frans {3.2/4.1.14} |
miljard telwoord 1872 [wnt] <Frans {4.2} |
miljoen telwoord 1510 [Kool] <Frans {4.2} |
milkshake drank 1960 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
mille telwoord 1824 [wei] <Frans {4.2} |
millennium tijdperk van 1000 jaar 1886 [kku] <modern Latijn {4.1.7} |
millenniumbaby eerste baby die in 2000 is geboren 1998 [Sanders 2000] <Engels |
millenniumbug probleem dat computers het jaar 2000 niet kunnen verwerken 1997 [Sanders 2001] <Engels |
milligram 0,001 gram 1816 [wnt dukaat] <Frans {3.2} |
millimeter 0,001 meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
milreis vroegere Portugese en Braziliaanse munt 1847 [kku] <Portugees {3.2} |
milt* orgaan 1287 [cg NatBl] |
mime gebarenspel 1872 [gvd] <Frans {4.1.15} |
mimicry camouflage 1895 [Aanv wnt] <Engels |
mimiek kunst om door gebaren uitdrukkingen weer te geven 1838 [wnt] <Frans |
mimosa plantengeslacht 1734 [HubWes] <modern Latijn |
min* liefde 1100 [Willeram] |
| |
| |
min* gering 1236 [cg i 1, 22] |
min* zoogster 1350 [mnw] {4.1.13} |
minachten* geringschatten 1806 [wnt verachten] |
minaret toren van een moskee 1698 [wnt] <Frans |
minco minderwaardigheidscomplex 1984 [gvd] <L {3.4} |
minder* kleiner 1287 [cg NatBl] |
minderbroeder* franciscaan 1265-1270 [vmnw] {4.1.8} |
minderjarig* nog niet mondig 1599 [Kil.] |
mineraal bestanddeel van aardkorst 1596 [wnt turbith] <Frans |
mineraalwater koolzuurhoudend water 1777 [wnt] {4.1.6} |
minestrone dikke soep 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mineur mijnenlegger 1578 [Schulten Tw. 9] <Frans {4.1.14} |
mineur kleinetertstoonschaal 1872 [gvd] <Frans |
mini korte kleding 1968 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
miniatuur kleine geschilderde illustratie 1612 [wnt verlichten i] <Frans |
miniem zeer klein, gering 1890 [Aanv wnt] <Frans |
minima mensen met een heel laag inkomen 1985 [De Coster 1999] |
minimaal uiterst klein 1904 [wnt wet i] <Engels |
minimum kleinste waarde 1805 [mey] <Latijn {1.2.4} |
minister eerste staatsdienaar 1698 [wnt] <Frans |
ministerie departement van bestuur 1767 [wnt voorspraak ii] <Frans |
minister-president voorzitter van de ministerraad 1863 [wnt staatsman] {3.1} |
mink kostbaar bont 1968 [kwt] <Engels |
minkukel* dom persoon 1963 [Mondria, Bommelbibl.] {1.2.5/4.4} |
minnekozen vrijen 1635 [wnt] |
minnen* liefhebben 901-1000 [wps] |
minoriteit minderheid 1650 [mey] <Frans |
minst* kleinste 1100 [Willeram] |
minstens bijwoord: op zijn minst 1850 [wnt minst] <Duits |
minstreel troubadour 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
minuscuul zeer klein 1929 [kwt] <Frans |
minuskel kleine letter 1867 [Alg. Ned. Enc.] <Latijn |
minutieus zeer nauwkeurig 1858 [Aanv wnt] <Frans |
minuut eerste beknopt schriftelijk ontwerp 1470 [mnw] <Latijn |
minuut 60e deel van uur 1494 [mnw] <Frans {4.1.7} |
minzaam beminnelijk 1348 [mnw] <Duits |
Mioceen geologisch tijdperk 1881 [Aanv wnt] <Engels |
mirabel een pruim 1854 [wnt] <Frans {4.1.2} |
miraculeus wonderbaar 1578 [wnt] <Frans |
mirakel wonder 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
mirre welriekende gomhars 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
mis rooms-katholieke kerkdienst 1236 [cg i 1, 21] <Latijn |
mis* niet raak 1451-1500 [mnw] |
misantroop mensenhater 1697 [wnt] <Frans |
misbaar* geschreeuw 1285 [cg Rijmb.] |
misdaad* vergrijp 901-1000 [wps] |
misdrijf* strafbaar feit 1626 [wnt] |
miserabel ellendig 1514 [mnw] <Frans |
misère ellende 1817 [Aanv wnt] <Frans |
misericorde middeleeuwse dolk 1300 [mnw] <Frans {4.1.14} |
mishagen* niet aanstaan 1461 [mnw] |
misjna verzameling joodse wetten 1824 [wei] <Hebreeuws {3.2} |
miskennen* niet erkennen 1785 [wnt] |
mismoedig* neerslachtig 1395 [mnw] |
mispel vrucht 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
mispunt stuk ongeluk 1874 [wnt] |
miss juffrouw 1824 [wei] <Engels |
missaal misboek 1392 [mnw] <me Latijn |
misschien* bijwoord van modaliteit: wellicht 1236 [cg i 1, 23] |
misselijk* onpasselijk 1611-1620 [wnt] |
missen* niet treffen 1200 [cg ii 1 Servas] |
missie zending 1766 [wnt] <Frans |
missionaris rooms-katholieke zendeling 1777 [Chr. de Beet, Eerste Bonni-oorlog 234] <Frans {4.1.8} |
missive brief 1467-1490 [hws] <Frans |
mist* verdichting van waterdamp 1287 [cg NatBl] {4.1.1} |
mistletoe maretak 1912 [kku] <Engels |
mistral bepaalde wind in Zuid-Frankrijk 1847 [kku] <Provençaals {4.1.1} |
mistroostig* neerslachtig 1410 [mnw] |
mitella draagdoek 1832 [wei] <Latijn |
mitigeren lenigen 1547 [hws] <Frans |
mitrailleur snelvuurwapen 1894 [wnt] {4.1.14} |
mits* onderschikkend voegwoord 1868 [wnt] {4.2} |
| |
| |
mitsgaders* nevenschikkend voegwoord 1299 [cg I4, 272] {4.2} |
mixen mengen 1921 [Aanv wnt] <Engels |
mixer mengtoestel voor in de keuken 1959 [Wonderbaarlijke cycloram voor de huisvrouw] <Engels {4.1.9} |
mixture mengsel 1984 [gnn] <Engels |
mixtuur vloeibaar artsenijmengsel 1598 [wnt arsenicum Suppl] <Latijn |
mmm* tussenwerpsel: uitroep van verrukking 1984 [gvd] {4.3} |
mobiel voorzien van eigen transportmiddelen 1830 [wnt] <Frans |
mobiel(tje) mobiele telefoon 1994 [pc+ 6/10, 17, 11] <Engels {4.1.17} |
mobiliseren troepen in het veld brengen 1847 [kku] <Frans |
mobiliteit beweeglijkheid 1669 [mey] <Frans |
mobilofoon radiotelefoon in vervoermiddelen 1956 [Aanv wnt] {4.1.17} |
mocassin indianenschoen 1847 [kku] <Engels {4.1.9} |
modaal model staand 1961 [gvd] <Frans |
modder* mengsel van aarde en water 1287 [cg NatBl] |
modderen* baggeren, van modder zuiveren 1346-1548 [mnw] |
mode trend 1574 [Claes] <Frans |
model voorbeeld 1573 [Plantijn] <Frans |
modem toestel t.b.v. telefoonaansluitingen 1973 [Picarta: titel van Samson Automatiserings Service Centrum N.V.] <Engels {4.1.17} |
moderamen dagelijks bestuur van een classis 1869 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8} |
moderatie matiging 1443 [hws] <Frans |
moderator geestelijk adviseur 1816 [wnt suspenderen] <Latijn |
moderator leider van gesprek of nieuwsgroep 1992 [R99] <Engels |
modern tot de nieuwere tijd behorend 1617 [wnt] <Frans |
moderniseren modern maken 1816 [wnt tweede] <Frans |
modernisme avant-garde beweging 1914 [gvd] <Frans |
modieus volgens de mode 1717 [wnt mode] {3.3} |
modificatie detailverandering 1502 [wnt verklaarzen] <Frans |
modificeren wijzigen 1601-1625 [wnt proefjaar] <Latijn |
modinette modenaaister 1956 [Aanv wnt] {3.3/4.1.13/5} |
modulatie stembuiging 1669 [mey] <Frans |
moduleren voordragen 1669 [mey] <Frans |
modus wijze, manier 1649 [wnt wijze i] <Latijn |
moe* vermoeid 1100 [Willeram] |
moed* flinkheid 1351-1400 [mnw] {1.2.3} |
moëddzin oproeper tot gebed 1847 [kku] <Turks {3.2} |
moeder* vrouw met kinderen 901-1000 [wps] {1.2.4/4.1.4} |
moederkoek* nageboorte 1770 [wnt vruchtbeginsel] |
Moedermaagd* de maagd Maria 1438 [mnw] {3.1} |
moedernaakt* geheel naakt 1290 [cg ii 1 En.Codex] {4.4} |
moederneuker* scheldwoord 1989 [Heestermans, Luilebol] {3.1} |
moedervlek* huidvlek waarmee men geboren is 1761 [hou i, 1, 305] |
moederzielalleen helemaal alleen 1793-1796 [wnt] <Duits {4.4} |
moedjahedien islamitische vrijheidsstrijders 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
moedwil* boze opzet 1300-1393 [mnw] {3.1} |
moeflon herkauwer 1857 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3} |
moefti islamitisch rechtsgeleerde 1863 [kku] <Arabisch {3.2} |
moei* tante 1240 [Bern.] {4.1.4} |
moeilijk* aanleiding gevend tot moeite 1287 [cg NatBl] |
moeite* last 1276-1300 [mnw] |
moeizaam met grote moeite 1806 [wnt] <Duits |
moer* veen 771-814 [Claes] {2.3} |
moer* bezinksel 1599 [Kil.] |
moer* bevestiging voor schroef 1811 [wnt] {1.2.4} |
moeras drassig land 1599 [Kil.] <Frans |
moerbei vrucht 1351-1400 [mnw] {4.1.2} |
moeren* kapot maken 1872 [gvd] |
moeren* morrelen 1907 [wnt moeren iii] |
moerhaas* wijfjeshaas 1642 [wnt moer i] |
moes* brij 901-1000 [wps] |
moesson periodieke wind, jaargetijde waarin deze wind waait 1646 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.1} |
moet* vlek 1678 [wnt] |
moeten* verplicht zijn, behoren 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
moezjiek boer 1863 [kku] <Russisch {3.2} |
mof losse mouw 1451-1500 [mnw] |
mof Duitser 1581 [wnt] <Duits |
moffel oven 1789 [wnt] <Duits of Frans |
mogelijk* kunnende gebeuren 1240 [Bern.] |
| |
| |
mogen* vrijheid hebben te, vermogen 1200 [cg ii 1 Servas] |
mogendheid* natie 1526 [wnt] |
mohair weefsel van angorawol 1881 [wnt] <Engels {4.1.9} |
mohammedaan volgeling van Mohammed 1617 [wnt] |
moiré gevlamd 1847 [Aanv wnt] <Frans |
mok* kroes 1611-1620 [wnt] |
moker* breekhamer 1657 [wnt] |
mokka beste kwaliteit koffie 1606 [wnt] <Frans {4.1.6} |
mokkel* dik kind, mollige vrouw 1721 [wnt mokkel ii] {3.1} |
mokken* pruilen 1599 [wnt] {3.1} |
mokum stad 1769 [moo] <Jiddisch {3.2} |
mol* insectenetend zoogdier 1270 [cg i 1, 170] {4.1.3} |
mol verlagingsteken in muziekschrift 1685 [Toll.] <Frans |
mol spion in een organisatie 1974 [De Coster 1999] <Engels |
molaar maalkies 1901 [kui] <Latijn |
molecule kleinste deel met alle chemische eigenschappen 1847 [kku] <Frans |
molen werktuig tot fijnmalen van m.n. graan 1112 [Claes] <Latijn {2.3} |
molenaar exploitant van een molen 1266-1267 [cg i] <me Latijn {1.2.4/4.1.13} |
molestatie overlast 1451 [mnw] <Frans |
molesteren overlast aandoen 1351 [mnw] <Frans |
molière lage schoen 1898 [gvd] {1.4/3.3/4.1.9} |
molla islamitisch schriftgeleerde 1824 [wei] <Turks {3.2} |
mollen doden 1706 [wnt] <Romani {3.2/4.4} |
mollig* zacht, rond 1678 [wnt] |
mollusk weekdier 1865 [kvw] <Frans |
molm* stof van vergaan hout e.d. 1401-1500 [mnw] {3.1} |
moloch afgod waaraan alles opgeofferd moet worden 1646 [wnt vogel] <Latijn |
molotovcocktail bom bestaande uit fles benzine met lont 1953 [Huizinga] <Duits {3.2/4.1.14} |
molto veel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
molton dik weefsel 1824 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
molybdeen chemisch element 1868 [wnt waterlood] <Frans |
mom masker 1477 [Teuth.] <Frans |
mombakkes (bizar) masker 1649 [wnt] |
moment ogenblik 1485 [mnw] <Frans |
mompelen* binnensmonds spreken 1477 [Teuth.] {3.1} |
monade eenheid 1591 [Kool] <Frans |
monarch alleenheerser 1605-1616 [wnt] <Latijn |
monarchie keizerrijk, koninkrijk 1657 [wnt] <Frans |
monastiek m.b.t. kloosterleven 1563 [Aanv wnt] <Frans |
mond* holte achter de lippen 698-699 [Claes] {2.3} |
mondain werelds 1824 [wei] <Frans |
monddood niet in staat te spreken 1946 [wnt aftoffelen Suppl] <Duits {3.2} |
mondiaal wereld- 1929 [Aanv wnt] <Frans |
mondig* niet meer onder voogd, zelfstandig kunnende beslissen 1276 [cg i 1, 301] |
mondvoorraad proviand 1872 [wnt vrede] <Duits |
monetair m.b.t. het geld 1921 [Aanv wnt] <Frans |
monetarisme mening dat de economie het best wordt beheerst door regulering van de geldhoeveelheid 1979 [Wijnands&Ost] |
money geld 1623 [wnt moni] <Engels {3.2} |
monisme stelsel waarbij regering en volksvertegenwoordiging één macht vormen 1860 [wnt web] <modern Latijn |
monitor beeldscherm 1961 [wnt trien] <Engels {1.3} |
monitoring controle tijdens technisch proces 1984 [gvd] <Engels |
monkelen* meesmuilen 1599 [Kil.] {3.1} |
monnik kloosterling 890 [Claes] <Latijn {2.3/4.1.8} |
monnikenwerk moeitevolle arbeid die niets oplevert 1539 [Sartorius, Centuria Syntaxeon 6] |
monochroom eenkleurig 1832 [wei] <Latijn |
monocle oogglas 1879 [Aanv wnt] <Frans |
monoftong enkele klinker 1950 [gvd] |
monogaam enkelvoudig huwend (van mens) of samenlevend (van dier) 1912 [Aanv wnt] <Frans |
monogram figuur van dooreengevlochten (begin)letters 1669 [mey] <Frans |
monokini bikini zonder bovenstuk 1964 [Aanv wnt] <Engels |
monoliet bouwdeel uit één stuk steen 1847 [kku] <Frans |
monoloog alleenspraak 1872 [gvd] <Frans |
monomanie op één punt toegespitste waanzin 1847 [kku] <Frans |
monopolie alleenrecht tot verkoop 1698 [wnt] <Latijn |
| |
| |
monopoliseren tot een monopolie maken 1865 [kvw] <Frans |
monopoly gezelschapsspel 1977 [Larousse Enc.] <Engels {4.1.18} |
monotheïsme geloof in één god 1832 [wei] <Duits |
monotoon eentonig 1824 [wei] <Frans |
monseigneur titel van hoge geestelijken 1832 [wei] <Frans |
monsieur aanspreektitel voor een man, aanvankelijk van hoge rang 1612 [wnt] <Frans |
monster gedrocht 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
monster proefstuk 1337 [mnw] <Frans |
monsteren keuren 1376-1400 [mnw] |
monstrans vaatwerk voor de hostie 1557 [wnt] <me Latijn |
monstruositeit gedrochtelijkheid 1872 [gvd] <Frans |
montage het monteren 1908 [wnt dicht ii] <Frans |
monter opgewekt 1599 [Kil.] <Duits |
monteren in elkaar zetten 1608 [Van Meteren, Commentarien 28.152] <Frans |
montessorionderwijs een onderwijsmethode 1924 [gvd] |
monteur vakman die machines herstelt 1865 [kvw] <Frans {4.1.13} |
montuur inlijsting van een bril 1913 [wnt] <Frans |
montycoat overjas 1955 [Stoop] {4.1.14} |
monument gedenkteken 1665 [wnt] <Frans of Latijn |
mooi fraai, bevallig 1350 [mnw] <? {1.2.5/1.3/3.5} |
moonboots kunststof laarzen met extra isolatie van celstof 1984 [gnn] <Engels {4.1.9} |
moor* modder 1259 [mnw] |
moord* doodslag met voorbedachten rade 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] |
moordenaar die een moord begaat 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.5} |
moordkerel prima kerel 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
moordwapen* instrument om mee te doden 1246 [Slicher] {2.4/3.1} |
moorkop gebakje 1937 [wnt appel Suppl] {4.1.6} |
moos Bargoens: geld 1844 [moo] <Jiddisch {3.2} |
moot* schijf 1665 [wnt] |
mop* grap 1895 [wnt] |
mop dekzwabber 1992 [gvd] <Engels |
moped bromfiets 1984 [gvd] <Duits of Zweeds {3.2/4.1.10} |
mopperen* brommen 1853-1857 [De Jager, Frequentatieven] {1.4/3.1} |
mops* hondensoort 1778 [wnt steen] {4.1.3} |
moraal heersende zeden, zedenleer 1528 [Mak] <Frans |
moraliseren zedenpreken 1481 [mnw] <Frans |
moratorium uitstel (van betaling) 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
morbide ziekelijk 1847 [kku] <Frans |
mordent verkorte triller (in de muziek) 1795 [Muzijkaal Kunstwrdb.] <Italiaans {3.2} |
mordicus bijwoord: onverzettelijk 1941 [wnt trawantelen] <Latijn |
moreel zedelijk 1889 [wnt] |
morel kers 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Italiaans {3.2/4.1.2} |
morendo bijwoord: wegstervend 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
morene bergpuin op rand van gletsjer 1872 [gvd] <Frans |
mores zeden 1660 [wnt] <Latijn |
morfeem betekeniseenheid 1934 [Aanv wnt] |
morfine bedwelmend middel 1843 [Witsen Geysbeek (opium)] <Duits {4.1.6} |
morfologie vormleer 1832 [wei] <Duits |
morgen* ochtend 901-1000 [wps] {4.1.7} |
morgen* landmaat 1130-1161 [Slicher] {2.4} |
morgen* de dag na vandaag 1240 [Bern.] |
morgenland het Oosten 1729 [wnt] <Duits |
mormel lelijk schepsel of voorwerp 1896 [wnt mormeldier] |
mormeldier knaagdier 1542 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.3} |
mormoon lid van een godsdienstsekte 1856 [Picarta: titel van M. Busch] <Engels {4.1.8} |
morrelen* peuteren 1709 [wnt] {3.1} |
morren* brommen, zich beklagen 1300 [mnw] {3.1} |
morsdood ineens dood 1598 [wnt] <Nederduits {3.2/4.4} |
morse alfabet voor telegrafisch seinen 1899 [dbl] <Engels {4.1.17} |
morsebel* onzindelijke vrouw 1600 [wnt] |
morsen* knoeien 1615 [wnt] |
mortaliteit sterftecijfer 1650 [mey] <Frans |
mortel metselspecie 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
mortier vuurmond met zeer korte loop 1488 [mnw] <Frans {4.1.14} |
mortuarium rouwcentrum 1955 [Aanv wnt] <modern Latijn {3.2} |
mos* plantjes 1091-1100 [Rey] {2.2} |
mos gewoonte 1847 [kku] <Latijn |
moskee islamitisch bedehuis 1542 [wnt] <Frans |
moslim aanhanger van de islam 1824 [wei] <Arabisch {3.2} |
| |
| |
mossel weekdier 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans |
mosso bewogen 1827 [Weikert, Verklaring der meest gebruikelijke muzijkale kunstwoorden] <Italiaans {3.2} |
most nog niet gegist druivensap 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
mosterd kruiderij van gemalen mosterdzaad 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
mot* insect 1240 [Bern.] |
mot* Bargoens: ruzie 1906 [Köster Henke] |
motel logeergelegenheid voor automobilisten 1954 [Aanv wnt] <Engels |
motet vocale compositie 1300 [mnw] <Frans |
motie uitspraak in een vergadering 1817 [wnt] <Engels of Frans |
motief beweegreden 1351-1400 [mnw] <Frans |
motief onderwerp van kunstwerk of muziek 1667 [wnt] <Frans |
motiveren staven 1824 [wei] <Frans |
motor machine die beweegkracht levert, stuwende kracht 1892 [wnt dynamometer] <Latijn {4.1.10} |
motorboot vaartuig dat wordt voortbewogen door een motor 1914 [gvd] {4.1.11} |
motorfiets tweewielig motorvoertuig 1902 [wnt automobiel] <? {3.5/4.1.10} |
motoriek beweeglijkheid in gedrag 1954 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
motoriseren van motoren voorzien 1942 [Aanv wnt] <Frans |
motorrijtuig officiële benaming voor auto's en motorfietsen 1905 [wnt motor] {4.1.10} |
motregen* fijne regen 1658 [wnt] {4.1.1} |
motto zinspreuk 1788 [wnt verzuimen] <Italiaans {3.2} |
mountainbike terreinfiets 1989 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
moussaka gerecht van gehakt, tomatensaus en aubergines 1992 [gvd] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
mousse gerecht van stijfgeklopte room 1929 [kwt] <Frans {4.1.6} |
mousseline los geweven stof 1792 [Sanders 1995] <Frans {4.1.9} |
mousseren schuimen 1824 [wei] <Frans |
mout* ontkiemd graan voor bier 1125 [mnw] {2.4/4.1.2} |
mouw* armbekleedsel 1240 [Bern.] |
moven weg wezen 1984 [gvd] <Engels |
moveren tot iets bewegen 1370-1378 [mnw] <Latijn |
moyenne gemiddelde 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
mozaïek inlegwerk 1679 [wnt] <Frans |
mozetta bisschopsmantel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
mozzarella zachte Italiaanse kaas 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
mud inhoudsmaat 1101-1200 [Tavernier] <Latijn {2.4} |
mudvol* stampvol 1940 [wnt stampvol] {4.4} |
muf* onfris 1562 [Naembouck] |
muffin rond cakeje 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
mug* insect 1240 [Bern.] {3.1} |
muggenziften* haarkloven 1630 [wnt verkeeren i] |
muil paardachtige 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
muil* bek 1287 [cg NatBl] |
muil pantoffel 1588 [Kil.] <Latijn {4.1.9} |
muildier paardachtige 1542 [Claes Tw. 12] {4.1.3} |
muilpeer klap in het gezicht 1530 [mnw] |
muis* knaagdier 1240 [Bern.] {4.1.3} |
muis* deel van de hand 1477 [mnw] |
muis* computer-randapparaat 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 27] {3.1} |
muisarm* aandoening door het gebruik van een computermuis 1994 [Sanders 2001] {3.1} |
muisjes* gesuikerde anijszaadjes 1872 [gvd] {1.2.5} |
muiten oproer maken 1358 [mnw] |
muiterij oproer 1350 [mnw] |
muizen* muizen vangen 1287 [cg NatBl] |
muizenis zwarigheid waarvan men het hoofd vol heeft 1588 [Claes] |
mul* fijne aarde 1287 [cg NatBl] |
mulat kind van neger en blanke 1602 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
mulder molenaar 1287-1288 [cg i Oudenaarde] <Latijn {1.2.4/4.1.13} |
multicultureel samengesteld uit verschillende culturen 1984 [gvd] <Engels |
multimedia techniek waarin beeld, geluid en tekst zijn geïntegreerd 1990 [De Coster 1999] <Engels |
multipel veelvoudig 1895 [Broeckaert] <Frans |
multiple sclerose verlammingsziekte 1976 [wp] <Engels {4.4} |
multiplex plaatmateriaal uit meerdere lagen 1924 [gvd] <modern Latijn {3.2} |
multiplex groot bioscoopcomplex 1994 [De Coster 1999] <Engels |
mum ogenblik 1940 [Aanv wnt] {1.2.4} |
mummelen* onduidelijk spreken 1484 [mnw] {3.1} |
mummie gebalsemd lijk 1567 [Junius 122a] <Frans |
| |
| |
mummificatie het tot mummie maken 1847 [kku] <Frans |
munitie schietvoorraad 1551 [wnt] <Frans {4.1.14} |
munster domkerk 1153 [Künzel] <Latijn {2.3/3.2} |
munt plantengeslacht 1240 [Bern.] <Latijn {1.2.3} |
munt geldstuk 1240-1260 [cg i 1, 69] <Latijn {1.2.3/4.1.12} |
munten* doelen op 1504 [mnw] |
muntjak herkauwer 1914 [gvd] <modern Latijn {4.1.3} |
muon elementair deeltje in kosmische stralen 1976 [wp] |
Murks, Moerks straattaal waarbij de Marokkaanse of Turkse manier van spreken wordt nagebootst 1999 [Sanders 2000] |
murmelen binnensmonds zeggen 1542 [Claes Tw. 12] <Latijn |
murw* zacht 1240 [Bern.] |
mus zangvogel 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
museaal m.b.t. musea 1921-1922 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
museum tentoonstellingsgebouw 1770 [wnt vergruizen] <Latijn {3.2} |
musical zangspel 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
musiceren muziek maken 1644 [wnt] <Frans |
musicus toonkunstenaar 1635 [wnt] <Latijn |
muskaat specerij 1253 [cg ii 1, 346] <Frans {4.1.6} |
muskaatwijn zoete wijnsoort 1714 [wnt muskaat i] {4.1.6} |
muskadel zoete wijnsoort 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans {4.1.6} |
musket ouderwets geweer 1584 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.14} |
musketon ouderwets wapen, zwaarder dan musket 1667 [wnt musket] <Frans {4.1.14} |
muskiet insect 1630 [Van Donselaar Tw. 8] <Spaans of Portugees {3.2} |
muskus sterk riekende stof van mannelijke muskusdieren 1620 [De Jonge iv, 241] <Latijn |
müsli rauwkostgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Duits {3.2/4.1.6} |
must iets dat absoluut moet 1959 [R75] <Engels |
mustang paardachtige 1863 [kku] <Engels {4.1.3} |
mutageen veranderlijk 1984 [gvd] <Engels |
mutant door mutatie ontstaan individu 1918 [wnt afsplitsen] <Latijn |
mutatie verandering 1523 [hws] <Frans |
muteren veranderen 1451-1500 [mnw] <Latijn |
mutilatie verminking 1650 [mey] <Frans |
mutileren verminken 1650 [mey] <Frans |
muts hoofddeksel 1373 [mnw] <me Latijn {4.1.9} |
mutsje oude vochtmaat 1573 [wnt] <? {3.5} |
mutualiteit wederkerigheid 1865 [kvw] <Frans |
mutueel over en weer 1542 [Aanv wnt] <Frans |
muur metselwerk 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/3.2} |
muur* plant 1350 [Vandewiele en Braekman] |
muurschildering voorstelling op muren 1873 [wnt muur i] |
muzak achtergrondmuziek 1981 [Picarta: titel van F. Celis] <Engels {4.1.16} |
muze zanggodin 1565 [wnt] <Latijn |
muzelman moslim 1622 [wnt] <Frans |
muziek toonkunst 1240 [Bern.] <Frans |
muzikant muziekbeoefenaar 1669 [Claes] <Frans |
mwah* tussenwerpsel: uiting van aarzeling 1994 [nhl-krant 9/3/94] {1.2.1/4.3} |
mycelium zwamvlok 1868 [wnt vrucht i] <modern Latijn |
myoom gezwel van spierweefsel 1948 [kwt] |
myriade telwoord: tienduizendtal 1825 [wnt] <Frans {4.2} |
mysterie geheim 1639 [wnt] <Latijn |
mysterieus geheimzinnig 1659-1673 [wnt] <Frans |
mystiek geheimzinnig 1780-1781 [wnt] <Frans |
mystificatie bedriegerij 1868-1872 [wnt] <Frans |
mythe wereldbeschouwelijke overlevering, fabel 1804-1808 [wnt] <Latijn |
mythologie geheel van de mythen van een volk 1777 [mey] <Frans |
mytylschool school voor lichamelijk gebrekkige kinderen 1961 [gvd] |
myxomatose virusziekte van konijnen 1967 [wp in kleuren] |
|
na* voorzetsel 1200 [cg ii 1 Servas] {4.2} |
naad* voeg 1277 [cg i Brugge] |
naaf* middenstuk van wiel waardoor de as gaat 1477 [mnw] |
naaien* met naald en draad maken 1240 [Bern.] |
naaien* geslachtsgemeenschap hebben 1485 [mnw] {4.4} |
naaimachine werktuig voor machinaal naaien 1868 [wnt uitrusting ii] {4.1.9} |
naakt* bloot 1236 [cg i 1, 27] |
naald* dunne stift om te naaien 1156 [Claes] {2.3} |
| |
| |
naam* woord waarmee iem. of iets wordt aangeduid 1236 [cg i 1, 24] |
naamval* elk der buigingsvormen van een naamwoord 1706 [Moonen, Nederduitsche spraekkunst] |
naar* akelig 901-1000 [Künzel] {2.3} |
naar* voorzetsel 1240 [Bern.] {4.2} |
naardien* onderschikkend voegwoord 1646 [wnt] {4.2} |
naargeestig* somber 1762 [wnt verfrisschen] |
naarstig* ijverig 1350 [mnw] {1.2.4} |
naast* bijwoord van plaats 1285 [cg Rijmb.] |
naast* voorzetsel 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
naasten* in bezit nemen 1351-1400 [mnw] |
naastenliefde liefde tot de medemens 1903 [wnt naast] <Duits |
nabauwen* spottend napraten 1647 [wnt] {3.1} |
nabij* bijwoord van plaats 1357 [mnw] |
nabij* voorzetsel 1460 [mnw] {4.2} |
nabootsen nadoen 1617 [wnt] |
nabuur* buurman 1331 [Stadb. Zwolle i] |
nachleben het voortleven in de herinnering 1999 [gvd] <Duits {3.2} |
nacht* de tijd als de zon onder is 901-1000 [wps] {4.1.7} |
nachtbraken* de nacht doorwerken, de nacht met uitgaan doorbrengen 1599 [Kil.] |
nachtegaal* zangvogel 1240 [Bern.] {3.1} |
nachtmerrie* angstige droom 1484 [mnw] |
nachtschade* bijzonder giftige plant 1351 [mnw] |
nada tussenwerpsel: niets 1989 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.3} |
nadat* onderschikkend voegwoord 1287 [cg NatBl] {4.2} |
nadeel* schade 1578 [wnt] |
nadruk klemtoon 1672 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] <Duits |
nafta petroleum 1778 [wnt] <Latijn |
nagel* spijker 1240 [Bern.] |
nagel* hoorn op laatste voet- en handkootjes 1287 [cg NatBl] {3.1} |
naïef argeloos, onnozel 1698 [wnt] <Frans |
naijver jaloezie 1635 [wnt] |
naira munteenheid van Nigeria 1991 [2000 Standard Catalog of World Coins] {4.1.12} |
naken* naderen 1240 [Bern.] |
nalatenschap erfenisboedel 1683 [wnt] <Duits |
namelijk* bijwoord van modaliteit: met name 1236 [cg i 1, 25] |
namens voorzetsel 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Duits {4.2} |
nandoe loopvogel 1863 [kku] <Spaans {3.2} |
nap* beker 1100 [Willeram] |
napalm vulling van brandbom 1951 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
nappa nappaleer 1943 [Sanders 1995] <Engels |
nar zot 1432-1468 [mnw] <Duits |
narcis sierplant 1553 [Claes] <Latijn |
narcisme liefde voor zichzelf 1933 [Aanv wnt] <Duits |
narcose verdoving 1898 [gvd] <Frans {1.2.4} |
narcoticum bedwelmend middel 1624 [wnt vomitorium] <me Latijn |
nardus plant 1530 [wnt] <Latijn |
narwal walvisachtige 1660 [Schierbeek, Schouwburg der dieren 98] <Deens of Noors {1.3/3.2/4.1.3} |
nasaal neus- 1832 [wei] <Frans |
nasi gekookte rijst 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 40a] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
nasi rames rijstgerecht 1992 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
naslagwerk boek om dingen in op te zoeken 1846 [wnt werk] <Duits |
nat* vloeibaar, vochtig 901-1000 [wps] |
natie volk 1408 [mnw] <Frans |
nationaal volks-, staats- 1619 [wnt] <Frans |
nationaliteit het behoren tot een bepaalde natie 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans |
natrium chemisch element 1846 [wnt wonderzout] <modern Latijn |
naturaliseren opnemen als staatsburger 1597 [wnt] <Frans |
naturalisme letterkundige stroming 1884 [wnt winkel i] <Frans |
naturel natuurlijk 1580 [wnt] <Frans |
natuur aangeboren neiging 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans of Latijn |
natuur landschap 1697 [wnt] |
nautisch scheepvaart- 1824 [wei] <Latijn |
nauw* niet wijd 1285 [cg Rijmb.] |
nauwelijks* bijwoord van hoeveelheid: amper 1512 [mnw] {3.1} |
navel* lidteken van navelstreng 1240 [Bern.] {3.1} |
navenant bijwoord van modaliteit: overeenkomstig 1514 [mnw] |
navigatie scheepvaart 1549 [wnt] <Frans |
navigeren een schip vakkundig besturen 1613 [wnt] <Frans |
navrant hartverscheurend 1847 [kku] <Frans |
nazaat* nakomeling 1425-1430 [mnw] {4.1.4} |
nazi nationaal-socialist 1930 [Toll.] <Duits |
nebbisj tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2/4.3} |
| |
| |
nebulium chemisch element waarnaar vergeefs werd gezocht 1924 [gvd] <modern Latijn |
necessaire reisetui 1650 [mey] <Frans |
necrofiel seksuele begeerte naar lijken hebbend 1984 [gvd] |
necrologie lijkrede 1824 [wei] <Frans of Latijn |
necrose weefselversterving 1904-1905 [wnt long: necrosebacillen] <Frans |
nectar godendrank 1579 [wnt] <Frans {4.1.6} |
nectarine soort van perzik 1800 [wnt voorleden i] <Engels {4.1.2} |
neder, neer* bijwoord van richting: naar beneden 901-1000 [wps] |
nederig ootmoedig 1562 [wnt] <Duits |
nederlaag het overwonnen worden 1425 [mnw] <Duits |
nederpop Nederlandse popmuziek 1970 [Recht voor raap] {4.1.16} |
Nederturks Nederlands gemengd met Turks 1994 [Sanders 2000] {4.4} |
nederwiet in Nederland geteelde marihuana 1986 [koe] {4.1.6} |
nee* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1350 [mnw] {4.3} |
neef* zoon van broer, zus, oom of tante 1240 [Bern.] {4.1.4} |
neen* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1237 [cg i Gent] {4.3} |
neerslachtig* bedroefd 1346 [mnw] |
neet* luizenei 1240 [Bern.] |
neffens* voorzetsel 1287 [cg NatBl] {4.2} |
negatie ontkenning 1824 [wei] <Frans |
negatief ontkennend 1480 [hws] <Frans |
negatief lichtbeeld waarin licht en donker omgedraaid zijn 1855 [wnt positief iv] <Engels {4.1.17} |
negen* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
negenoog* kaakloze vis 1477 [Teuth.] {3.1} |
negentien* telwoord 1240-1260 [cg i Gent] {4.2} |
negentig* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
neger zwarte 1644 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans of Portugees {3.2} |
negeren doen of iets of iem. niet bestaat 1864 [wnt] <Latijn |
negerzoen met geklopt eiwit gevuld koekje, overtrokken met chocolade 1950 [gvd] {4.1.6} |
negligé ochtendkleding 1784-1785 [wnt] <Frans |
negligeren verzuimen 1650 [mey] <Frans |
negorij gehucht 1888 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
negotie handel 1520 [hws] <Latijn |
negotiëren onderhandelen 1627 [wnt negotie] <Frans |
negroïde met negerkenmerken 1929 [kwt] |
negrospirituals geestelijke liederen van Amerikaanse negers 1950 [gvd] <Engels {4.1.16} |
negus Ethiopische keizerstitel 1832 [wei] <Amhaars |
neigen* buigen 901-1000 [wps] |
nek* achterste deel van hals 1350 [mnw] |
nekken* doden, de genadeslag geven 1560 [wnt] |
nel troef 1829 [H. Martin, Beredeneerd Nederduitsch Wrdb.] <Frans {4.1.18} |
nelson worstelgreep 1968 [kwt] <Engels |
nemen* grijpen, gebruiken 901-1000 [wps] |
neodymium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn |
neofiet nieuwbekeerde 1819 [Aanv wnt] <Latijn |
Neolithicum geologische periode 1925 [Aanv wnt] <modern Latijn |
neologisme nieuw gevormd woord 1813 [Agron en Landré, Nederduitsch-Fransch, iv] <Frans {3.2} |
neomalthusianisme streven naar beperking van het kindertal 1912 [kku] |
neomist pasgewijde priester 1838 [Aanv wnt] |
neon chemisch element 1901 [kui] <modern Latijn |
neonazi aanhanger van modern nationaal-socialisme 1979 [Wijnands&Ost] <Duits {3.2} |
neoplasma gezwel 1948 [kwt] |
Neozoïcum geologische periode 1933 [Reinders, Leerboek der Plantkunde, ii, 126] <modern Latijn |
nep Bargoens: bedrog 1927 [moo] <Duits |
nepotisme begunstiging van familieleden met baantjes en goederen 1659-1673 [wnt] <Frans |
neptunium chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 510] <modern Latijn |
nerd onhandige, saaie jongen 1994 [De Coster 1999] <Engels |
nerf* oneffenheid in leer 1599 [Kil.] |
nerf zenuw 1850 [Toll.] <Frans |
nergens* bijwoord van plaats 1379 [Claes] {3.1} |
nering* bedrijf, broodwinning 1277 [cg i 1, 354] |
nero wreedaard 1784-1785 [wnt] <Latijn |
nerts marterachtige 1909-1910 [Aanv wnt] <Duits {4.1.3} |
nerveus zenuwachtig 1844 [wnt typheus] <Frans |
nervositeit zenuwachtigheid 1847 [kku] <Frans |
nes* landtong, schor 918-948 [Künzel] {2.3} |
nest* vogelbroedplaats 1100 [cg ii 1, 130] {2.5} |
| |
| |
nestel* veter, schoudersieraad 1380-1420 [mnw] |
nestor eerbiedwaardige grijsaard 1678 [wnt pit v] |
net* visnet 1240 [Bern.] |
net keurig 1456 [hws] <Frans |
netel* gewas 1287 [cg NatBl] {3.1} |
neteldoek* weefsel 1623 [Ruiters, Toortse der Zee-vaert 9] {4.1.9} |
netelig* lastig 1732 [wnt] |
netsuke gordelknoop 1912 [kku] <Japans {3.2} |
nettiquette gedragscode voor het gebruik van e-mail en internet 1993 [nrc-h 25/3/93, 6] <Engels |
netto bijwoord: na aftrek van kosten 1567 [Kool] <Italiaans {3.2} |
neuken* geslachtsgemeenschap hebben 1762 [Claes] {4.4} |
neurasthenie zenuwzwakte 1847 [kku] |
neuriën* halfluid zingen 1612 [wnt] {3.1} |
neurose psychiatrisch ziektebeeld 1863 [kku] <Duits |
neus* reukorgaan 1236 [cg i 1, 23] |
neushoorn* hoefdier 1691 [Sewel] {4.1.3} |
neutje* borreltje 1897 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
neutraal onzijdig 1451-1475 [mnw] <Frans |
neutraliteit onzijdigheid, onpartijdige houding 1542 [hws] <Frans |
neutrino ongeladen materiedeeltje 1961 [gvd] <Italiaans {3.2} |
neutron atoomdeeltje 1937 [Aanv wnt] |
neutrum onzijdig geslacht 1584 [wnt wijflijk] <Latijn |
neuzelen* door de neus praten 1531-1540 [Claes] {3.1} |
nevel* damp 1300 [mnw] {4.1.1} |
neven* voorzetsel 1267 [cg i 1, 102] {4.2} |
new age holistische levensbeschouwing 1989 [Peptalk] <Engels |
newfoundlander hondensoort 1834 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
newton eenheid van kracht 1950 [gvd] |
new wave vorm van punkmuziek 1977 [R84] <Engels {4.1.16} |
ngultrum munteenheid van Bhutan 1974 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Dzongkha {4.1.12} |
nicht* dochter van broer, zus, oom of tante 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4} |
nicht* mannelijke homoseksueel 1970 [Recht voor raap] {3.1} |
nicotine alkaloïde in tabak 1847 [kku] <Frans |
niëllo graveerwerk in metaal 1860 [wnt] <Italiaans {3.2} |
niemand* onbepaald voornaamwoord 1200 [cg ii 1 Servas] {1.2.4/4.2} |
niemendal* onbepaald voornaamwoord 1612 [wnt toekomen] {4.2} |
niente tussenwerpsel: niets 1991 [Vd Sijs 1996] <Italiaans {3.2/4.3} |
nier* een orgaan 1287 [cg NatBl] |
niet* ontkennend bijwoord 901-1000 [wps] {2.5} |
nietig* onbeduidend, niet geldig 1573 [Plantijn] |
nietje* klinknageltje 1804 [Weiland, Nederduitsch taalkundig wrdb.] |
niets* onbepaald voornaamwoord 1270-1290 [mnw] {4.2} |
nietswaardig zonder innerlijke waarde, gemeen 1734 [wnt aanplakken Suppl.] <Duits |
nietszeggend niets bewijzend 1873 [wnt uitstooten] <Duits {3.1} |
niettegenstaande* onderschikkend voegwoord 1470 [mnw] {4.2} |
niettegenstaande* voorzetsel 1484 [mnw] {4.2} |
niettemin* onderschikkend voegwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
nietwaar* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1862 [wnt zijleuning] {4.3} |
nieuw* pas ontstaan 1040 [Claes] {2.3} |
nieuweling iem. die net is begonnen of aangekomen 1581 [wnt] <Duits |
nieuwerwets* volgens de laatste mode 1684 [wnt roos] |
nieuwkomer nieuweling 1946 [De Vooys] <Engels |
nieuws* bericht over iets dat nog onbekend is 1656 [wnt nieuws i] |
nieuwsgroep discussieforum op internet 1994 [pc+ 3/11, 19, 21] <Engels |
niezen* proesten 1240 [Bern.] {3.1} |
nigromantie zwarte kunst 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
nihil ontkennend bijwoord 1561 [wnt request] <Latijn |
nihilisme de wil om op het niets een nieuwe maatschappij te bouwen 1868 [wnt] <Duits |
nijd* jaloezie, woede 1100 [Willeram] |
nijdas nijdige kerel 1891 [Toll.] |
nijgen* buigen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
nijlpaard hoefdier 1743 [wnt water] {4.1.3} |
nijpen* knellen, kwellen 1360 [mnw] |
nijver naarstig 1561 [wnt] {1.2.4} |
nikes merknaam voor sportieve schoenen 1989 [Hofkamp&Westerman] <Engels {4.1.9} |
nikkel chemisch element 1770 [Papillon] <Duits |
nikker* boze watergeest, duivel 1302 [mnw] |
nikker neger 1828 [Toll.] <Engels |
| |
| |
niks onbepaald voornaamwoord 1784-1785 [wnt] <Duits {4.2} |
nimbostratus wolkenformatie 1961 [gvd] <modern Latijn |
nimbus regenwolk 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
nimf wezen dat bossen, rivieren bewoonde 1530 [wnt] <Frans |
nimfijn jong meisje dat oudere mannen aantrekt 1978 [Vertaling Lolita] {4.4} |
nimmer* bijwoord van tijd: nooit 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.7} |
nimrod jachtliefhebber 1639 [wnt] |
ninja Japanse strijder 1995 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
nintendo Japans videospel 1981 [Handleiding] <Japans {3.2/4.1.18} |
niobium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
nippel metalen mof 1901 [wnt] <Engels |
nippen* een teugje drinken 1644 [wnt] |
nippertje* ogenblik 1872 [gvd] |
nipt* op het kantje 1945 [Aanv wnt] {1.2.2} |
nirwana volkomen rust 1872 [wp, dl. 4, 172] <Sanskriet |
nis uitholling 1631 [wnt] <Frans |
nitraat zout van salpeterzuur 1847 [Aanv wnt] <Frans |
nitwit die niets weet 1971 [De Coster 1999] <Engels |
niveau peil 1847 [kku] <Frans |
nivelleren op één peil brengen 1864 [wnt] <Frans |
nivôse sneeuwmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
nobel munt 1406 [mnw] <Engels {3.2/4.1.12} |
nobel edel 1477 [Teuth.] <Frans |
nobelium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
Nobelprijs Zweedse prijs 1910 [kwt] |
noch* nevenschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {1.2.4/2.5/4.2} |
nochtans* bijwoord van causaliteit: evenwel 1275-1276 [mnw] {3.1} |
nocturne dromerig muziekstuk 1855 [Aanv wnt] <Frans |
node* bijwoord van modaliteit: onwillig 1240 [Bern.] |
noden* verzoeken 1240 [Bern.] |
noedels gekookte meelballetjes 1912 [kku] <Duits {4.1.6} |
noemen* een naam geven 1249 [cg i 1, 42] |
noemer* onderste getal in een breuk 1508 [Kool] |
noen middag 1236 [cg i 1, 25] <Latijn {4.1.7} |
noen middagmaal 1657 [wnt] |
noest arbeidzaam 1653 [wnt] {1.2.4} |
nog* bijwoord van tijd: tot op dit ogenblik, voortdurend 1100 [Willeram] {1.2.4/2.5/4.1.7} |
noga een lekkernij 1860-1875 [wnt] <Frans {4.1.6} |
nogmaals bijwoord van tijd: wederom 1659-1673 [wnt] <Duits {4.1.7} |
noh oudste vorm van Japans toneel 1936 [Kath. Enc. dl. 14, kol. 474] <Japans {3.2} |
nok* hoogste deel van dak 1599 [Kil.] |
nolens volens tegen wil en dank 1838 [wnt uitzonderen] <modern Latijn {3.1} |
nomade rondzwervende steppe- of woestijnbewoner 1682 [wnt snarren] <Frans |
nomen naamwoord 1638 [Ruijs] <Latijn |
nomenclatuur stelsel van regels voor naamgeving 1834 [wnt wortelwoord] <Latijn |
nomenklatoera communistische partijbonzen 1992 [gvd] <Russisch {3.2} |
nominaal de naam betreffende, naamwoordelijk 1872 [gvd] <Frans |
nominatie benoeming, voordracht 1586 [wnt:] <Frans |
nominatief eerste naamval 1633 [Ruijs] <Latijn |
non kloosterzuster 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
nonchalant achteloos 1650 [mey] <Frans |
nondeju, nondedju tussenwerpsel: bastaardvloek 1905 [wnt zatlap] {4.3} |
non-descript moeilijk te beschrijven 1972 [R75] <Engels |
none negende toon 1855 [wnt undecime] <me Latijn |
nonet muziekstuk voor negen instrumenten 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
nonkel oom 1851 [wnt zeveren] <Frans {1.2.4/4.1.4} |
no-nonsebeleid beleid met zeer realistische inslag 1987 [De Coster 1999] |
nonsens onzin 1766 [wnt] <Engels {3.2} |
non-valeur oninbare vordering 1844 [wnt uitmaken] <Frans {1.2.5} |
non-valeur waardeloos iemand 1871 [wnt vastroesten] <Frans {1.2.5} |
nood* dwang der omstandigheden, gebrek 1100 [Willeram] |
nooddruft* behoefte 1291-1300 [cg Luiks Diat.] {1.2.4/3.1} |
noodvuur* vuur met reinigende kracht ontstoken door wrijving 776-800 [cg ii 1 Heidense prakt.] {2.5/3.1} |
nooit* bijwoord van tijd: op geen enkel tijdstip 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7} |
| |
| |
noord* windstreek 790-793 [Claes] {2.3} |
noorden* recht tegenover het zuiden 1240 [Bern.] |
noorderlicht* verschijnsel aan de noordelijke hemel 1736 [wnt verheveling] {4.1.1} |
noot aantekening 1240 [Bern.] <Frans |
noot* vrucht 1285 [cg Rijmb.] {4.1.2} |
noot muzieknoot 1287 [cg NatBl] <Frans |
nootmuskaat specerij 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.6} |
nop* knoop, propje 1252 [mnw] |
nopen* dwingen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
nopens* voorzetsel 1500 [mnw] {4.2} |
noppes* onbepaald voornaamwoord 1844 [moo] {4.2} |
nor* gevangenis 1881 [wnt] |
norbertijn monnik van de orde van de H. Norbertus 1710 [wnt vergelijken] {4.1.8} |
norit actieve kool 1929 [kwt] |
norm richtsnoer 1889 [Picarta: titel van L.W.E. Rauwenhoff] <Frans |
normaal loodlijn 1824 [wnt normaal ii] <Frans |
normaal overeenkomstig de regel 1847 [kku] <Frans |
normaliteit het normaal zijn 1847 [kku] <Frans |
normaliter bijwoord van hoedanigheid: gewoonlijk 1910 [wnt warm] <Latijn |
normatief een norm stellend 1832 [wei] <Frans |
nors* stuurs 1350 [mnw] |
nostalgie heimwee 1824 [wei] <Frans |
nota aantekening 1525 [wnt wellustig] <Latijn |
nota rekening 1843 [wnt] <Latijn |
notabel voornaam 1401-1450 [mnw] <Frans |
nota bene bijwoord van modaliteit: let op 1623 [wnt] <Latijn |
notaris openbaar ambtenaar 1290 [mnw] <Latijn |
notatie het optekenen 1698 [mey] <Frans |
notebook draagbare computer 1991 [hcc nieuwsbrief jan. 1, 39] <Engels {4.1.17} |
noteren aantekenen 1400 [mnw] <Frans |
notie besef 1840 [wnt] <Frans |
notificatie kennisgeving 1570 [wnt recolement] <Frans |
notificeren bekendmaken 1635 [wnt] <Latijn |
notitie aantekening 1566 [wnt vloed] <Latijn |
notoir bekend, berucht 1497 [hws] <Frans |
notoriteit algemene bekendheid 1670 [Aanv wnt] <Frans |
notulen aantekeningen van vergadering 1592 [wnt] <Frans |
nou* bijwoord van tijd: op het ogenblik 1401-1500 [mnw] {4.1.7} |
nouveauté nieuwigheid 1824 [wei] <Frans |
nova ster 1943 [Van Albada, De Bouw van het Inwendige der Sterren, 86-7] <modern Latijn |
novelle kort prozaverhaal 1864 [wnt] <Duits |
november elfde maand 1266 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
novice nieuweling (in klooster) 1865-1870 [wnt proef] <Frans {4.1.8} |
noviciaat proeftijd 1776 [Aanv wnt] <Frans |
noviteit nieuwigheid 1568 [Aanv wnt] <Latijn |
novum nieuw feit 1912 [kku] <Latijn |
nozem branieschopper 1955 [Endt] {4.1.4} |
nozemdom de nozems als totaliteit 1959 [Aanv wnt] |
nu* bijwoord van tijd: op het ogenblik 901-1000 [wps] {4.1.7} |
nuance schakering 1807 [wnt kleederdracht] <Frans {3.2} |
nuchter niets gegeten of gedronken hebbend 1240 [Bern.] <Latijn |
nucleair kern- 1950 [wnt troebel ii] <Frans |
nucleon verzamelnaam voor de deeltjes van atoomkernen 1967 [wp in kleuren] |
nucleus kern 1719 [wnt typus] <Latijn |
nudisme recreëren zonder kleding 1950 [Aanv wnt] <Frans |
nudist naaktloper 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
nuf ingebeeld meisje 1599 [Kil.] <Nederduits {3.2} |
nuk kuur 1573 [Claes] <Duits |
nul telwoord 1508 [Kool] <Italiaans {3.2/4.2} |
numeriek door getallen uitgedrukt 1847 [kku] <Frans |
numerus clausus gesloten aantal leerlingen 1953 [Huizinga] <Latijn |
numerus fixus gesloten aantal leerlingen 1970 [Recht voor raap] <Latijn |
numismaat munt- of penningkundige 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
nummer cijfer 1350 [mnw] <Frans |
nuntius pauselijk ambassadeur 1602 [Aanv wnt] <Latijn {4.1.8} |
nurks* knorrig 1841 [wnt] |
nut* voordeel 1505 [mnw] |
nutatie periodieke verschuiving van de hemelpool 1912 [kku] <Frans |
nutria knaagdier 1950 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.3} |
nuttigen* spijs gebruiken 1401-1450 [mnw] {3.1} |
nylon kunststof 1946 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
|
o* tussenwerpsel: uitroep van verrukking, smart e.d. 1350 [mnw] {4.3} |
| |
| |
oase vruchtbare plaats in woestijn 1824 [wei] <Duits |
obediëntie gehoorzaamheid 1330 [mnw] <Frans |
obelisk gedenknaald 1615 [Aanv wnt] <Latijn {3.2} |
o-benen benen waarvan de knieën naar buiten staan 1872 [gvd] <L {3.4/5} |
ober kelner 1906 [Aanv wnt] <Duits {4.1.13} |
obi Japanse gordel 1933 [Westendorp, Japan] <Japans {3.2} |
object voorwerp 1500 [hws] <Frans |
objectief zich bepalend tot de feiten 1847 [kku] <Frans |
oblie dun wafeltje 1380-1420 [mnw] <Frans {4.1.6} |
obligaat verplicht 1802-1809 [wnt] <Latijn |
obligatie schuldbrief 1370-1378 [hws] <Frans |
obligatoir verplicht 1786 [Aanv wnt] <Frans |
obligeren verplichten 1274 [cg i 1, 278] <Frans |
obligo verplichting 1676 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
oblomovisme extreme lamlendigheid 1999 [gvd] |
oblong langwerpig 1847 [kku] <Frans |
obool muntje 1832 [wei] <Frans |
obsceen oneerbaar 1669 [mey] <Frans |
obscuur duister 1539 [Aanv wnt] <Frans |
obsederen geheel in beslag nemen 1824 [wei] <Frans |
observatie waarneming 1485 [mnw] <Frans |
observator waarnemer 1768 [wnt uiteinde] <Latijn |
observeren waarnemen 1524 [hws] <Frans |
obsessie dwangvoorstelling 1824 [wei] <Frans |
obsoleet verouderd 1824 [wei] <Frans |
obstakel hinderpaal 1512 [hws] <Frans |
obstetrie verloskunde 1876 [Med. zakwrd. ned. taal] |
obstinaat halsstarrig 1480 [mnw] <Latijn |
obstipatie hardlijvigheid 1847 [Aanv wnt] <me Latijn |
obstructie tegenwerking, afsluiting 1669 [mey] <Frans |
ocarina blaasinstrument 1885 [Viotta, Lexicon der toonkunst] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
occasion koopje 1910 [kwt] <Frans |
occidentaal westelijk 1650 [mey] <Frans |
occlusief plofklank 1950 [gvd] <Frans |
occult verborgen 1669 [mey] <Frans |
occupatie bezigheid 1468 [hws] <Frans |
occupatie verhindering 1503 [hws] <Frans |
occuperen zich bezighouden 1520 [hws] <Frans |
oceaan wereldzee 1595 [wnt voute] <Frans |
ocelot katachtige 1770 [Aanv wnt] <Frans {4.1.3} |
och* tussenwerpsel: uitroep van verdriet of medelijden 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
ocharm* tussenwerpsel: uitroep van medelijden 1300 [mnw] {4.3} |
ochtend* (vroege) morgen 1351-1400 [mnw] {1.2.4/4.1.7} |
octaaf achtste toon van de grondtoon af 1601 [wnt toesein] <Frans |
octaan koolwaterstof 1937 [A. Viruly, Logboek 54] |
octant hoekmeter 1740 [Aanv wnt] <Frans |
octavo boekformaat 1634 [wnt gulden i] <modern Latijn |
octet muziekstuk voor 8 partijen 1885 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
octogonaal achthoekig 1847 [kku] <Frans |
octopus inktvis 1881 [Aanv wnt] <modern Latijn |
octrooi patent 1817 [wnt] <Frans |
oculair oog- 1524 [Aanv wnt] <Frans |
oculeren wijze van enten 1670 [Aanv wnt] |
ode lyrisch gedicht 1650 [mey] <Frans |
odeur geur 1669 [mey] <Frans |
odium het hatelijke 1914 [gvd] <Latijn |
oecumene algemene kerk 1952 [Aanv wnt] <Duits {3.2/4.1.8} |
oedeem vochtophoping 1847 [kku] <Duits of modern Latijn |
Oedipuscomplex complex waarbij zoons een diepere relatie met de moeder en dochters met de vader hebben 1931 [Aanv wnt] |
oef tussenwerpsel: uitroep van benauwdheid 1808 [wnt] <Frans {3.2/4.3} |
oefenen* door herhaling bekwaam maken of worden 1265-1270 [cg Lut.K] |
oehoe uilachtige 1809 [wnt uhu] <Duits {1.1} |
oei* tussenwerpsel: uitroep van pijn of schrik 1657 [wnt] {4.3} |
oekaze bevelschrift 1872 [gvd] <Frans |
oelewapper* waardeloze vent 1931-1940 [nrc-h 21/2/2001] |
oen scheldwoord: sufferd 1612 [Aanv wnt] <? {3.5} |
oenologie kennis van de wijn 1847 [kku] |
oeps tussenwerpsel: uitroep van verbazing of schrik 1991 [Hoppenbrouwers] <Engels {4.3/5} |
oer ijzerhoudende grond 1764 [wnt] <Duits |
oerkomisch zeer komisch 1924 [gvd] {4.4} |
oeros herkauwer 1852 [wnt omplompen] <Duits {4.1.3} |
oeroud zeer oud 1909 [wnt zog] {4.4} |
| |
| |
oersted eenheid van magnetische veldsterkte 1912 [kku] |
oester mossel 1287 [cg NatBl] <Latijn |
oestron eierstokhormoon 1946 [Holleman, Leerboek der organische chemie 158] <Duits {3.2} |
oetlul* stommeling 1974 [Endt] {3.1} |
oeuvre gezamenlijk werk 1847 [kku] <Frans |
oever* rivierrand, kade 1287 [cg NatBl] |
of* onderschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
of* nevenschikkend voegwoord 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] {4.2} |
offday dag dat men niet in vorm is 1940 [Zandvoort, English in the Netherlands] <Engels {4.1.7} |
offensief aanvallend 1587 [Aanv wnt] <Frans |
offer gave (aan godheid) 1100 [Willeram] |
offerande gave (aan godheid) 1240 [Bern.] <Frans |
offeren (aan godheid) schenken 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
offerte aanbieding 1824 [wei] <Frans |
officiaal priester die de mis opdraagt 1492 [Curia Palacium 209, 9, 23] <Latijn {4.1.8} |
official officieel afgevaardigde 1909 [Aanv wnt] <Engels |
officiant priester die de mis opdraagt 1599 [Aanv wnt] <Frans {4.1.8} |
officie ambt 1503 [wnt vertasseeren] <Frans |
officieel ambtelijk 1816 [Aanv wnt] <Frans |
officier rang bij de marine 1685 [wnt] <Frans {4.1.14} |
officier rang bij de landmacht 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.14} |
officiëren als priester dienst doen 1819 [Aanv wnt] <Frans |
officieus niet officieel 1842 [Aanv wnt] <Frans |
officinaal in de apotheek verplicht voorhanden 1847 [kku] <Frans |
offreren aanbieden 1562 [Aanv wnt] <Frans |
offsetdruk druktechniek 1912 [Aanv wnt] |
ofiologie studie van de slangen 1872 [gvd] |
ofschoon* onderschikkend voegwoord 1732 [wnt uitstaan] {4.2} |
ogenblik zeer korte tijdruimte 1517 [wnt raadkamer] <Duits |
ogenschijnlijk blijkbaar 1841-1845 [wnt] <Duits |
ogief spitsboog 1440 [Claes] <Frans |
oh tussenwerpsel: uitroep van spijt of droefheid 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Frans {4.3} |
ohm eenheid van weerstand 1894 [Aanv wnt] <Duits |
okapi herkauwer 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
oké, okay tussenwerpsel: goed 1899 [Sanders 1995] <Engels {4.3} |
oker gele verf uit bepaalde aardsoort 1567 [Claes] <Frans {4.1.5} |
okkernoot walnoot 1350 [mnw] {1.2.4/4.1.2} |
oksaal zangerskoor 1441 [mnw] {1.2.4} |
oksel* holte onder de arm 1240 [Bern.] |
okshoofd vloeistofmaat 1475 [hws] <Engels {3.2} |
oktober tiende maand 1279 [Toll.] <Latijn {4.1.7} |
olé tussenwerpsel: uitroep ter aanmoediging 1919 [kwt] <Spaans {3.2/4.3} |
oleander sierplant 1608 [wnt] <Frans |
olie vette vloeistof 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
oliebol in olie gebakken bol 1884 [wnt koek] {4.1.6} |
oliedom uiterst dom 1787-1789 [wnt] |
oliesel sacrament der stervenden 1421 [mnw] |
olifant slurfdier 1240 [Bern.] <Frans {4.1.3} |
oligarchie regering van weinige personen of families 1720 [mey] <Grieks {3.2} |
Oligoceen geologische periode 1886 [kku eoceen] <Engels |
oligofrenie achterlijkheid 1948 [kwt] |
olijf vrucht van olijfboom 1240 [Bern.] <Frans {4.1.2} |
olijk* guitig 1635 [wnt] |
olipodriga uit Spanje afkomstige stoofpot 1654 [Vd Sijs 1998] {3.2/4.1.6} |
ollekebolleke* bepaalde versvorm 1975 [P. Niewint e.a., Potverdriedubbeltjes] {3.1/4.4} |
olm iep 1276 [cg i 1, 318] <Frans |
oloroso soort sherry 1953 [wp (sherry)] <Spaans {3.2/4.1.6} |
olympiade vierjaarlijkse internationale sportwedstrijd, tijdvak van vier jaar 1824 [wei] <Frans |
olympiajol zeilboot 1955 [wnt rennen i] <Duits {3.2/4.1.11} |
om* voorzetsel 1272 [mnw] {4.2} |
om* bijwoord van plaats 1287 [cg NatBl] |
oma grootmoeder 1872 [gvd] {4.1.4} |
omber kleurstof 1642 [wnt toets] <Frans |
omber kaartspel 1735 [wnt] <Frans {4.1.18} |
ombrengen* doden 1573 [Plantijn] {4.4} |
ombrometer regenmeter 1824 [wei] |
ombudsman vertrouwensman 1963 [Aanv wnt] <Zweeds {3.2} |
omdat* onderschikkend voegwoord 1637 [wnt] {4.2} |
omega laatste letter van het Griekse alfabet 1637 [Statenvertaling] <Grieks {3.2} |
| |
| |
omelet eiergerecht 1860 [wnt zout i] <Frans {4.1.6} |
omen voorteken 1805 [mey] <Latijn |
omerta het zwijgen van maffialeden 1999 [gvd] <Italiaans {3.2} |
omgeving kring waarin men zich begeeft 1825 [wnt] <Duits {1.4} |
omheinen* met een omheining omgeven 1450 [mnw] |
omhelzen* de armen om de hals slaan 1393-1402 [mnw] |
omhoog* bijwoord van plaats: in de hoogte 1486 [mnw] |
omineus een boos voorteken inhoudend 1658 [mey] <Latijn |
omissie verzuim 1616 [Aanv wnt] <Frans |
omitteren weglaten 1637 [wnt assigneeren Suppl] <Latijn |
omkomen* sterven 1573 [Plantijn] {4.4} |
omnibus openbaar vervoermiddel 1832 [wei] <Frans {4.1.10} |
omnibus bundel verhalen 1961 [gvd] <Engels |
omnipotent alvermogend 1376-1400 [mnw] <Latijn |
omnium wielerwedstrijd 1950 [gvd] <Engels |
omnivoor alleseter 1865 [kvw] <Frans |
omroep* het radio- en later televisiebedrijf als geheel 1922 [Van der Horst in De Standaard 2/10/98] {4.4} |
omscholen opleiden voor een ander vak 1957 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
omstandigheid* stand van zaken 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
omstreden betwist 1944 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
omstreeks* voorzetsel 1776 [wnt] {4.2} |
omstreeks* bijwoord van hoedanigheid 1833 [wnt] {3.1} |
omtrek* hoofdlijn die grenzen van een figuur bepaalt 1586 [Toll.] |
omtrent* voorzetsel 1265-1270 [cg Lut.K] {4.2} |
omtrent* bijwoord van hoedanigheid 1285 [cg Rijmb.] |
omturnen een andere wending geven 1966 [R75] |
omver* bijwoord van plaats: ondersteboven 1573 [Plantijn] |
omwille van* voorzetsel 1838 [wnt] {4.2} |
omzichtig* behoedzaam 1630 [wnt bevreesd] |
onager paardachtige 1832 [wei] <Latijn {4.1.3} |
onaneren masturberen 1824 [wei] {4.4} |
onbehagen misnoegen 1913 [Moortgat] <Duits |
onbeholpen* onhandig 1853 [wnt] |
onbehouwen* ruw 1458 [mnw] |
onbekookt ondoordacht 1854-1855 [wnt] |
onbeschoft lomp 1588 [Kil.] <Nederduits {3.2} |
onbestemd onbepaald, vaag 1766 [Sewel/Buys] <Duits |
onbestendig wisselvallig 1637 [wnt] <Duits |
onbesuisd* onbeheerst 1599 [Kil.] |
onbevangen vrijmoedig 1847 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
onbewimpeld* openhartig 1477 [Teuth.] |
ondanks* voorzetsel 1420 [mnw] {4.2} |
onder* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
onder* bijwoord van plaats 1330 [mnw] |
onderbouwen schragen 1591-1600 [wnt] <Duits |
onderdaan* onderworpene 1265-1270 [cg Lut.K] |
onderhavig waarvan op het ogenblik sprake is 1818-1821 [wnt] <Duits |
onderhevig* lijdende aan 1265-1270 [cg Lut.K] |
onderhuids* onder de huid 1805 [wnt] {3.1/5} |
onderkast kleine letter 1860-1861 [wnt] |
onderknuppel* ondergeschikte 1980 [De Coster 1999] {3.1} |
onderling* onder elkaar 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
onderrichten onderwijzen 1550 [wnt artikel Suppl] <Duits |
ondershands* bijwoord van hoedanigheid: in het geheim 1764 [wnt vendutie] {3.1} |
ondertussen* bijwoord van tijd: inmiddels 1632 [wnt] {4.1.7} |
onderwerp* als grammaticale term: zinsdeel dat in persoon en getal met vervoegde werkwoord overeenkomt 1585 [wnt] |
onderwerp* zaak waarover men spreekt 1784-1785 [wnt] |
onderwijzer* leraar 1784-1785 [wnt] |
onduleren golven 1847 [kku] <Frans |
oneindig* geen einde hebbend 1635 [wnt zijn iii] |
ongans* ongezond 1287 [cg NatBl] |
ongeacht* voorzetsel 1806-1807 [wnt] {4.2} |
ongedierte* schadelijke of lastige dieren 1623 [wnt] {3.1} |
ongekunsteld ongemaakt 1826 [wnt] <Duits {1.4} |
ongelikt* ongepolijst, ruw 1720 [wnt] |
ongesteld* in lichte mate ziek 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
ongesteld* menstruerend 1961 [gvd] {3.1} |
ongeveer bijwoord van hoedanigheid: om en nabij 1599 [Claes] <Duits |
onguur* schrikaanjagend, ruw 1287 [cg NatBl] |
| |
| |
onhebbelijk onvriendelijk 1393-1402 [mnw] <Duits |
onheus* onbeleefd 1642 [wnt] |
onkosten kosten 1374 [mnw] |
onnozel onschuldig, dom 1265-1270 [cg Lut.K] |
onomasticon lijst van namen 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
onomatopee klanknabootsend woord 1824 [wei] <Frans |
onpasselijk misselijk, onwel 1693 [wnt wateren] |
onraad* gevaar 1300 [mnw] |
ons* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
ons gewicht 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
onstuimig wild 1573 [Claes] <Duits |
ontberen* missen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontbijten* ochtendmaal eten 1240 [Bern.] {1.2.5} |
ontbreken* mankeren 1285 [cg Rijmb.] |
ontdaan* van streek 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontdooien* vloeibaar worden van ijs 1602 [wnt vlijen] |
ontfermen, zich* uit de nood helpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontfutselen* listig ontnemen 1618 [wnt] |
ontgelden* moeten boeten 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontginnen* bebouwbaar maken 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontgoocheling ontnuchtering 1874 [Picarta: titel van A. Rutgers v.d. Loeff] <? {3.5} |
onthaasting het rustiger aan doen 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
onthalen* trakteren 1265-1270 [cg Lut.K] |
onthouden* niet vergeten 1285 [cg Rijmb.] |
onthouden* niet geven 1429 [mnw] |
onthutsen* doen ontstellen 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
ontiegelijk* bijwoord van hoedanigheid: enorm, zeer veel 1961 [gvd] {3.1} |
ontij* donkere tijd van de dag 1638 [wnt] |
ontlasting* uitwerpselen 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.4} |
ontluiken* (zich) ontsluiten 1348 [mnw] |
ontmoeten* toevallig tegenkomen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontoerekeningsvatbaar niet verantwoordelijk voor zijn daden 1916 [wnt toerekeningsvatbaar] <Duits {1.4/3.2} |
ontogenese ontwikkeling van een levend wezen 1918 [wnt vitalistisch] |
ontologie leer van het zijn 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
ontredderd* gehavend 1616 [wnt ontredderen] |
ontrieven* ongemak veroorzaken 1427 [mnw] |
ontroeren* in het gemoed treffen 1637 [wnt] |
ontslapen* sterven 1637 [wnt] {4.4} |
ontsnappen* ontkomen 1648 [wnt] |
ontspringen* ontsnappen aan 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontstaan* vorm krijgen 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontsteltenis* verwarring 1636 [wnt wijlen] {3.1} |
ontstentenis* het niet voorhanden zijn 1783 [Claes] {3.1} |
ontucht onkuisheid 1625 [wnt] |
ontvangst* het ontvangen 1648 [wnt] {3.1} |
ontvankelijk* vatbaar voor indrukken 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
ontvreemden* ontstelen 1333 [mnw] |
ontwaken* wakker worden 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontwaren* gewaarworden 1790 [Toll.] |
ontwerpen* uitdenken, schetsen 1380 [mnw] |
ontwikkelen* ontvouwen 1679 [wnt] |
ontwrichten* uit zijn verband rukken 1765 [wnt zinking] |
ontzag* eerbied 1599 [Kil.] |
ontzetten* verbijsteren 1265-1270 [cg Lut.K] |
ontzetten* bevrijden 1285 [cg Rijmb.] |
ontzien* sparen 1236 [cg i 1, 21] |
onverdroten* niet ontmoedigd 1451-1500 [mnw] |
onverhoeds* plotseling 1445 [mnw] |
onverholen* niet verborgen 1350 [mnw] |
onverlaat* slechte kerel 1589 [Claes Tw. 12] |
onverlet* onbelemmerd, ongedeerd, zonder uitstel 1350-1384 [mnw] |
onverminderd* voorzetsel 1577 [wnt] {4.2} |
onversaagd onverschrokken 1285 [cg Rijmb.] |
onvertogen* ongepast 1695 [wnt] |
onvoorzien* onverhoeds 1285 [cg Rijmb.] |
onweer* donderbui 1285 [cg Rijmb.] {4.1.1} |
onwijs* erg goed 1985 [De Coster 1999] {3.1} |
onyx steensoort 1566 [wnt] <Frans |
onzalig* ellendig 1561 [wnt] |
onzijdig* neutraal 1631 [wnt] {3.1} |
onzijdig* als grammaticale term: neutrum 1706 [Ruijs] |
onzin* zottenklap 1818 [wnt brommen] |
ooft* fruit 901-1000 [cg wps Gloss.] {4.1.2} |
oog* gezichtsorgaan 901-1000 [wps] |
oogappel* lieveling 1637 [wnt] |
oogappel* pupil 1776 [wnt] |
ooglid* huidplooi over het oog 1287 [cg NatBl] {3.1} |
oogst het inzamelen van gewassen 1240 [Bern.] |
ooi* wijfjesschaap 1240 [Bern.] {4.1.3} |
ooievaar* reigerachtige 1240 [Bern.] |
| |
| |
ooit* bijwoord van tijd: te eniger tijd 1265-1270 [cg Lut.K] {4.1.7} |
ook* bijwoord van modaliteit: bovendien 1001-1050 [cg i, 118] |
oom* broer van vader of moeder 1240 [Bern.] {4.1.4} |
oor* gehoororgaan 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
oorbaar* welgevoeglijk 1841 [wnt oorbaar ii] |
oord* plaats, plek 951-1000 [Claes] {2.3} |
oord* munt 1252 [mnw] {4.1.12} |
oordeel* mening 1240 [Bern.] |
oorgetuige* iemand die bij een gesprek aanwezig is 1965 [Carmiggelt, Mooi weer vandaag 60] {4.4} |
oorkonde schriftelijke getuigenis 1806 [Picarta: Oorkonden betrekklijk oprigting] <Duits {1.3} |
oorlam borrel 1887 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
oorlof* vergunning 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
oorlog* strijd tussen volkeren of staten 1240 [Bern.] |
oorsprong* aanvang 1301-1400 [mnw] |
oortje* munt 1350 [mnw] {4.1.12} |
oorvijg* klap 1599 [wnt oorveeg] |
oorwurm* insect 1351 [mnw] |
oorzaak reden 1401-1425 [mnw] <Duits |
oost* windstreek 802-822 [Claes] {2.3} |
Oost-Indisch doof net doen of men niets heeft gehoord 1872 [gvd] |
Oost-Indische kers plantje 1842 [wnt kers i] |
ootmoed nederigheid 1265-1270 [cg Lut.K] <Engels {3.2} |
op* voorzetsel 777 [Claes] {2.3/4.2} |
opa grootvader 1897 [wnt] {4.1.4} |
opaal mineraal 1657 [wnt] <Frans |
op-art kunstrichting 1966 [R75] <Engels |
opblazen* doen ontploffen 1642 [wnt] |
opbrengst* het voortgebrachte 1808 [wnt zuiger] {3.1} |
opdat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb] {4.2} |
opdirken* overdreven mooi maken 1866 [wnt] {5} |
opdoeken* opheffen, buiten gebruik stellen 1671 [wnt] |
opdoemen* aan de horizon zichtbaar worden 1696 [wnt] |
opdoffen* oppoetsen 1802 [wnt] |
open* niet gesloten 1240 [Bern.] |
openbaar* algemeen bekend, het algemeen betreffend 1200 [cg ii 1 Servas] |
openen* ontsluiten 1300 [mnw] |
op-en-top* bijwoord van hoedanigheid: geheel en al 1874 [wnt] |
opera gezongen toneelspel 1668 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.15} |
operabel geopereerd kunnende worden 1929 [kwt] <Frans |
operateur die opereert 1771 [wnt] <Frans |
operatie geneeskundige handeling 1637 [wnt] <Frans |
operatie krijgsverrichtingen 1862 [wnt] <Engels |
operatief betrekking hebbend op een operatie 1886 [kku] |
operationeel hanteerbaar 1961 [gvd] <Frans |
operator bedieningsdeskundige 1961 [gvd] <Engels |
opereren te werk gaan 1669 [mey] <Frans |
opereren een operatie verrichten 1805 [mey] <Frans {3.2} |
operette opera met dialoog 1847 [kku] <Duits {3.2/4.1.15} |
opgefokt kunstmatig, hysterisch 1979 [De Coster 1999] <Engels |
opgemaakt* met make-up getooid 1950 [gvd] |
opgetogen* verrukt 1461 [mnw] |
ophaalbrug* brug die opgehaald kan worden 1672 [wnt valpoort] |
ophanden* bijwoord van tijd: weldra 1562-1592 [mnw] {4.1.7} |
ophemelen* uitbundig prijzen 1723 [wnt] |
opiaat geneesmiddel 1608 [wnt] <me Latijn |
opinie mening 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
opium verdovend middel 1554 [wnt] <Latijn {4.1.6} |
opkikkeren* opbeuren 1872 [gvd] {3.1} |
opklaren klaar (doen) worden 1641 [wnt] |
oplage aantal afdrukken van een werk dat bij dezelfde gelegenheid wordt vervaardigd 1799-1811 [wnt] <Duits |
oplawaai klap 1897 [wnt opdonder] <? {3.5} |
opleuken* leuker maken 1988 [De Coster 1999] {3.1} |
opname het opnemen 1828 [wnt] <Duits |
opnieuw* bijwoord van tijd: wederom 1450 [mnw] {4.1.7} |
opoe* grootmoeder 1902 [Aanv wnt] {4.1.4} |
oponthoud het ergens verblijven, vertraging 1838-1844 [wnt] <Duits |
opossum buideldier 1662 [Van Donselaar Tw. 12] <Engels {3.2/4.1.3} |
oppassen opletten 1660 [wnt] |
oppeppen meer pep geven 1958 [Aanv wnt] |
opper* stapel hooi 1348 [mnw] |
opper* aanspreektitel van opperwachtmeester 1898 [gvd] {4.1.14} |
| |
| |
opperen* te berde brengen 1733 [wnt] {3.1} |
Opperlands* Nederlandse woorden en uitdrukkingen met een merkwaardige structuur 1976 [Battus, Opperlandse pagina in nrc-h 27/8/76] {4.4} |
opperman* helper van metselaar 1285 [cg I2, 1009] |
oppervlakte* bovenste vlakte, buitenkant 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
opponent die zich verzet, die tegen iets stelling neemt 1478 [hws] <Latijn |
opponeren zich verzetten 1465 [hws] <Latijn |
opportunist die zonder beginsel handelt 1847 [kku] <Frans |
opportuun van pas 1669 [mey] <Frans |
oppositie tegenstand 1409 [hws] <Frans |
oppressie onderdrukking 1503 [Aanv wnt] <Frans |
oprecht* echt, ongeveinsd 1500 [mnw] |
oprispen* maaginhoud opgeven 1463 [mnw] |
oproer opstand 1537 [Claes Tw. 12] <Duits |
oprotten ophoepelen 1963 [Aanv wnt] |
opruien* ophitsen 1551-1600 [Claes] |
opschepen* ten laste van een ander laten 1733 [wnt] |
opscheppen* snoeven 1914 [gvd] |
opschorten uitstellen 1285 [cg Rijmb.] |
opsnijden* grootspreken 1653 [wnt] |
opspelen* op zijn poot spelen, razen 1806-1807 [wnt] |
opstal* wat boven de grond gebouwd is 1652-1662 [wnt] |
optant die opteert 1912 [kku] <Latijn |
optatief wensende wijs 1847 [kku] <Frans |
optellen* bijeentellen 1710 [wnt] |
opteren kiezen 1910 [wnt z.j.] <Frans |
optica deel van de natuurkunde 1566 [wnt verdieping] <me Latijn |
opticien brillenmaker 1897 [koe] <Frans {4.1.13} |
optie vrije keus 1531 [hws] <Frans |
optie recht van voorkeur bij transactie 1602 [wnt] <Frans |
optiek optica, gezichtspunt 1751 [Aanv wnt] <Frans |
optimaal hoogst 1949 [Aanv wnt] <Frans |
optimisme neiging het beste te zien 1860 [wnt behandeling] <Frans |
optimum toppunt 1926 [wnt reincultuur] <Latijn |
optioneel de keus latend 1961 [gvd] <Engels |
optisch m.b.t. het zien 1824 [wei] <Duits |
optornen* met moeite tegenin gaan (bij zeilen) 1646 [wnt] |
optutten* opdirken 1961 [gvd] {3.1/5} |
opus werk 1663 [mey] <Latijn |
oraal m.b.t. de mond 1847 [Aanv wnt] <Frans |
orakel godsspraak 1556 [wnt rinnen] <Frans |
orangeade frisdrank 1832 [wei] <Frans {4.1.6} |
orangist aanhanger van het Oranjehuis 1795 [wnt] <Frans {3.2} |
orang-oetan(g) mensaap 1652-1662 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
oranje kleurnaam 1282 [cg i Brugge] <Frans {4.1.5} |
oranje(appel) sinaasappel 1534 [Claes] <Frans {4.1.2} |
oranjeklant aanhanger van het Huis van Oranje 1787 [wnt constitutie] |
oratie toespraak 1548 [wnt werk iv] <Latijn |
oratorium bidvertrek 1650 [wnt] <Latijn {3.2} |
orchidee plant 1847 [kku] <modern Latijn |
orde regelmatige plaatsing, geregelde toestand 1350 [mnw] <Frans |
ordentelijk fatsoenlijk 1702 [wnt] |
order bevel 1599 [wnt] <Frans |
ordinaal m.b.t. rangorde 1950 [gvd] <Frans |
ordinaat meetkundige lijn voor het bepalen van een punt in de ruimte 1740 [Aanv wnt] <Latijn |
ordinair plat, alledaags 1784 [wnt] <Frans |
ordinarius gewoon hoogleraar 1847 [kku] <Latijn |
ordner map voor het opbergen van correspondentie 1948 [kwt] <Duits {3.2} |
ordonnans militair die bevelen moet overbrengen 1852 [wnt] <Frans {4.1.14} |
ordonneren bevelen 1520 [hws] <Frans |
öre munt 1847 [kku] <Deens of Noors {3.2} |
oregano tuinkruid 1968 [wp voor de vrouw] <Spaans {3.2/4.1.6} |
orenmaffia alternatieve genezers die ziekte als een geestelijke kwestie zien 1992 [De Coster 1999] {4.4} |
oreren redevoering houden 1561 [wnt wind i] <Latijn |
orgaan deel van levend organisme 1466 [hws] <Latijn {3.2} |
organdie weefsel 1843 [wnt] <Frans {4.1.9} |
organiek organisch voortvloeiend uit 1824 [wei] <Frans |
organisator die organiseert 1929 [kwt] |
organisch m.b.t. een orgaan, van organen voorzien 1847 [kku] <Duits |
organiseren regelen 1862 [wnt] <Frans |
organisme samenhang der delen 1854 [wnt] <Frans |
organist orgelspeler 1240 [Bern.] <Frans |
organizer elektronische zakagenda 1992 [Trouw 28/11/1992] <Engels |
| |
| |
orgasme het (seksueel) klaarkomen 1824 [wei] <Frans |
orgeade drank 1608 [wnt] <Frans {4.1.6} |
orgel toetsinstrument 1350 [mnw] {4.1.16} |
orgie losbandig drinkgelag 1824 [wei] <Frans |
oriënteren plaatsen volgens de streken van het kompas 1862 [wnt] <Frans |
origami papiervouwkunst 1964 [Picarta: Origami dieren] <Japans {3.2} |
origine oorsprong 1720 [mey] <Frans |
origineel oorspronkelijk 1709 [wnt vendu] <Frans |
ork(a) walvisachtige 1862 [wnt ork] <Latijn {4.1.3} |
orkaan hevige stormwind 1657 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.1} |
orkest groep musici 1765 [wnt] <Frans |
orkestmuziek muziek voor een orkest 1955 [wnt requisiet i] {4.1.16} |
orkestraal orkest- 1898 [wnt verzorgd] <Frans |
orkestratie het voor orkest schrijven of bewerken 1851 [wnt quatuor] <Frans |
ornaat ambtsgewaad 1624 [wnt] <Latijn |
ornament versiersel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
ornamenteren met ornamenten versieren 1855 [kku] |
orogenese gebergtevorming 1950 [gvd] |
orthodontie tandheelkunde gericht op verbetering van het gebit 1961 [gvd] |
orthodox rechtzinnig 1650 [mey] <Latijn |
orthografie de kunst de woorden op de juiste wijze te schrijven 1376-1400 [mnw] <Frans |
orthopedie leer van het verbeteren van afwijkingen aan het bewegingsapparaat 1824 [wei] <Frans |
ortolaan zangvogel 1730 [wnt pistache] <Frans |
oryx herkauwer 1984 [gvd] <Latijn {4.1.3} |
os* gecastreerde stier 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
oscar filmonderscheiding 1961 [gvd] <Engels |
oscilleren slingeren 1824 [wei] <Frans |
osmium chemisch element 1831 [Aanv wnt] <modern Latijn |
osmose het zich wederzijds vermengen 1886 [kku] <Engels |
Ossie Oost-Duitser 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
ossobuco kalfsschenkel met mergpijp 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ostentatief uitdagend 1914 [gvd] |
ostracisme schervengericht 1792 [Aanv wnt] <Frans |
otoliet oorsteentje 1929 [kwt] |
otter* marterachtige 830 [Claes] {2.3/4.1.3} |
oubaas eigenaar van een boerenhoeve 1950 [gvd] <Afrikaans {3.2} |
oubollig* koddig, flauw 1573 [Plantijn] |
oud* reeds lang bestaand, lang geleefd hebbend 893 [Künzel] {2.3/4.1.7} |
oudbakken* niet nieuw meer 1710 [wnt] |
ouder* vader of moeder 1287 [cg I2, 1228] {4.1.4} |
ouderdom* leeftijd 1265-1270 [cg Lut.K] |
oudere jongere* iemand globaalweg tussen de 30 en 40 of 45 jaar 1985 [Sanders 1999] {4.1.4/4.4} |
ouderling* protestants kerkelijk ambtsdrager 1590 [wnt] {4.1.8} |
ouderwets* zoals vroeger gebruikelijk 1635 [wnt] |
oudroest* oud ijzer 1920 [wnt z.j.] |
ouguiya munteenheid van Mauritanië 1973 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
outcast uitgestotene 1867 [Aanv wnt] <Engels |
outfit uitrusting 1896 [kwt] <Engels {3.2} |
outillage uitrusting 1926 [Aanv wnt] <Frans |
outplacement ontslagbegeleiding 1989 [De Coster 1999] <Engels |
output uitvoer 1970 [Recht voor raap] <Engels |
ouverture inleidend orkeststuk 1790 [wnt violine] <Frans |
ouvreuse vrouw die plaats aanwijst 1870 [Aanv wnt] <Frans |
ouwehoeren* praten 1910 [wnt oud, hoer z.j.] |
ouwel niet-geconsacreerde hostie 1469 [mnw] <Frans {1.2.4} |
ouzo Grieks distillaat 1978 [Complete drankenenc.] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
ovaal langwerpig rond 1621 [wnt peer] <Frans |
ovarium eierstok 1824 [wei] <modern Latijn {3.2} |
ovatie toejuiching 1852 [wnt] <Frans |
oven* plaats om te bakken 1240 [Bern.] {4.1.9} |
over* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
overal* bijwoord van plaats 1240 [vmnw] |
overbodig* overtollig 1717 [wnt] |
overdaad* exces 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
overeenkomstig* voorzetsel 1793-1796 [wnt] {4.2} |
overgrootmoeder* moeder van iemands grootvader of grootmoeder 1573 [Plantijn] {4.1.4} |
overgrootvader* vader van iemands grootvader of grootmoeder 1573 [Plantijn] {4.1.4} |
overhand* grootste macht 1285 [cg Rijmb.] |
overheid lichaam waarbij het openbaar gezag berust 1526 [wnt] <Duits |
overhoop* op een hoop, dooreen 1350 [mnw] |
| |
| |
overigens bijwoord van modaliteit: voor het overige 1735 [Claes] <Duits |
overlappen zich uitstrekken over iets anders 1936 [Aanv wnt] <Engels |
overlijden* sterven 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.1/4.4} |
overreden overtuigen 1573 [wnt] <Duits |
overrompelen onverwachts overvallen 1562-1592 [mnw] <Duits |
overrulen overstemmen 1984 [gnn] <Engels |
overspel* echtbreuk 1287 [cg NatBl] |
overste* aanspreektitel van een luitenant-kolonel; in België: meerdere in rang 1588 [wnt] {4.1.14} |
overstelpen* onder de massa bedelven 1637 [wnt] |
overstuur* in de war 1757-1762 [wnt] |
overtollig boven het juiste aantal aanwezig 1276-1300 [cg Lut.A] <? {3.5} |
overtuigen* iets doen geloven door klem van woorden 1637 [wnt] |
overweldigen met geweld overmeesteren 1477 [Teuth.] <Duits |
ovulatie uittreding van een eicel 1924 [gvd] |
oxer hindernis in de ruitersport 1974 [koe] <Engels |
oxymoron scherpe, schijnbaar ongerijmde tegenstelling 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
ozon een gas 1855 [kku] |
|
paaien tevredenstellen 1281 [cg i 1, 577] <Frans |
paaien paren van vissen 1648 [wnt paaien ii] <? {3.5} |
paal stuk hout 1285 [cg I2, 1036] <Latijn {3.2} |
paal mannelijk lid in erectie 1967 [De Coster 1998] {4.4} |
pa'anga munteenheid van Tonga 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Polynesisch {4.1.12} |
paap geestelijke 1181-1210 [Claes] <Grieks {1.2.3/2.3/3.2/4.1.8} |
paar stel, koppel 1274 [cg i 1, 277] <Latijn |
paar onbepaald telwoord 1731-1735 [wnt] {4.2} |
paard hoefdier 1266-1268 [cg i 1, 130] <me Latijn {4.1.3} |
paard gymnastisch toestel 1635 [wnt] {1.2.3} |
paarlemoer harde, zilverachtige substantie uit sommige oesterschelpen 1567 [Claes] |
paars kleurnaam 1296 [cg i Brugge] <Frans {4.1.5} |
paars omschrijving van coalitie van sociaal-democraten en liberalen 1992 [De Coster 1999] |
paasbest piekfijn 1619 [Brederoo, Klucht van Sijmen sonder soetichheyt, r. 69] |
pacemaker gangmaker in de sport 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 5a] <Engels |
pacemaker hartstimulator 1967 [wp voor de vrouw] <Engels |
pachometer diktemeter 1847 [kku] |
pacht huur 1249 [cg i 1, 42] <Latijn {1.2.5} |
pacificatie vredesluiting 1516 [hws] <Frans |
pacificeren vrede herstellen 1550 [wnt] <Latijn |
pact overeenkomst 1832 [wei] <Frans |
pad* weg 1240 [Bern.] |
pad* kikvorsachtige 1240 [Bern.] |
paddestoel* zwam 1477 [Teuth.] |
paddo* hallucinogene paddestoel 1996 [Onze Taal jan. 1996, 14-16] {1.2.5/3.1/4.1.6} |
paella Spaans rijstgerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Catalaans {4.1.6} |
paf* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1717 [wnt] {3.1} |
paf* opgeblazen 1782 [wnt] |
paffen* hoorbaar tabak roken 1867 [wnt] {3.1} |
pagaai roeispaan 1724 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
page hofjonker 1284 [cg i 1, 770] <Frans |
pagina bladzijde 1675 [Hexham-Manly, Het Groot Woorden-Boek] <Latijn |
pagineren de bladzijden nummeren 1805 [wnt weegen ii] <Frans {3.2} |
pagode boeddhistische tempel in China 1596 [Linschoten in Onze Taal 1997, 220] <Portugees {3.2} |
paillette versiering van kleding 1627 [wnt] <Frans |
pais, peis vrede 1265-1270 [cg Lut K] <Frans |
pak bundel 1244 [Slicher] <? {2.4/3.5} |
pak kostuum 1611 [wnt] <? {3.5} |
pakken grijpen 1660 [wnt] <? {3.5} |
pakket klein pak 1599 [wnt] <Frans |
pakketboot veerboot 1650 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
pakkie-an zorg, taak 1950 [Aanv wnt] <Indonesisch {3.2} |
paksoi Chinese groente 1944 [Nuttige planten van Suriname 11] <Chinees {3.2/4.1.6} |
pal vast 1611-1620 [wnt] <Frans |
pal pennetje, stuitpin 1671 [wnt] <Frans |
paladijn ridderlijke beschermer, aanhanger 1869 [wnt] <Frans |
palankijn draagstoel 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
palataal gehemelte- 1865 [kvw] <Frans |
palaver bespreking, onderhandeling 1869 [wnt] <Portugees {3.2} |
pale ale licht Engels bier 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
paleis vorstelijk verblijf 1240 [Bern.] <Frans |
| |
| |
Paleoceen geologische periode 1933 [Bos, Geologie voor Natuurvrienden 32] <Frans |
Paleogeen geologische periode 1961 [gvd] |
paleografie de studie van het oude schrift 1824 [wei] |
Paleolithicum oude steentijd 1925 [Aanv wnt] <modern Latijn |
paleontologie bestudering van fossielen 1847 [kku] |
Paleozoïcum geologische periode 1948 [kwt] <modern Latijn |
palet verfplankje 1658 [wnt] <Frans |
palfrenier koetsbediende 1840 [wnt] <Frans |
palindroom woord dat achterstevoren kan worden gelezen 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
paling beenvis 1080 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <? {2.4/3.5} |
palissade omheining 1576 [Schulten Tw. 9] <Frans |
palissander houtsoort 1658 [wnt] |
paljas hansworst 1816 [wnt] <Frans |
palladium chemisch element 1843 [wnt] <modern Latijn |
pallet laadbord 1953 [Aanv wnt] <Engels |
palliatief verzachtend middel 1824 [wei] <Frans |
palm boomsoort 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
palm binnenkant van de hand 1237 [cg i 1, 34] <Frans of Latijn {3.2} |
palmiet palmkool 1596 [De Jonge ii, 313] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.6} |
palmine plantenboter 1886 [kku] |
palmtop(computer) zeer kleine computer 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
palpabel tastbaar 1650 [mey] <Frans |
palperen met de hand bekloppen 1865 [kvw] <Frans |
palpitatie hartklopping 1624 [Aanv wnt] <Frans |
pamflet geschrift 1790 [Picarta: Iets bijzonders (...) pamfletten tegen Broerius Broets] <Engels {3.2} |
pampa boomloze vlakte 1832 [wei] <Spaans {3.2} |
pamper wegwerpluier 1989 [Peptalk] |
pan ketel 1240 [Bern.] <me Latijn |
panacee geneesmiddel tegen alle kwalen 1658 [Claes] <Frans |
panacheren kandidaten van verschillende partijen op één lijst zetten 1912 [kku] <Frans |
panama strooien hoed 1856 [Album der Natuur 71] <Engels {3.2/4.1.9} |
pancreas alvleesklier 1669 [mey] <modern Latijn {3.2} |
pand onderpand 1210-1240 [cg i 1, 16] |
pand gebouw 1351-1400 [mnw] |
pand slip van jas 1562 [Naembouck] <Frans |
panda kleine beer 1886 [kku] |
pandemisch overal verbreid (van ziekte) 1824 [wei] |
pandemonium hels lawaai 1899 [Aanv wnt] <Engels |
pandit geleerde hindoe 1912 [kku] <Hindi |
pandoer militair van een tegen Turkse opstandelingen geformeerd grenskorps 1831 [wnt] <Frans |
pandoer kaartspel 1873 [wnt] <Frans {4.1.18} |
pandverbeuren spel waarbij winnaar een waarborg eist 1830 [wnt pand] {4.1.18} |
paneel beschot 1280 [cg i 1, 486] <Frans |
paneel bord met schakelaars 1984 [gvd] |
panel groep die discussie leidt 1961 [Elseviers Weekblad 5/8/61, 35] <Engels |
paneren met ei en beschuit of meel bestrijken 1910 [wnt] <Frans |
pang* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1800 [wnt] {3.1} |
pangolin schubdier 1976 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.3} |
paniek schrik 1872 [wnt] <Frans |
panisch hevig (van schrik) 1726 [Toll.] <Duits |
panne (gedwongen oponthoud door) motorstoring 1910 [kwt] <Frans {1.2.2} |
pannenkoek in pan gebakken plat deegproduct 1280-1290 [cg i Rijkhoven Oudenbiezen] {4.1.6} |
panopticum wassenbeeldenspel 1886 [kku] <modern Latijn |
panorama vergezicht 1798 [wnt] <Engels {3.2} |
pantalon lange broek 1809-1911 [wnt] <Frans {3.2} |
panter katachtige 1477 [Teuth.] <Duits {4.1.3} |
pantheïst die gelooft dat God het leven van het heelal zelf is 1786-1793 [wnt] <Engels {3.2} |
pantheon eregebouw voor overleden beroemdheden 1664 [wnt versieren i] <Latijn {3.2} |
pantoffel huisschoen 1492 [mnw] <Frans {1.2.2/4.1.9} |
pantograaf tekenaap 1824 [wei] |
pantomime gebarenspel 1698 [wnt] <Frans of Latijn {4.1.15} |
pantry provisiekamer 1886 [kku] <Engels |
pantser harnas 1477 [Teuth.] <Duits {4.1.14} |
pantser tank 1940-1945 [wnt] <Duits {3.2/4.1.10} |
pantserschip oorlogsschip met pantserplaten 1866-1867 [wnt] <Duits {4.1.11} |
| |
| |
pantserwagen gepantserde en bewapende auto 1934 [wnt troep] <Duits {4.1.10} |
panty nylons met broekje 1970 [Recht voor raap] {3.3} |
pap halfvloeibaar voedsel 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
papa vader 1642 [wnt] <Frans {3.1/4.1.4/5} |
papaja vrucht 1596 [Linschoten] <Spaans {3.2/4.1.2} |
paparazzo opdringerige persfotograaf 1985 [De Coster 1999] <Italiaans {3.2} |
papaver plant 1543 [mnw] <Latijn |
papegaai papegaaiachtige 1287 [cg NatBl] <Frans |
paper verhandeling 1984 [R84] <Engels |
paperassen gedrukte papieren 1855 [wnt] <Frans |
paperback gebrocheerde uitgave 1956 [R75] <Engels |
paperclip klemmetje om papieren bijeen te houden 1950 [gvd] <Engels |
papier beschrijfbaar materiaal 1361-1362 [Toll.] <Frans |
papier-maché deeg van papierafval met lijm 1824 [wei] <Frans |
papil verhevenheid op tong 1871 [wnt verhevenheid] <Latijn {3.2} |
papillot papiertje om haar te krullen 1697 [wnt] <Frans |
paprika plant, specerij 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Duits {4.1.6} |
papyrus papierplant 1778 [wnt] <Latijn |
paraaf handtekening uit beginletters van naam 1824 [wei] <Frans |
paraat klaar 1570 [wnt] <Latijn |
parabel gelijkenis 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
parabellum soort pistool 1930 [Handboek voor Passage, 40-2] <Duits {4.1.14} |
parabool kegelsnede 1645 [wnt wetenschap] <Latijn |
paracetamol koortswerend middel 1992 [gvd] |
parachute valscherm 1806 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
parade ceremoniële inspectie 1617 [wnt] <Frans |
paradentose zich terugtrekkend tandvlees 1961 [gvd] |
paradigma voorbeeld 1824 [wei] <Latijn |
paradijs lusthof 1240 [Bern,] <Latijn |
paradox schijnbare tegenstrijdigheid 1634 [wnt paradox i] <Frans |
parafernalia bij iem. of iets behorende zaken 1961 [gvd] <me Latijn |
paraffine wasachtige stof 1863 [kku] <Duits |
parafrase omschrijving met eigen woorden 1650 [mey] <Frans |
paragnost helderziende 1950 [Aanv wnt] |
paragoge achtervoeging van klanken 1627 [Aanv wnt] <Latijn |
paragraaf onderverdeling van tekst 1393-1402 [mnw] <Frans |
paraleipsis stijlfiguur 1950 [gvd] <Grieks {3.2} |
parallax ogenschijnlijke verplaatsing 1824 [wei] <Frans |
parallel evenwijdig 1596 [wnt] <Frans |
parallellogram meetkundige figuur 1615 [wnt] <Frans |
paralogisme verkeerde gevolgtrekking 1734 [HubWes] <Latijn |
paralysie verlamming 1650 [mey] <Frans |
paramedisch met de geneeskunde samenhangend 1958 [Aanv wnt] |
parament priester- en altaartooi 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
parameter onbepaalde of veranderlijke grootheid 1847 [kku] <modern Latijn |
paranimf helper bij plechtigheid zoals promotie 1697 [wnt] <Frans |
paranoia geestesziekte 1832 [wei] <Duits |
paraplu regenscherm 1786 [wnt] <Frans |
parasiet die ten koste van andere(n) leeft 1553 [wnt] <Frans |
parasol zonnescherm 1651 [wnt] <Frans |
parataxis nevenschikking 1912 [kku] <Grieks {3.2} |
parathion landbouwgif 1976 [gvd] |
paratyfus benaming van verschillende op buiktyfus lijkende ziekten 1912 [kku] |
paravaan apparaat op de boeg tegen zeemijnen 1929 [kwt] <Engels |
parbleu tussenwerpsel: bastaardvloek 1824 [wei] <Frans {4.3} |
parcours af te leggen weg 1901 [Boon's Geïllustreerd Magazijn, sept., 224] <Frans |
pardessus overjas 1863 [kku] <Frans |
pardoes bijwoord van tijd: opeens 1669 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.7} |
pardon tussenwerpsel: excuseer! 1840 [wnt] <Frans {4.3} |
pardonneren vergeven 1627 [wnt] <Frans |
parel klompje paarlemoerstof in oester 1287 [cg NatBl] <Frans |
parenthese tussenzin 1650 [mey] <Frans |
pareren afwenden 1824 [wei] <Frans |
par excellence bij uitnemendheid 1865 [kvw] <Frans |
parfait ijscoupe 1950 [gvd] <Frans {4.1.6} |
| |
| |
parfum aangename geur 1611-1620 [wnt] <Frans |
parhelium bijzon 1824 [wei] <modern Latijn |
pari bijwoord: tegen de koers van 100 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
paria verstoteling, iem. van de laagste kaste 1724-1726 [wnt] <Frans |
pariteit gelijkheid 1669 [mey] <Frans |
park beplant (jacht)terrein 1274 [cg i 1, 274] <Frans |
park publieke wandeltuin 1661 [wnt] <Engels {3.2} |
parka pooljak 1959 [wp jaarboek 1960] <Engels {3.2} |
parkeren een voertuig stallen 1862 [wnt] <Frans |
parket afgeperkte ruimte 1414 [mnw] <Frans |
parket openbaar ministerie 1599 [wnt] <Frans |
parket zitplaats in schouwburg 1792 [wnt] <Frans |
parkiet papegaaiachtige 1623 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans of Portugees {3.2} |
parking parkeerterrein 1975 [R75] {3.3} |
parlando bijwoord: meer sprekend dan zingend 1929 [kwt] <Italiaans {3.2} |
parlement volksvertegenwoordiging 1883 [wnt] <Frans of Engels {1.4} |
parlementariër lid van het parlement 1924 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
parlesanten vloeken 1665 [wnt] {3.2} |
parmantig zelfbewust 1642 [wnt] |
parmezaan kaas 1589 [De Bruijn Tw. 10] <Frans {4.1.6} |
parochiaal tot een parochie behorend 1551 [wnt indertijd] <me Latijn |
parochie kerkelijke gemeente 1240 [Bern.] <me Latijn |
parodie spottende nabootsing 1784-1785 [wnt] <Frans |
parodiëren een parodie maken 1824 [wei] <Frans |
paroniem stamverwant woord 1734 [HubWes] <Frans |
parool leus 1673 [wnt] <Frans |
paroxisme plotselinge verheviging van een ziekte 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
parsec afstandseenheid voor sterren 1950 [gvd] |
part deel 1350 [mnw] <Frans |
parterre benedenverdieping 1908 [wnt] <Frans |
parthenogenese voortplanting zonder bevruchting 1863 [kku] |
participatie deelneming 1553 [wnt] <Frans |
participeren deelnemen 1408 [mnw drossate] <Frans |
participium deelwoord 1633 [Ruijs] <Latijn |
particulier privaat 1454 [hws] <Frans |
partieel gedeeltelijk 1819 [wnt] <Frans |
partij groep 1266 [cg i 1, 91] <Frans |
partikel deeltje 1339-1345 [mnw] <Latijn |
parti-pris vooringenomen standpunt 1830 [wnt] <Frans |
partituur volledige notering van orkestbegeleiding 1766 [wnt] <Duits {3.2} |
partizaan guerrillastrijder 1693 [wnt] <Frans {4.1.14} |
partner deelgenoot 1847 [kku] <Engels |
parttime bijwoord: deeltijd 1968 [kwt] <Engels |
partus bevalling 1901 [kui] <Latijn |
partuur evenknie, gelijke 1350 [mnw] <Frans |
party ongedwongen feest 1974 [Posthumus] <Engels |
partydrug op dansfeesten gebruikte drug 1999 [gvd] <Engels {4.1.6} |
parvenu iem. van lage afkomst die rijk, maar niet beschaafd is 1824 [wei] <Frans |
pas schrede 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
pas bijwoord van tijd: zo-even 1669 [wnt] {4.1.7} |
pas nationaliteitsverklaring 1688-1696 [wnt] |
pasar markt 1622 [De Jonge iv, 285] <Indonesisch {3.2} |
Pasen christelijk feest 1236 [cg i 1, 26] <Latijn {4.1.7} |
pasja Turkse titel 1785 [wnt] <Turks {3.2} |
paskwil spotschrift 1566 [wnt] <Italiaans {3.2} |
paso doble dans in 2/4 maat 1976 [wp] <Spaans {3.2/4.1.15} |
paspoort nationaliteitsverklaring 1488 [mnw] <Frans |
pass schot van de bal naar een medespeler bij het voetbalspel 1936 [bvc-krant 2 okt., 6a] <Engels |
passaat wind 1637 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.1} |
passabel draaglijk 1599 [wnt] <Frans |
passacaglia reeks contrapuntvariaties 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
passage doorgang 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
passage deel van tekst 1539 [wnt] <Frans |
passagier reiziger 1547-1550 [hws] <Frans |
passagieren aan wal gaan van zeelieden 1872 [gvd] <Indonesisch {3.2} |
passant voorbijganger 1600 [wnt] <Frans |
passato voorbij, verleden 1581 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
passement boordsel 1598 [wnt] <Frans |
passen afpassen 1350 [mnw] |
passen zijn beurt voorbij laten gaan 1813 [wnt] <Frans {3.2} |
| |
| |
passe-partout kartonnen raampje of rand 1824 [wei] <Frans |
passer meetwerktuig 1443-1451 [mnw] |
passeren voorbijgaan 1294 [cg I3, 2031] <Frans |
passie lijden van Christus 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
passie hartstocht 1599 [wnt] <Latijn |
passiebloem plantengeslacht 1668 [wnt] |
passief lijdende vorm van het werkwoord 1638 [Ruijs] <Latijn |
passief lijdelijk 1843 [wnt] <Frans |
passim bijwoord: verspreid 1886 [wnt vulgariseeren] <Latijn |
passionato hartstochtelijk 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
passiva de te betalen bedragen 1703 [wnt wissel i] <Latijn |
passiviteit lijdelijkheid 1847 [kku] <Frans |
passivum lijdende vorm van het werkwoord 1732 [wnt worden] <Latijn |
pasta deeg, kneedbaar mengsel 1722 [wnt reuk] <Latijn |
pasta Italiaanse deegwaren 1984 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
pastei deeg met vlees 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
pastel kleurstof 1778 [Toll.] <Frans {4.1.5} |
pasteuriseren door verhitting bacterievrij maken 1898 [gvd] <Frans |
pastiche nabootsing 1824 [wei] <Frans |
pastille tablet 1889 [wnt] <Frans |
pastinaak plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Latijn {4.1.6} |
pastis anijsdrank 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6} |
pastoor hoofd van parochie 1475 [mnw] <Latijn {4.1.8} |
pastorale herderslied 1614 [wnt] <Latijn |
pastorie pastoorsplaats, woning van pastoor 1532 [wnt] <me Latijn {3.2} |
pat stand waarop de koning moet spelen en dan schaak komt te staan 1855 [Toll.] <Frans |
pataca munteenheid van Macau 1952 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
patakon munt 1612 [Van Gelder 1965] <Spaans {3.2/4.1.12} |
patas schip 1624 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Spaans {3.2/4.1.11} |
patat (in België) aardappel 1762 [wnt] {4.1.6} |
patat (in Nederland) in vet gebakken reepjes aardappel 1976 [gvd] {3.3/4.1.6} |
patates frites in vet gebakken reepjes aardappel 1932 [wnt uierboord] <Frans {4.1.6} |
patatgeneratie jonge sporters zonder topsportmentaliteit 1989 [De Coster 1999] {4.4} |
patchwork samenstel van verschillende lapjes 1976 [wp] <Engels |
paté vleespastei 1929 [kwt] <Frans {4.1.6} |
pateen schotel voor hostie 1240 [Bern.] <Frans |
patent octrooi 1588 [Kil.] <Frans |
patent voortreffelijk 1840 [wnt] <Duits |
pater priester 1469 [mnw] <Latijn {4.1.8} |
paternosterlift kabellift 1948 [kwt] |
patetico pathetisch 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
pathetisch (overdreven) aandoenlijk 1778 [wnt] <Frans |
pathogeen ziekteverwekkend 1898 [gvd] |
pathologie ziekteleer 1778 [wnt] <Frans |
pathos hoogdravendheid 1778 [wnt] <Latijn |
patience kaartspel voor één persoon 1847 [kku] <Frans {4.1.18} |
patiënt zieke 1451-1500 [mnw] <Frans |
patina oxidatielaag 1860 [wnt] <Italiaans {3.2} |
patio open terras 1842 [Hamelberg, Verzameling van leerzame en onderhoudende stukken 38] <Spaans {3.2} |
patisserie banketbakkerij 1847 [kku] <Frans |
patjakker gemene kerel 1896 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
patjepeeër parvenu 1934 [Aanv wnt] |
patriarch aartsvader 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8} |
patriciër aanzienlijke 1792 [wnt] <Latijn |
patrijs hoendervogel 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
patrijshond hondensoort 1614 [wnt patrijs] {4.1.3} |
patrijspoort raam op schip 1863 [kku] |
patrimonium vaderlijk erfdeel 1345 [mnw] <Latijn |
patriot die zijn vaderland mint 1579 [wnt] <Frans |
patriot systeem voor luchtafweer 1993 [Picarta: titel van F. Slijper] <Engels {4.1.14} |
patrologie kennis van de kerkvaders 1847 [kku] |
patroon beschermheilige 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans {4.1.8} |
patroon ontwerp 1400 [mnw] <Frans |
patroon huls met projectiel en buskruitlading 1637 [wnt] {4.1.14} |
patrouille verkenning 1591 [wnt] <Frans |
pats* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1840 [wnt] {3.1} |
patser geldsmijter 1901 [wnt] |
patstelling situatie waarin men niet verder kan 1979 [Wijnands&Ost] |
pauk slaginstrument 1717 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
pauper arme 1898 [wnt armoede] <Latijn |
| |
| |
pauperisme chronische armoede 1847-1848 [wnt] <Frans |
paus hoofd van de r.-k. kerk 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
pauw hoendervogel 1240 [Bern.] <Latijn |
pauze rustpoos 1482 [hws] <Frans |
pavane dans 1569 [wnt] <Frans {4.1.15} |
paviljoen buitenverblijf 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
pavlovreactie onwillekeurige reactie op een stimulus 1999 [gvd] |
pavoiseren met vlaggen versieren 1912 [wnt] <Frans |
pc personal computer 1986 [De Coster 1999] <Engels {1.1/1.2.5/4.1.17} |
peau de suède fijn leer met uiterlijk van fluweel 1909 [Practische Wenken voor Huishouding en Keuken, 248] <Frans |
pecannoot vrucht 1961 [gvd] {4.1.2} |
peccadille kleine zonde 1726 [wnt] <Frans |
peccavi schuldbekentenis: ik heb gezondigd 1799 [wnt voorgeborcht(e)] <Latijn |
pecco theesoort 1724-1726 [wnt] <Chinees {3.2/4.1.6} |
pech tegenspoed 1901 [wnt] <Duits |
pêche melba dessert 1942 [Sanders 1995] <Frans {4.1.6} |
pechvogel iem. die altijd pech heeft 1909 [wnt pech] <Duits |
pectine geleivormige stof 1872 [gvd] |
pectoraal borst- 1689 [wnt] <Frans |
pecuniën geld 1824 [wei] <Latijn |
pedaal hefboom met de voet bediend 1557 [wnt] <Frans |
pedagoog opvoedkundige 1560 [wnt] <Frans |
pedalo waterfiets 1992 [gvd] <Frans {3.2/4.1.10} |
pedant verwaand 1723 [wnt] <Frans |
peddel roeispaan 1855 [Focke, Neger-Eng. wrdb.] <Engels |
peddelen fietsen 1912 [kku] <Engels |
pedel die academische plechtigheden regelt 1592 [wnt] <Duits |
pederast man die seks bedrijft met jongens 1824 [wei] <Frans |
pediater kinderarts 1961 [gvd] |
pedicure voetverzorger 1873 [Aanv wnt] <Frans {4.1.13} |
pedofilie een voorkeur voor seks met kinderen 1937 [Aanv wnt] |
pedologie studie van de bovenste aardlaag 1950 [gvd] |
pedometer schredeteller 1824 [wei] |
peel* drassig veenland 1108-1121 [Künzel] {2.3} |
peeling het verwijderen van dode huidcellen 1976 [wp] <Engels |
peen wortel 1514 [Groten Herbarius] <? {3.5/4.1.6} |
peenhaar geelachtig haar 1898 [wnt] <? {3.5} |
peepshow kijkkast met seksattractie 1979 [R84] <Engels {4.1.15} |
peer vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2} |
peer vader 1682 [wnt] <Frans {4.1.4} |
peer lid van het Hogerhuis 1847 [kku] <Engels |
peerdrops zuurtjes 1901 [wnt] <Engels {4.1.6} |
pees* uiteinde van spier 1645 [wnt] |
peet peter of meter 1519-1524 [Stadb. Zwolle iii] {4.1.4} |
peg* houten pin of spie 1477 [Teuth.] |
pegel* gulden 1906 [wnt] {4.1.12} |
peignoir ochtendjas 1697 [wnt] <Frans |
peil* watermerk 1476-1500 [mnw] |
peinzen denken 1240 [Bern.] <Frans {1.2.5} |
pejoratief ongunstig 1912 [kku] <Frans |
pek teerproduct 1240 [Bern.] <Latijn |
pekari hoefdier 1799 [Van Donselaar Tw. 12] <Frans {3.2/4.1.3} |
pekel* oplossing van zout in water 1510-1512 [mnw] {3.1} |
pekelharing* zoute haring 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] |
pekelzonde* oude, kleine zonde 1656 [wnt] |
pekinees hondensoort 1932 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
pelagisch m.b.t. de diepe zee 1863 [kku] <Latijn |
pêle-mêle overhoop 1824 [wei] <Frans {3.1} |
pelerine schoudermanteltje 1840 [wnt] <Frans |
pelgrim bedevaartganger 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
pelgrimage bedevaart 1291-1300 [cg i Brugge] <Frans |
pelikaan pelikaanachtige 1240 [Bern.] <Frans |
pellagra tropische ziekte 1847 [kku] |
pellen ontbolsteren 1351 [mnw] |
peloton onderafdeling 1697 [wnt] <Frans {4.1.14} |
pels vacht 1240 [Bern.] <me Latijn |
peluw kussen 1240 [Bern.] <Latijn |
pen schrijfgereedschap 1351-1400 [mnw] <Latijn {1.2.3/1.2.5} |
pen vogelveer 1477 [Teuth.] <Latijn {1.2.3/1.2.5} |
pen, pin houten nagel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
penaal m.b.t. het strafrecht 1527 [hws] <Frans |
penalty strafschop (bij het voetbalspel) 1914 [Aanv wnt] <Engels {1.2.4} |
penant steunpilaar 1291 [cg I3, 1568] <Frans |
penarie nood 1894 [wnt] |
penaten huisgoden 1700 [wnt] <Latijn |
pendant tegenhanger 1861 [wnt] <Frans |
| |
| |
pendel hanglamp 1919 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
pendel heen en weer reizen tussen woon- en werkplaats 1963 [wnt verbinding] <Duits {3.2} |
pendule slingeruurwerk 1692 [wnt] <Frans |
penetratie doordringing 1669 [mey] <Frans |
penetreren doordringen 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois, 98] <Frans |
pengö vroegere Hongaarse munt 1931 [kwt] <Hongaars |
penibel pijnlijk 1648 [wnt] <Frans |
penicilline antibioticum 1947 [Aanv wnt] <Engels |
penis mannelijk lid 1595 [wnt krabben] <Latijn {3.2/4.4} |
penisnijd afgunst bij de vrouw wegens het ontbreken van een penis 1965 [Vd Sijs 1998] <Duits {3.2} |
penitent boeteling 1485 [mnw vaster] <Frans {4.1.8} |
penitentie boete 1236 [cg i 1, 26] <Latijn |
pennen Bargoens: geslachtsgemeenschap hebben 1906 [moo] <Duits {4.4} |
penning munt 1100 [Willeram] <? {3.5/4.1.12} |
penny munt 1847 [kku] <Engels |
penopauze overgangsfase van de man 1978 [Picarta: titel van D. Bowskill] |
penoze Bargoens: misdadigersvak, de onderwereld 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2} |
pens buik 1292 [cg i Oudenaarde] <Frans |
penseel kwastje 1350 [mnw] <Frans |
pensioen uitkering na volbrachte diensttijd 1716 [wnt] <Frans |
pension kosthuis, kostgeld 1889 [wnt] <Frans |
pensionaat kostschool 1796 [wnt verslappen] <Frans {3.2} |
pensionado gepensioneerde die in een warm land gaat wonen 1998 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.4} |
pensionaris stadsadvocaat 1391 [mnw] <me Latijn |
pentaëder prisma met gelijkzijdige driehoeken als eindvlak, vijfvlak 1847 [kku] <Frans |
pentagoon vijfhoek 1734 [HubWes] <Latijn |
pentagram vijfpuntige ster 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
pentameter versvorm, namelijk vijfmaat 1710 [wnt vijf] <Latijn |
pentatlon vijfkamp 1847 [kku quinquertium] <Grieks {3.2/4.1.18} |
penthouse dakwoning 1984 [gvd] <Engels |
pentito maffioso die samenwerkt met de politie 1999 [gvd] <Italiaans {3.2} |
pep energie 1955 [Aanv wnt] <Engels |
peper specerij 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn {4.1.6} |
peperduur uitermate duur 1810 [wnt toe i] {4.4} |
pepermunt lekkernij 1778 [wnt] {4.1.6} |
peperoni Spaanse peper 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
peppel populier 1604 [Toll.] <Frans of Latijn |
pepperspray verblindende spray met peperextract 1998 [De Coster 1999] <Engels |
peppil stimulerend middel 1966 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
peptalk opwekkende woorden 1984 [gvd] <Engels |
per voorzetsel 1579 [wnt wrak i] <Latijn {4.2} |
perceel pand, stuk land 1350 [mnw] <Frans |
percent aantal per honderd 1591 [Kool] <Italiaans {3.2} |
perceptie waarneming 1603 [Picarta: Deductie (...) gedaen, jeghens de gepretendeerde perceptie van thienden] <Frans |
percipiëren waarnemen, begrijpen 1592 [wnt vreedzamig] <Latijn |
percolator doorzijgapparaat voor koffie 1961 [gvd] <Engels {4.1.9} |
percoleren laten doorsijpelen 1698 [mey] <Latijn |
percussie slag 1553 [wnt] <Frans |
percussie slagwerk 1984 [gvd] <Engels |
percutaan door de huid heen 1961 [gvd] |
perdendo langzaam afnemend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
perestrojka hervorming 1987 [Picarta: titel van Gorbatsjov] <Russisch {3.2} |
perfect volmaakt 1479 [hws] <Latijn |
perfectie volmaaktheid 1520 [hws] <Frans |
perfectief een voltooiing uitdrukkend 1928 [wnt aspect] <me Latijn |
perfectioneren tot voltooiing brengen, verbeteren 1661 [wnt vorders i] <Frans |
perfectum voltooid tegenwoordige tijd 1638 [Ruijs] <Latijn |
perfide trouweloos 1902 [wnt] <Frans |
perforatie opening 1669 [mey] <Frans |
perforator apparaat om mee te perforeren 1893 [wnt] <Engels |
perforeren doorboren 1553 [wnt] <Frans |
performance voorstelling, optreden 1912 [kku] <Engels |
pergola terras 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
periferie buitenkant 1669 [mey] <Frans |
perifrase omschrijving 1720 [mey] <Frans |
perimeter instrument om het gezichtsveld te meten 1929 [kwt] |
| |
| |
periode tijdruimte 1657 [wnt] <Frans |
peripetie onvoorzien geval 1824 [wei] <Frans |
periscoop optisch instrument 1945 [wnt venijnig] |
peristaltisch m.b.t. een de inhoud voortstuwende beweging 1824 [wei] <Frans |
peritoneum buikvlies 1568 [wnt voorschoot] <Latijn {3.2} |
peritonitis buikvliesontsteking 1832 [wei] <modern Latijn |
perk afgebakend stuk grond 1169 [Künzel] <Latijn {2.3} |
perkament geprepareerde dierenhuid 1240 [Bern.] <Frans |
Perm geologische periode 1911 [Heimans, Ons Krijtland 215] |
permafrost altijd bevroren grond 1961 [gvd] <Engels |
permanent blijvend 1652 [wnt] <Frans |
permissie toestemming 1456 [hws] <Frans |
permissief toegeeflijk 1974 [Posthumus] <Engels |
permit verlofbriefje 1912 [kku] <Engels |
permitteren toestaan 1546 [hws] <Latijn |
permutatie verwisseling 1480 [hws] <Frans |
pernicieus verderfelijk 1598 [wnt] <Frans |
peronisme politiek systeem 1976 [gvd] |
peroratie slotrede 1553 [wnt] <Frans |
perpendiculair loodrecht 1553 [wnt] <Frans |
perpetuum mobile toestel dat, in beweging gezet, eeuwig blijft bewegen 1706 [wnt worm i] <Latijn |
perplex onthutst 1481 [hws] <Frans |
perrier soort Frans mineraalwater 1992 [gvd] {4.1.6} |
perron platform in station 1871 [wnt] <Duits |
pers drukpers 1641 [wnt] <Frans |
pers oosters tapijt 1961 [gvd] |
pers kattensoort 1971 [Kattenenc.] {4.1.3} |
per se bijwoord: uit het wezen van persoon of zaak zelf, stellig 1684 [wnt winstgierig] <Latijn |
persen drukken 1240 [Bern.] <Frans |
pershing raket 1984 [gvd] <Engels {4.1.14} |
persico perziklikeur 1773 [wnt vloeipapier] <Frans {4.1.6} |
persiflage karikatuur 1781 [wnt] <Frans |
persistent blijvend 1886 [wnt volwassen ii] <Latijn |
persmuskiet minachtend voor journalist 1931 [wnt pers z.j.] |
personage rol in een toneelstuk 1501-1550 [wnt] <Frans |
personalia persoonlijke bijzonderheden 1931 [wnt register i] <Latijn |
personeel medewerkers 1861 [wnt] <Frans |
personificatie de voorstelling van een zaak als persoon 1872 [gvd] <Frans |
persoon individu 1265-1270 [vmnw] <Latijn |
persoon als grammaticale term: klasse van de persoonlijke voornaamwoorden 1576 [Ruijs] <Latijn |
perspectief doorzichtkunde 1599 [Kil.] <Frans |
perspex doorzichtig plastic 1948 [kwt] <Engels |
pertinent beslist 1531 [hws] <Frans |
perturbatie verwarring 1500 [hws] <Frans |
pervers verdorven 1553 [wnt] <Frans |
perverteren bederven 1561 [Mak] <Latijn |
perzik vrucht 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.2} |
Pesach joods paasfeest 1637 [wnt overschrijden] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
pesante zwaarwichtig 1650 [mey] <Italiaans {3.2} |
peseta munteenheid van Spanje 1832 [wei] <Spaans {3.2/4.1.12} |
peso munteenheid van verschillende Midden- en Zuid-Amerikaanse landen 1824 [wei] <Spaans {3.2/4.1.12} |
pessarium ring tegen zwangerschap 1778 [wnt vos i] <me Latijn |
pessimisme neiging alles negatief te zien 1870 [Picarta: titel van W. Scheffer] <Frans |
pest ziekte 1554 [wnt] <Frans of Latijn |
pesten treiteren 1583 [wnt] |
pesticide onkruidverdelgingsmiddel 1967 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
pestilentie epidemische ziekte 1302 [mnw] <Frans |
pesto ongekookte saus van o.m. basilicum, knoflook, olijfolie en geraspte kaas 1999 [gvd] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
pestwijf zeer vervelende vrouw 1896 [wnt] |
pet hoofddeksel 1806 [wnt] <? {3.5/4.1.9} |
pet waardeloos 1961 [gvd] <? {3.5} |
peter doopvader 1240 [Bern.] <me Latijn |
peter principle wetmatigheid dat iedereen een te hoge functie ambieert 1989 [Peptalk] <Engels |
peterselie gewas 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.6} |
petieterig klein 1894 [wnt] |
petitfour minigebakje 1946 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
petitie verzoekschrift 1427 [mnw utehilicken] <Frans |
petoet gevangenis 1936 [wnt remplacant] <Javaans {3.2} |
petrischaal schaal voor het kweken van micro-organismen 1950 [Kleine wp 1071] |
petroleum brandstof 1862 [wnt] <Engels |
| |
| |
petroleummotor door met lucht vermengde petroleum aangedreven motor 1892 [wnt petroleum] {4.1.10} |
pets* klap 1913 [Aanv wnt] {3.1} |
petticoat onderrok 1912 [kku] <Engels {3.2} |
petunia plantengeslacht 1901-1903 [wnt] <modern Latijn |
peuk* kort eindje van sigaar of sigaret 1897 [wnt] {4.1.6} |
peul* bolster 1285 [cg Rijmb.] |
peuren* roeren, wroeten 1539 [wnt] |
peuter* klein kind 1889 [wnt] {4.1.4} |
peuteren* wroeten in 1469 [hws] {3.1} |
peuzelen* met genoegen opeten 1599 [wnt] {3.1} |
pezen* hard werken 1632 [wnt] |
pf* tussenwerpsel: als blijk van minachting of warmte 1909 [wnt wegwerpen] {4.3} |
pi getal dat verhouding tussen middellijn en omtrek van een cirkel uitdrukt 1847 [kku] |
pianino een beetje zacht 1863 [kku] <Italiaans {3.2} |
pianissimo bijwoord: zeer zacht 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
piano toetsinstrument 1836 [wnt] <Frans {4.1.16} |
pianola mechanische piano 1907 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
pias hansworst 1842 [Toll.] |
piaster munt 1653 [wnt verlossing] <Italiaans {3.2} |
piazza plein 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
picador stierenvechter te paard 1847 [Aanv wnt] <Spaans {3.2} |
picaresk van schelmen 1929 [kwt] <Spaans {3.2} |
piccalilly in zuur ingemaakte groente 1929 [kwt] <Engels {4.1.6} |
piccolo hoteljongen 1914 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2} |
pickles ingemaakte augurken 1847 [kku] <Engels |
picknick maaltijd in de open lucht 1893 [wnt] <Engels {3.1} |
pick-up platenspeler 1931 [kwt] {3.3/4.1.17} |
pick-up kleine open vrachtauto 1961 [gvd] <Engels {4.1.10} |
picobello bijwoord: prima 1971 [Aanv wnt] {3.3} |
picrinezuur bepaald zuur 1886 [kku] |
pictogram beeldschrift 1976 [gvd] |
pidgin omgangstaal 1917 [wnt verbasterd] <Engels |
piechem Bargoens: rare vent 1915 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
pied-à-terre buitenhuisje, gelegenheid tot verblijf van iem. die elders woont 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 78] <Frans |
piëdestal voetstuk 1599 [Kil.] <Frans |
pief vent 1974 [Endt] <? {1.2.5/3.5} |
pief-paf-poef* tussenwerpsel: geluid van een schot 1874 [wnt] {3.1} |
piek lans 1292-1293 [cg I3, 1867] <Frans {4.1.14} |
piek bergtop 1595 [De Jonge ii, 290] <Frans |
piek gulden 1906 [wnt] {4.1.12} |
piekeren peinzen 1887 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
piekfijn zeer fijn 1873 [wnt] <Duits {4.4} |
piel penis 1898 [wnt] {4.4} |
piemel* mannelijk lid 1875 [wnt piemelen] {4.4} |
piemelnaakt* geheel naakt 1950 [gvd] {4.4} |
pienter slim 1906 [Köster Henke 52] <Indonesisch {3.2} |
piepen* hoog geluid geven 1287 [cg NatBl] {3.1} |
pieper* kleine, jonge aardappel 1885 [wnt] {4.1.6} |
piepjong* heel jong 1691 [wnt] {4.4} |
piepklein* heel klein 1931 [wnt piep z.j.] {4.4} |
pier* worm 1401-1450 [mnw] |
pier havendam 1893 [Toll.] <Engels |
piercing (het aanbrengen van een) ringetje door een lichaamsdeel 1983 [De Coster 1999] <Engels |
pierder Bargoens: speler (muzikant, gokker) 1731 [Endt] |
pieremachochel logge vrouw 1931 [wnt z.j.] |
pierement mechanisch orgel 1890 [wnt] {4.1.16} |
pieren Bargoens: spelen (gokken, muziek maken) 1840 [moo] |
pierewaaien uitgaan 1666 [wnt] <Russisch {3.2} |
pies* urine 1898 [gvd] {4.4} |
piet luis 1898 [wnt] <Romani {3.2} |
piet vogel 1899-1906 [wnt] |
piëta voorstelling van Maria met de dode Jezus 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
piëteit eerbied 1862 [wnt] <Frans |
pietepeuterig* overdreven nauwkeurig 1910 [wnt] {3.1} |
pieterman beenvis 1599 [Kil. (pieterman i)] |
pieterman gulden 1906 [wnt] {4.1.12} |
piëtisme richting in het protestantisme 1824 [wei] <Duits {4.1.8} |
pietje munt ter waarde van 1/8 zilveren dukaat 1762 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
pietlut kleingeestig mens 1892 [wnt] |
| |
| |
pietsje kleinigheid 1682 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
pieus vroom 1597 [wnt] <Frans |
pigment kleurstof 1861 [wnt weede i] <Latijn |
pij kledingstuk van grove wollen stof (tegenwoordig vooral van monniken) 1481 [mnw] <? {3.5} |
pijl projectiel voor een boog 1373-1376 [mnw] <Latijn {4.1.14} |
pijler steunpilaar 1430 [mnw] <Latijn {3.2} |
pijlsnel zeer snel 1844 [wnt] {4.4} |
pijn lichamelijk lijden, smart 1236 [cg i 1, 21] <Latijn {1.2.5} |
pijnboom naaldboom 1240 [Bern.] |
pijnigen folteren 1434-1436 [mnw] {3.1} |
pijp buis 1240 [Bern.] <me Latijn {3.2} |
pijp rookgerei 1693 [wnt] {4.1.6} |
pijpen fluiten 1287 [cg NatBl] <Latijn |
pijpen afzuigen 1976 [gvd] {4.4} |
pik* houweel 1350 [mnw] |
pik teerproduct 1390 [mnw] <Latijn |
pik* penis 1900 [wnt] {4.4} |
pikant prikkelend 1617 [wnt] <Frans |
pikdonker zeer donker 1560 [wnt] {4.1.5} |
pikeren irriteren 1631-1634 [wnt] <Frans |
piket kaartspel 1660 [wnt] <Frans {4.1.18} |
piket paaltje 1696 [wnt] <Frans |
piket troep die direct kan uitrukken 1783 [Claes Tw. 12] <Frans {4.1.14} |
pikeur africhter van paarden 1672 [wnt] <Frans |
pikkel mengsel van zuur en zout 1961 [gvd] <Engels |
pikken* stelen 1287 [cg NatBl] |
pikken kleven 1905 [wnt] |
pikketanissie borrel 1897 [Sanders 1997a] {4.1.6} |
pil geneesmiddel 1351 [mnw] <Latijn |
pil dokter 1866 [wnt] <me Latijn |
pil anticonceptiepil 1964 [R75] <Engels |
pilaar pijler 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn {3.2} |
pilaster ornament 1649 [wnt] <Frans |
pilau, pilav gerecht 1698 [wnt meuken iii] <Turks {3.2/4.1.6} |
pilo weefsel 1860 [wnt] <Engels {4.1.9} |
piloot vlieger 1924 [gvd] <Frans |
pilotstudie voorlopige studie ter verkenning 1974 [Aanv wnt] <Engels |
pils bier 1884 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6} |
piment specerij 1300 [mnw] <Frans {4.1.6} |
pimpelen* zuipen 1693 [wnt] {3.1} |
pimpelmees* zangvogel 1567 [Claes] |
pimpelpaars hard paars 1610-1619 [wnt] {3.1/4.1.5} |
pimpernel plant 1350 [Vandewiele en Braekman] <Frans |
pinacotheek schilderijenkabinet 1847 [kku] |
pinakel gotisch siertorentje 1360 [mnw] <Frans |
pinard tafelwijn 1978 [Complete drankenenc.] <Frans {3.2/4.1.6} |
pinas schip 1595 [De Jonge ii, 287] <Frans {4.1.11} |
pince-nez lorgnet 1858-1873 [wnt] <Frans |
pincet tangetje 1672 [wnt] <Frans |
pincher hondensoort 1847 [kku] <Duits {4.1.3} |
pinda olienootje 1740 [Ontwerp tot beschrijving Surinaamen 16] <Papiaments {3.2/4.1.2} |
pindakaas broodsmeersel van fijngemalen olienoten 1921 [Van der Horst 55] |
pineut dupe 1950 [gvd] <Engels |
pingel pijnboomzaad 1608 [wnt pingel ii] |
pingelen* afdingen 1865 [wnt] |
ping-ping* geld 1974 [Endt] {3.1} |
pingpong tafeltennis 1912 [kku] <Engels {1.2.5/3.1/4.1.18} |
pinguïn pinguïnachtige 1595 [wnt] <Engels {3.2} |
pink vaartuig 1477 [mnw] <? {3.5/4.1.11} |
pink eenjarig kalf 1514 [mnw] <? {3.5/4.1.3} |
pink vinger 1567 [wnt] <? {3.5} |
pinkelen* wegslaan van een puntig houtje met een stok 1883 [wnt] {4.1.18} |
Pinksteren christelijk feest 1282 [cg i 1, 643] <Latijn {4.1.7} |
pinnen geld uit een automaat halen 1991 [Hoppenbrouwers] <L {3.4} |
pinot een wijnstok 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
pint vochtmaat 1260 [cg i 1, 74] <me Latijn |
pin-up foto van een schoonheid, tegen de muur geprikt 1949 [Aanv wnt] <Engels |
pioen plant 1240 [Bern.] <Frans |
pion een schaakstuk 1824 [wei] <Frans |
pionier voortrekker 1555 [Luython, Dictionaris in fransoys 12r] <Frans |
pip vogelziekte 1287 [cg NatBl] <Latijn |
pipet glazen buis 1869 [wnt] <Frans |
pips bleek 1710 [wnt] |
piqué weefsel 1843 [wnt] <Frans {4.1.9} |
piqué verticale stoot bij biljart 1950 [gvd] <Frans |
piraat zeerover 1562-1592 [mnw] <Frans |
piramide spits grafmonument 1566 [wnt] <Frans |
piramidespel frauduleus geldspel 1997 [De Coster 1999] {4.1.18} |
piranha beenvis 1659 [Keye, Waere onderscheyt tusschen koude en warme landen] <Portugees {3.2} |
pirouette draai 1824 [wei] <Frans {4.1.15} |
pis urine 1330 [Jacobs 20] <? {3.5/4.4} |
| |
| |
pisang banaan 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.2} |
pisnijdig heel kwaad 1914 [gvd] <? {3.5/4.4} |
piso munteenheid van Filippijnen 1967 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Pilipino {4.1.12} |
pissebed insect 1567 [Junius] |
pissen urineren 1240 [Bern.] <? {3.5/4.4} |
pissig boos 1984 [gvd] {1.2.1/1.2.5} |
pissoir pisbak 1865 [kvw] <Frans {4.4} |
pistache groene amandel 1608 [wnt] <Frans |
piste baan in manege e.d. 1832 [wei] <Frans |
pistolet munt 1554 [wnt] <Frans |
pistolet broodje 1900-1904 [wnt] <Frans {4.1.6} |
piston zuiger, ventiel 1824 [wei] <Frans |
pistool vuistvuurwapen 1623 [wnt] <Duits {4.1.14} |
pistool munt 1643 [wnt] <Frans |
pit gegraven opening met water 1076-1100 [Claes (put)] {2.3} |
pit* zaadkorrel, merg van bomen, kern 1484 [mnw] |
pit post bij autoraces 1961 [gvd] <Engels |
pitabroodje broodje bij shoarma geserveerd 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] {4.1.6} |
pitbullterriër hondensoort 1984 [gvd] <Engels {4.1.3} |
pitcher die de bal naar de slagman werpt 1958 [Aanv wnt] <Engels |
pitten Bargoens: slapen 1950 [gvd] <? {3.5} |
pittoresk schilderachtig 1838 [Internet (Coster-site): E.J. Potgieter, Het togtje naar ter Ledestein] <Frans |
pizza hartige koek 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
pizzeria pizzarestaurant 1984 [gvd] <Italiaans {3.2} |
pizzicato bijwoord: getokkeld 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
plaag onheil 1240 [Bern.] <Latijn |
plaat plat stuk 1280 [cg i 1, 527] <Frans |
plaat prent 1623 [wnt] |
plaats (open) ruimte 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
placebo niet-werkzaam, uiterlijk op medicament lijkend middel 1976 [gvd] <Latijn |
placemat onderlegger 1954 [Aanv wnt] <Engels |
placenta moederkoek 1727 [wnt vel i] <Latijn {3.2} |
plafond zoldering 1695 [wnt] <Frans |
plafonnière lamphouder tegen het plafond 1929 [kwt] {3.3} |
plag* zode 1377 [mnw] {3.2} |
plagen speels kwellen 1265-1270 [cg Lut.K] |
plagiaat letterdieverij 1872 [gvd] <Frans |
plagiaris die plagiaat pleegt 1824 [wei] <Latijn |
plaid reisdeken 1880 [wnt] <Engels |
plak* muntstuk 1371 [mnw] {4.1.12} |
plak* dunne schijf 1761 [wnt] |
plaket munt, medaille 1730 [wnt] <Frans |
plakkaat affiche 1414 [mnw] <Frans |
plakken* (vast)kleven 1599 [Kil.] |
plamuur stopverf 1901 [wnt] |
plan ontwerp, voornemen 1674 [wnt] <Frans |
planchet landmeetkundig instrument 1622 [wnt] <Frans |
planeet hemellichaam 1240 [Bern.] <Latijn |
planen vlak maken 1351 [mnw] |
planeren zweven 1929 [kwt] <Frans |
planetarium toestel dat de bewegingen van het zonnestelsel nabootst 1784 [wnt] <modern Latijn |
planetoïde op een planeet lijkend hemellichaam 1865 [Alg. Ned. Enc.] |
planimetrie vlakke meetkunde 1824 [wei] <me Latijn |
plank plat stuk hout 1284 [cg I2, 780] <Frans |
plankier bevloering van planken 1574 [Toll.] <Frans |
plankton zwevende organismen 1910 [kwt] <Duits |
planologie ruimteplanning 1934 [Aanv wnt] |
planplan langzaam 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
plant gewas 1240 [Bern.] <Latijn |
plantage beplanting 1560 [wnt] <Frans |
planten in aarde zetten 1240 [Bern.] <Frans |
plantsoen openbare tuin 1773 [wnt] <Frans |
plaque plaatvormige decoratie 1847 [kku] <Frans |
plaque aanslag op de tanden 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
plaquette gedenkplaat 1912 [kku] <Frans |
plas* kuil met water, poel 1285 [cg I2, 1039] {3.1} |
plasma vloeibaar deel van bloed e.d. 1847 [kku] <Latijn |
plasmolyse het loslaten van protoplasma 1922 [Stomps, De stoffelijke basis der erfelijkheid, 122] <Frans |
plasseks het ondervinden van lustgevoelens als iem. urineert 1997 [nrc-h 21/2/97] |
plassen* in water bewegen, klotsen 1599 [wnt] {1.2.3/3.1} |
plassen* urineren 1950 [gvd] {1.2.3/3.1/4.4} |
plassticker sticker met een afbeelding die verandert als erop wordt geplast 2000 [Sanders 2001] {4.4} |
plastic kunststof 1948 [kwt] <Engels |
plastiek boetseerkunst 1869 [wnt] <Frans |
| |
| |
plastisch gekenmerkt door het geven van een vorm 1824 [wei] <Duits |
plastron borstlap 1615 [wnt] <Frans |
plat dun, vlak 1287 [cg NatBl] <Frans |
plataan boomsoort 1360 [mnw] <Frans |
platboomd van een platte bodem voorzien 1595 [wnt platbodemd] |
plateau hoogvlakte 1861-1862 [wnt] <Frans |
plateau plaat 1886 [wnt] <Frans |
plateservice het opdienen van een hele maaltijd op bord of blad 1984 [gvd] <Engels |
platform verhoging 1548 [hws] <Frans |
platform politiek programma 1984 [gvd] <Engels |
platina chemisch element 1780 [hou iii, 1, 46] <Spaans {3.2} |
platitude gemeenplaats 1847 [kku] <Frans |
platvloers triviaal 1955 [Aanv wnt] {3.1} |
plausibel aannemelijk 1830 [wnt] <Frans |
plaveien bestraten 1534 [Claes] |
plavuis vloertegel 1453 [mnw] |
playback afspelen van een geluidsband waarbij de artiest alleen de gebaren maakt 1965 [R75] <Engels |
playboy voor zijn plezier levende, rijke jongeman 1965 [Aanv wnt] <Engels |
plebejisch niet-adellijk, vulgair 1844-1851 [wnt] <Frans |
plebisciet volksbesluit 1865 [kvw] <Frans |
plebs het gewone volk 1824 [wei] <Latijn |
plecht dek 1376-1400 [mnw] <me Latijn |
plechtig* statig 1710 [wnt] |
plectrum citerpen 1832 [wei] <Latijn |
plee toilet 1898 [gvd] {4.4} |
pleeboy houder van toiletrollen 1968 [Aanv wnt] |
pleet metaal dat met laagje edelmetaal is bedekt 1807 [wnt] <Engels |
plegen* gewoon zijn 1200 [cg ii 1 Servas] |
pleidooi verdedigend betoog, pleitrede 1531 [wnt] <Frans |
plein open ruimte 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
pleister specie waarmee gepleisterd wordt 1477 [wnt] <me Latijn {3.2} |
pleister stukje stof dat over wond gelegd wordt 1567 [wnt] <me Latijn |
pleisteren de reis onderbreken 1647 [wnt] |
Pleistoceen geologische periode 1927 [Aanv wnt] |
pleit vaartuig 1252 [mnw] <? {3.5/4.1.11} |
pleit rechtsgeding, geschil 1278 [cg i 1, 415] <Frans |
pleite bijwoord van richting: Bargoens: weg 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
plek* plaats, punt 1358 [mnw] |
plempen* dempen 1678 [wnt] {3.1} |
plenair voltallig 1844 [wnt] <me Latijn |
plengen* uitgieten 1655 [wnt] {3.1} |
plenty in overvloed 1887 [wnt plentie] <Engels |
plenum voltallige vergadering 1847 [kku] <Latijn |
plenzen* gieten 1635 [wnt] {3.1} |
pleonasme stijlvorm 1872 [wnt] <Frans |
plets* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1909 [wnt] {3.1} |
pletten platslaan 1477 [Teuth.] |
pletteren vernielen, neergooien 1595 [wnt] |
pleura borstvlies 1663 [mey] <me Latijn |
pleuren* smijten 1961 [gvd] {3.1} |
pleuris ontsteking van borstvlies 1555 [Claes] <me Latijn |
plexiglas kunststof 1952 [Aanv wnt] <Engels |
plezant aangenaam 1511 [wnt] <Frans |
plezier genoegen 1574 [Toll.] <Frans |
plicht* verantwoordelijkheid 1265-1270 [cg Lut.K] |
plint voetlijst 1621 [wnt] <Frans |
Plioceen geologische periode 1844 [Aanv wnt] <Engels |
plisseren fijn plooien 1884 [wnt] <Frans |
ploeg* landbouwwerktuig 1240 [Bern.] |
ploeg* groep mensen 1436 [mnw] |
ploegpaard paard dat een ploeg voorttrekt 1407 [hws] {4.1.10} |
ploert* patser, gemene kerel 1896 [wnt] |
ploeteren* zwoegen 1856 [wnt] {3.1} |
plof* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1844 [wnt] {3.1} |
plokworst gerookte worst 1929 [kwt] <Nederduits {3.2/4.1.6} |
plomberen met lood vullen 1925 [wnt] <Frans |
plombière ijsgerecht 1875 [wnt] <Frans {4.1.6} |
plomp* log 1240 [Bern.] |
plomp* waterplant 1554 [Dod.] |
plompen* met een plomp in het water komen 1573 [Plantijn] {3.1} |
plompverloren* bijwoord van hoedanigheid: halsoverkop 1559 [wnt] |
plons* tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1772-1779 [wnt] {3.1} |
plooi rimpel 1327 [mnw.] <Frans |
plopper Indonesische vrijheidsstrijder 1945-1949 [Salleveldt, Wrdb. Jan Soldaat in Ind.] <Indonesisch {3.2} |
plot intrige 1725 [West Indisch plakkaatboek 386] <Engels {3.2} |
plots* bijwoord van tijd: eensklaps 1626 [wnt] {3.1} |
| |
| |
plotseling onverhoeds 1642 [wnt wetering] <Duits |
pluche zware stof 1625 [wnt] <Frans {4.1.9} |
plug* wig, prop 1510-1512 [mnw] |
pluim veer, toef 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
pluimage gevederte 1516 [wnt] <Frans |
pluimstrijken kruiperige complimenten maken 1479 [mnw] |
pluis vlokje 1651 [wnt] |
pluizen pluizen uit elkaar trekken 1573 [Plantijn] <Frans |
plukharen* vechten 1505 [mnw] {3.1} |
plukken lostrekken 1240 [Bern.] <Latijn |
plumeau vederborstel 1889 [wnt] <Frans |
plumpudding soort pudding 1746 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
plunderen* (be)roven 1372 [mnw] |
plunje* kleding 1645 [wnt] |
pluralis meervoud 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
pluriform veelvormig 1954 [wnt veranderlijk] <Latijn |
plus plusteken 1537 [Kool] <Latijn |
plusfour kuitbroek 1931 [kwt] <Engels {3.2} |
plusminus bijwoord van hoedanigheid: ongeveer 1759 [wnt verkleinen] <Latijn |
plutonium chemisch element 1948 [kwt] <modern Latijn |
pluvier steltloper 1272 [cg i 1, 235] <Frans |
pluviometer regenmeter 1847 [kku] <Frans |
pluviôse regenmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
pneumatisch met lucht werkend 1778 [wnt] <Frans |
pneumonie longontsteking 1824 [wei] <Frans |
po kamerpot voor kinderen om hun behoefte op te doen 1929 [wnt] <Frans {4.4} |
pochen snoeven 1573 [Plantijn] <Duits |
pocheren gaar maken beneden het kookpunt of eieren zonder schaal koken 1950 [gvd] <Frans |
pochet zakdoekje 1929 [Aanv wnt] <Frans |
pocket boek in zakuitgave 1959 [wnt] {3.3/5} |
poco een weinig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
podium platform 1844 [wnt] <Latijn |
podometer passenteller 1824 [wei] |
podsol schierzand 1941 [Ts. Kon. Ned. Aardr. Genootschap, 2e serie, 58] <Russisch {3.2} |
poed Russisch gewicht 1708 [wnt] <Russisch {3.2} |
poedel hondensoort 1804 [wnt] <Duits {4.1.3} |
poedel* misschot 1887 [wnt] |
poedelen* wassen 1897 [wnt] {3.1} |
poedelnaakt geheel naakt 1889 [wnt] <Duits {4.4} |
poeder gruis 1287 [cg NatBl] <Frans |
poëem gedicht 1609 [wnt] <Frans |
poëet dichter 1287 [cg NatBl] <Frans |
poef zitkussen 1889 [wnt poef iv] <Frans |
poeh* tussenwerpsel: uitroep van verbazing of spot 1569 [wnt] {4.3} |
poeha* drukte 1891 [wnt boeha] |
poekelen Bargoens: te veel praten, doorslaan 1890 [moo] |
poel* plas 918-948 [Claes] {2.3} |
poelet soepvlees 1698-1700 [wnt] <Frans {4.1.6} |
poelier handelaar in geslachte vogels en wild 1571 [Toll.] {4.1.13} |
poëma dichtstuk 1609 [wnt poëem] <Latijn |
poema katachtige 1770 [Van Donselaar Tw. 10] <Spaans {3.2/4.1.3} |
poen geld 1698 [wnt poen iii] |
poepduur* zeer duur 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4/5} |
poepen* zijn gevoeg doen 1889 [wnt] {3.1/4.4} |
poepielink* zeer link 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4} |
Poerim joods feest 1526 [wnt] <Hebreeuws {3.2/4.1.7} |
poes* vrouwelijke kat 1561 [Toll.] {4.1.3} |
poesjenel hansworst 1697 [wnt] |
poeslief* schijnbaar erg lief 1903 [wnt poes] {4.4} |
poespas* drukte 1821 [wnt] {3.1} |
poessiealbum album van een meisje met versjes van vrienden en familie 1898 [gvd] |
poesta grassteppe 1886 [kku] <Hongaars |
poet Bargoens: geld, buit 1906 [moo] <? {3.5} |
poets grap 1671 [wnt] <Duits |
poetsen reinigen 1645 [wnt] <Duits |
poezelig* mollig 1617 [wnt] |
poëzie dichtkunst 1548 [wnt] <Frans |
pof* plooi 1776 [wnt] |
poffen* op krediet kopen 1851 [wnt] |
poffertjes* ronde koekjes 1746 [wnt] {4.1.6} |
pogen* proberen 1265-1270 [cg Lut.K] |
pogrom razzia tegen joden 1905 [wnt] <Russisch {3.2} |
pointe strekking 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 110] <Frans |
pointer hondensoort 1864-1875 [wnt] <Engels {4.1.3} |
pointillisme met puntjes schilderen 1947 [kwt] <Frans |
poise eenheid van inwendige wrijving 1952 [wnt viscositeit] |
pok* puistje 1401-1500 [mnw] |
Pokémon naam voor een populair spel 1999 [Internet: nrc.nl: april] <Engels of Japans {1.1/4.1.18} |
| |
| |
poken* porren 1450 [mnw] |
poker kaartspel 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
pokkenweer* zeer slecht weer 1950 [gvd] {4.1.1} |
pol graspol 1764 [wnt] <Nederduits {3.2} |
polair pool- 1853 [wnt] <Frans |
polariseren elektrische lading geven 1885-1889 [wnt] <Frans |
polariseren tegenstellingen toespitsen 1976 [gvd] <Engels |
polarisraket tweetrapsraket 1984 [gvd] {4.1.14} |
polaroid polariserende kunststof voor zonnebrillen 1939-1940 [De Gedehbode 69] <Engels |
polder* bemalen land 1130-1161 [Slicher] {1.2.4/2.4} |
poldermodel Nederlandse consensus-politiek 1995 [Hofland in nrc-h 31/12/99] |
Poldernederlands* gesproken Nederlands met systematische verschuiving van de uitspraak 1997 [Stroop, boektitel] {4.4} |
polemiek twistgeschrift 1872 [gvd] <Frans |
polemisch strijdend 1824 [wei] <Duits |
polemologie de leer van het ontstaan van oorlogen 1970 [Recht voor raap] |
polenta gerecht 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
poliep woekering 1906 [wnt] <Frans of Latijn |
polijsten glad maken 1554 [Toll.] |
polikliniek inrichting voor niet-bedlegerige patiënten 1864-1865 [wnt Bijv.+verb.] <Duits |
polio kinderverlamming 1957 [wp jaarboek 1958] |
polis verzekeringscontract 1563 [wnt] <Frans |
polis stad 1976 [wp] <Grieks {3.2} |
politbureau dagelijks bestuur van de communistische partij 1949 [wnt regent] <Russisch {3.2} |
politicus staatsman 1629 [wnt] <Latijn |
politie overheidsdienst voor openbare orde 1798 [wnt] <Frans {3.2} |
politiek staatkundig 1548 [wnt] <Frans |
politiek staatkunde 1855 [wnt] <Frans |
politoer gladheid 1824 [wei] <Duits |
polka dans 1846 [wnt] <Duits {4.1.15} |
poll stemming 1847 [kku] <Engels |
pollen stuifmeel 1847 [kku] <Latijn |
pollens tussenwerpsel: uitroep van verbazing 1972 [Van Gelder 1993] {4.3} |
pollepel keukenlepel 1348 [mnw] {1.2.4} |
pollutie verontreiniging 1553 [Aanv wnt] <Frans |
polo balspel 1912 [kku] <Engels {4.1.18} |
polonaise dans 1787 [wnt] <Frans {4.1.15} |
polonium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn |
pols handgewricht 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {3.2} |
polsen peilen 1410 [mnw] <Latijn |
polsstok lange stok 1599 [Kil.] |
poltergeist klopgeest 1992 [gvd] <Duits {3.2} |
polyamide stikstofhoudende kunststof 1967 [wp in kleuren] |
polyandrie huwelijk van vrouw met meerdere mannen 1824 [wei] |
polyarchie regering van velen 1824 [wei] <Grieks {3.2} |
polychroom in verschillende kleuren 1847 [kku] <Frans |
polyeder veelvlak 1832 [wei] <Frans |
polyester kunststof 1961 [Aanv wnt] {4.1.9} |
polygaam met meer dan één persoon getrouwd 1926 [wnt] <Frans |
polyglot veel talen sprekend 1866 [wnt corrector] <Frans |
polygoon veelhoek 1652 [wnt] <Frans |
polygynie veelwijverij 1824 [wei] |
polymeer verbinding uit gelijksoortige moleculen 1898 [gvd] |
polyptiek veelluik 1859-1864 [wnt] <Frans |
polysemie verschijnsel dat een woord meerdere betekenissen heeft 1950 [gvd] <Frans |
polystyreen kunststof 1967 [wp in kleuren] |
polysyndeton veelverbinding 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
polytechnisch het hele gebied van de techniek betreffend 1863 [wnt] <Frans |
polytheïsme veelgodendom 1778 [wnt] <Frans |
polyvalent meerwaardig 1904-1905 [wnt stam] |
pomelo pompelmoes 1968 [kwt] <Engels {4.1.2} |
pomerans dopje 1850 [wnt] <Duits |
pomerol bordeauxwijn 1949 [wp (Bordeaux)] <Frans {4.1.6} |
pommade haarcrème 1697 [wnt] <Frans |
pomologie ooftkunde 1758 [Aanv wnt] |
pomp praal 1439 [mnw] <Frans |
pomp zuig- of persinstrument 1556 [wnt] <Portugees of Spaans {3.2} |
pompelmoes grapefruit 1648 [wnt] <Tamil {4.1.2} |
pompernikkel roggebrood 1768 [wnt] <Duits {4.1.6} |
pompeus praalziek 1488 [mnw] <Frans |
pompoen vrucht 1562 [Claes] <Frans {4.1.2} |
pompon versiering op kleding 1815 [wnt] <Frans |
pomposo (van muziek) statig 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2} |
pon nachtkleed 1912 [wnt] |
poncho cape 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
| |
| |
pond oude munt, tegenwoordig munteenheid van o.a. Cyprus, Egypte, Ierland, Libanon, Malta, Soedan en Syrië 1237 [vmnw] <Latijn {4.1.12} |
pond gewichtseenheid 1277 [vmnw] <Latijn |
pond sterling munteenheid van Verenigd Koninkrijk 1697 [wnt pond] <Engels {3.2/4.1.12} |
ponem, porem Bargoens: gezicht 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
poneren stellen 1698 [mey] <Latijn |
pongo mensaap 1847 [kku] <Kongolees {4.1.3} |
ponjaard dolk 1545 [wnt] <Frans {4.1.14} |
ponsen gaatjes slaan 1860-1861 [wnt] |
pont veerpont 1339-1345 [mnw] <Latijn {4.1.11} |
ponteneur eer(gevoel) 1909 [wnt] {1.2.5} |
pontifex priester 1697 [wnt assisteeren] <Latijn |
pontificaal opperpriesterlijk 1586 [wnt Bijv.+verb.] <Latijn |
ponton vaartuig dat brug ondersteunt 1599 [wnt] <Frans |
pony paardje 1847 [kku] <Engels {4.1.3} |
pooien zuipen 1504 [wnt pooien i] <Romani {3.2} |
pooier souteneur 1413 [Rechtsbronnen van de stad A'dam] {4.1.13} |
pook* rakel 1799-1811 [wnt] |
pool uiteinde van as waarom een lichaam draait 1598 [wnt] <Frans |
pool opstaande haren van tapijt 1718 [Herlein, Beschrijving Volk-Planting Zuriname 184] <Frans |
pool voetbalpool 1949 [De Vooys] <Engels {4.1.18} |
poon vaartuig 1577 [Toll.] <? {3.5/4.1.11} |
poon beenvis 1693 [wnt] <? {3.5} |
poort doorgang in muur 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/3.2} |
poort verbinding met de centrale verwerkingseenheid 1981 [Mini/micro computer okt. 9, 20] <Engels |
poorter burger 1236 [cg i 1, 21] |
poos tijd(je) 1338 [mnw] <Frans |
poot been 1287 [cg NatBl] <Latijn |
poot mannelijke homoseksueel 1974 [Endt] |
pop speelgoed 1252 [mnw] <Latijn {4.1.18} |
pop gulden 1869 [wnt] {4.1.12} |
pop-art kunstrichting die gebruik maakt van alledaagse elementen 1964 [Aanv wnt] <Engels |
popcorn gepofte maïs 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.6} |
pope Russisch-orthodoxe priester 1677 [wnt] <Russisch {3.2} |
popelen* in spanning verkeren 1617 [wnt] {3.1} |
popeline weefsel 1749 [wnt popeline i] <Frans {4.1.9} |
popmuziek moderne, populaire muziek 1968 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
popper drug die libido versterkt 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
populair geliefd 1689 [wnt] <Frans |
populariteit het geliefd zijn bij het volk 1795-1843 [wnt] <Frans {3.2} |
populatie bevolking 1598 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
populier plantengeslacht 1287 [cg NatBl] <Frans |
populisme stroming in de Franse literatuur met aandacht voor de lagere volksklasse 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
poreus met poriën 1485 [hws] <Frans |
porie kleine opening, o.a. in huid 1867-1872 [wnt] <Frans |
pornografie prikkellectuur 1929-1930 [wnt] <Frans |
porositeit poreusheid 1824 [wei] <Frans |
porren* stoten 1254 [vmnw] {3.1} |
porselein wit aardewerk 1596 [wnt] <Frans |
port vrachtgeld voor poststukken 1588 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
port sterke wijnsoort 1808 [wnt] <Engels {4.1.6} |
portaal deurnis, gang 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
portaal zoekmachine op internet 1999 [R99] <Engels |
portable lichtgewicht schrijfmachine 1934 [kwt] <Engels |
portable draagbare computer 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 107] <Engels {4.1.17} |
portato gedragen 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
portee draagwijdte 1872 [gvd] <Frans |
portefeuille opbergmap(je) voor papieren 1784-1785 [wnt] <Frans |
portemonnee geldtasje 1872 [gvd] <Frans |
porter Engels bier 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië] <Engels {4.1.6} |
portie (aan)deel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
portiek open portaal 1696 [wnt] <Frans |
portier deurwachter 1301-1400 [mnw] <Frans |
portier deur van voertuig 1667 [wnt] |
portlandcement soort cement 1881 [wnt] <Engels |
porto vrachtgeld voor poststukken 1585 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
portofoon walkie-talkie 1962 [Aanv wnt] {4.1.17} |
portret beeltenis 1662 [wnt] <Frans |
| |
| |
portwijn sterke wijnsoort 1847 [kku] <Engels {4.1.6} |
pos* beenvis 1287 [cg NatBl] |
pose houding 1837-1845 [wnt] <Frans |
positie stelling 1641-1642 [wnt] <Frans |
positief stellig 1663 [wnt] <Frans of Latijn |
positief afdruk van een negatief 1855 [wnt] <Engels {4.1.17} |
positivisme wijsgerige richting, stellige wijsbegeerte 1881 [wnt] <Frans |
positivo altijd (irritant) positief denkend persoon 1982 [Sanders 1999] {4.4} |
positron positief geladen deeltje 1948 [kwt] <Engels |
posse groepje hiphoppers uit één buurt 1987 [De Coster 1999] <Engels |
possessief bezittelijk voornaamwoord 1625 [Van Heule, Nederduytsche gramm.] <Latijn |
post paal 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
post posterijen, briefvervoer 1525 [hws] <Frans of Italiaans |
postaal van de post 1924 [gvd] <Frans |
postbode brievenbesteller 1599 [wnt] <Duits |
postelein plantengeslacht 1659 [wnt] {4.1.6} |
poster aanplakbiljet 1912 [kku] <Engels |
posteren plaatsen 1688 [wnt posteeren i] <Frans |
poste restante bijwoord: op postkantoor op afhalen wachtend 1824 [wei] <Frans |
posterieur later 1898 [gvd] <Frans |
postiljon postrijder 1631 [wnt] <Frans |
postmodernisme stijl in de architectuur 1983 [Artikel in De Gids] |
postscriptum naschrift 1784 [wnt victorie] <Latijn |
postulaat vooropgestelde stelling 1873 [wnt] <Latijn |
postuleren zonder bewijs het bestaan aannemen 1919 [wnt] <Frans |
postuum na de dood 1920 [wnt] <Latijn |
postuur houding 1607-1623 [wnt] <Frans |
postzegel frankeerzegel 1850 [wnt] {1.4} |
pot vaatwerk 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn {1.2.3} |
pot lesbienne 1970 [Recht voor raap] {1.2.3} |
potassium kalium 1855 [kku] <modern Latijn |
potdicht helemaal dicht 1844 [wnt pot] {4.4} |
potdoof zeer doof 1837 [wnt pot] {4.4} |
potdorie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1899 [wnt pot iii] {1.2.4/4.3} |
poten* planten in de grond steken 1240 [Bern.] |
potent met seksueel vermogen 1961 [gvd] <modern Latijn |
potentaat vorst, iem. die zich laat gelden 1560 [wnt] <Frans |
potentiaal spanning 1888-1890 [wnt] <Duits |
potentie macht 1540 [wnt Bijv.+verb.] <Latijn |
potentie seksueel vermogen 1855 [kku] <modern Latijn |
potig gespierd 1802 [wnt] |
potlood schrijfstift 1618 [wnt] |
potloodventer exhibitionist 1986 [De Coster 1999] |
potpourri mengelmoes 1832 [Lulofs, Lessen over de Redekunst, i, 134] <Frans {4.1.16} |
pots grap 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
potsierlijk lachwekkend 1714 [Toll.] <Duits |
potver* tussenwerpsel: bastaardvloek 1898 [gvd] {4.3} |
potvis walvisachtige 1634 [wnt] {1.3/4.1.3} |
poujadisme protest van de kleine luiden tegen de grote politieke machinerie 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
poule inzet bij spel 1847 [kku] <Frans |
pousseren vooruit helpen 1651-1652 [wnt] <Frans |
pover arm 1486 [mnw] <Frans |
powersturing het sturen met de schroef 1970 [gvd Suppl.] <Engels |
praaien aanspreken 1651 [Claes] <Engels {3.2} |
praal pracht 1573 [wnt] |
praam schuit 1429 [mnw] <Nederduits {3.2/4.1.11} |
pracht praal 1569 [Claes] <Duits |
practical joke poets 1968 [kwt] <Engels |
practicum praktisch werk van studenten 1909 [wnt] <Duits |
praeputium voorhuid 1832 [wei] <Latijn {3.2} |
pragmatisch zakelijk, effectief 1824 [wei] <Duits |
pragmatisme filosofische leer, zakelijke aanpak 1847 [kku] <Engels |
prairial weidemaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
prairie grasvlakte 1853 [wnt] <Engels |
prakken* eten met een vork fijnmaken 1871 [wnt] {3.1} |
prakkiseren (be)denken 1720 [wnt] |
praktijk toepassing 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
praktikabel uitvoerbaar 1580 [wnt voorbij] <me Latijn |
praktisch m.b.t. de toepassing, nuttig 1840 [wnt] <Duits |
praktisch bijwoord van hoedanigheid: bijna 1919 [wnt] <Engels |
pralen pronken 1599 [Kil.] <Duits |
praline bonbon 1869 [wnt] <Frans {4.1.6} |
| |
| |
pralltriller korte triller 1912 [kku] <Duits {3.2} |
pram* vrouwenborst 1642 [wnt] {4.4} |
prangen* drukken, knellen 1400 [mnw] {3.1} |
prat* trots 1546 [Claes] |
praten* spreken 1440 [mnw] {3.1} |
prauw vaartuig 1596 [De Jonge ii, 322] <Indonesisch {3.2/4.1.11} |
preambule inleiding 1824 [wei] <Frans |
precair hachelijk 1909 [wnt] <Frans |
Precambrium geologisch tijdperk 1945 [Van der Vlerk, Geheimschrift der aarde 229] <modern Latijn |
precedent eerder plaats gevonden hebbend geval 1503 [Boutillier] <Frans |
precies nauwkeurig 1537 [hws] <Frans |
precieus gekunsteld 1910 [wnt] <Frans |
preciseren nauwkeurig omschrijven 1872 [gvd] <Frans {1.2.6} |
predator roofdier 1912 [kku] <Latijn |
predestinatie goddelijke voorbeschikking 1541-1550 [hws] <Latijn |
predikaat (loffelijke) bijvoeging 1815 [wnt jonkheer] <Duits |
predikaat gezegde 1846 [wnt praedicaat] <Frans |
predikant protestantse titel, dominee 1557 [wnt] <Frans {4.1.8} |
prediken Gods woord verkondigen 1200 [cg ii 1 Servas] <Latijn |
predisponeren voorbestemmen 1886 [kku] |
preek leerrede 1599 [Kil.] <me Latijn |
prefab geprefabriceerd 1951 [De Vooys] <Engels |
prefect ambtenaar, hoofd 1530 [mnw bescermenesse] <Frans of Latijn |
preferent bevoorrecht, verkieslijk 1810 [wnt] <Latijn |
preferentie voorrang 1541 [wnt] <Frans |
prefereren verkiezen 1518 [hws] <Frans |
prefix voorvoegsel 1578 [Aanv wnt] <modern Latijn |
pregnant scherp geformuleerd, overtuigend 1559 [wnt] <Frans |
prei soort look 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Frans {4.1.6} |
prelaat geestelijke met rechtsgebied 1240 [Bern.] <Frans {4.1.8} |
preliminair inleidend, voorbereidend 1696 [wnt] <Frans |
preluderen inleidend spelen, zinspelen 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
prematuur vroegtijdig 1635 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
premie beloning 1624 [wnt] <Latijn |
premier eerste minister 1904 [wnt] <Frans |
première eerste opvoering 1884 [wnt] <Frans |
premisse vooropgezette stelling 1777 [mey] <Frans |
premium geschenk aan de klant 1984 [gvd] <Engels |
prenataal vóór de geboorte 1961 [gvd] |
prent door in- of opdrukken verkregen plaat 1294 [cg I3, 2075] <Frans |
preoccupatie waarmee men zich in de geest bezighoudt 1872 [gvd] <Frans |
preparaat door kunstbewerking bereide stof 1808 [wnt] <Latijn |
prepareren voorbereiden 1537 [hws] <Frans |
prepositie voorzetsel 1548 [wnt mits] <Latijn |
prerogatief voorrecht 1491 [hws] <Frans |
presbyter priester 1535 [hws] <Latijn {4.1.8} |
presbyteriaan lid van Angelsaksisch kerkgenootschap, dat door presbyters wordt bestuurd 1726 [wnt] <Engels {3.2/4.1.8} |
présence wijze van zich presenteren 1824 [wei] <Frans |
presenning zeildoek 1598 [wnt] <Portugees {3.2} |
presens tegenwoordige tijd 1638 [Ruijs] <Latijn |
present geschenk 1240 [Bern.] <Frans |
present aanwezig 1281 [cg i 1, 595] <Frans |
presentatie aanbieding, voorstelling 1350 [mnw] <Frans |
presenteren aanbieden, voorstellen 1240 [Bern.] <Frans |
preservatief condoom 1923 [wnt] <Frans |
preses voorzitter 1591 [wnt] <Latijn |
president voorzitter 1477 [Teuth.] <Frans |
president staatshoofd in republiek 1830 [wnt] <Frans |
preskop hoofdkaas 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
pressante het tempo verhaastend 1860 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Italiaans {3.2} |
pressen dwingen tot dienstneming 1591-1602 [wnt] <Engels {3.2} |
pressen sterk drukken 1617 [wnt] <Frans |
presse-papier zwaar voorwerp om op losse papieren te leggen 1888 [Delinotte en Nolen, Dictionnaire complet] <Frans |
prestatie verrichting 1586 [wnt] <Frans |
presteren tot stand brengen 1650 [mey] <Latijn |
prestige zedelijk overwicht 1795-1843 [wnt] <Frans {3.2} |
prestigieus met veel prestige 1984 [gvd] <Frans |
prestissimo zeer snel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
presto bijwoord: snel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
pret* plezier 1600 [wnt] |
| |
| |
pretenderen voorgeven 1416 [hws] <Frans |
pretentie aanspraak 1580 [wnt] <me Latijn |
pretentieus verwaand 1864 [wnt] <Frans |
preteritum verleden tijd 1806 [wnt toezetten] <Latijn |
pretzel zoute krakeling 1999 [gvd] <Engels {4.1.6} |
preuts (overdreven) kuis 1611-1620 [wnt] <Frans |
prevaleren overwicht hebben 1540 [hws] <Latijn |
prevelen* mompelen 1615 [wnt revelkallen] {3.1} |
preventie het voorkomen 1503 [Boutillier] <me Latijn |
preview voorvertoning 1981 [Foto en film enc.] <Engels |
prieel begroeid zitje 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
priegelen* peuteren 1897 [wnt] {3.1} |
priem gebed 1236 [cg i 1, 25] |
priem* puntig werktuig 1254 [vmnw] {3.1} |
priemgetal getal dat alleen deelbaar is door één en door zichzelf 1872 [gvd] <Duits |
priester geestelijke 1236 [cg i 1, 26] <Latijn {4.1.8} |
prietpraat* kletspraat 1841 [wnt] {1.2.2/3.1} |
prijken* pronken 1599 [kil] |
prijs kosten 1250 [cg ii 1 Trist.] <Frans |
prijsgeven opofferen 1806 [wnt] |
prijzen op waarde schatten 1240 [Bern.] <Frans |
prik* kaakloze vis 1390-1460 [mnw] |
prik* steek 1611 [wnt] |
prikje* klein bedrag 1838 [wnt] {1.3} |
prikkelen* prikken, aansporen 1401-1450 [mnw] {3.1} |
prikken* steken 1573 [Plantijn] {3.1} |
pril* jong 1599 [Kil.] |
prima eerste, fijnste 1868 [wnt waterproef ii] <Italiaans {3.2} |
primaat titel van aartsbisschoppen en de paus 1350 [mnw] <Frans |
prima donna eerste zangeres aan opera, favoriete 1834 [wnt verwenschen] <Italiaans {3.2} |
primair voornaamst 1908 [wnt] <Frans |
primeur eerste openbaarmaking van iets nieuws 1885-1886 [wnt] <Frans |
primitief onontwikkeld 1635 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
primo bijwoord van tijd: op de eerste dag van de maand 1324-1341 [Stadb. Zwolle i] <Latijn of Italiaans {4.1.7} |
primula plantengeslacht 1777 [wnt wolkruid] <Latijn |
principaal voornaam(st) 1277 [cg i 1, 347] <Frans |
principe beginsel 1830 [wnt] <Frans |
principieel berustend op principe 1847 [kku] <Duits |
prins vorst, koningszoon, adellijke titel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.3} |
prinses vrouw van een prins, koningsdochter 1401-1450 [mnw] <Frans |
prins-gemaal man van de regerende vorstin 1889 [wnt gemaal z.j.] {3.1} |
print papierafdruk 1970 [gvd Suppl.] <Engels |
printer drukapparaat 1969 [Dijkman, Computer-abc 47] <Engels |
printing-on-demand het op aanvraag drukken van kleine aantallen boeken 1997 [Boekblad 25/9/2000] <Engels |
prion eiwitachtig infectieus deeltje 1992 [wp] <Engels |
prior kloosteroverste 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn {4.1.8} |
prioriteit voorrang 1604 [wnt] <Frans |
prisma kantzuil 1778 [wnt] <Latijn {3.2} |
privaat particulier 1350 [mnw] <Latijn |
privaat wc 1450-1500 [mnw] <me Latijn {4.4} |
privaatdocent onbezoldigd docent aan een universiteit 1863-1872 [wnt privaat ii] <Duits |
privacy persoonlijke vrijheid 1961 [gvd] <Engels |
privé particulier 1512 [hws] <Frans |
privilege voorrecht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
pro voorzetsel 1564 [wnt artikel] <Latijn {4.2} |
probaat beproefd 1700 [wnt] <Latijn |
proberen beproeven 1440 [mnw] <Latijn |
proberen pogen 1724-1726 [wnt] |
probleem vraagstuk, moeilijkheid 1648 [wnt] <Duits of Frans |
procédé werkwijze 1897 [wnt] <Frans |
procederen handelen tegen, een proces voeren 1453 [hws] <Frans |
procedure procesvoering 1494-1512 [hws] <Frans |
procedure actie 1537 [hws] <Frans |
procent percent 1636 [wnt profiteren i] <Latijn |
proces verloop van een zaak 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
proces rechtsgeding 1295 [cg i] <Frans |
processie plechtige optocht 1240 [Bern.] <Latijn |
processueel m.b.t. het rechtsgeding in kwestie 1871-1899 [wnt] |
proces-verbaal ambtshalve opgemaakt verslag 1642 [wnt] <Frans |
| |
| |
proclameren afkondigen 1548 [wnt] <Frans |
proclitisch toonloos aangesloten aan volgend woord 1929 [kwt] |
procrustesbed pijnlijke positie 1914 [gvd] |
procuratie volmacht 1356 [Moors 184, 6] <Frans |
procurator beheerder 1392 [Moors 327, 5] <Latijn |
procureur gerechtelijk vertegenwoordiger 1520 [wnt] <Frans |
producer zakelijk, technisch leider van voorstellingen, films e.d. 1968 [kwt] <Engels |
produceren voortbrengen 1697 [wnt] <Latijn |
product uitkomst van een vermenigvuldiging 1508 [Kool] <Latijn |
product voortbrengsel 1752 [wnt] <Latijn |
productief vruchtbaar, winstbrengend 1862 [wnt] <Frans |
proef onderzoek 1286 [cg I2, 1102] <Frans |
proesten* niezen 1573 [Claes] {3.1} |
proesten* lachen 1808 [wnt] {3.1} |
proeven keuren door te eten 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans |
prof professor 1875 [wnt] {1.2.4} |
prof professional 1950 [gvd] |
profaan werelds 1540 [hws] <Frans |
profeet voorspeller 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.8} |
professie beroep 1575 [wnt] <Latijn |
professioneel beroeps- 1881-1888 [wnt] <Frans |
professor hoogleraar 1575 [wnt] <Latijn {1.2.4} |
professoraal m.b.t. een professor 1647 [wnt Bijv.+verb] <Frans |
profeteren voorspellen 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
profetie het profeteren 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
proficiat tussenwerpsel: gefeliciteerd 1720 [wnt prosit] <Latijn {4.3} |
profiel zijaanzicht 1617 [wnt] <Frans |
profiel gewenste vaardigheden van een sollicitant 1973 [R75] <Engels |
profijt voordeel 1265-1270 [vmnw] <Frans |
profitariaat mensen die misbruik maken van sociale regelgeving 1985 [De Coster 1999] |
profiteren voordeel trekken 1451-1500 [mnw] <Frans |
profiterole gevulde soes 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Frans {3.2/4.1.6} |
profylactisch voorbehoedend 1897 [koe] <Frans |
prognose uitspraak omtrent vermoedelijk verloop 1919 [wnt] <Frans |
programma overzicht van onderdelen, verklaring 1778 [wnt] <Latijn |
programmatisch overeenkomstig het programmeren 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
progressie voortgang 1540 [hws] <Frans |
project ontwerp, plan 1613 [wnt arresteeren Suppl] <Latijn |
projecteren ontwerpen, bepalen 1650 [mey] <Latijn |
projectiel voorwerp met explosieve lading dat wordt afgeschoten 1862 [wnt werpen iii] <Frans {4.1.14} |
projector projectietoestel 1943 [Aanv wnt] |
prol hufter 1949 [wnt prol iv] |
proleet hufter 1897 [wnt] <Duits |
prolegomena inleiding 1663 [mey] <Grieks {3.2} |
prolepsis het logisch te vroeg noemen 1950 [gvd] <Grieks {3.2} |
proletariër bezitloos arbeider 1870 [wnt] <Duits {1.2.3} |
proletarisch m.b.t. het proletariaat 1894-1908 [wnt] <Duits |
proliferatie woekering 1847 [kku] <Frans |
prolongatie verlenging 1572 [wnt] <Frans |
prolongeren verlengen 1494-1512 [hws] <Frans |
proloog voorrede 1240 [Bern.] <Frans |
promenade wandelweg 1689 [wnt] <Frans |
promesse verhandelbare schuldbekentenis 1519 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
promethium chemisch element 1976 [gvd] <modern Latijn |
promillage duizendste deel 1961 [gvd] |
prominent vooraanstaand 1824 [wei] <Engels |
promiscue een vrij seksueel leven leidend 1984 [gvd] <Engels |
promoten verkoop bevorderen 1972 [Aanv wnt] <Engels |
promotie bevordering in rang 1586 [wnt] <Frans |
promotie verkoopbevordering 1971 [R75] <Engels |
promotor die een doctorandus begeleidt voor zijn promotie 1631 [wnt] <me Latijn |
promoveren bevorderen 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
prompt vlot 1548 [wnt] <Frans |
pronken* pralen 1440 [mnw] |
pronomen voornaamwoord 1626 [wnt] <Latijn |
prooi buit 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
proosdij waardigheid van proost 1296 [mnw provestie] |
proost voorzitter van kapittel 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans {4.1.8} |
| |
| |
proost tussenwerpsel: gezondheid! 1880 [wnt] <Latijn {4.3} |
prop* bal 1420 [mnw] |
propaan gasmengsel 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Engels |
propaganda reclame 1850 [wnt] <Latijn |
propedeuse eerstejaarsprogramma 1898 [wnt] <Latijn |
propeller schroef voor het voortdrijven van vaartuigen 1846 [wnt Bijv.+verb.] <Engels |
proper keurig, zindelijk 1573 [Plantijn] <Frans |
proportie evenredigheid, verhouding 1477 [Teuth.] <Frans |
proportioneel evenredig 1681 [wnt] <Frans |
propositie voorstel 1488 [mnw] <Frans |
proppen* ineenduwen 1484 [mnw] {3.1} |
propvol* helemaal vol 1617 [wnt] {4.4} |
prosit tussenwerpsel: gezondheid! 1720 [wnt] <Latijn {4.3} |
prosodie leer van de versbouw 1633 [Ruijs] <Frans of Latijn |
prosodisch m.b.t. de prosodie 1824 [wei] <Duits |
prospectus drukwerk als aankondiging 1786 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
prostaat voorstanderklier 1923 [wnt] <Frans |
prostituee hoer 1878 [wnt] <Frans {4.1.13} |
prostitutie seksueel verkeer als beroep 1797 [wnt] <Frans {3.2} |
prosument persoon die producent en consument tegelijk is 1996 [De Coster 1999] <L {3.4} |
protactinium radioactief chemisch element 1961 [gvd] |
protagonist voorvechter 1961 [gvd] <Frans of Engels {3.2} |
protectie bescherming 1397 [hws] <Frans of Latijn |
protectionisme bescherming van de eigen economie d.m.v. invoerrechten e.d. 1851 [wnt Bijv.+verb.] <Engels |
protégé beschermeling 1813 [wnt] <Frans {3.2} |
proteïne eiwitstof 1846 [Aanv wnt] |
protest (uiting van) verzet 1582 [wnt] <Frans |
protestant hervormd 1579 [Toll.] <Latijn {4.1.8} |
protesteren verzet uiten 1400 [mnw] <Frans |
prothese kunstledemaat 1929 [kwt] <Frans |
protocol akte(n) 1477 [Teuth.] <Frans |
proton positief elektrisch deeltje 1929 [kwt] |
protoplasma mengsel van stoffen waaruit de cellen zijn opgebouwd 1912 [kku] |
protozoön eencellig diertje 1847 [kku] |
provenu opbrengst 1608 [Van Meteren, Commentarien 28] <Frans |
proviand mondvoorraad 1596 [Linschoten 61] <Duits |
provider organisatie die toegang verleent tot internet 1994 [pc+ 6/10, 17, 36] <Engels |
provincialisme kleinsteedse bekrompenheid 1869 [wnt] <Frans |
provincie gewest 1330 [mnw] <Latijn |
provisie mondvoorraad 1500-1537 [mnw] <Frans |
provisie percentueel loon 1642 [wnt] <Frans |
provisorisch voorlopig 1847 [kku] <Duits |
provo opstandige jongere 1965 [R75] {1.2.1/4.1.4/4.4} |
provoceren uitdagen 1567 [wnt] <Latijn |
provoost opzichter 1240 [Bern.] <Frans |
proza ongebonden stijl 1617 [wnt tragicomedie] <Latijn |
prozac antidepressivum 1995 [De Coster 1999] <Engels |
prozaïsch niet-verheven 1790 [wnt] <Duits |
pruik vals haar 1560 [wnt] <Frans |
pruilen* mokken 1475 [mnw] {3.1} |
pruim vrucht 1377-1378 [mnw] <Grieks {3.2/4.1.2} |
pruimedant gedroogde pruim 1825 [wnt] <Frans {4.1.6} |
pruimen tabak kauwen 1779 [wnt] |
pruimtabak tabak om op te kauwen 1821 [wnt] {4.1.6} |
prul* vod 1583 [wnt] {1.2.3} |
prullaria waardeloze dingen 1844 [wnt] |
prunel kleine pruim 1698 [wnt] <Frans {4.1.2} |
prut* brij 1614 [wnt] {3.1} |
prutsen* knutselen 1896 [wnt] {3.1} |
pruttelen* geluidjes maken 1649 [wnt] {3.1} |
przewalskipaard paardachtige 1885 [Album der Natuur 6] {4.1.3} |
psalm godsdienstig lied 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
psalter Boek der Psalmen 901-1000 [wps] <Latijn {2.5} |
pseudoniem schuilnaam 1837 [wnt] <Frans |
psoriasis huidziekte 1624 [Aanv wnt] <modern Latijn |
pst* tussenwerpsel: geluid waarmee men de aandacht trekt 1857 [wnt] {4.3} |
psychedelisch bewustzijnsveranderend 1969 [R75] |
psychiater zenuwarts 1847 [kku] |
psychisch geestelijk 1824 [wei] <Duits |
psychoanalyse methode waarbij de psychiater het onderbewuste bewust maakt 1924 [wnt autisme Suppl] <Duits {3.2} |
| |
| |
psychologie wetenschap die zich bezighoudt met de ziel 1679 [wnt] <modern Latijn |
psychopaat met afwijkend gedrag 1910-1911 [wnt] <Frans |
psychose zielsziekte 1887 [wnt traumatisch] <Duits |
psychosomatisch lichaam en ziel als een geheel gezien 1955 [Aanv wnt] |
pub kroeg 1939 [kwt] <Engels |
puber kind in periode van volwassenwording 1938 [wnt] <Latijn {4.1.4} |
pubis venusberg 1847 [kku] <modern Latijn {3.2} |
publicatie uitgave, kennisgeving 1451 [hws] <Frans |
publiceren door druk in het licht geven 1902 [wnt] <Latijn |
public relations het onderhouden van goede betrekkingen met zijn kring 1956 [Aanv wnt] <Engels |
publiek openbaar 1548 [wnt publiek i] <Frans |
puck schijf bij ijshockey 1938 [Bruck, IJshockey, 36-7] <Engels |
pudding dessert van stijf geworden vla 1842 [wnt] <Engels {4.1.6} |
pudenda uitwendige schaamdelen 1908 [Elffers/Viljoen, Beknopt Nederlands wrdb. voor Zuid-Afrika] <Latijn {3.2/4.4} |
pueblo dorp 1886 [kku] <Spaans {3.2} |
puffen* blazen 1481 [mnw] {3.1} |
pugilist vuistvechter 1847 [kku] <Frans |
pui onderste deel van gevel 1787 [wnt] <Frans |
puik* voortreffelijk 1406 [mnw] |
puilen* zwellen 1351 [mnw] |
puimsteen poreuze steen 1518 [Claes] |
puin vergruisde steen 1443 [mnw] <? {3.5} |
puist* pukkel 1285 [cg Rijmb.] |
puitaal* beenvis 1599 [Kil.] |
puk hondensoort 1889 [wnt] <Engels {4.1.3} |
puk* kleintje 1897 [wnt] {4.1.4} |
pukkel* bobbeltje 1567 [Claes Tw. 12] {3.1} |
pul kannetje 1469 [mnw] {1.2.4} |
pul* jong van een eend 1599 [Kil.] |
pula munteenheid van Botswana 1976 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Tswana {4.1.12} |
pulken* peuteren 1706 [wnt] |
pulley riemschijf 1924 [gvd] <Engels |
pullman spoorrijtuig 1899 [dbl] <Engels {4.1.10} |
pullover gebreid kledingstuk dat over het hoofd moet worden aangetrokken 1931 [wnt] <Engels {3.2} |
pulp fijngewreven vruchtvlees 1596 [wnt] <Frans |
pulque alcoholische drank 1847 [kku] <Spaans {3.2/4.1.6} |
puls stoot 1604 [wnt volkomen ii] <Latijn |
pulsar bron van kosmische straling 1976 [wp] <Engels |
pulseren kloppen 1901 [wnt] <Frans |
pulver poeder 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] <Latijn |
pummel* lomperd 1865-1870 [wnt] |
pump soort schoen 1915 [wnt] <Engels {4.1.9} |
punaise pinnetje 1883 [wnt] <Frans |
punch drank met wijn of rum 1721 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
punch stoot 1946 [De Vooys] <Engels |
punctie prik 1521 [wnt] <Latijn |
punctualiteit stiptheid 1644 [wnt] <Frans |
punctueel stipt 1635 [wnt] <Frans |
punk subcultuur 1978 [R84] <Engels |
punk provocerende rockmuziek 1984 [gvd] <Engels {4.1.16} |
punker jongere met sterk anti-maatschappelijke opvattingen 1979 [R84] <Engels |
punniken* peuteren 1896 [wnt] {3.1} |
punniken* kurkje breien 1897 [wnt] |
punt stip 1284 [cg I2, 805] <Latijn |
punt spits 1534 [Dilucidissimus dictionarius] |
punt munteenheid van Ierland 1990 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Iers {4.1.12} |
puntdicht epigram 1644 [wnt] |
punter vaartuig 1864 [Calisch] {4.1.11} |
puntkomma leesteken 1769 [wnt] {3.1} |
pup jonge hond 1940 [wnt] <Engels {4.1.3} |
pupil oogappel 1351 [mnw] <Frans |
pupil minderjarige onder voogdij 1643 [wnt] <Frans {4.1.4} |
puppy jonge hond 1950 [gvd] <Engels {4.1.3} |
puree fijngestampt gerecht 1544 [Paludanus, Dictionariolum rerum maxime vulgarium] <Frans {4.1.6} |
purgatorium vagevuur 1896 [kwt] <me Latijn |
purgeren het lichaam zuiveren 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
purist taalzuiveraar 1731 [wnt] <Frans |
puritanisme levenshouding van de puriteinen 1874 [wnt] <Engels |
puritein strenge protestant 1608 [Van Meteren, Commentarien, register] <Engels {3.2/4.1.8} |
purper paarsrode kleur 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {4.1.5} |
pur sang van zuiver ras 1895 [Broeckaert] <Frans |
purser administrateur op schip of vliegtuig 1935 [wnt] <Engels |
pus etter 1755 [wnt vleesch] <Latijn |
| |
| |
push stuwkracht 1950 [gvd] <Engels |
put gegraven opening met water 855 [Claes] <Latijn {2.3} |
puts scheepsemmer 1445 [mnw] |
putsch staatsgreep 1912 [kku] <Duits |
puttee beenwindsel 1912 [kku] <Engels {3.2} |
putter zangvogel 1555 [wnt] |
putter golfstick 1961 [gvd] <Engels |
putti naakte kinderfiguurtjes 1912 [wnt] <Italiaans {3.2} |
puur zuiver 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
puzzel raadsel 1895 [wnt] <Engels {4.1.18} |
pvcpolyvinylchloride 1953 [wp voor de vrouw (plastic)] <L {3.4} |
pygmee dwerg 1862 [wnt winstgevend] <Latijn |
pyjama nachtkleding 1912 [kku] <Engels {3.2} |
pyloon hoge constructie 1911 [Couperus, Antiek toerisme] <Frans |
pyriet zwavelijzer 1287 [cg NatBl] |
pyromanie ziekelijke neiging tot brandstichten 1912 [wnt] <Frans |
Pyrrusoverwinning overwinning ten koste van dusdanige verliezen dat men eraan ten onder gaat 1913 [wnt Pyrrhus-overwinning] |
python slang 1622 [wnt] |
|
qat hallucinogene boomblaadjes waarop gekauwd wordt 1992 [gvd] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
qua voorzetsel 1824 [wei] <Latijn {4.2} |
quadrille dans van vier paren 1806 [wnt] <Frans {3.2/4.1.15} |
quaestor Romeins beheerder van de schatkist 1669 [wnt] <Latijn |
quaker lid van godsdienstige sekte 1655 [wnt] <Engels {3.2/4.1.8} |
qualitate qua ambtshalve 1646 [wnt] <Latijn |
quant energieportie 1937 [wnt quantum] |
quantité négligeable te verwaarlozen hoeveelheid 1929 [kwt] <Frans |
quarantaine afzondering 1664 [wnt] <Frans |
quark subatomair deeltje met een lading van +1/3 of -2/3 van het elektron 1970 [Recht voor raap] <Engels |
quartair vierde (tijdperk) 1862 [wnt] <Duits |
quasar verschijnsel in kosmos 1968 [wp jaarboek 1969] <Engels |
quasi bijwoord: zogenaamd 1671 [wnt] <Latijn |
quatre-mains vierhandig 1847 [kku] <Frans |
quatsch onzin 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
queeste speurtocht 1301-1350 [mnw] <Frans |
querulant klager 1847 [kku] <Duits |
questionaire vragenlijst 1947 [wnt questionnaire] <Frans |
queteletindex manier om overgewicht te bepalen 1999 [gvd] |
quetzal munteenheid van Guatemala 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Spaans {3.2/4.1.12} |
queue wachtrij 1847 [kku] <Frans |
quiche gerecht 1984 [gvd] <Frans {3.2/4.1.6} |
quickstep dans 1961 [gvd] <Engels {4.1.15} |
quisling verrader 1950 [gvd] |
quitte wederzijds niets meer schuldig 1563 [wnt] <Frans |
quiz vraag- en antwoordspel 1952 [Toll.] <Engels |
quorum aantal leden dat voor stemming aanwezig moet zijn 1886 [kku] <Engels |
quota aandeel 1542 [hws] <me Latijn |
quoteren van volgnummers voorzien 1577 [wnt quoteeren ii] <me Latijn |
quotiënt uitkomst van een deling 1537 [Kool] <Frans |
quotum evenredig deel 1847 [kku] <Latijn |
|
raad* advies, adviserend college 901-1000 [wps] |
raadsel* puzzel 1240 [Bern.] {4.1.18} |
raadzaam* welberaden 1515 [wnt Suppl] |
raaf* zangvogel 1100 [Willeram] {3.1} |
raaf opperrabbijn 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
raak* het doel treffend 1641 [wnt] |
raam* lijst(werk) 1277 [cg i 1, 353] |
raap plantensoort 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.6} |
raar vreemd 1393-1402 [mnw] <Frans |
raaskallen* onzin praten 1613 [wnt] |
raat* bouwsel van was in bijenkorf 901-1000 [wps] |
rabarber een gewas, gerecht daarvan 1351 [mnw] <me Latijn {4.1.6} |
rabat korting 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
rabauw schurk 1460 [mnw] <Frans |
rabbi joods godsdienstleraar 1526 [wnt vertalen] <Hebreeuws {3.2} |
rabbijn joods godsdienstleraar 1548 [wnt] <me Latijn |
rabiës hondsdolheid 1901 [kui] <Latijn |
race wedstrijd 1827-1830 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 46a] <Engels {4.1.18} |
rachitis Engelse ziekte 1778 [wnt] <modern Latijn |
raciaal ras- 1976 [gvd] <Frans |
rack stapelkastje voor audioapparatuur 1982 [R84] <Engels |
| |
| |
racket voorwerp om ballen mee te slaan 1898 [wnt] <Engels |
racket organisatie van afpersers 1950 [gvd] <Engels |
raclette maaltijd 1968 [wp voor de vrouw] <Frans {3.2/4.1.6} |
rad* wiel 1300 [mnw] |
rad* vlug 1451-1500 [mnw] |
rad Bargoens: grote munt 1858 [wnt] <Duits {4.1.12} |
radar plaatsbepaling van voorwerp d.m.v. teruggekaatste radiogolven 1950 [wnt vliegen] <Engels {1.1/1.2.5/4.1.17} |
radbraken* voor straf de ledematen breken 1340-1350 [mnw] |
raddraaier* aanstoker 1830 [wnt] |
raden* gissen, adviseren 1100 [Willeram] |
radiaal straalboog 1918 [Aanv wnt] |
radiatie straling 1669 [mey] <Frans |
radiator verwarmingslichaam 1908 [wnt] <Engels {4.1.9} |
radicaal totaal, consequent 1787 [wnt] <Frans |
radijs eetbare wortel 1484 [hws] <Frans {4.1.6} |
radio draadloze omroep 1904 [Van der Horst 365] <Engels {4.1.17} |
radioactiviteit het uitstralen van energie zonder uitwendige oorzaak 1908 [wnt] <Frans |
radiocassetterecorder radio met ingebouwde cassetterecorder 1976 [gvd] {3.1/4.1.17} |
radium chemisch element 1910 [kwt] <modern Latijn |
radja Indische vorst 1610 [De Jonge iii, 304] <Hindi |
radon chemisch element 1947 [Holleman, Leerboek der organische chemie 417] |
rafel* draad 1653 [wnt] {3.1} |
raffelen* vlug spreken 1672 [wnt] {3.1} |
raffia bindsel van vezels 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten] <Malagasi |
raffineren zuiveren 1581 [wnt] <Frans |
rag* spinnenweb 1599 [wnt] |
rage bevlieging 1844 [wnt] <Frans |
ragebol* borstel aan lange stok 1644 [wnt] |
raggen* wild heen en weer lopen 1836 [wnt] |
raglan kledingstuk met speciaal aangeknipte mouwen 1899 [dbl] <Engels {3.2} |
ragout gerecht 1699 [wnt] <Frans {4.1.6} |
ragtime gesyncopeerde dansmuziek 1919 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
raï popmuziek van Algerijnse oorsprong 1986 [De Coster 1999] <Arabisch {3.2/4.1.16} |
raid inval 1912 [kku] <Engels |
raiffeisenbank boerenleenbank 1899 [dbl] |
rail spoorstaaf 1839 [wnt] <Engels |
rak* vaarwater 788-789 [Claes] {2.3} |
rakel* hark 1834 [wnt] |
rakelen* harken 1588 [Claes] {3.1} |
rakelings* bijwoord van hoedanigheid: zo dat het bijna raakt 1832 [wnt] {3.1} |
raken* treffen 1285 [cg Rijmb.] |
rakende* voorzetsel 1672 [wnt zoetelaar] {4.2} |
raket voorwerp om ballen mee te slaan 1525 [wnt] <Frans |
raket vuurpijl 1740 [wnt] <Duits |
raket projectiel met eigen voortstuwing 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.14} |
raketaandrijving aandrijving van lucht- of ruimtevaartuig d.m.v. raketten 1961 [gvd] {4.1.10} |
raketten soort badminton 1776 [wnt] {4.1.18} |
raki Turkse brandewijn 1824 [wei] <Turks {3.2/4.1.6} |
rakker deugniet 1865-1870 [wnt] <Duits |
rallentando langzamer 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
rally sterrit 1940 [Posthumus] <Engels |
ram* mannelijk schaap 1223 [cg i] {4.1.3} |
ram* stormram 1285 [cg Rijmb.] {4.1.14} |
ram hydraulische ram 1875 [wnt] <Engels {1.2.3} |
ramadan islamitische vastenmaand 1603 [F. de Houtman, Spraeck ende Woord-boek] <Arabisch {3.2/4.1.7} |
rambam Bargoens: denkbeeldige ziekte 1918 [Sanders en Tempelaars] {3.1} |
rambo mannetjesputter 1987 [De Coster 1999] <Engels |
ramen* schatten 1384 [mnw] |
rammelaar mannetje van konijn of haas 1573 [wnt] |
rammelaar rinkelbel voor baby's 1682 [wnt] {4.1.18} |
rammelen* ratelen 1528 [wnt] {3.1} |
rammelen* paren van hazen en konijnen 1573 [Plantijn] |
rammen beuken 1637 [wnt] |
rammenas soort radijs 1658 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ramp* onheil 1285 [cg Rijmb.] |
rampetampen* neuken 1970 [Recht voor raap] {3.1/4.4} |
rampokken roven 1739 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
rampspoed* onheil 1330 [mnw] {3.1} |
rampzalig* ellendig 1479 [mnw] |
ramsj Bargoens: ongeregelde handel 1918 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
ranch landgoed 1912 [kku] <Engels |
| |
| |
rancune wrok 1361 [mnw] <Frans |
rand* kant 1285 [cg Rijmb.] |
rand munteenheid van de Republiek van Zuid-Afrika 1961 [Sanders 1995] <Afrikaans {3.2/4.1.12} |
Randstad* aaneengroeiend stedencomplex in de westhoek van Nederland 1954 [Aanv wnt] {3.1} |
rang trede in hiërarchie, klasse 1575 [wnt] <Frans |
rangeren treinen of spoorwagons in volgorde plaatsen 1876 [wnt] <Frans |
rangschikken indelen in groepen 1785 [wnt] |
ranja limonadesiroop 1926 [wnt] {1.2.5/4.1.6} |
rank* stengel van klimplant 1285 [cg Rijmb.] |
rank* slank 1410 [mnw] |
ranonkel plant 1773 [Claes] <Latijn |
rans ranzig 1599 [wnt] <Frans |
ransel rugtas 1758 [wnt] <Duits |
ranselen onbarmhartig slaan 1760 [wnt] <Duits |
ransuil* uilachtige 1488 [mnw] |
rantsoen portie 1598 [wnt] <Frans |
ranzig sterk smakend 1807 [wnt] <Duits |
rap* vlug 1477 [Teuth.] |
rap ritmische manier van praten 1986 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
rapaille gepeupel 1437 [mnw] <Frans |
rapen* oppakken, verzamelen 1265-1270 [cg Lut.K] |
rapier lange, puntige degen 1524 [mnw] <Frans {4.1.14} |
rapport verslag 1476 [mnw] <Frans |
rapsodie vrije muzikale compositie 1635 [wnt] <Frans |
rara* tussenwerpsel: raad eens 1788 [wnt] {3.1/4.3} |
rariteit merkwaardigheid 1600 [wnt] <Frans |
ras* snel 1265-1270 [cg Lut.K] |
ras ondersoort 1665 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
ras stamhoofd 1886 [kku] <Amhaars |
rasp vijl 1546 [Claes] <Frans |
rastafarikapsel kapsel dat in gevlochten lokken wordt gedragen 1992 [gvd] |
raster lat, hekwerk 1343-1346 [mnw] <? {3.5} |
raster netwerk van kruisende lijnen 1919 [wnt] <Duits {3.2} |
rat* knaagdier 1240 [Bern.] {4.1.3} |
rataplan rommel 1898 [wnt] <Frans |
ratatoelje, ratatouille gerecht 1833 [wnt ratjetoe] <Frans {4.1.6} |
ratel marterachtige 1884 [gvd] <Afrikaans {3.2/4.1.3} |
ratelaar plant 1896 [wnt] |
ratelen* korte harde geluiden maken 1569 [wnt ratelen i] {3.1} |
ratificeren bekrachtigen 1449 [hws] <me Latijn |
rating handicap van wedstrijdjachten 1984 [gvd] <Engels |
ratio rede 1665 [wnt uiteinde] <Latijn |
rationaliseren rationeel maken 1847 [kku] <Engels |
rationalisme het doelmatig maken 1823 [wnt] <Frans |
rationeel redelijk 1857 [wnt] <Frans |
ratjetoe gerecht, mengelmoes 1833 [wnt] {4.1.6} |
rats gerecht 1883 [wnt] {4.1.6} |
rauw* niet gekookt 1266-1268 [cg i 1, 130] |
rauwkost rauw toebereid gerecht 1930 [wnt] <Duits {4.1.6} |
rauzen* Bargoens: wild tekeergaan 1903 [wnt] |
ravage verwoesting 1566 [wnt] <Frans |
ravigotesaus bepaalde saus 1847 [kku] {4.1.6} |
ravijn bergkloof 1852 [wnt] <Frans |
ravioli gerecht 1910 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ravissant verrukkelijk 1924 [wnt] <Frans |
ravitailleren bevoorraden 1862 [wnt] <Frans |
ravotten stoeien 1550 [wnt] |
rayon kring 1862 [wnt] <Frans |
rayon kunstzijde 1931 [kwt] <Engels {4.1.9} |
razen* woeden 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] |
razendsnel* zeer snel 1963 [wnt vlam] {4.4} |
razernij woest optreden 1573 [Plantijn] |
razzia drijfjacht 1863 [wnt] <Frans |
re muzieknoot 1479 [mnw] |
reaal munt 1343 [mnw] <Spaans {3.2/4.1.12} |
reactie tegenbeweging 1734 [wnt] <Frans of Latijn |
reactionair strevend naar behoud 1861 [wnt] <Frans |
reactor toestel waarin chemische, fysische of nucleaire reactie plaatsheeft 1950 [wp jaarboek 1951] <Engels {4.1.10} |
reader bundel artikelen 1984 [gvd] <Engels |
ready bijwoord: klaar 1912 [kku] <Engels |
reageerbuis glazen buis voor scheikundige proeven 1862 [wnt reageeren] |
reageren reactie vertonen 1847 [kku] <Duits |
real munteenheid van Brazilië vanaf 1994 1994 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Portugees {3.2/4.1.12} |
realia concrete zaken 1763 [wnt] <me Latijn |
realiseren verwezenlijken 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
realisme filosofische stroming 1824 [wnt] <Frans |
| |
| |
realiteit iets dat werkelijk waar is 1698 [wnt realiteit i] <Frans |
realpolitiek politiek die uitgaat van de feitelijke toestanden 1929 [kwt] <Duits |
reanimatie het weer tot leven wekken 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
rebbe joodse godsdienstleraar 1878 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
rebel opstandeling 1530 [wnt] <Frans |
rebound terugkaatsing 1938 [Bruck, IJshockey, 94] <Engels |
rebus figuurraadsel 1832 [wnt] <Frans {4.1.18} |
recalcitrant weerspannig 1830 [wnt] <Frans |
recapituleren samenvattend herhalen 1567 [wnt] <Frans |
receiver ontvanger 1912 [kku] <Engels {4.1.17} |
recensent die beoordelingen geeft 1787 [wnt] <Duits |
recenseren bespreken van kunstwerken in krant 1788 [wnt] <Frans |
recensie kritische beschouwing van iets 1631 [wnt] <Latijn |
recent van kort geleden 1831 [wnt] <Frans |
recentelijk bijwoord van tijd: onlangs 1932 [wnt] <Engels {4.1.7} |
recept (bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht 1451-1500 [mnw] <me Latijn |
receptie ontvangst 1517 [hws] <Frans |
receptief gevoelig voor indrukken 1901 [wnt] <Frans |
receptionist iem. belast met de ontvangst van bezoekers 1956 [Aanv wnt] <Engels |
receptuur leer van het voorschrijven van medicijnen 1847 [kku] <Duits |
reces vakantie van bestuurscollege 1632 [wnt] <Frans |
recessie economische teruggang 1958 [wp jaarboek 1959] <Frans {3.2} |
recette ontvangen geld 1824 [wnt] <Frans |
rechaud schotelwarmer 1832 [wei] <Frans |
recht* niet gebogen 901-1000 [wps] |
recht* gerechtigheid 901-1000 [wps] |
rechten* een rechterlijke uitspraak doen 1289 [vmnw] |
rechten* rechtbuigen 1351-1400 [mnw] |
rechter* lid van een rechtbank 1240 [Bern.] |
rechter* tegenover linker 1240 [Bern.] |
rechter-commissaris rechter aan wie het voorbereidend onderzoek is opgedragen 1837 [wnt commissaris] {3.1} |
rechthoek* vierhoek met rechte hoeken 1659 [wnt] |
rechtmatig rechtvaardig 1604 [wnt] <Duits |
rechts* aan de rechterzijde 1477 [Teuth.] |
rechtschapen deugdzaam 1454-1473 [mnw] <Duits |
rechtstreeks* zonder omwegen 1624 [wnt] |
rechtvaardig* handelend naar billijkheid 1350 [mnw] |
rechtzinnig* orthodox 1616 [wnt] |
recidivist die fouten herhaalt 1850-1851 [wnt] <Frans |
recipiëren ontvangen 1553 [wnt] <Latijn |
recital soloprogramma 1885 [wnt] <Engels |
recitando half zingend, half sprekend 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
recitatief het zingend spreken 1885 [wnt] <Frans |
reciteren voordragen 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
reclame bezwaar, beklag 1701 [wnt] <Frans |
reclame openbare aanprijzing 1872 [gvd] <Frans |
reclameren bezwaar maken 1650 [Claes] <Frans |
reclasseren terugbrengen in de maatschappij 1910 [wnt] <Frans |
recombinant cel met vreemd stukje erfelijk materiaal 1984 [gvd] <Engels |
recommanderen aanbevelen 1467-1490 [hws] <Frans |
reconstructie wederopbouw 1853 [wnt] <Frans |
record beste prestatie 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 14b] <Frans |
recorder toestel voor weergave van geluid 1897 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
recreatie ontspanning 1451-1500 [mnw] <Frans |
recreëren zich ontspannen 1540 [wnt] <Frans |
rectaal m.b.t. de endeldarm 1923 [wnt] |
rectificeren rechtzetten 1553 [wnt] <me Latijn |
recto bijwoord: op de voorkant van het blad 1824 [wnt] <Latijn |
rector hoofd van een klooster of een onderwijsinrichting 1320 [mnw] <Latijn {4.1.8} |
rectum endeldarm 1777 [wnt] <Latijn {3.2} |
reçu ontvangstbewijs 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
recupereren terugwinnen, herstellen 1400 [mnw] <Frans |
recycling het terugwinnen uit afval 1974 [Posthumus] <Engels |
redactie het opstellen van een stuk, de inkleding 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
redden* uit gevaar helpen 1471 [mnw] |
redderen* in orde brengen 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
rede* denkvermogen 1200 [cg ii 1 Servas] |
rede* ankerplaats 1318 [mnw] |
rede* wat men zegt 1350 [mnw] |
| |
| |
rededeel* zinsdeel 1748 [wnt rede i] |
redekavelen* discussiëren 1584 [wnt] |
redemptorist monnik van de orde van de Allerheiligste Verlosser 1880 [wnt] <Frans {4.1.8} |
reden* oorzaak, motief 1350 [mnw] |
redenaar iem. die een rede houdt 1599 [Kil.] <Duits |
redeneren praten, argumenteren 1611-1620 [wnt] |
reder* scheepsexploitant 1409 [mnw] |
rederijker beoefenaar van de retorica 1596 [wnt] |
redetwisten* disputeren 1691 [wnt] |
redigeren in goede vorm op schrift krijgen 1520 [wnt] <Frans |
reduceren terugbrengen 1504 [hws] <Latijn |
reductie vermindering 1504 [hws] <Frans |
redundant meer dan nodig 1973 [Aanv wnt] <Engels |
ree* herkauwer, wijfjeshert 1100 [Willeram] {4.1.3} |
reeds* bijwoord van tijd: al 1658 [wnt] {1.3/3.1} |
reeds* betekenisloos tussenwerpsel 1972 [Van Gelder 1993] {4.3} |
reëel werkelijk 1732 [wnt] <Frans |
reef* inneembare strook in zeil 1407 [hws] |
reeks* rij 1613 [wnt] |
reel molen van een hengel 1950 [gvd] <Engels |
reep* smalle strook 726 [Claes] {2.3} |
reet* nauwe opening 1281 [cg i 1, 572] |
reet* billen 1898 [wnt] {4.4} |
referaat voordracht 1824 [wei] <Duits |
referee scheidsrechter 1912 [kku] <Engels |
referendum (volks)stemming 1892 [wnt] <Latijn |
referent die een referaat houdt 1832 [wei] <Duits |
refereren verwijzen 1503 [wnt] <Frans |
referte verwijzing 1798 [wnt post] <Latijn |
reflatie (deels) ongedaan maken van deflatie of inflatie 1937 [wnt] |
reflecteren terugkaatsen 1627 [wnt verdichten i] <Latijn |
reflex onwillekeurige reactie 1860 [wnt] <Frans |
reflex weerschijn 1895 [wnt] <Frans |
reflexief wederkerend 1846 [wnt] <Duits |
reformatie kerkhervorming 1595 [wnt] <Latijn {4.1.8} |
reformkleding kleding overeenkomstig de reformbeweging 1902 [wnt] <Duits |
refractie straalbreking 1658 [wnt] <Frans |
refrein gelijke woorden aan eind van ieder couplet 1448 [Mak] <Frans |
refter eetzaal in klooster 1236 [cg i 1, 28] <Latijn {3.2} |
refugié vluchteling 1690 [wnt] <Frans |
regaal koninklijk 1521 [wnt] <Frans |
regatta roeiwedstrijd 1702 [wnt] <Engels {3.2/4.1.18} |
regel lijn 1236 [cg i 1, 20] <Latijn |
regel gewoonte 1573 [Plantijn] <Latijn |
regelen schikken, inrichten 1522 [wnt] <Frans |
regelmaat orde in opeenvolging 1709 [wnt] |
regelmatig met vast ritme 1661 [wnt] <Duits |
regelneef iem. met een overdreven organisatiedrift 1977 [Van Gelder 1993] {1.2.2/4.4} |
regen* neerslag 901-1000 [wps] {4.1.1} |
regenboog* boog aan de hemel 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.1} |
regent bestuurder 1440 [mnw] <Frans |
regenworm* aardworm 1563 [wnt Bijv.+verb.] |
regeren besturen 1322 [Moors 271, 44] <Latijn |
reggae moderne muziek van Jamaicaanse afkomst 1982 [R84] <Engels {4.1.16} |
regie leiding 1767 [wnt] <Frans |
regime staatsbestel 1820 [wnt] <Frans |
regiment militaire eenheid 1591 [wnt] <Frans {4.1.14} |
regio gebied 1933 [Kath. Enc.] <Latijn |
regiolect regionale omgangstaal 1990 [Picarta: titel van C. Hoppenbrouwers] {4.4} |
regionaal m.b.t. een regio 1922 [wnt] <Frans |
regionalisme het cultiveren van streektradities 1943 [wnt] <Frans |
regisseren de regie voeren 1908 [wnt] |
regisseur artistiek leider 1824 [wnt] <Frans |
register lijst 1397 [Moors 151, 37] <me Latijn |
reglement geheel van bepalingen 1516 [wnt] <Frans |
regressie teruggang 1898 [wnt] <Frans |
regulator regelaar 1832 [wnt] <me Latijn |
reguleren regelmatig maken 1451 [hws] <Latijn |
regulier geregeld 1669 [wnt] <Frans |
rehabiliteren herstellen, zuiveren 1503 [wnt] <Frans |
rei reidans 1360 [mnw] <Frans {4.1.15} |
reidans rondedans 1634 [wnt] {4.1.15} |
reiger* reigerachtige 1285 [cg i] {1.2.5} |
reiken* (de hand) uitstrekken naar 1265-1270 [cg Lut.K] |
reikhalzen* vurig verlangen 1701 [wnt] {3.1} |
reilen* varen 1698 [wnt] |
rein* zuiver 797 [Claes] {2.3/3.1} |
reïncarnatie wedergeboorte 1898 [wnt] |
reine-claude soort pruim 1763 [wnt] <Frans {4.1.2} |
| |
| |
reinigen* schoonmaken 1437 [mnw] {3.1} |
reis* tocht 1240 [Bern.] |
reis munteenheid van Portugal en Brazilië 1596 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.12} |
reiziger die reist 1599 [Kil.] <Duits |
rek* gestel van latten 1287 [cg NatBl] |
rekel deugniet 1552 [wnt] <Nederduits {3.2} |
rekel mannetjeshond 1661 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.3} |
rekenen* tellen 1220-1240 [cg i 1, 69] |
rekest verzoekschrift 1456 [hws] <Frans |
rekken* strekken 1240 [Bern.] |
rekruteren in dienst roepen 1668 [wnt recruteeren] <Frans |
rekstok stok voor gymnastische oefeningen 1861 [wnt] |
rekwireren vorderen 1518 [hws] <Frans |
rekwisiet benodigdheid 1508 [wnt] <Latijn |
rekwisitie vordering 1522 [wnt] <Frans |
rel* opstootje 1559 [wnt] |
relaas verslag 1444 [mnw] |
relais tussenstation voor elektrische stroom 1853 [wnt] <Frans |
relateren in verband brengen 1510 [wnt] <Frans |
relatie betrekking 1568 [wnt] <Frans |
relatief in verband met, betrekking hebbend op 1598 [wnt] <Latijn |
relativeren de betrekkelijkheid erkennen 1923 [wnt] |
relativiteit betrekkelijkheid 1847 [wnt] <Frans |
relaxatie ontspanning van spieren 1366 [mnw] <Latijn |
relaxen zich ontspannen 1958 [Carmiggelt, Kraaltjes rijgen] <Engels |
release het opnieuw uitbrengen 1965 [R75] <Engels |
releveren ontheffen, doen uitkomen 1464 [hws] <Frans |
relict overblijfsel 1832 [wei] <Latijn |
reliëf het verheven-zijn van een voorstelling 1659 [wnt] <Frans |
reliek overblijfsel van heilige 1516 [wnt] <Frans |
religie godsdienst 1480 [mnw] <Latijn |
relikwie overblijfsel van heilige 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
reling leuning 1856 [wnt] <Engels |
relipop religieuze popmuziek 1984 [R84] <Engels {4.1.16} |
relmuis* knaagdier 1573 [Plantijn] {4.1.3} |
remake nieuwe versie van bv. een plaat 1956 [R75] <Engels |
rembours verrekenpakket 1734 [wnt] <Duits |
remedie geneesmiddel 1375 [mnw] <Latijn |
remigratie terugkeer van emigratie 1952 [wnt] <Engels |
remise stalling voor voertuig 1771 [wnt] <Frans |
remise onbeslist (bij spelen zoals schaken, dammen) 1792 [wnt] |
remmen* tot stilstand brengen 1477 [Teuth.] |
remonstrant lid van protestants kerkgenootschap 1618 [Courante uyt Italien, 23 nov.] <me Latijn {4.1.8} |
remouladesaus een koude saus 1866 [Rijnhart] {4.1.6} |
remous beweging in luchtlaag 1911 [wnt] <Frans |
remslaap fase in de slaap waarin men droomt 1984 [gvd] <Engels |
ren* kippenloop 1540 [wnt] |
Renaissance stijlvernieuwing 1844 [wnt] <Frans |
rendabel winst opleverend 1906 [wnt] <Frans |
rendang rundvleesgerecht met kokos 1992 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
rendement opbrengst 1721 [wnt] <Frans |
renderen winst opleveren 1638 [wnt] <Frans |
rendez-vous afgesproken samenkomst 1581 [wnt] <Frans |
rendier herkauwer 1714 [wnt] <Duits {4.1.3} |
renegaat afvallige 1598 [wnt] <me Latijn |
renet, reinette appel 1656 [wnt renet i] <Frans {4.1.2} |
renium chemisch element 1950 [gvd] <modern Latijn |
rennen* hard lopen 1240 [Bern.] |
renoveren vernieuwen 1522 [wnt] <Frans |
rentabiliteit winstgevendheid 1847 [wnt] <Frans |
rente interest 1230-1231 [cg i 1, 19] <Frans |
rentenier die van zijn renten leeft 1616 [wnt] |
rentree herintrede 1913 [wnt] <Frans |
renvooi verwijzing 1548 [hws] <Frans |
repareren herstellen 1520 [wnt] <Frans |
repatriëren naar zijn vaderland terugkeren 1639 [wnt] <Frans |
repel* vlaskam 1695 [wnt] {3.1} |
repercussie onaangenaam gevolg 1947 [wnt] <Frans |
repertoire lijst van stukken van kunstenaar(s) 1823 [wnt] <Frans |
repertorium register 1623 [wnt] <Latijn |
repeteren herhalen 1437 [mnw] <Frans |
repetitie herhaling 1458 [hws] <Frans |
repetitie proefwerk 1626 [wnt] <Frans |
repetitor die met studenten de leerstof doorneemt 1786 [wnt] <modern Latijn |
| |
| |
replay opnieuw gespeelde wedstrijd 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
replica kopie 1951 [wnt] <Italiaans {3.2} |
repliceren antwoorden 1370-1378 [hws] <Latijn |
repliek antwoord 1411 [hws] <Frans |
reporter verslaggever 1847 [kku] <Engels |
reppen, zich* zich haasten 1477 [Teuth.] |
represaille vergeldingsmaatregel 1486 [hws] <Frans |
representant vertegenwoordiger 1657 [wnt] <Frans |
repressie onderdrukking 1553 [wnt verhouding] <Frans of Latijn |
reprimande uitbrander 1604 [wnt] <Frans |
reprise herhaling 1824 [wnt] <Frans |
reproduceren weer voortbrengen 1814 [wnt] <Latijn |
reptiel kruipend dier 1777 [wnt] <Frans |
republiek bepaalde staatsvorm 1582 [wnt] <Frans |
republikein aanhanger van de republiek 1710 [wnt] <Frans |
reputatie faam 1529 [hws] <Frans |
requiem dodenmis 1510 [wnt] <Latijn |
requisitoir eis, betoog 1548 [wnt] <Frans |
rescontreren vereffenen (termijnhandel) 1610 [wnt] <Italiaans {3.2} |
research onderzoek 1940 [wnt] <Engels |
reseda plantengeslacht 1544 [wnt] <Latijn |
reservaat wijkplaats 1933 [wnt] |
reserveren bewaren 1276-1300 [cg i 1, 40] <Frans |
resideren wonen 1467 [hws] <Frans |
residu overblijfsel 1488 [mnw] <Frans |
resigneren een ambt neerleggen 1546 [wnt] <Frans |
resolutie besluit 1549 [hws] <Frans |
resoluut vastberaden 1601 [wnt] <Latijn |
resonantie het meetrillen 1502 [wnt] <Latijn |
resoneren meeklinken 1548 [wnt] <Frans |
respect eerbied 1637 [wnt walgen] <Frans |
respectievelijk onderscheidenlijk 1541 [hws] <Frans |
respijt uitstel 1294 [cg I3, 2029] <Frans |
respons antwoord, weerklank 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
ressentiment wrok 1633 [wnt] <Frans |
ressort rechtsgebied 1566 [wnt] <Frans |
rest overschot 1452 [hws] <Frans |
restant overschot 1377 [mnw] <Frans |
restaurant eethuis 1862 [wnt] <Frans |
restaureren herstellen 1440 [mnw] <Frans |
resteren overblijven 1503 [wnt] <Frans |
restitueren teruggeven 1228-1349 [mnw] <Frans |
restrictie beperking 1492 [mnw] <Frans |
resulteren voortvloeien uit 1595 [wnt] <Frans |
resumeren samenvatten 1824 [wnt] <Frans |
resusfactor antigene factor in het bloed 1966 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
retegaaf* zeer gaaf 1994 [De Coster 1999] {4.4} |
retentie ophouding 1568 [wnt] <Frans |
retenuto ingehouden 1898 [gvd] <Italiaans {3.2} |
retestrak* zeer strak 1991 [Hoppenbrouwers] {4.4} |
retina netvlies 1734 [wnt] <me Latijn {3.2} |
retirade terugtocht 1654 [wnt] <Frans |
retirade openbaar toilet 1732 [wnt] <Frans {4.4} |
retorica redekunst 1508 [wnt] <Latijn |
retort distilleerkolf 1595 [wnt] <Frans |
retouche het bijwerken 1847 [wnt] <Frans |
retour bijwoord van richting: terug 1508 [wnt] <Frans |
retraite het terugtrekken 1581 [wnt] <Frans |
retriever hondensoort 1940 [wnt] <Engels {4.1.3} |
retrograde kreeftdicht 1511 [wnt] <Frans |
retsina witte harswijn 1978 [Complete drankenenc.] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
return revanchepartij 1963 [wnt] <Engels |
reu mannetjeshond 1285 [cg Rijmb.] <? {3.5/4.1.3} |
reuk* geur, reukvermogen 1240 [Bern.] |
reuma aandoening 1514 [wnt] <Latijn |
reünie bijeenkomst van oud-collega's 1679 [wnt] <Frans |
reus* gigant 1285 [cg Rijmb.] |
reut troep 1876-1900 [wnt] |
reutelen* rochelend ademen 1351 [mnw] {3.1} |
reutemeteut troep, bende 1974 [wnt reut ii] {3.1} |
reuzegeleerd* zeer geleerd 1844 [wnt reuze-] {4.4} |
reuzel* vet 1461 [mnw] {4.1.6} |
reuzeleuk* zeer leuk 1921 [wnt reuze-] {4.4} |
revalidatie het herstellen van patiënt 1948 [Picarta: titel van een rapport] |
revaluatie herwaardering 1950 [gvd] |
revanche genoegdoening 1599 [wnt] <Frans |
reveil opleving in het godsdienstig leven 1845 [wnt] <Frans |
reveille sein om troepen te wekken 1578 [wnt] {3.3} |
reven* (zeilen) kleiner maken 1644 [wnt] |
| |
| |
revenuen inkomsten 1391-1392 [mnw wille] <Frans |
revérence buiging 1824 [wei] <Frans |
revers kraagomslag van een jas 1847 [wnt] <Frans |
revier terrein, jachtgebied 1734 [wnt] <Duits |
review tijdschrift 1847 [kku] <Engels |
reviseren herzien 1634 [wnt] <Frans |
revisor controleur, herziener 1726 [wnt] |
revival herleving 1843 [wnt] <Engels |
revocatie herroeping 1370-1378 [hws] <Frans |
revolte opstand 1591 [wnt] <Frans |
revolutie politieke of staatkundige ommekeer 1654 [wnt] <Frans |
revolutionair oproerig 1797 [wnt] <Frans {3.2} |
revolver vuistvuurwapen met draaiende kamer 1855 [wnt] <Engels {4.1.14} |
revue show 1898 [Te Winkel 335] <Frans {4.1.15} |
rez-de-chaussee benedenwoning 1804 [wnt] <Frans {3.2} |
rhythm and blues soort jazzmuziek 1969 [wp Suppl 1969] <Engels {4.1.16} |
riant aantrekkelijk 1858-1873 [wnt] <Frans |
rib* dun been in borstkas 1240 [Bern.] |
ribbel* verhoging 1897 [wnt] {3.1} |
ribcord op ribfluweel lijkend weefsel 1970 [gvd] {3.3/4.1.9} |
ribes plantengeslacht 1500 [Herbarius in Dietsche, Cap. 120] <Frans |
ricambio retourwissel 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
richel rand 1530-1531 [Claes] |
richten* rechtmaken, in een bepaalde richting laten gaan 1100 [Willeram] |
richting het richten, kant waarheen iem. gaat 1786 [wnt] <Duits |
richting voorzetsel 1984 [Van der Horst] {4.2} |
ricocheren ketsen 1912 [kku] <Frans |
ridder* adellijke titel 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.3} |
ridderspoor* plant 1514 [Groten Herbarius] |
ridicuul belachelijk 1650 [mey] <Frans |
riedel* klankenreeks, woordcombinatie 1957 [Aanv wnt] {3.1} |
riek* mestvork 1350 [mnw] |
rieken* een geur geven of opnemen 901-1000 [wps] {1.2.4} |
riel munteenheid van Cambodja 1955 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Khmer {4.1.12} |
riem roeispaan 1240 [Bern.] <Latijn {1.3} |
riem* leren band 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
riem hoeveelheid papier 1384 [mnw] <Spaans {3.2} |
riesling witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6} |
riet* plant 901-1000 [wps] |
rif bank in zee 1595 [De Jonge ii, 296] <Oudnoor(d)s {3.2} |
riff type muziekmotief 1984 [gnn] <Engels |
rifraf rapaille, tuig 1569 [wnt] <Frans {3.1} |
rigide (overdreven) streng 1776 [Aanv wnt] <Frans |
rigoroso streng in de maat 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
rigoureus zeer streng 1503 [Aanv wnt] <Frans |
rij* reeks 1343-1346 [mnw] |
rijden* zich voortbewegen in of op een voertuig 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
rijgen* aan een snoer hechten 1330 [mnw] |
rijk staat 901-1000 [wps] <Keltisch {3.2} |
rijk vermogend 901-1000 [Künzel] {2.3} |
rijkdom het rijk-zijn 901-1000 [wps] |
rijksdaalder vijftig stuivers 1606 [Van Gelder 1965] {4.1.12} |
rijkswacht nationale politie in België 1932 [Vd Sijs 1996, 154] {1.2.1} |
rijm* bevroren dauw 1150 [Rey] {2.2/3.1/4.1.1} |
rijm gelijke klank 1240 [Bern.] <Frans |
rijp* geschikt voor de oogst 1100 [Willeram] |
rijp* bevroren dauw 1240 [Bern.] {4.1.1} |
rijs* takje 918-948 [Claes] {2.3} |
rijst graansoort 1252 [mnw] <Frans {1.2.4/4.1.2} |
rijsttafel hoofdmaaltijd met rijst 1883 [Java-Bode 1/9, 1d] {4.1.6} |
rijt* uitwatering 901-1000 [wps] |
rijten* scheuren 1477 [Teuth.] |
rijtuig* door paarden getrokken voertuig voor mensen 1681 [wnt] {4.1.10} |
rijwiel* fiets 1869 [Sanders 1997b] {4.1.10/4.4} |
rijzen* zich oprichten 1285 [cg Rijmb.] |
rijzig lang 1477 [Teuth.] <Duits |
rikketik* hart 1984 [gvd] {3.1} |
rikketikken* vlug tikken 1889 [wnt] {3.1} |
riksja door man getrokken karretje 1912 [kku] <Engels {4.1.10} |
rillen* trillen 1678 [wnt] |
rimboe wildernis 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2} |
rimpel* plooi 1554 [wnt] {3.1} |
rimram* gedaas 1607-1623 [wnt] {3.1} |
rinforzando in sterkte toenemend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
ring* kringvormig voorwerp 901-1000 [wps] |
ringeloren* op de kop zitten 1640 [wnt] {3.1} |
ringel-s benaming voor een bepaald Duits s-teken 1971 [Treebus, Zetten vreemde talen 8] <Duits {3.2} |
| |
| |
ringgit munteenheid van Maleisië 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2/4.1.12} |
ringsteken* te paard of wagen naar een ring steken 1660 [wnt] {4.1.18} |
rinkelen* een hel, onderbroken geluid geven 1599 [Kil.] {3.1} |
rinkelrooien* pierewaaien 1560 [wnt] {3.1} |
rinkinken* rinkelen 1654 [wnt] {3.1} |
rinoceros hoefdier 1654 [wnt vrek i] <Latijn {4.1.3} |
rins zuurachtig 1514 [Toll.] |
rioja rode wijnsoort 1953 [wp (Spanje)] <Spaans {3.2/4.1.6} |
riool afvoerkanaal 1380 [mnw] <Frans |
riotgun geweer tegen opstootjes 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.14} |
riposteren gevat antwoorden 1824 [wei] <Frans |
rips* geribde stof 1861 [wnt] {4.1.9} |
risee mikpunt van spot 1929 [kwt] <Frans |
risico gevaar voor schade 1525 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
riskant gewaagd 1824 [wei] <Duits |
riskeren wagen 1777 [mey] <Frans |
risotto rijstgerecht 1929 [kwt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
rist bundel (van vlas e.d.) 1380 [mnw] <? {3.5} |
ristorno herstel van een foutieve boeking 1643 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
rit het rijden 1558 [wnt] <Nederduits {3.2} |
rit eitjes van kikvorsen 1599 [Kil.] <? {3.5} |
rite ritueel gebruik 1791 [Aanv wnt] <Frans |
ritenuto ingehouden 1860 [Nieuw beknopt en volledig muziekaal wrdb.] <Italiaans {3.2} |
ritme wisseling in beweging 1734 [wnt rhytme] <Latijn |
ritmeester officier van de cavalerie 1588 [wnt] <Duits {4.1.14} |
ritornel herhalingsthema 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
rits insnijding 1351-1400 [mnw] <Duits |
ritselen* een zacht, onregelmatig geluid maken 1644 [wnt] {3.1} |
ritssluiting* treksluiting 1937 [Van der Horst 53] {3.1} |
rituaal voorschrift voor een kerkelijke handeling, boek met teksten voor het toedienen van sacramenten 1822 [wnt tempel i] <Latijn |
ritueel volgens de rite 1872 [gvd] <Frans |
ritus geheel van rituele gebruiken 1844 [wnt voor ii] <Latijn |
rivaal mededinger 1669 [mey] <Frans |
rivier waterstroom 1240 [Bern.] <Frans |
riyal munteenheid van o.a. Iran, Jemen, Oman, Qatar en Saoedi-Arabië 1886 [kku] <Arabisch {3.2/4.1.12} |
roadster open tweepersoons sportauto 1936 [Wie Wat Waar 1937, 223] <Engels {4.1.10} |
rob* zeeroofdier 1514 [wnt Bijv.+verb.] {4.1.3} |
robbedoes wild mens, m.n. wild kind 1793 [wnt] <Fries {3.2} |
robber reeks partijen (bij bridge, whist) 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
robe japon 1824 [wei] <Frans |
robijn rood edelgesteente 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
robot kunstmens 1931 [kwt] <Tsjechisch {3.2} |
robuust krachtig 1619 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
rochelen* rauw keelgeluid maken 1370 [mnw] {3.1} |
rock muzieksoort 1965 [R75] <Engels {4.1.16} |
rockabilly combinatie van rock en country 1984 [gvd] <Engels {4.1.16} |
rock-'n-roll muzieksoort 1956 [R75] <Engels {4.1.16} |
rococo bouwstijl 1872 [gvd] <Frans |
roddelen kwaadspreken 1865-1870 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
rodekool koolsoort 1554 [Dod. 591] {4.1.6} |
rodelen een helling af sleeën 1914 [gvd] <Duits {3.2/4.1.18} |
rodeo bijeenkomst van cowboys 1931 [kwt] <Spaans {3.2} |
rodium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
rododendron heester 1777 [wnt rhodo-] <Latijn |
roebel munteenheid van de voormalige Sovjet-Unie, Rusland, Wit-Rusland en Tadzjikistan 1677 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.12} |
roede* twijg 1240 [Bern.] |
roede* mannelijk lid 1596 [wnt] {4.4} |
roedel kudde 1940 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
roef* overdekt deel van schip 1285 [mnw] |
roeiboot boot die door riemen wordt voortbewogen 1642 [wnt] <? {3.5/4.1.11} |
roeien* met riemen een vaartuig voortbewegen 1240 [Bern.] |
roek* zangvogel 1220 [Rey] {2.2/3.1} |
roekeloos* onberaden 1236 [cg i 1, 28] |
roekoeën* het natuurlijke geluid van duiven maken 1599 [wnt] {3.1} |
roem lof 1526 [tntl 1957, 116] <Duits |
roemen* een kaartcombinatie melden 1717 [wnt] |
roemer groot wijnglas 1556-1559 [wnt] |
roemruchtig* vermaard 1641 [wnt] |
| |
| |
roepen* schreeuwen 901-1000 [wps] |
roepia munteenheid van Indonesië 1700 [De Haan, Oud Batavia, Platen Album, doc. xixa] <Indonesisch {3.2/4.1.12} |
roepie munteenheid van India 1968 [kwt] <Engels {4.1.12} |
roer* stuur van schip 1240 [Bern.] |
roer* geweer 1450 [mnw] {4.1.14} |
roerdomp* reigerachtige 1562 [Toll.] {3.1} |
roeren* dooreenmengen 1240 [Bern.] |
roes bedwelming 1622 [wnt] <Nederduits {3.2} |
roesje oplegsel aan kleding 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
roest* metaaluitslag 1287 [cg NatBl] |
roet* koolstofneerslag 1287 [cg NatBl] |
roetsjen glijden 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
roezemoezen* gonzen 1524 [wnt] {3.1/5} |
roffelen* op de trommel slaan 1825-1833 [wnt] |
rog* kraakbeenvis 1287 [cg NatBl] |
rogge graansoort 1240 [Bern.] <Oudslavisch {3.2/4.1.2} |
rohypnol slaapmiddel dat met drugs het geweten uitschakelt 1992 [gvd] <Engels {4.1.6} |
rok* kledingstuk 1100 [Willeram] {1.2.3} |
rokade dubbele zet in schaakspel 1875 [Aanv wnt] <Frans |
roken* rook afgeven 1240 [Bern.] |
roken* de rook van tabak genieten 1668 [wnt tabak] {1.3} |
rokken* onderdeel van spinnewiel 1240 [Bern.] |
rol opgerold stuk 1280-1290 [cg i] <Frans |
rollade opgerold stuk vlees 1828 [wnt] <Frans {1.2.5/4.1.6} |
rollator looprek 1999 [gvd] <Engels |
rollebollen* tuimelen, buitelen 1873 [wnt] {3.1} |
rollen zich wentelend voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
rollerskate rolschaats 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.10} |
rolmops* opgerolde haring 1910 [wnt rollen] |
rolschaats schaats op wieltjes 1888 [wnt] {4.1.10} |
roltrap* rollende trap voor personenvervoer 1927 [Van Gelderen, Duitsch wrdb.] |
roman verhaal 1642 [wnt] <Frans |
romance volkslied 1485 [mnw] <Frans |
romance liefdesavontuur 1961 [gvd] <Engels |
romancier romanschrijver 1824 [wei] <Frans |
romantiek romantische richting in de literatuur 1847 [kku] <Duits |
romantisch tot de verbeelding sprekend, onwerkelijk 1835 [wnt] <Duits |
rombus scheve vierhoek 1658 [wnt] <Latijn |
römertopf ongeglazuurde stoofpot 1984 [gvd] <Duits {3.2} |
rommel* bende 1866 [wnt] |
rommelen* een dof geluid maken 1461 [hws] {3.1} |
romp* torso 1357 [mnw] |
rompslomp* lastige drukte 1901 [wnt] {3.1} |
rond bolvormig 1236 [cg i 1, 24] <Frans |
rond voorzetsel 1836-1838 [wnt] {4.2} |
rondborstig openhartig 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
ronde rondgang van patrouille 1485 [mnw] <Frans |
rondeau rondeel 1824 [wei] <Frans |
rondedans dans in een kring 1599 [wnt] {4.1.15} |
rondeel kort gedicht 1501-1525 [Mak] <Frans |
rondo muziekstuk 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
rondom* voorzetsel 1488 [mnw] {4.2} |
rondom* bijwoord van plaats 1550 [mnw] |
rondwaren* ronddwalen 1812 [wnt] |
ronken* snorren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
ronselen werven 1720 [wnt] <? {3.5} |
röntgenstralen kortgolvige elektromagnetische straling 1896 [Aanv wnt] |
rood* kleurnaam 1156 [Claes] {2.3/4.1.5} |
roodborstje* zangvogel 1494 [mnw] {3.1} |
roodhuid* indiaan 1884 [wnt] {3.1/5} |
roodvonk* ziekte 1672 [wnt] |
roof* wondkorst 1351 [mnw] |
roofbouw roekeloze exploitatie 1868 [wnt] <Duits |
roofdier* zoogdier dat van vlees leeft 1761 [wnt] |
roofvogel* vogel die van vlees leeft 1573 [wnt] |
rooien* ontwortelen 976-1000 [Künzel] {2.3} |
rook* damp 901-1000 [wps] |
rookworst* gerookte worst 1746 [wnt] {4.1.6} |
room* vette deel van melk 1286 [cg I2, 1094] {3.1/4.1.6} |
roomboter van room gemaakte boter 1710 [wnt] {4.1.6} |
roos bloem 1240 [Bern.] <Frans |
roosten* roosteren 1350 [mnw] |
rooster* raamwerk 1240 [Bern.] |
roosteren* op een rooster braden 1715 [wnt] {3.1} |
roquefort schapenkaas 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
rorschachtest psychologische test 1961 [gvd] |
ros paard 1401-1450 [mnw] <Duits {4.1.3} |
ros kleurnaam 1546 [Claes] <Frans {4.1.5} |
rosarium rozentuin 1891 [wnt remontant] <Latijn |
| |
| |
rosbief geroosterd rundvlees 1692 [wnt] <Engels {1.2.5/3.2/4.1.6} |
rossen* woest rijden 1590 [wnt] |
rossen afranselen 1659 [wnt] |
rossen roskammen 1692 [wnt] |
rossinant knol 1669 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3} |
rot rij militairen van opzij gezien 1285 [cg Rijmb.] <Frans {4.1.14} |
rot* bedorven 1407 [hws] |
rotan Spaans riet 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
rotatie het ronddraaien 1813 [wnt wissel i] <Latijn |
roten* stengels vochtig houden 1287 [cg NatBl] |
roteren ronddraaien 1897 [wnt uiteengaan] <Latijn |
rotgans eendachtige 1504 [Toll.] <Oudnoor(d)s {3.2} |
roti brood 1912 [kku] <Hindi {4.1.6} |
rotisserie grillrestaurant 1984 [gvd] <Frans {3.2} |
rotje* vuurwerk 1871 [wnt] |
rotogravure reproductieprocédé 1926 [wnt aquatint] |
rotonde verkeersplein 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
rotor schroef 1907 [Aanv wnt] <modern Latijn |
rots steenmassa 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
rotten* verrotten 1287 [cg NatBl] |
rotting wandelstok 1634 [Toll.] <Afrikaans {3.2} |
rottweiler hondensoort 1928 [Sanders 1995] <Duits {4.1.3} |
rotzak scheldwoord 1692 [wnt] |
rotzooi* bende 1924 [wnt rot] |
rouge rode schmink 1779 [Aanv wnt] <Frans |
rouleren in omloop zijn, wisselen 1706 [wnt] <Frans |
roulette hazardspel 1738 [wnt] <Frans {4.1.18} |
route weg 1643 [wnt wel v] <Frans |
routeplanner elektronisch reisboekje 1996 [De Coster 1999] |
routine vaardigheid, sleur 1781-1782 [wnt] <Frans |
routinier iemand die over grote ervaring beschikt 1824 [wei] <Frans |
rouw* smart 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
rouwdouw ruwe kerel 1961 [gvd] <Engels {3.1} |
roux saus van gebruinde boter 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
roven* wegnemen 1130 [Rey] {2.2} |
royaal onbekrompen, gul 1672 [wnt] <Frans |
royalty aandeel in de opbrengst 1912 [kku] <Engels |
royeren als lid schrappen 1721 [wnt] <Frans |
roze kleurnaam 1485 [mnw] <Frans {4.1.5} |
rozemarijn heester 1515 [Claes Tw. 12] <Frans |
rozenkrans gebedenreeks 1451-1500 [mnw] |
rozennobel munt 1520 [wnt] <Engels {3.2/4.1.12} |
rozet ornament 1859 [wnt] <Frans |
rozijn gedroogde druif 1288 [cg I2, 1337] <Frans {4.1.6} |
rsi muisarm 1994 [Sanders 2001] <Engels |
rubato met vrije tempobehandeling 1839 [Natan] <Italiaans {3.2} |
rubber caoutchouc 1903 [Prick 1903] <Engels |
rubidium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn |
rubriek opschrift 1599 [Kil.] <Latijn |
rubriek afdeling 1884 [wnt] <Latijn |
ruche geplooid oplegsel 1896 [Aanv wnt] <Frans |
rudiment eerste begin 1650 [mey] <Frans |
rufiyaa munteenheid van Malediven 1960 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Maledivisch {4.1.12} |
ruft* scheet 1974 [Endt] {3.1/4.4} |
rug* achterzijde 901-1000 [wps] |
rugby balspel 1879 [Sanders 1995] <Engels {4.1.18} |
ruggelings* op de rug, achterover 1666 [wnt] {1.2.4} |
ruggengraat* wervelkolom 1573 [wnt] |
ruggespraak overleg tussen afgevaardigden en lastgevers 1655 [wnt] <Duits |
rugzak op de rug gedragen zak 1924 [wnt z.j.] <Duits {3.2} |
ruien periodiek haren verliezen 1567 [wnt] |
ruif traliewerk waarachter hooi ligt 1696 [wnt] <Duits |
ruig* ruw 1292 [cg I3, 1786] |
ruigpoot scheldwoord voor mannelijke homoseksueel 1961 [gvd] |
ruiken* een geur geven of opnemen 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
ruilen* verwisselen 1506 [mnw] |
ruim* uitgestrekt 698-699 [Künzel] {2.3} |
ruimschoots* rijkelijk 1787 [wnt] |
ruimte* plaats om zich te bewegen 1564 [wnt] {3.1} |
ruimteveer* raketvliegtuig voor buitenaards verkeer 1982 [R84] {3.1/4.1.10} |
ruin* gecastreerde hengst 1460-1486 [mnw] {4.1.3} |
ruïne bouwval 1350 [mnw] <Frans |
ruïneus verderfelijk 1653 [wnt] <Frans |
ruisen* geluid van een stroom maken 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
ruisvoorn* beenvis 1710 [wnt] |
| |
| |
ruit plantengeslacht 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Latijn |
ruit scheef vierkant 1447 [mnw] |
ruit vensterruit 1573 [Plantijn] |
ruiten kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
ruiter paardrijder 1573 [Plantijn] <me Latijn |
ruiterij cavalerie 1599 [Kil.] <Nederduits {3.2/4.1.14} |
ruizemuizen* gonzen 1865-1870 [wnt] {3.1} |
rukken* trekken 1376-1400 [mnw] |
rul* korrelig 1714 [wnt] |
rum drank van suikerriet 1750 [wnt] <Engels {3.2/4.1.6} |
rumba dans 1922 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.15} |
rumoer lawaai 1380 [mnw] <Frans |
run stormloop 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
rund* herkauwer 1377-1378 [mnw] {4.1.3} |
rune Oudgermaans schriftteken 1799-1811 [wnt] <Duits |
runnen exploiteren 1961 [Elseviers weekblad 5/8/61, 12] <Engels |
runner-up in de laatste ronde verslagen mededinger 1912 [kku] <Engels |
rups* vlinderlarve 1240 [Bern.] |
ruptuur breuk 1650 [mey] <Frans |
ruraal landelijk 1847 [kku] <Frans |
rus* bies 1174 [Claes] {2.3} |
rus rechercheur 1906 [moo] |
rush paniekbestorming 1912 [kku] <Engels |
rust* stilte, ontspanning 1240 [Bern.] |
rusten* uitrusten, rust nemen 1240 [Bern.] |
rustend* pensioen trekkend 1894 [wnt rusten] {4.1.4} |
rustiek landelijk 1924 [wnt] <Frans |
rustig* bedaard, kalm 1475 [mnw] |
ruthenium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
rutherford eenheid van radioactiviteit 1978 [wp techn. enc.] |
ruw* ruig 1199 [Claes] {2.3} |
ruwaard landvoogd 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
ruzie twist 1644 [wnt] |
|
saai weefsel 1277 [cg i 1, 352] <Frans {4.1.9} |
saai vervelend 1844 [wnt] |
sabayon een nagerecht 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Frans {3.2/4.1.6} |
sabbat joodse rustdag 1253 [cg i 1, 44] <Latijn {4.1.7} |
sabbelen* kluivend zuigen 1591 [wnt] {3.1} |
sabel zwart bont, sabelbont 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] <Oudslavisch of Oudrussisch {3.2} |
sabel zwart (in de heraldiek) 1285 [cg Rijmb.] {4.1.5} |
sabel slagwapen 1602 [wnt] <Duits {4.1.14} |
sabeldier marterachtige 1761 [wnt vos i] {4.1.3} |
saboteren belemmeren uit protest 1920 [wnt] <Frans |
sabra in Israël geboren Israëliër 1986 [koe] <modern Hebreeuws {3.2} |
sacharine zoetstof 1888 [wnt] <Frans |
sachertaart taartsoort 1992 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
sachet zakje 1912 [kku] <Frans |
sacraal heilig 1919 [Aanv wnt] |
sacrament (r.-k.) wijding 1236 [cg i 1, 26] <Latijn |
sacramenteel tot het sacrament behorend 1888 [wnt verzevenen] <Frans |
sacreren heiligen 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
sacrificie offer 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
sacristie kerkvertrek 1350 [mnw] <Latijn {3.2} |
sacrosanct heilig 1925 [Aanv wnt] <Latijn |
sadisme lust tot kwellen 1898 [gvd] <Frans |
sado rijtuigje waarin de passagiers met de ruggen naar elkaar toe zitten 1912 [kku] {4.1.10} |
sadomasochisme geslachtsverkeer, gepaard met kwelling 1970 [Recht voor raap] |
safari karavaantocht 1947 [Aanv wnt] <Engels |
safe veilig 1886 [kku] <Engels |
saffie sigaret 1937 [Van Bolhuis] {4.1.6} |
saffier edelgesteente 1240 [Bern.] <Latijn |
saffraan specerij 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.6} |
saffraan gele kleur 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.5} |
saga naam van een literair genre dat in de 13e eeuw op IJsland tot bloei kwam 1847 [kku] <Engels |
sage volksverhaal 1483 [mnw] <Duits |
sago voedingsmiddel 1646 [De Jonge ii, 394] <Indonesisch {3.2} |
sahib heer 1992 [gvd] <Hindi |
saillant opvallend 1824 [wei] <Frans |
sajet gesponnen wol 1599 [Kil.] <Frans {4.1.9} |
sajoer groentesoep 1912 [kku] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
sake alcoholische drank, (rijst)wijn 1676 [wnt rijst i] <Japans {3.2/4.1.6} |
sakkerju tussenwerpsel: bastaardvloek 1984 [gvd] <Frans {4.3} |
sakkerloot tussenwerpsel: bastaardvloek 1612 [wnt] {4.3} |
salade slagerecht 1544 [Dod.] <Frans {4.1.6} |
| |
| |
salamander tweeslachtig dier 1287 [cg NatBl] <Frans |
salami soort worst 1847 [kku] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
salaris bezoldiging 1282 [cg i 1, 639] |
saldo overschot 1569 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
sales manager verkoopleider 1970 [Recht voor raap] <Engels {1.3} |
salie plantengeslacht 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] <Frans |
salinisch zilt 1847 [kku] <Duits |
saliniteit zoutheid 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
salmiak soort drop 1936 [wnt z.j.] <Duits {4.1.6} |
salmonella bacterie 1934 [De Bruine Ploos van Amstel, Medische Enc.] <modern Latijn |
salomonszegel plant 1543 [Heukels] |
salon ontvangkamer 1863-1872 [wnt] <Frans |
saloondeuren halfhoge naar twee kanten klappende verticaal gescheiden deuren 1984 [gvd] |
salopette tuinbroek 1976 [gvd] <Frans {3.2} |
salpeter kaliumnitraat 1373 [mnw] <me Latijn |
salsa muzieksoort 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Spaans {3.2/4.1.16} |
salto sprong 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
salueren militair groeten 1861 [wnt] <Frans {1.2.3} |
saluki hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Arabisch {3.2/4.1.3} |
saluut militaire groet 1822 [wnt] <Frans |
saluut tussenwerpsel: groet 1866 [wnt] <Frans {4.3} |
salvo het gelijktijdig afvuren van vuurwapens (ter begroeting) 1592 [Schulten Tw. 9] <Frans |
samarium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn |
samba dans 1949 [Aanv wnt] <Portugees {3.2/4.1.15} |
sambal kruiderij 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 32] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
samoerai Japanse ridderstand 1929 [kwt] <Japans {3.2} |
samojeed hondensoort 1950 [gvd] {4.1.3} |
samowa(a)r toestel om thee te zetten 1886 [kku] <Russisch {3.2} |
sampan kustvaartuig 1658 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.11} |
sample staaltje 1967 [Aanv wnt] <Engels |
samsam bijwoord van hoedanigheid: samen 1934 [Aanv wnt] <Afrikaans {3.1/3.2} |
sanatorium herstellingsoord 1907 [wnt tuberculose] <modern Latijn {3.2} |
sanctie goedkeuring 1818 [wnt] <Frans |
sanctie dwangmiddel 1910 [kwt] <Engels |
sanctioneren goedkeuren 1830 [wnt wettig i] <Frans |
sanctuarium heiligdom 1600 [wnt vurenhout] <Latijn |
sandaal schoeisel 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.9} |
sandelhout houtsoort 1595 [wnt] |
sander beenvis 1804 [wnt] <Nederduits {3.2} |
sandhi assimilatie in doorlopende rede 1912 [kku] <Sanskriet |
sandinist Nicaraguaanse vrijheidsstrijder 1979 [Verschueren] |
sandwich twee sneetjes brood met beleg 1910 [wnt] <Engels {4.1.6} |
saneren gezond maken 1935 [wnt koopje] <Latijn |
sangfroid koelbloedigheid 1865 [kvw] <Frans |
sangria soort bowl 1779 [wnt punch] <Spaans {3.2/4.1.6} |
sanhedrin Hoge Raad 1622 [wnt nergens] <Hebreeuws {3.2} |
sanitair m.b.t. de gezondheid 1879-1880 [wnt prostitutie] <Frans |
sansculotte revolutionair uit Franse revolutie 1824 [wei] <Frans |
sanseveria plant 1855 [Sanders 1993] <modern Latijn |
sant heilige 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
santé tussenwerpsel: gezondheid! 1872 [gvd] <Frans {4.3} |
sap* vocht 1240 [Bern.] {4.1.6} |
sappelen ploeteren 1898 [wnt] <Duits |
sapperloot tussenwerpsel: bastaardvloek 1793 [wnt sapper-] {4.3} |
sapristi tussenwerpsel: krachtterm 1918 [wnt tuiten ii] <Frans {4.3} |
sarabande dans 1670 [wnt] <Frans {4.1.15} |
sarcasme bijtende spot 1806 [wnt gesnor] <Frans {3.2} |
sarcofaag doodkist 1872 [gvd] <Frans {1.2.4} |
sarcoom kwaadaardig gezwel 1604 [wnt uitwassching] <Latijn |
sardine beenvis 1377 [mnw] <Frans |
sardonisch boosaardig grijnzend 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
sardonyx gesteente 1287 [cg NatBl] <Latijn |
sari vrouwenkledingstuk 1886 [kku] <Hindi |
sarong kledingstuk 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 39b] <Indonesisch {3.2} |
sarren plagen 1357 [mnw] <Duits |
| |
| |
sas sluis 1551 [Toll.] <Frans |
sas mengsel voor vuurwerk 1785 [Toll.] <Duits |
sassafras een laurierachtige 1608 [wnt] <Spaans {3.2} |
sassen* pissen 1950 [gvd] {3.1/4.4} |
Satan duivel 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
saté geroosterd vlees aan stokje 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
satelliet hemellichaam dat een ander begeleidt 1763 [wnt wachter] <Frans |
satelliet kunstmaan 1961 [gvd] <Engels {4.1.10} |
sater halfgod 1563 [wnt trekken] <Latijn |
satijn glanszijde 1599 [Kil.] <Frans {4.1.9} |
satire hekelschrift 1811 [wnt stekelig] <Frans {3.2} |
satirisch hekelend 1838 [wnt] <Duits |
satisfactie voldoening, genoegdoening 1498 [hws] <Frans |
satraap Perzisch stadhouder 1615 [wnt krijg] <Latijn |
saturatie verzadiging 1780 [hou iii, 1, 151] <Frans |
saucijs worstsoort 1477 [Teuth.] <Frans {4.1.6} |
saumon zalmkleurig 1929 [kwt] <Frans {4.1.5} |
sauna stoombad 1951 [Aanv wnt] <Fins |
sauriër voorhistorische hagedis 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 58] |
saus soort jus 1240 [Bern.] <Frans {4.1.6} |
sauteren snel bruin bakken 1866 [Aanv wnt] <Frans |
sauveren de hand boven het hoofd houden 1839 [wnt afkomen] <Frans |
savanne grasvlakte 1630 [Van Donselaar Woordenaar 1, 1] <Frans |
savooiekool koolsoort 1599 [Kil.] {4.1.6} |
savoureren met smaak genieten 1844 [Aanv wnt] <Frans |
sawa nat rijstveld 1706 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
saxofoon blaasinstrument 1870 [Aanv wnt] <Frans {4.1.16} |
S-bocht S-vormige bocht 1950 [gvd] <L {3.4} |
scabiës schurft 1761 [wnt waterblaas] <Latijn |
scabreus gewaagd 1650 [mey] <Frans |
scala reeks 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
scalp schedelhuid met haar 1847 [kku] <Engels |
scalpel mes 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
scampi garnalen 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Italiaans {3.2} |
scanderen het metrum doen uitkomen 1824 [wei] <Frans |
scandium chemisch element 1886 [kku] <modern Latijn |
scanner optisch apparaat dat beeld e.d. aftast 1961 [gvd] <Engels |
scapulier schouderkleed 1477 [Teuth.] <Frans |
scarabee mestkever 1847 [Aanv wnt] <Latijn |
scarificatie insnijding van de huid 1597 [wnt kop ii] <Latijn |
scarlatina roodvonk 1832 [wei] <modern Latijn |
scat betekenisloze reeks klanken bij het zingen 1986 [koe] <Engels |
scenario draaiboek 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
scène deel van toneelstuk 1800 [wnt] <Frans {3.2} |
scepsis twijfel 1847 [kku] <Duits |
scepter koningsstaf 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn |
sceptisch geneigd tot twijfel 1840 [wnt] <Duits |
schaaf* gereedschap 1401-1500 [mnw] |
schaakmat het schaak staan van de koning 1709 [wnt] <Frans |
schaal* schil 1174-1176 [Rey] {2.2} |
schaal* schotel 1302 [mnw] |
schaal maatstaf voor verhouding 1864 [wnt] <Latijn |
schaamdeel* geslachtsdeel 1724 [wnt] {4.4} |
schaamte* gevoel van onbehagen over gemaakte fouten 1285 [cg Rijmb.] |
schaap* herkauwer 901-1000 [wps] {4.1.3} |
schaar* aandeel in de meent 855 [Slicher] {2.4} |
schaar* menigte 1080 [Rey] {2.2} |
schaar* werktuig om te knippen 1240 [Bern.] |
schaarde* kerf 1165 [Rey] {2.2} |
schaars weinig voorhanden 1351-1400 [mnw] <Frans |
schaats ijzeren voetsteun om over ijs te gaan 1567 [Claes] <Frans {4.1.9} |
schacht* stok, kokervormig omhullend deel 901-1000 [wps] |
schade* nadeel, beschadiging 1237 [cg i 1, 34] |
schaduw* silhouet, schim 1300 [mnw] {1.3} |
schaffen tot stand brengen, bezorgen 1350 [mnw] <Duits |
schaften* eten tijdens werkonderbreking 1886 [wnt] |
schakel* kettingring, verbinding 1376 [mnw] {3.1} |
schaken* een vrouw ontvoeren 1181-1190 [Rey] {2.2} |
schaken schaakspelen 1340 [mnw] {4.1.18} |
schakeren met afwisseling schikken 1340 [mnw] |
schakering kleurnuance 1681 [wnt vloer i] |
schalk* grappenmaker 1782 [wnt] {1.2.3} |
schallen* krachtige klank voortbrengen 1477 [Teuth.] {3.1} |
| |
| |
schalm* schakel 1697 [wnt] {3.1} |
schalmei blaasinstrument 1351-1400 [mnw] <Frans {4.1.16} |
schamel* armoedig 1265-1270 [cg Lut.K] |
schamen* generen 901-1000 [wps] |
schampen afglijden 1350 [mnw] <Frans |
schamper* spottend 1477 [Teuth.] |
schandaal aanstoot 1566 [Toll.] <Frans |
schande* oneer 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
schans versterkingswerk 1566-1568 [wnt] <Duits |
schap* plank 1433 [mnw] |
schappelijk* redelijk 1599 [Kil.] |
schar* beenvis 1567 [Claes] |
scharen* toewijzen van aandeel in de markgronden 1404 [mnw] |
scharlaken rode stof, rood 1263 [cg i 1, 81] <me Latijn {4.1.9} |
scharminkel zeer mager mens of dier 1621 [wnt] |
scharnier beweeglijke verbinding 1732 [wnt] <Frans |
scharrelboer* boer die scharreldieren houdt 1991 [Van Dale Synoniemenwrdb.] {3.1/4.1.13} |
scharrelen* rommelen 1783 [Claes] {3.1} |
schat* waardevol bezit 1240 [Bern.] |
schateren* helder weerklinken 1350 [mnw] {3.1} |
schatrijk zeer rijk 1635 [wnt] |
schattebout* liefkozende benaming 1929 [wnt po] |
schaven* gladmaken 1240 [Bern.] |
schavot stellage voor lijfstraf 1340-1350 [mnw] <Frans |
schavuit* schelm 1599 [Kil.] |
schede* omhulsel 1240 [Bern.] |
schede* vagina 1807 [wnt] {4.4} |
schedel* hersenpan 901-1000 [wps] {3.1} |
scheef* schuin 1477 [Teuth.] |
scheel* loens 1240 [Bern.] |
scheen* voorzijde van onderbeen 1080 [Rey] {2.2} |
scheer rotseilandje 1617 [wnt] <Oudnoor(d)s {3.2} |
scheerling* plant 1240 [Bern.] |
scheet* wind 1440 [Glossarium Harlemense] {4.4} |
scheiden* verbinding verbreken 1100 [Willeram] |
scheikunde chemie 1772 [Toll.] <Duits |
scheil* darmvlies 1769-1811 [wnt] |
schel* bel 1240 [Bern.] |
schel* luid klinkend 1626 [wnt] |
schelden* tieren 901-1000 [wps] |
scheleend* eendachtige 1872 [gvd] |
schelen* afwijken 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
schelf* hoop hooi e.d. 1377-1378 [mnw] |
schellak gomlak 1766 [Sewel/Buys] |
schellen* bellen 1100 [Willeram] {3.1} |
schelling* zesstuiverstuk 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.12} |
schellinkje* laagste schouwburgrang 1872 [gvd] |
schelm deugniet 1557 [Dod.] <Duits |
schelp* schaal (van weekdier) 1287 [cg NatBl] |
schelvis* beenvis 1101-1200 [Tavernier] {2.4/3.1} |
schema overzicht 1648 [wnt voorbijgaan] <Latijn |
schemeren* tussen licht en donker zijn 1285 [cg Rijmb.] |
schenden* schade berokkenen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
schenkel* onderbeen 1267 [cg i] {3.1/4.1.6} |
schenken* gieten 1100 [Willeram] |
schenken* geven 1100 [Willeram] |
schennis* het schenden 1301-1400 [mnw] {3.1} |
schepel* inhoudsmaat 1343-1345 [mnw] {3.1} |
schepen* overheidspersoon 1165 [Rey] {2.2} |
scheppen* putten 1100 [Willeram] |
scheppen* creëren 1240 [Bern.] |
scheren* baard afsnijden 1100 [Willeram] |
scheren* ordenen, ketting inscheren 1120 [Rey] {2.2} |
scherenkust kust met insnijding 1924 [gvd] |
scherf* stuk van gebroken voorwerp 1240 [Bern.] |
schering* ketting van een weefsel 1240 [Bern.] |
scherm* bescherming 1401-1450 [mnw] {3.1} |
schermen* vechten met degen 1240 [Bern.] {4.1.18} |
schermutselen kleine gevechten houden 1704 [Hannot&Hoogstraten] <Duits |
scherp* puntig 901-1000 [wps] |
scherprechter* beul voor doodstraffen 1454-1473 [mnw] |
scherts gekheid 1477 [Teuth.] <Duits |
scherzo vrolijk muziekstuk 1832 [wei] <Italiaans {3.2} |
schets ontwerp 1617 [wnt] <Italiaans {3.2} |
schetteren* schel geluid geven 1556 [wnt] {3.1} |
scheur* barst 1265-1270 [cg Lut.K] |
scheurbuik gebreksziekte 1554 [Dod.] <Nederduits {3.2} |
scheut* loot 1285 [cg Rijmb.] |
scheut* korte pijn 1808 [wnt] |
schibbolet, sjibbolet herkenningswoord 1805 [wnt] <Hebreeuws {3.2} |
schicht* pijl 1240 [Bern.] {4.1.1} |
schicht* oude auto 1998 [R99] {4.1.10/4.4} |
| |
| |
schichtig* schuw 1599 [wnt] |
schielijk* haastig 1475 [mnw] |
schier* wit, grijs, grauw 901-1000 [wps] {4.1.5} |
schier* bijwoord van hoedanigheid: snel, bijna 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
schiereiland deel van continent dat aan één kant uitsteekt 1852 [wnt] |
schieten* projectiel met werktuig werpen 901-1000 [wps] |
schieten* snel bewegen 1285 [cg Rijmb.] |
schietgebed* kort, haastig gebed, vooral in noodsituaties 1649 [wnt] |
schiften* sorteren 1296-1297 [Claes Tw. 12] |
schiften* door stremmend eiwit ongelijkmatig worden 1573 [Plantijn] |
schijf* platrond voorwerp 1240 [Bern.] |
schijnen* stralen 1100 [Willeram] |
schijnwerper zoeklicht 1937 [wnt vleugel i] <Duits |
schijten* poepen 1360 [mnw] {4.4} |
schik* pret 1802 [wnt] {1.1} |
schikgodin* godin die over leven en dood beslist 1671 [wnt schikken] |
schikken* regelen, ordenen 1357 [mnw] |
schil* buitenste bekleding van een vrucht 1285 [cg Rijmb.] |
schild* verdedigingswapen, plaat 1100 [Willeram] {4.1.14} |
schilder* verver 1270 [cg i 1, 176] {4.1.13} |
schilderen* verven 1485 [mnw] {3.1} |
schilderij schilderstuk 1617 [wnt] |
schildklier* klier die tegen het schildvormige kaakbeen ligt 1865 [wnt] |
schildpad* schildpadachtige 1611-1620 [wnt] |
schilfer* afgebroken blaadje 1546 [Claes] |
schillen* van de schil ontdoen 1240 [Bern.] |
schillenboer* iem. die aardappelschillen voor veevoer ophaalt 1912 [wnt schil i] {4.1.13} |
schillerhemd hemd met open kraag 1950 [gvd] |
schilling munteenheid van Oostenrijk 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2] <Duits {4.1.12} |
schim* schaduw 1437 [mnw] |
schimmel* uitslag door vocht 1477 [Teuth.] {3.1} |
schimmel wit paard 1567 [Claes] <Duits {4.1.3} |
schimpscheut* hatelijke toespeling 1599 [Kil.] |
schip* vaartuig 1076-1100 [Claes] {2.3/4.1.11} |
schip* deel van kerkgebouw 1438 [mnw] |
schipperen* naar omstandigheden handelen 1908 [wnt] |
schipperke* hondensoort 1914 [gvd] {4.1.3} |
schisma scheuring 1872 [gvd] <Latijn |
schitteren* glinsteren 1617 [wnt] {3.1} |
schizofrenie gespletenheid in de persoonlijkheid 1930 [Vd Sijs 1998] <modern Latijn |
schlager successtuk 1912 [kku] <Duits {3.2} |
schlemiel slappeling 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
schmink grimeersel 1906 [Aanv wnt] <Duits |
schnabbelen bijverdienen (van artiest) 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
schnautzer hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Duits {3.2/4.1.3} |
schnitzel gepaneerd vlees 1968 [kwt] <Duits {3.2/4.1.6} |
schobbejak schurk 1619 [wnt] <Nederduits {3.2} |
schobberdebonk* bonnefooi 1908 [wnt revolutie] |
schoeien* van schoenen voorzien 1265-1270 [cg Lut.K] |
schoelje schurk 1700 [wnt] <Frans |
schoen* voetbekleedsel 1240 [Bern.] {1.2.4/4.1.9} |
schoener schip 1809 [Toll.] <Engels {4.1.11} |
schoenmaker* die oude schoenen oplapt 1288 [cg I2, 1340] {4.1.13} |
schoep* schuin bord op rad 1827 [wnt] |
schoffel* tuingereedschap 1651 [wnt] {3.1} |
schofferen onteren 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
schoft schouder 1573 [Claes] <Nederduits {3.2} |
schoft gemene vent 1690 [Toll.] <Nederduits {3.2} |
schok* telwoord: 60 (in houthandel), 20 (van eieren) 1477 [Claes] {4.2} |
schokken* stoten, schudden 1562 [Dict. Tetraglotton] |
schokker schip 1590 [wnt] {4.1.11} |
schokschouderen* de schouders ophalen 1839 [wnt] {3.1} |
schol* beenvis 1346 [mnw] |
schol* drijvend stuk ijs 1395 [mnw] {4.1.1} |
scholastiek schoolse wijsheid 1631 [wnt] <Frans |
scholier leerling 1248-1271 [cg Antwerps Obituarium] <Frans {1.2.4} |
schollevaar* pelikaanachtige 1287 [cg NatBl] |
schommel* opgehangen speeltuig waarop men heen en weer kan gaan 1714 [wnt] {4.1.18} |
schommelen* (zich) heen en weer bewegen 1501-1550 [wnt schommelen i] |
schonk* bot 1626 [wnt] |
schoof* bundel halmen 1240 [Bern.] |
schooien* bedelen 1708 [wnt] |
school onderwijsinstelling 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
school schare, groep 1287 [cg NatBl] |
schoon* rein, mooi 901-1000 [wps] {1.3/3.1/5} |
schoonbroer* zwager 1555 [Claes] {4.1.4} |
| |
| |
schoondochter* behuwddochter 1477 [mnw] {4.1.4} |
schoonmoeder* behuwdmoeder 1477 [mnw] {4.1.4} |
schoonvader* behuwdvader 1477 [mnw] {4.1.4} |
schoonzoon* behuwdzoon 1470 [mnw] {4.1.4} |
schoonzuster* behuwdzuster 1555 [Claes] {4.1.4} |
schoor* steunbalk 1343-1346 [mnw] |
schoorsteen* rookkanaal 1240 [Bern.] {3.1} |
schoorsteenveger* iem. die schoorstenen schoonmaakt 1596 [wnt] {4.1.13} |
schoorvoetend* aarzelend 1609 [wnt] {3.1} |
schoot* deel van lichaam 777 [Claes] {1.2.3/2.3} |
schoot* kledingstuk 1440 [mnw] |
schoot* lijn die onderaan de buitenkant van de zeilboom aangrijpt om de stand ervan te regelen 1567 [Junius 253a-b] {1.2.3} |
schop* schep 1370 [mnw] |
schoppen* met de voet treffen 1390 [mnw] |
schoppen* kleur in kaartspel 1612 [wnt klaveren i] {4.1.18} |
schopstoel* strafwerktuig 1366 [mnw] |
schor* aangeslibd land 918-948 [Künzel] {2.3} |
schor* hees 1617 [wnt] {3.1} |
schorem uitvaagsel 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2} |
schoren* steunen 1423 [mnw] |
schorpioen spinachtige 1287 [cg NatBl] <Frans |
schorr(i)emorrie* uitschot 1698-1700 [wnt] {3.1} |
schors bekleding van gewas 1240 [Bern.] <Frans |
schorsen uitstellen 1300 [mnw] <Frans |
schorseneer plant 1663 [Claes] <Frans {4.1.6} |
schort* boezelaar 1442 [mnw] |
schorten ontbreken 1429 [mnw] <Latijn |
schot* belasting 1176 [Rey] {2.2} |
schot* het schieten 1819 [wnt] |
schotel schaal 1240 [Bern.] <me Latijn |
schots* ijsschol 1599-1607 [Kil.] {4.1.1} |
schotschrift schimpschrift 1638 [wnt] |
schouder* deel van romp tussen arm en hals 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
schout* bestuursambtenaar 1137 [Studia Frisica 1969, 41] {2.4/3.1} |
schout-bij-nacht* vlagofficier 1610 [wnt] {4.1.14} |
schouw* bezichtiging 1284 [mnw] |
schouw* boot 1317 [mnw] {4.1.11} |
schouw schoorsteen 1546 [mnw] <Latijn |
schouwburg* theater 1637 [wnt] |
schouwen* kijken 901-1000 [wps] |
schouwspel* tafereel 1598 [wnt afgrijselijk Suppl] |
schraag* draagconstructie 1294 [cg i Brugge] |
schraal* mager 1599 [Kil.] |
schram* kras 1342 [mnw] |
schram* gecastreerd jong varken 1886 [wnt] {4.1.3} |
schrammelmuziek Oostenrijkse populaire muziek 1950 [Kleine wp 1203] <Duits {3.2/4.1.16} |
schrander* slim 1621 [wnt] |
schransen overvloedig eten 1599 [kil] <Nederduits {3.2} |
schrap* inkrassing 1573 [Plantijn] |
schrapen* afkrabben, bijeenbrengen 1439 [mnw] |
schrappen* (weg)strepen 1406 [mnw] |
schrede* stap 1240 [Bern.] |
schreef* streep 1350 [mnw] |
schreeuwen* luid roepen 1479 [mnw] {3.1} |
schreien* huilen 1265-1270 [cg Lut.K] |
schriel* mager 1810 [wnt] |
schriel* gierig 1866 [wnt] |
schrift het schrijven, het geschrevene 1240 [Bern.] |
schriftuur geschrift 1240 [Bern.] <Latijn |
schrijden* waardig lopen 1276-1300 [cg Lut.A] |
schrijfmachine typemachine 1875 [wnt typewriter] |
schrijfsel geschrift 1923 [wnt schrijven] |
schrijlings* met de benen uiteen 1615 [wnt] |
schrijn kistje 1240 [Bern.] <Latijn |
schrijnen pijnlijk zijn 1648 [Toll.] <Nederduits {3.2} |
schrijven lettertekens neerzetten 1100 [Willeram] <Latijn {2.5} |
schrikkeljaar* jaar dat met een dag verlengd is 1301-1400 [mnw] {3.1/4.1.7} |
schrikken* ontstellen 1599 [kil] |
schril* scherp 1630 [Toll.] {3.1} |
schrobben* schoonboenen 1477 [Teuth.] {3.1} |
schrobbering* uitbrander 1784-1785 [wnt] |
schrobzaag* handzaag 1863 [wnt] |
schroef staafje met schroefdraad 1573 [Plantijn] <Frans |
schroeien* oppervlakkig verbranden 1618 [wnt] |
schrokken* gulzig eten 1715 [wnt] |
schromen* aarzelen 1357 [mnw] |
schroot* reep gezaagd hout 1827 [wnt] |
schroot oud ijzer 1855-1856 [wnt] <Duits |
schub* plaatje op bv. vissenhuid 1480 [Lezen in Geld. en Overijs. bronnen 65] |
schubdier* insectenetend zoogdier 1761 [wnt] {4.1.3} |
schuchter bedeesd 1803 [Toll.] <Duits |
schuddebollen* knikkebollen 1617 [wnt] {3.1} |
| |
| |
schudden* heen en weer bewegen 1240 [Bern.] |
schuier borstel 1623 [wnt] |
schuifelen* zich schuivend voortbewegen 1671 [wnt] {3.1} |
schuilen* zich verbergen 1240 [Bern.] |
schuilgaan* zich verschuilen 1710 [wnt] |
schuim* blaasjes op vloeistof 1240 [Bern.] {3.1} |
schuimbekken schuim op de mond vormen 1618 [wnt] {3.1} |
schuimplastic kunststof met schuimige structuur 1955 [Aanv wnt] |
schuimrubber rubberproduct 1950 [Aanv wnt] |
schuin* scheef 1599 [wnt] |
schuit* vaartuig 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {2.4/4.1.11} |
schuiven* voortbewegen zonder op te tillen 1287 [cg NatBl] |
schuld* verplichting 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
schulp* schaal van weekdier 1351 [mnw] |
schulpen* schelpvormig uitsnijden 1860-1861 [wnt] |
schunnig obsceen 1843 [wnt] <? {3.5} |
schuren drukkend wrijven 1287 [cg NatBl] <me Latijn |
schurft* huidziekte 1351 [mnw] |
schurk boef 1701 [Toll.] <Duits |
schurken (zich) wrijven 1623 [wnt] |
schutten* tegenhouden 1240 [Slicher 136] {2.4} |
schutten* sluizen 1477-1485 [mnw] |
schutter* persoon die schiet 1240 [Bern.] |
schutterig* onhandig 1806 [wnt] |
schuur* loods 1240 [Bern.] |
schuwen* bang zijn, vermijden 1100 [Willeram] |
schwalbe val in het strafschopgebied om een penalty toegekend te krijgen 1997 [De Coster 1999] <Duits {3.2} |
schwung vaart 1938 [Aanv wnt] <Duits |
science natuurwetenschap 1974 [Posthumus] <Engels |
sciencefiction toekomstverhaal met technische uitvindingen als uitgangspunt 1955 [Aanv wnt] <Engels |
sclerose weefselverharding 1939 [wnt angina Suppl] <Frans |
scone Engelse cakesoort 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.6} |
scontro kladkasboek 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
scoop primeur (van nieuws) 1968 [kwt] <Engels |
scooter tweewielig motorvoertuig 1951 [De Vooys] <Engels {4.1.10} |
scope strekking 1989 [Peptalk] <Engels |
score uitslag 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
scotch Schotse whisky 1978 [Complete drankenenc.] <Engels {4.1.6} |
scout padvinder 1912 [kku] <Engels |
scrabble letterpuzzel 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels {4.1.18} |
scrambler spraakvervormer 1984 [gvd] <Engels |
screenen nauwkeurig onderzoeken 1954 [De Vooys] <Engels |
screensaver computerprogramma dat het beeldscherm beschermt 1997 [De Coster 1999] <Engels |
screwdriver wodka met sinaasappelsap 1974 [Culinaire Enc.] <Engels {4.1.6} |
scribent schrijver 1571 [wnt] <Latijn |
script manuscript van film e.d. 1961 [gvd] <Engels |
scriptie wetenschappelijk opstel 1959 [wnt reiziger] <Latijn |
scrotum balzak 1604 [wnt waterbreuk] <Latijn {3.2} |
scrupuleus nauwgezet 1611-1620 [wnt] <Frans |
scudo munt 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
scudraket Russische raket 1991 [M. Pam] {4.1.14} |
sculler roeiboot 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 12a] <Engels {4.1.11} |
sculptuur beeldhouwwerk 1824 [wei] <Frans |
seance bijeenkomst waar vreemde gebeurtenissen worden getoond 1926 [wnt] <Frans |
sec droog 1567 [Junius 108b] <Frans |
secans rechte lijn die kromme snijdt 1856 [wnt trigonometrisch] <Latijn |
secco droog 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
secondant helper bij tweegevecht 1824 [wei] {3.3} |
seconde 60e deel van minuut 1784-1785 [wnt] <Frans {4.1.7} |
seconderen helpen 1602 [Aanv wnt] <Frans |
secreet geheim 1240 [Bern.] <Frans |
secreet schijthuis 1450 [mnw] {4.4} |
secreet mispunt 1904 [wnt] |
secreet afscheiding van klieren 1904-1905 [wnt] <Duits |
secretaire schrijfmeubel 1785 [wnt] <Frans {4.1.9} |
secretarie ambtelijk bureau 1580 [wnt] <me Latijn {3.2} |
secretaris griffier 1477 [Teuth.] <me Latijn |
secretie afscheiding 1824 [wei] <Latijn |
sectie afdeling 1861 [wnt] <Frans |
sectie insnijding 1904-1905 [wnt] <Frans |
sector afdeling 1740 [wnt uitsnede] <Latijn |
| |
| |
seculariseren verwereldlijken 1859 [wnt] <Frans |
seculier wereldlijk 1350 [mnw] <Frans |
secundair in de tweede plaats komend 1863 [wnt wortel] <Latijn |
secuur zorgvuldig 1672 [wnt] <Latijn |
sedan een auto 1929 [kwt] <Frans {4.1.10} |
sedatief kalmerend 1824 [wei] <Frans |
sedentair zittend 1824 [wei] <Frans |
sedert* voorzetsel 1318 [mnw] {1.2.4/4.2} |
sedert* onderschikkend voegwoord 1410 [mnw] {4.2} |
sediment bezinksel 1824 [wei] <Latijn |
seffens* bijwoord van tijd: tegelijkertijd 1561 [wnt] {3.1} |
segment cirkeldeel 1740 [wnt afsnijding Suppl] <Frans |
segno teken 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
segregatie afzondering 1553 [Aanv wnt] <Frans |
seider joodse godsdienstoefening 1924 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
seigneur heer 1650 [mey] <Frans |
sein teken 1601 [De Jonge ii, 485] <Frans |
seismograaf toestel voor het registreren van aardbevingen 1898 [gvd] |
seizoen jaargetijde 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.7} |
séjour verblijf 1669 [mey] <Frans |
seks seksuele omgang 1976 [gvd] <Engels |
sekse natuurlijk geslacht 1485 [mnw] <Frans |
seksisme discriminatie op grond van geslacht 1987 [De Coster 1999] <Engels |
seksualiteit geslachtsverkeer 1870 [wnt] <Frans |
seksueel m.b.t. het natuurlijk geslacht 1886 [wnt sexueel] <Frans |
sekt schuimende wijnsoort 1847 [kku] <Duits {4.1.6} |
sektariër aanhanger van een sekte 1950 [gvd] <Frans |
sekte aanhangers van gezindte 1531 [wnt] <Frans |
selderie plant 1635 [wnt] <Frans {4.1.6} |
selderij plant 1873 [wnt staal iii] <Frans {4.1.6} |
select uitgelezen 1824 [wei] <Engels |
selectie keuze 1669 [mey] <Frans |
selenium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
selfmade eigengevormd 1912 [kku] <Engels |
selfsupporting zichzelf bedruipend 1949 [De Vooys] <Engels |
selterswater mineraalwater 1778 [Sanders 1995] <Duits {4.1.6} |
semafoor seintoestel 1865 [kvw] <Frans {4.1.17} |
semantiek betekenisleer 1903 [koe] <Frans |
semasiologie leer van de betekenisverandering der woorden 1886 [Claes Tw. 12] <Duits |
semester halfjaar 1824 [wei] <Duits {4.1.7} |
seminarie inrichting tot opleiding van geestelijken 1608 [Van Meteren, Commentarien, 27.128] <Latijn {3.2} |
semiotiek tekenleer in de filologie en logica 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
semtex ontplofbare stof 1992 [gvd] |
sen honderdste deel van een yen 1886 [kku] <Japans {3.2} |
senaat Eerste Kamer 1858 [wnt] <Frans |
senang lekker 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2} |
senator lid van senaat 1350 [mnw] <Latijn |
seniel aan de ouderdom eigen 1847 [kku] <Frans |
senior de oudste, oudere (achter namen) 1807 [wnt transitoir] <Latijn |
senior 65-plusser 1992 [gvd] <Engels {4.1.4} |
sennhut zomerhut op de Alpen 1912 [kku] <Duits |
sensatie gewaarwording 1796 [wnt] <Frans {3.2} |
sensatie opzien 1861 [wnt] <Frans |
sensibel gevoelig 1650 [mey] <Frans |
sensitiviteit gevoeligheid 1897 [Aanv wnt] |
sensitivitytraining groepsgewijs leren praten over gevoelens 1976 [wp] <Engels |
sensor apparaat dat reageert op natuurkundige omstandigheden 1974 [Posthumus] <Engels |
sensueel zinnelijk 1872 [gvd] <Frans |
sentiment gevoel 1748 [wnt] <Frans |
sepia kalkachtige rugplaat van inktvis 1861 [wnt] <Frans |
seponeren niet vervolgen 1652 [wnt juist] <Latijn |
sepsis rotting 1847 [kku] <modern Latijn |
september negende maand 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.7} |
septet muziekstuk voor zeven partijen 1824 [wei] |
septic tank beerput 1912 [kku] <Engels |
Septuagint(a) de oudste Griekse bijbelvertaling 1824 [wei] <Latijn |
sequentie opeenvolging 1976 [gvd] <Latijn |
sequoia boomsoort 1879 [wnt reus i] <modern Latijn |
serafijn engel van hoge rang 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
serail paleis van de Turkse sultan 1698 [wnt] <Frans |
sereen kalm 1892 [Aanv wnt] <Frans |
| |
| |
serenade muzikale hulde 1665 [wnt] <Frans |
serendipisme gave om door toeval te ontdekken 1984 [gvd] |
serge weefsel 1300 [mnw] <Frans {4.1.9} |
sergeant onderofficier 1611-1620 [wnt] <Frans {4.1.14} |
serie reeks 1885 [wnt] <Frans |
serieus ernstig 1650 [mey] <Frans |
sering plantengeslacht uit de familie der olijfachtigen 1608 [Claes] <me Latijn |
sermoen preek, betoog 1236 [cg i 1, 26] <Frans |
seropositief met een positieve serumreactie 1987 [De Coster 1999] |
serpent slang 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn |
serpentine strook gekleurd papier 1912 [wnt] <Frans |
serre glazen veranda 1889 [wnt] <Frans |
serum bloedvloeistof met antistoffen 1898 [Te Winkel 332] <Latijn |
serval katachtige 1872 [gvd] <modern Latijn {4.1.3} |
serven de eerste bal opslaan 1929 [kwt] <Engels |
server netwerkcomputer 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 138] <Engels |
serveren opdienen 1929 [kwt] <Engels |
servet tafeldoekje 1551 [mnw] <Frans |
service bediening 1824 [wei] <Frans |
serviel slaafs 1669 [mey] <Frans |
servies stel vaatwerk 1710 [wnt] <Frans |
serviliteit slaafse geest of houding 1847 [kku] <Frans |
servituut erfdienstbaarheid 1350 [mnw] <Latijn |
sesam gewas, het zaad daarvan 1568 [wnt] <Latijn {4.1.6} |
sessie zitting 1566-1600 [wnt] <Frans |
sestertie Romeinse munt ter waarde van 2¼ as 1824 [wei] <Latijn |
set deel van tennispartij 1908 [Neerlandia] <Engels |
set stel 1939-1940 [De Gedehbode 60] <Engels |
settelen vestigen 1956 [Aanv wnt] <Engels |
setter hondensoort 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 9a] <Engels {4.1.3} |
setting achtergrond 1971 [R75] <Engels |
sèvres porselein 1899 [dbl] <Frans |
sext de zesde toon van de diatonische toonladder 1809 [wnt verwisseling] <Latijn |
sextant instrument voor plaatsbepaling 1809 [wnt] |
sextet stuk voor zes musicerende personen 1824 [wei] <Duits {3.2} |
sfeer gebied rond de aarde 1548 [wnt] <Frans |
sfeer stemming 1866 [wnt] <Frans |
sfinx mythisch monster 1566 [wnt] <Latijn |
sforzando sterker wordend 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
sfragistiek zegelkunde 1824 [wei] |
shabby sjofel 1961 [gvd] <Engels |
shag sigarettentabak 1900 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
shaken schudden 1956 [Aanv wnt] <Engels |
shampoo haarwasmiddel 1950 [gvd] <Engels |
shanghaaien ronselen 1974 [Sanders 1995] <Engels |
shanty ritmisch zeemanslied 1957 [Enc. van de muziek] <Engels |
share aandeel 1912 [kku] <Engels |
sharia aan de koran ontleende wetgeving 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
sharpie type zeilboot 1927 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11} |
shaver scheerapparaat 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.9} |
sheet vel papier 1968 [kwt] <Engels |
sheetfeeder automatische papierdoorvoerder 1985 [hcc nieuwsbrief nov. 10] <Engels |
shelter schuilplaats 1976 [gvd] <Engels |
sheltie hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Engels {4.1.3} |
sheriff hoofd van politie 1824 [wei] <Engels |
sherry witte wijn 1855 [Kramers, Geografisch Wrdb., 438b] <Engels {4.1.6} |
shift ploegendienst, ploeg 1989 [Peptalk] <Engels |
shii-take vleeszwam 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
shilingi munteenheid van Tanzania 1964 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Swahili {4.1.12} |
shilling oude Engelse munt, munteenheid van Oeganda, Kenia en Somalië 1832 [wei] <Engels {4.1.12} |
shintoïsme Japanse godsdienst 1929 [kwt sintoisme] |
shirt hemd 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 98] <Engels {3.2} |
shit rotzooi, onzin, ook tussenwerpsel: uitroep van ergernis 1964 [Aanv wnt] <Engels {4.3} |
shitfilm heel slechte film 1986 [De Coster 1999] |
Shoa moord op het joodse volk in wo ii 1985 [Vd Sijs 1996] <modern Hebreeuws {3.2} |
shoarma vleesgerecht 1981 [De Coster 1999] <Arabisch {3.2/4.1.6} |
shogi Japans schaak 1986 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.18} |
shogun opperbevelhebber in Japanse strijdkrachten 1898 [wnt handel i] <Japans {3.2} |
shop winkel 1847 [kku] <Engels |
| |
| |
shoppen bij winkels of zaken langsgaan en het aanbod vergelijken 1925 [Aanv wnt] <Engels |
shopping winkelen 1950 [De Vooys] <Engels {1.4} |
shorts korte broek 1925 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
shot foto- of filmopname 1955 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
shot injectie van drugs 1968 [kwt] <Engels |
shovel laadschop op rupsbanden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.10} |
show voorstelling, tentoonstelling 1912 [kku] <Engels {4.1.15} |
shrapnel projectiel dat kogels verspreidt 1832 [wei] <Engels {4.1.14} |
shredder papierversnipperaar 1989 [Peptalk] <Engels |
shuttle badmintonbal 1936 [Zak-Almanak voor Nederlandsch-Indië, 25] <Engels |
shuttle ruimteveer 1974 [Posthumus] <Engels |
si muzieknoot 1561 [Aanv wnt] |
siamees kattensoort 1934 [Sanders 1995] <Engels {4.1.3} |
sibbe* familie 1300 [cg i Brugge] |
sibille profetes 1477 [Teuth.] <Latijn |
sic bijwoord van hoedanigheid: aldus 1824 [wei] <Latijn |
sickbuildingsyndroom ziekte door ongezond werkklimaat 1988 [De Coster 1999] <Engels |
sidderen trillen 1477 [Teuth.] <Duits |
sidewinder supersonische raket 1968 [kwt] <Engels {4.1.14} |
sief geslachtsziekte 1976 [gvd] {1.2.4/4.4} |
siemens eenheid van elektrische geleiding 1898 [gvd] |
siepel ui 1228-1349 [mnw] <Latijn {4.1.6} |
sier onthaal 1410 [mnw] <Frans |
sieraad versiering 1537 [Claes Tw. 12] <Duits |
siësta middagslaapje 1839 [wnt] <Spaans {3.2} |
sifon hevel(fles) 1881 [wnt] <Frans |
sigaar rol tabak om te roken 1808 [wnt] <Frans {3.2/4.1.6} |
sigarenboer sigarenwinkel(ier) 1951 [Aanv wnt] {4.1.13} |
sigaret rol tabak in papier om te roken 1869 [wnt] <Frans {4.1.6} |
sightseeing vluchtige bezichtiging 1876 [Aanv wnt] <Engels |
sigma de Griekse letter s 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
signaal teken 1588 [Claes] <Frans |
signalement karakteristiek 1811 [wnt] <Frans {3.2} |
signatuur handtekening 1610 [wnt] <Frans |
signeren tekenen 1379 [hws] <Frans |
significant veelbetekenend 1650 [mey] <Latijn |
sijpelen* onmerkbaar doorlekken 1653 [wnt] {3.1} |
sijs zangvogel 1494 [mnw] <Nederduits {3.2} |
sijs snaak, spotzieke grappenmaker 1857 [wnt sijs ii] |
sik geit 1773 [wnt] |
sik dun baardje 1798 [wnt] |
sikh lid van hindoesekte 1863 [kku] <Hindi |
sikkel zeis 1240 [Bern.] <Latijn |
sikkel munt, gewicht 1301-1400 [mnw] <Latijn |
sikkeneurig narrig 1870 [wnt] {1.2.5} |
sikkepit klein beetje 1709 [Stoett p. 258] |
sikker dronken 1810 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
silhouet schaduwbeeld 1824 [wei] <Frans |
silicium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
silicone synthetisch silicium bevattende stof 1949 [Aanv wnt] <Engels |
silo pakhuis voor stortgoed zoals graan 1895 [wnt] <Spaans {3.2} |
Siluur geologische periode 1910 [Van Hoepen, De bouw van het Siluur van Gotland] |
sim aap 1240 [Bern.] <Latijn |
simmen* jengelen 1872 [gvd] {3.1} |
simpel eenvoudig 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
simplex enkelvoud(ig woord) 1826 [wnt verveelvuldigen] <Latijn |
simplistisch al te eenvoudig 1928 [Aanv wnt] <Frans |
simsalabim tussenwerpsel: toverspreuk 1976 [gvd] {4.3} |
simuleren veinzen 1540 [wnt] <Frans |
simultaan gelijktijdig 1847 [Aanv wnt] <me Latijn |
sinaasappel zuidvrucht 1682 [Sanders 1995] {4.1.2} |
sinds* voorzetsel 1570 [wnt] {4.2} |
sinds* onderschikkend voegwoord 1823 [wnt] {4.2} |
sinecure gemakkelijk baantje 1859 [wnt] <Engels of Frans |
singel (weg langs de buitenzijde van een) stadsgracht 1271 [cg i 1, 193] <Frans |
singel buikriem 1573 [Plantijn] <Frans |
single enkelspel bij tennis 1919 [Aanv wnt] <Engels |
single grammofoonplaatje met één nummer per kant 1950 [wp jaarboek 1958 (langspeelplaat)] <Engels |
single vrijgezel 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.4} |
singlet onderhemd 1954 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
| |
| |
singularis enkelvoud 1584 [wnt veel iv] <Latijn |
singulier zonderling 1420 [hws] <Frans |
sinister onheilspellend 1669 [mey] <Frans |
sinjeur heer 1616 [wnt] <Frans |
sinologie studie van het Chinees 1877 [Inaugurele rede G. Schlegel] |
sint heilige 1200 [cg ii 1 Servas] <Frans |
sint-bernardshond hondensoort 1835 [Sanders 1995] {4.1.3} |
sintel uitgebrand stuk steenkool 1436-1523 [mnw] <Duits |
Sinterklaas heilige die kinderen op zijn verjaardag geschenken geeft 1564 [wnt] |
sint-juttemis verzonnen heiligendag 1577 [wnt jutmis] {4.1.7} |
sinus verhoudingsgetal 1614 [wnt wezen i] <Latijn |
sinus holte 1847 [kku] <Latijn |
sip* beteuterd 1636 [Toll.] |
Sire titel 1644 [wnt vertrouwen i] <Frans |
sirene demonisch wezen, half vrouw, half vogel 1287 [cg NatBl] <Frans |
sirih blad van plant waarop men kauwt 1596 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
sirocco droge wind 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.1} |
siroop dikke vloeistof 1500-1525 [Jansen/Van Winter, Keuken in late me] <Frans {1.2.4/4.1.6} |
sirtaki Griekse dans 1969 [wp Suppl 1969 (lichte muziek)] <modern Grieks {3.2/4.1.15} |
sisal weefsel van bladvezel 1905 [Aanv wnt] {4.1.9} |
sissen* scherp geluid maken 1437 [mnw] {3.1} |
sisser erwt 1779 [hou ii, 10, 216] <Latijn {4.1.6} |
sisyfusarbeid nutteloos werk zonder einde 1847 [kku] |
sitar snaarinstrument 1957 [Enc. van de muziek] <Urdu {4.1.16} |
sitcom komische televisieserie in huiselijke kring 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.15} |
sit-in zitstaking 1966 [R75] <Engels |
sits bont katoen 1659 [Claes] <Engels {3.2/4.1.9} |
situatie positie, toestand 1495 [wnt afdaling] <Frans |
sjaal omslagdoek 1822 [Van Wijk, Alg. Aardrijkskundig Wrdb. dl. 2, 569] <Engels {3.2} |
sjabloon modelvorm 1824 [wei] <Duits |
sjacheren minderwaardige handel drijven 1676 [wnt] <Duits |
sjah koning 1847 [kku] <Perzisch |
sjalom, sjaloom tussenwerpsel: joodse groet 1970 [Recht voor raap] <modern Hebreeuws {3.2/4.3} |
sjalot uitje 1682 [Nylandt, Nederlandtse Herbarius, 315] <Frans {4.1.6} |
sjamaan toverpriester 1863 [kku] <Toengoezisch |
sjamberloek huisjas 1691 [wnt] <Duits |
sjanker venerische ziekte 1778 [wnt] <Frans |
sjans succes (in de liefde) 1929 [wnt polkahaar] <Frans |
sjasliek aan een spit geroosterde stukjes vlees 1975 [R75] <Russisch {3.2/4.1.6} |
sjees rijtuigje 1677 [wnt] <Frans {4.1.10} |
sjeik hoofd (bv. van bedoeïenenstam) 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
sjekel munteenheid van Israël 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <modern Hebreeuws {3.2/4.1.12} |
sjekkie sigaret van shag 1984 [gvd] {4.1.6} |
sjerp band als waardigheidsteken 1621 [wnt] <Duits |
sjezen zakken voor examen 1850 [wnt] |
sjezen hard rijden 1917 [wnt] |
sjiiet aanhanger van bepaalde islamitische sekte 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
sjikse niet-joods meisje 1824 [wei] <Jiddisch {3.2} |
sjilpen* piepend geluid geven (van vogels) 1725 [wnt] {3.1} |
sjoege begrip, verstand 1906 [Köster Henke] <Jiddisch {3.2} |
sjoel synagoge 1899 [dbl] <Jiddisch {3.2} |
sjoelbak lange bak voor gezelschapsspel 1912 [kku] <Fries {3.2} |
sjoelen met de sjoelbak spelen 1895-1896 [Waling Dykstra, uit Friesland's volksleven] <Fries {3.2/4.1.18} |
sjoemelen knoeien 1971 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
sjofar ramshoorn, bazuin 1912 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
sjofel armoedig 1802-1809 [wnt kostganger] <Duits |
sjokken slepend lopen 1844 [wnt] <Fries {3.2} |
sjorren trekken 1671 [wnt] <Fries {3.2} |
sjouwen met inspanning dragen 1671 [wnt] <Fries {3.2} |
sjtetl kleine joodse gemeenschap in Oost-Europa 1999 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
sjwa toonloze e 1929 [Aanv wnt] <modern Hebreeuws {3.2} |
ska Jamaicaanse muziek, voorloper van reggae 1991 [Spectrum Muziek lexicon] <Engels {4.1.16} |
skate rolschaats 1999 [gvd] <Engels {4.1.10} |
skateboard schaatsplank 1984 [R84] <Engels {4.1.10} |
| |
| |
skatescooter step met één wieltje voor en achter 2000 [nrc-h 17/8/2000] <Engels {4.1.10} |
skeeler soort rolschaats 1969 [nrc 28/2/69, 16] <Engels {4.1.10} |
skelet geraamte 1778 [wnt] <Duits |
skelter motorwagentje 1959 [wp jaarboek 1960] <Engels {4.1.10} |
sketch kort toneelstuk 1940 [De Telegraaf 8/12, 13] <Engels {4.1.15} |
ski sneeuwschaats 1874 [Sanders nrc-h 16/3/98] <Noors {3.2} |
skiff roeivaartuig 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 12a] <Engels {4.1.11} |
skiffle muzieksoort met primitieve instrumenten als een wasbord 1979 [Wijnands&Ost] <Engels {4.1.16} |
skinhead kaalgeschoren jongere uit subcultuur 1970 [Recht voor raap] <Engels |
skippybal springbal 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.18} |
skunk marterachtige 1912 [kku] <Engels {4.1.3} |
skûtsjesilen wedstrijdzeilen met vrachtscheepjes 1947 [Aanv wnt] <Fries {3.2/4.1.18} |
skybox vip-loge boven een stadion 1992 [gvd] <Engels |
sla plant, gerecht daarvan 1599 [wnt] {4.1.6} |
slaaf lijfeigene 1285 [cg Rijmb.] <me Latijn |
slaan* slagen toebrengen 901-1000 [wps] |
slaap* deel van zijvlak van het hoofd 1240 [Bern.] |
slab* morsdoekje 1546 [Claes] |
slabakken* verslappen, niet flink werken 1562-1592 [mnw] |
slaboon prinsessenboon 1746 [wnt] {4.1.6} |
slachten* doden voor consumptie 1477 [Teuth.] |
slachtoffer iem. die het offer is van de belangen van een ander 1556 [wnt] <Duits |
slag* klap 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
slag* soort 1638 [wnt slaan] |
slagen* gelukken 1596 [wnt] |
slager* iemand die beroepsmatig dieren slacht en verhandelt 1573 [Plantijn] {4.1.13} |
slagroom vette, stijfgeklopte room 1910 [wnt] <Duits {4.1.6} |
slagschaduw* scherp omlijnde schaduw 1740 [wnt] |
slak* weekdier 1240 [Bern.] |
slak metaalafval 1588 [Claes] <Duits |
slaken* losmaken 1287 [cg NatBl] |
slaken* uiten 1528 [wnt] |
slalom afdaling met hindernissen (bij skiën) 1947 [kwt] <Noors {3.2} |
slamat tussenwerpsel: groet 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 54] <Indonesisch {3.2/4.3} |
slampampen* brassen, leeglopen 1532 [Toll.] {3.1} |
slang* reptiel 901-1000 [wps] |
slang* buigzame buis of pijp 1687 [wnt] {1.2.3} |
slang groepstaal 1891 [Aanv wnt] <Engels |
slangenkop Chinese mensensmokkelaarsbende of lid daarvan 1996 [Sanders 2001] |
slank* rank 1276-1300 [cg ii 1 Perch.] |
slap* niet strak 1265-1270 [cg Lut.K] |
slapen* in slaap, rust zijn 901-1000 [wps] |
slapstick gooi- en smijtopvoering 1967 [Kolsteren, Prisma-vreemde-wrdb.] <Engels {4.1.15} |
slash typografisch teken 1992 [Peptalk] <Engels |
slash nevenschikkend voegwoord: of 1999 [R99] <Engels {4.2} |
slavink* vlees met spek erom 1961 [Aanv wnt] {3.1/4.1.6} |
slecht* niet goed 1573 [Plantijn] {1.2.3} |
slechten* vlak maken 1240 [Bern.] |
slechthorend* min of meer doof 1884 [wnt lip] {3.1} |
slechtvalk roofvogel 1636 [wnt Bijv.+verb.] |
slede, slee* voertuig op ribben 1266 [cg i 1, 90] {4.1.10} |
sleedoorn* soort heester 1225 [Versl. en med. der Kon. Vlaamsche Ac. 1930, 203] {3.1} |
sleepruim heester, vrucht daarvan 1599 [Kil.] {4.1.2} |
slem al de slagen (bij kaartspel) 1832 [wei] <Engels |
slempen* overdadig (eten en) drinken 1546 [Claes] |
slenteren* langzaam lopen 1701 [wnt] {3.1} |
slepen* voorttrekken 1285 [cg Rijmb.] |
slet* ontuchtige vrouw 1599 [Kil.] {1.2.3} |
sleuf* smalle groef 1625 [wnt] |
sleur* door herhaling ontstane gewoonte 1642 [wnt] |
sleuren* slepen 1539 [mnw] |
sleutel* werktuig om slot te openen of te sluiten 1240 [Bern.] {3.1} |
sleutelbeen* verbinding tussen borstbeen en schouderblad 1645 [wnt] |
sleutelbloem* primula 1514 [Groten Herbarius] |
slib* bezinksel 1528 [mnw] |
slick profielloze band 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
sliding glijdende beweging bij voetbal 1946 [Aanv wnt] <Engels |
sliding glijdend bankje in roeiboot 1950 [gvd] <Engels |
| |
| |
sliert* sleep, slap hangend iets 1897 [wnt] |
slijk* modder 1240 [Bern.] |
slijm* kleverig vocht 1287 [cg NatBl] {3.1} |
slijpen* gladmaken door wrijven 1287 [cg NatBl] |
slijtage mate waarin iets slijt 1652-1662 [wnt] |
slijten* door wrijving doen afnemen 1285 [cg Rijmb.] |
slik* modder 1212-1214 [Slicher] {2.4} |
slikken* door het keelgat doen gaan 1351-1400 [mnw] |
slim* schrander 1602 [wnt] {1.2.3} |
slingeren* (zich) heen en weer bewegen 1585 [wnt] {3.1} |
slingeruurwerk uurwerk waarvan de gang door een slinger wordt geregeld 1736 [wnt] {4.1.10} |
slinken* minder worden 1351 [mnw] |
slinks* arglistig 1477 [Teuth.] |
slip* afhangend deel van een kledingstuk 1342 [mnw] |
slip onderbroekje 1957 [wp jaarboek 1958] {3.3} |
slippen* wegglijden 1588 [Claes Tw. 12] |
slipper pantoffel zonder hiel 1935 [Aanv wnt] <Engels {4.1.9} |
slissen* lispelen 1914 [gvd] {3.1} |
slivovitsj pruimenbrandewijn 1843 [wnt vrucht 1] <Servisch {3.2/4.1.6} |
slobberen* slordig en hoorbaar eten 1599-1607 [Claes] {3.1} |
slobberen* ruim zitten 1903 [wnt] {3.1} |
slobkous sok zonder zool 1769 [wnt] |
slochter* doorgang door ijs, vaargeul 1001-1100 [Prisma NPl.] {2.3} |
sloddervos slordig mens 1693 [wnt] |
sloeber* stakker 1924 [wnt] |
sloep vaartuig 1588 [Claes] <? {3.5/4.1.11} |
sloerie* slet 1681 [wnt] |
slof* pantoffel 1476-1500 [mnw] {4.1.9} |
sloffen* slepend lopen 1769-1811 [wnt] |
slogan slagzin 1929 [kwt] <Engels |
slokken* doorzwelgen 1488 [mnw] |
slome duikelaar sul 1899 [wnt] |
slons* slordige vrouw 1623 [wnt] {1.2.3} |
sloof* voorschoot met korte mouwen 1481 [mnw] |
sloof* zwoegende huisvrouw 1634 [wnt] |
sloom* suf 1884 [gvd] |
sloop* kussenovertrek 1444 [mnw] |
sloot* gegraven water 966 [Claes] {2.3} |
slop* steeg 1381 [mnw] |
slopen* afbreken 1377-1378 [mnw] |
slordig* niet verzorgd 1599 [wnt] |
slot* sluiting, einde 1240 [Bern.] |
slot kasteel 1527 [wnt opplunderen] |
sloven* hard werken 1610 [wnt] |
slowfood met zorg klaargemaakt voedsel 1990 [Website Slow Food Stichting] <Engels {1.1/4.1.6} |
sluier doorzichtige doek 1527 [hws] <Duits |
sluik* glad (van haar) 1840 [wnt] |
sluimeren* dutten 1450 [mnw] {3.1} |
sluipen* zich onopgemerkt voortbewegen 1285 [cg Rijmb.] |
sluis waterkering 1139 [Claes] <Latijn {2.3/5} |
sluiten* toedoen 1240 [Bern.] |
slungel lange jongen 1785 [wnt] <Nederduits {3.2} |
slurf* verlengde snuit 1540 [mnw] |
slurpen* hoorbaar opzuigen 1477 [Teuth.] {3.1} |
sluw listig 1818 [wnt] <Duits |
smaad* laster 1350 [mnw] |
smaak* zintuig om te proeven 1100 [Willeram] |
smaakmaker* product dat of persoon die smaak aan iets geeft, ook figuurlijk 1974 [R75] {4.4} |
smachten* kwijnen 1477 [Teuth.] {1.2.2} |
smak* scheepstype 1527 [wnt] {4.1.11} |
smakken* smijten 1450 [mnw] |
smakken* klappend geluid met lippen maken 1624 [wnt] {3.1} |
smal* niet breed 1100 [Willeram] |
smalen* met geringschatting spreken 1573 [Plantijn] |
smalspoor smalle spoorbaan 1912 [wnt] <Duits |
smalt kobaltglas 1618 [wnt] <Italiaans {3.2} |
smaragd edelgesteente 1475 [mnw] <Latijn |
smart* verdriet 1254 [vmnw] |
smartdrug preparaat dat het denken bevordert 1992 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
smartlap* sentimenteel lied 1961 [wp jaarboek 1962] {3.1} |
smartshop winkel voor smartdrugs 1996 [De Coster 1999] <Engels |
smash harde slag 1950 [gvd] <Engels |
smeden* metaal bewerken 1240 [Bern.] |
smeer* vet 901-1000 [wps] |
smeerkaas smeerbare kaas 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.6} |
smeerlap* scheldwoord 1721 [wnt] |
smegma een zeepachtige klierafscheiding 1847 [kku] <Latijn |
smeken* nederig verzoeken 1240 [Bern.] {1.2.6} |
smelten* vloeibaar (doen) worden 1240 [Bern.] |
smeren* met een vettige stof bestrijken 1240 [Bern.] |
smeris Bargoens: agent van politie 1844 [wnt] |
smeulen* zacht branden 1340 [mnw] |
smid* metaalbewerker 1138-1139 [Claes] {2.3/4.1.13} |
| |
| |
smiecht* smeerlap 1899 [wnt] |
smient* eendachtige 1508 [hws] |
smiespelen* fluisteren 1874 [wnt] {3.1} |
smijten* werpen 1340-1350 [mnw] |
smikkelen* snoepen 1898 [wnt] {3.1} |
smiley gezichtje gemaakt van leestekens en symbolen dat een gevoel uitdrukt 1997 [De Coster 1999] <Engels |
smoel* bek 1557 [wnt] |
smoes uitvlucht 1901 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
smoezelig* beduimeld 1846 [wnt] |
smog vervuilde mist 1963 [Aanv wnt] <Engels {4.1.1} |
smoken* roken 1429 [mnw] |
smoking geklede herenjas 1897 [wnt] {3.3/5} |
smokkelen* heimelijk vervoeren 1615 [wnt] {3.1} |
smoorheet* zeer heet 1694 [wnt] {4.4} |
smoren* verstikken 1287 [cg NatBl] |
smörgåsbord koud buffet 1984 [gvd] <Zweeds {3.2/4.1.6} |
smørrebrød plakje brood met boter en beleg 1968 [wp voor de vrouw] <Deens {3.2/4.1.6} |
smorzando wegstervend 1820 [Muzijkaal zak-woordenboek] <Italiaans {3.2} |
smous scheldnaam voor jood 1657 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
smousjassen kaartspel 1866 [wnt] {4.1.18} |
smout* vet 1140 [Rey] {2.2/4.1.6} |
sms tekstbericht via mobiele telefoon 1994 [Sanders 2001] <Engels {1.3/4.1.17} |
smullen met welbehagen eten 1501-1525 [mnw] <Nederduits {3.2} |
smurfentaal straattaal op basis van Nederlands met woorden uit allochtone talen en Engels 1997 [Sanders 2000] |
smurrie* vuil 1920 [wnt] |
snaaien stelen 1897 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
snaak* grappenmaker 1625 [wnt vies] |
snaar* snoer 1265-1270 [cg Lut.K] |
snaar* schoondochter 1285 [cg Rijmb.] {4.1.4} |
snack hartig hapje 1964 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
snackbar snelbuffet 1950 [gvd] <Engels |
snailmail conventionele postbestelling 1998 [De Coster 1999] <Engels |
snakken* heftig begeren 1548 [wnt] {3.1} |
snaphaan geweer 1680 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen] <Duits {4.1.14} |
snappen* babbelen 1437 [mnw] {3.1} |
snapshot momentopname 1914 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
snateren* een druk geluid maken (van vogels) 1437 [mnw] {3.1} |
snauw* type schip 1670 [F. van der Doe, Indianen in Zeeuwse bronnen 5] {3.1/4.1.11} |
snauwen* bits spreken 1477 [mnw] {3.1} |
snavel* vogelbek 1287 [cg NatBl] {1.2.5/3.1} |
sneakers schoenen met zachte zolen 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.9} |
sneb* snavel 1518 [Claes] {3.1} |
sneep* beenvis 1682 [wnt] {3.1} |
sneer honende opmerking 1847 [kku] <Engels |
snees* telwoord: twintigtal, twintig als landmaat 1301-1350 [mnw] {4.2} |
sneeuw* neerslag in bevroren vlokken 901-1000 [wps] {4.1.1} |
sneeuwgans* eendachtige 1599 [wnt] |
snel* vlug 1240 [Bern.] |
snelbuffet buffet waar men staand kan eten 1950 [gvd] <Duits {3.2} |
snellekweekreactor kernreactor die werkt met snelle neutronen 1974 [R75] {4.1.10} |
snerpen* een pijnlijk aandoend geluid maken 1623 [wnt] {3.1} |
snert* erwtensoep 1768 [wnt] {4.1.6} |
snertvent* vervelende man 1914 [gvd] |
sneu* jammer 1910 [wnt] |
sneu* meelijwekkend 1989 [Hofkamp&Westerman] {3.1} |
sneuvelen* omkomen 1620 [wnt] {3.1/4.4} |
sneven* omkomen 1285 [cg Rijmb.] {4.4} |
snijden* met een scherp werktuig scheiden 1100 [Willeram] {1.2.5/3.1} |
snikheet* smoorheet 1635 [wnt] |
snikkel penis 1968 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2/4.4} |
snikken* krampachtige bewegingen maken, krampachtig ademen 1552 [Claes] {3.1} |
snip* steltloper 1280-1287 [cg i 1, 507] |
snip* schuit (met puntige steven) 1741 [wnt] {3.1/4.1.11} |
sniper sluipschutter 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.14} |
snipperen* tot snippers snijden 1588 [Claes] {3.1} |
snipverkouden* erg verkouden 1950 [gvd] {4.4} |
snit wijze waarop iets gesneden is 1816 [wnt] <Duits |
snob parvenu 1904 [wnt] <Engels |
snoeien* inkorten (van takken) 1367-1372 [mnw] {1.2.5/3.1} |
snoeihard* zeer hard 1956 [Aanv wnt] {4.4} |
snoeiheet* zeer heet 1969 [Aanv wnt] {4.4} |
snoek* beenvis 1286 [cg i 2, 1181] {3.1} |
snoepen* lekkernijen eten 1573 [Plantijn] {3.1} |
snoepreisje* plezierreisje buiten de vakantie 1710 [wnt snoepen] |
| |
| |
snoer* koord, draad 1286 [cg i 2, 1161] |
snoes* lieftallig persoon 1864 [wnt] |
snoeshaan snuiter 1617 [Toll.] <Nederduits {3.2/5} |
snoet* vooruitspringend deel van kop 1784-1785 [wnt] {3.1} |
snoeven* opscheppen 1645 [wnt] |
snol* hoer 1612 [wnt] {3.1/4.1.13} |
snood* misdadig 1350 [mnw] |
snooker Engels biljartspel 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18} |
snor haar op de bovenlip 1844 [Toll.] |
snorder illegale taxichauffeur die onderweg vrachtjes oppikt 1932 [wnt snorren] <Jiddisch {3.2} |
snorfiets fiets met hulpmotor 1975 [wp jaarboek 1976] <? {3.5/4.1.10} |
snorkel luchtpijpje bij het zwemmen 1957 [wp jaarboek 1958] <Duits {3.2} |
snorken* keelgeluid maken 1401-1450 [hws] {3.1} |
snorren* een brommend geluid maken 1588 [Claes] {3.1} |
snorren los werk zoeken 1974 [Endt] |
snot* neusvocht 1351 [mnw] |
snotolf* beenvis 1599 [Kil.] |
snowboarden op een plank van een besneeuwde helling af glijden 1989 [Peptalk] <Engels {4.1.18} |
snuffelen* lucht opsnuiven 1629 [wnt] {3.1} |
snufje* nieuwigheid 1561 [wnt snuf] |
snugger* schrander 1599 [Kil.] {3.1} |
snuiftabak fijngemalen tabak om te snuiven 1658 [wnt] {4.1.6} |
snuisterij sieraad van weinig waarde 1596 [Toll.] |
snuit* vooruitspringend deel van kop 1477 [Teuth.] {1.2.5/3.1} |
snuiter* kwant 1872 [gvd] |
snuiven* hoorbaar door de neus ademen 1351 [mnw] {3.1} |
snurken* keelgeluid maken in de slaap 1573 [Plantijn] {3.1} |
soap opera sentimentele vervolgserie 1984 [gvd] <Engels {4.1.15} |
sober niet overvloedig 1351 [mnw] <Frans |
soccer voetbal 1968 [kwt] <Engels {4.1.18} |
sociaal maatschappelijk 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
socialisatie het socialiseren 1908 [wnt vakbeweging] <Frans |
socialiseren ten bate van allen doen strekken 1930 [wnt] <Duits |
socialisme bepaalde maatschappijvorm 1850 [wnt] <Frans |
sociëteit vereniging 1587 [wnt] <Frans |
society de hogere kringen 1929 [kwt] <Engels |
soda een zout 1717 [wnt] <Italiaans {3.2} |
sodeju tussenwerpsel: bastaardvloek 1904 [wnt] {4.3} |
sodemieter scheldwoord 1853 [wnt] |
sodium natrium 1834 [wnt verhouding] <modern Latijn |
soebatten vleiend vragen 1641 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
soefi beoefenaar van de islamitische mystiek 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
soek bazaarstraat 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
soelaas vertroosting 1287 [cg NatBl] <Frans |
soenniet orthodoxe islamiet 1847 [kku] <Arabisch {3.2} |
soep vloeibare kost 1745 [wnt] <Frans {4.1.6} |
soepel buigzaam 1899 [wnt] <Frans |
soepjurk lange wijde jurk 1885-1886 [wnt soep] |
soera hoofdstuk van de koran 1886 [kku] <Arabisch {3.2} |
soes gebak 1791 [wnt] {4.1.6} |
soesa drukte 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 379] <Indonesisch {3.2} |
soeverein vorst 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
soeverein oppermachtig 1566 [wnt] <Frans |
soeverein munt 1612 [Van Gelder 1965] <Frans {4.1.12} |
soezen* suffen 1858 [wnt] |
sof Bargoens: tegenvaller 1904 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
sofa bank 1698 [wnt zoldering] <Frans {4.1.9} |
sofist die scherpzinnige drogredenen aanvoert 1621-1625 [wnt] <Latijn |
soft zacht 1983 [R84] <Engels |
softdrink niet-alcoholische drank 1956 [R75] <Engels {4.1.6} |
softdrug niet-verslavende drug 1973 [R75] <Engels {4.1.6} |
software computerprogramma's 1967 [Kruseman Aretz, Vallen en opstaan 16] <Engels |
soigneren verzorgen 1539 [hws] <Frans |
soiree avondpartij 1854 [Kappler, Nederlandsch-Guyana 81] <Frans |
soit tussenwerpsel: het zij zo! 1865 [kvw] <Frans {4.3} |
soja pikante saus 1670 [wnt] <Japans {3.2/4.1.6} |
sok korte kous 1805 [wnt] <Duits |
sok metalen mof ter verbinding van twee buizen 1870 [wnt] <Engels |
sokkel voetstuk 1850 [wnt zuil i] <Frans |
sol muzieknoot 1350 [mnw] |
| |
| |
sol munteenheid van Peru 1914 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.12} |
solarium inrichting voor (kunstmatig) zonnebad 1912 [kku] <Engels |
soldaat militair zonder rang 1562 [Dict. Tetraglotton] <Frans {4.1.14} |
solde uitverkoopartikel 1950 [gvd] <Frans |
solderen metaal aaneenhechten 1438 [mnw] <Frans |
soldij loon van een soldaat 1469 [mnw] |
soleren als solist optreden 1970 [Recht voor raap] |
solex bromfiets met voorwielaandrijving 1953 [Aanv wnt] {4.1.10} |
solfège toonladders zingen 1916 [wnt vocaal] <Frans |
solidair door saamhorigheid verbonden 1822 [wnt] <Frans |
solide stevig 1553 [Vd Werve] <Frans |
solingklasse klasse van zeilboten 1986 [koe] |
solipsisme een filosofische leer 1886 [kku] |
solist die alleen uitvoert 1872 [gvd] <Frans |
solitair eenzaam 1650 [mey] <Frans |
sollen heen en weer trekken 1655 [wnt] |
solliciteren naar een betrekking dingen 1617 [wnt] <Frans |
solo bijwoord: als zanger of speler alléén 1782 [wnt] <Italiaans {3.2} |
solo vrijgezel 1991 [De Coster 1999] <Engels {4.1.4} |
so long tussenwerpsel: afscheidsgroet 1989 [Peptalk] <Engels {4.3} |
solstitium zonnestilstand 1634 [wnt winter] <Latijn |
solutie oplossing 1531 [hws] <Frans |
solutie bandplakmiddel 1914 [gvd] <Engels |
solvabel in staat om te betalen 1822 [wnt] <Frans |
solvabiliteit vermogen om te betalen 1872 [gvd] <Frans |
solvent in staat om te betalen 1476-1500 [mnw] <Latijn |
som totaal 1236 [cg i 1, 22] <Frans |
som rekenkundig vraagstuk 1717 [wnt] <Frans |
som munteenheid van Kirgizië en Oezbekistan 1993 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kirgizisch of Oezbeeks {4.1.12} |
soma lichaam 1961 [gvd] <Grieks {3.2} |
somatisch lichamelijk 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
somber bedrukt 1642 [wnt] <Frans |
somberman pessimist 1985 [Picarta: titel van R. Campert] {4.4} |
sombrero hoed met brede rand 1872 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.9} |
somma bedrag 1596 [wnt] <Italiaans {3.2} |
sommatie aanmaning om te betalen 1502 [hws] <Frans |
sommeren aanmanen 1299 [cg i 4, 2663] <Frans |
sommige* onbepaald voornaamwoord 1236 [cg i 1, 23] {4.2} |
soms* bijwoord van tijd: weleens 1777 [Toll.] {3.1} |
sonar echopeiling 1952 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
sonate muziekstuk voor één instrument 1697 [wnt] <Frans |
sonatine kleine sonate 1824 [wei] <Frans |
sonde peilstift 1865 [wnt] <Frans |
sonnet lyrisch gedicht 1565 [wnt] <Frans |
sonoor helder klinkend 1824 [wei] <Frans |
soort categorie, kwaliteit 1350 [mnw] <Frans |
soortgelijk* aanwijzend voornaamwoord 1787 [wnt] {4.2} |
sop* zeepwater 1611-1620 [wnt] |
sophisticated getuigend van intellect 1951 [De Vooys] <Engels |
sopraan hoogste vrouwenstem 1824 [wei] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
sorbet ijsdrank 1669 [wnt] <Frans {4.1.6} |
sordino demper op muziekinstrument 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
sores Bargoens: zorgen 1906 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.2} |
sorghum kafferkoren 1859 [wnt uitstoelen] <modern Latijn {4.1.2} |
soroptimisten vrouwenvereniging 1929 [kwt] <Engels |
sorry tussenwerpsel: excuseer! 1931 [Aanv wnt] <Engels {4.3} |
sorteren uitzoeken 1599 [wnt] <Frans |
sos noodsein 1937 [wnt vliegveld] <Engels |
sostenuto bijwoord: volhoudend 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2} |
sotternie Middelnederlands kluchtspel 1350 [mnw] {4.1.15} |
sotto voce bijwoord: met ingehouden stem 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
sou stuiver 1793 [wnt] <Frans |
soubrette hoofdrol van operette 1824 [wei] <Frans |
soufflé gerecht met geklopt eiwit 1863 [Rijnhart] <Frans {4.1.6} |
souffleren voorzeggen 1808 [wnt] <Frans {3.2} |
soul negermuziek 1960 [R75] <Engels {4.1.16} |
sound kenmerkend geluid 1965 [R75] <Engels |
soundbite kort geluidsfragment 1996 [De Coster 1999] <Engels |
souperen avondmalen 1764 [wnt] <Frans |
| |
| |
souplesse buigzaamheid 1847 [kku] <Frans |
sourdine demper op muziekinstrument 1872 [wnt] <Frans |
sousbras zweetlapje in oksels van kleding 1883 [Java-Bode 1/9, 2a] <Frans |
soutane priestergewaad 1905 [wnt] <Frans |
souteneur pooier 1881 [wnt] <Frans {4.1.13} |
souterrain ondergronds bewoonbaar deel van een gebouw 1824 [wei] <Frans |
souvenir aandenken 1837 [wnt] <Frans |
souvlaki geroosterd vlees aan pennen 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
sovchoz staatslandbouwbedrijf 1945 [Revue van buitenlandse stemmen 9, 18/8 1b] <Russisch {3.2} |
sovereign Engels gouden pond 1548 [wnt souverein] <Engels {3.2} |
sovjet raad 1863 [kku] <Russisch {3.2} |
sowieso bijwoord van modaliteit: in elk geval 1968 [kwt] <Duits {3.2} |
spa mineraalwater 1734 [Sanders 1995] {4.1.6} |
spaak* verbinding tussen naaf en velg 1351-1400 [mnw] |
spaan* afgespleten hout 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
spaan* gereedschap 1350 [mnw] |
spaander* afgespleten houtje 1542 [wnt] |
spaat mineraal met bladerige structuur 1782 [wnt] <Duits |
spaceshuttle ruimteveer 1982 [R84] <Engels {4.1.10} |
spade* schop 1240 [Bern.] |
spadrille schoen met touwzool 1961 [gvd] <Frans {3.2/4.1.9} |
spagaat spreidzit 1970 [gvd Suppl.] <Duits {3.2} |
spaghetti meelproduct 1929 [kwt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
spalk* hout om gebroken ledematen onbeweeglijk te bevestigen 1351 [mnw] |
spam ongevraagde mail 1997 [De Coster 1999] <Engels |
span* lengtemaat 1150 [Rey] {2.2} |
span* voorgespannen dieren, wagen met bespanning 1630 [wnt] {4.1.10} |
spaniël hondensoort 1865 [kvw] <Engels {4.1.3} |
spanjolet draairoede aan deuren 1877 [wnt vuur i] <Frans |
spanjool geringschattend voor Spanjaard 1550 [wnt verschenen ii] <Spaans {3.2} |
spanking seksuele variant met slaan 1984 [R84] <Engels |
spannen* strak trekken, vastmaken aan 1091-1100 [Rey] {2.2} |
spant* balk tegen de nok 1662 [wnt] |
spar* staak 1175 [Rey] {1.2.3/2.2} |
spar* boomsoort 1714 [wnt] {1.2.3} |
sparen* bewaren 1240 [Bern.] |
spareribs varkensrib 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Engels {4.1.6} |
sparren boksen zonder doorstoten 1986 [koe] <Engels |
sparringpartner oefenpartner (bij boksen) 1948 [Sport, 12 april] <Engels |
spartaans sober en hard 1634 [wnt wedden] <Latijn |
spartelen* met armen en benen heen en weer slaan 1240 [Bern.] {3.1} |
spastisch krampachtig 1847 [kku] <Latijn |
spatel platte lepel 1351 [mnw] <me Latijn |
spatie woordscheiding 1892 [wnt] <Latijn |
spatten* in kleine deeltjes (doen) rondvliegen 1642 [wnt] |
speakeasy clandestiene drinkgelegenheid 1931 [kwt] <Engels |
specerij smaakgevende stof, kruid 1330 [Jacobs 22] <Frans {4.1.6} |
specht* spechtvogel 1287 [cg NatBl] |
speciaal bijzonder 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
specie muntgeld 1621 [De Jonge iv, 252] <Latijn |
specificatie gedetailleerde opgave 1468 [hws] <Frans |
specificeren afzonderlijk opgeven 1395 [Moors 200, 30] <me Latijn |
spectaculair opzienbarend 1947 [Aanv wnt] <Frans |
spectator toeschouwer 1565 [Mak] <Latijn |
spectrum kleurenband, scala 1858 [wnt wandelend] <Latijn |
speculaas sinterklaaskoek 1898 [Toll.] {4.1.6} |
speculeren gokken (op) 1866 [wnt] <Frans |
speculum spiegel 1847 [wnt oorarts] <Latijn |
speech redevoering 1688-1696 [wnt] <Engels {3.2} |
speed drugs 1970 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
speeksel* mondvocht 1351 [mnw] |
speelruimte ruimte van beweging 1813 [wnt] <Duits |
speen* tepel 1236 [cg i Gent] |
speenkruid* plant 1543 [Heukels] |
speenvarken* jong varken 1253 [vmnw] {3.1/4.1.3} |
speer* steekwapen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.14} |
spek* vet 1108 [Künzel] {2.3/4.1.6} |
spek* een soort suikergoed 1873 [wnt] {4.1.6} |
spektakel schouwspel 1501-1525 [hws] <Frans |
spektakel herrie 1787-1789 [wnt] |
| |
| |
spel* bezigheid tot ontspanning 1240 [cg i 1] {4.1.18} |
speld middel om iets vast te steken, ook als sieraad 1350 [mnw] <Latijn {1.2.4} |
spelen* zich vermaken 1236 [cg i 1] |
speleologie holenonderzoek 1960 [Aanv wnt] |
speling* speelruimte 1351 [mnw] |
spellen* uit letters vormen 1050 [Rey] {1.2.4/2.2} |
spelonk grot 1451-1500 [mnw] <Frans |
spelt* soort tarwe 1280 [cg i Rijkhoven Oudenbiezen] {4.1.2} |
spencer mouwloze trui 1805 [Bergen op Zoomsch Nieuws-blad, 47, 30 nov., 148] <Engels {1.4/3.2} |
spenderen besteden 1659-1673 [wnt] <me Latijn |
spenen* van de borst nemen 1285 [cg Rijmb.] |
spergebied afgesloten gebied 1944 [Theissen 1978] <Duits {3.2} |
sperma mannelijk zaad 1685 [wnt voortkomen] <Latijn |
spermaceti witte amber 1705 [wnt vuil i] <me Latijn {1.3} |
spermatocyt stadium in de vorming van zaadcellen 1922 [Stomps, De stoffelijke basis der erfelijkheid, 199] |
sperwer* roofvogel 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
sperzieboon soort boon 1821 [wnt] {4.1.6} |
spetteren* in kleine deeltjes wegspringen 1881-1895 [wnt] {3.1} |
speuren* nasporen 1276-1300 [cg Lut.A] |
spiccato iedere toon afzonderlijk aangestreken 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2} |
spichtig* lang en dun 1637 [wnt] |
spie* pin 1562 [Claes] |
spie Bargoens: cent, geld 1906 [wnt] <? {3.5/4.1.12} |
spieden* uitkijken 1080 [Rey] {2.2} |
spiegel beelden terugkaatsend voorwerp 1240 [Bern.] <me Latijn |
spiegelei gebakken ei met heel gebleven dooier 1701 [wnt] {4.1.6} |
spieken afkijken 1934 [wnt] <Duits |
spier* lichaamsweefsel 1621 [wnt] |
spiering* beenvis 1210-1240 [cg i 1, 6] |
spiernaakt* geheel naakt 1859 [wnt] {4.4} |
spierwit* zeer wit 1645 [wnt] {4.1.5/4.4} |
spies, spiets lange speer 1485 [mnw] <Duits {4.1.14} |
spijbelen school verzuimen 1762 [wnt] <? {3.5} |
spijker* nagel 1284 [cg i 2, 780] |
spijkerbroek* jeans 1954 [Aanv wnt] {3.1} |
spijl* staaf 901-1000 [Claes] {2.3} |
spijs voedsel 1236 [cg i 1, 25] <Latijn {1.2.3} |
spijs amandelpers 1950 [wnt amandelbrood] {1.2.3/4.1.6} |
spijt berouw 1436 [mnw] <Frans {1.2.4} |
spike sportschoen met ijzeren punten 1961 [gvd] <Engels {4.1.9} |
spikkel* vlekje 1485 [mnw] {3.1} |
spiksplinternieuw* fonkelnieuw 1805 [wnt] {4.4} |
spil* pen, as 1163-1177 [Tavernier] {2.4} |
spillen* nutteloos besteden 1599 [Kil.] |
spin* spinachtige 1240 [Bern.] |
spin tolbeweging 1961 [gvd] <Engels |
spinaal m.b.t. de ruggengraat 1847 [wnt vlok i] <Latijn |
spinazie groente 1377-1378 [mnw] <Frans {4.1.6} |
spindel spinklos 1917 [wnt afsluiter Suppl] <Duits {3.2} |
spindokter mediamanager die het nieuws manipuleert 1997 [De Coster 1999] <Engels |
spinel edelgesteente 1562 [De Bruijn Tw. 10] <Frans |
spinet snaarinstrument 1599 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
spinnaker een bijzeil 1946 [Aanv wnt] <Engels |
spinnen* een draad vormen 1240 [Bern.] |
spinnen* snorrend geluid maken (van katten) 1850 [wnt] {3.1} |
spinnewiel* toestel om wol te spinnen 1573 [Plantijn] |
spin-off positief neveneffect of -product 1989 [Peptalk] <Engels |
spint* buitenste jaarringen van bomen 1445 [mnw] |
spint* spinsel van een mijt 1909 [wnt] |
spion verspieder 1653 [wnt] <Frans |
spionage het bespieden 1886 [kku] |
spiraal krullijn, schroeflijn 1872 [gvd] <Frans |
spiraal(tje) voorbehoedsmiddel 1970 [Recht voor raap] |
spiril schroefbacterie 1922 [De Koning, Boschbescherming 108] <modern Latijn |
spirit fut 1903 [Prick 1903] <Engels |
spiritisme geloof in contact met overledenen 1884 [wnt eeuw i] <Frans |
spiritualiën sterkedrank, geestrijk vocht 1872 [gvd] <Duits {4.1.6} |
spiritualisme opvatting die de ziel voor onsterfelijk verklaart 1888 [wnt] <Frans |
spiritualiteit onstoffelijkheid, geestigheid 1553 [Aanv wnt] <Frans |
spiritueel onstoffelijk, geestig 1378 [mnw] <Frans |
| |
| |
spirituoso bijwoord: vurig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
spiritus alcohol 1714 [wnt] <Latijn |
spirometer ademhalingsmeter 1855 [Aanv wnt] |
spit* braadspit 1240 [Bern.] |
spit* pijn in de rug 1567 [wnt] |
spits puntig 1542 [Dasypodius] <Duits |
spits hondensoort 1867 [wnt] <Duits {4.1.3} |
spits meest aanvallende voetballer 1970 [Recht voor raap] |
spitsboef grote schelm 1787-1789 [wnt] <Duits |
spitsmuis insectenetend zoogdier 1599 [Kil.] <Duits {4.1.3} |
spitsroede dunne roede gebruikt om te straffen 1672 [wnt] <Duits |
spitsvondig scherpzinnig 1617 [wnt] <Duits |
spitten* uitgraven 1350 [mnw] |
spleen lichte depressiviteit 1824 [wei] <Engels |
spleet* kier 1342 [mnw] |
splijten* kloven 1240 [Bern.] |
splinter* afgesprongen deeltje 1285 [cg Rijmb.] |
splinternieuw* helemaal nieuw 1724-1726 [wnt] {4.4} |
split whisky met sodawater 1897 [wnt] <Engels {4.1.6} |
split* insnijding in kleding 1903-1904 [wnt] |
splitsen* verdelen 1570 [wnt] |
spoed* haast 1265-1270 [cg Lut.K] |
spoedig* binnen korte tijd, binnenkort 1637 [wnt] {1.3} |
spoel* klos 1477 [Teuth.] |
spoelen* afwassen 1270 [cg i 1, 186] |
spoetnik kunstmaan 1957 [R75] <Russisch {3.2/4.1.10} |
spoiler constructie aan vliegtuigen en auto's ter vermindering van brandstofverbruik 1968 [kwt] <Engels |
spon tap 1477 [Teuth.] <Italiaans {1.2.4/3.2} |
sponde beddenplank, bed 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {4.1.9} |
spondeus versvoet 1824 [wei] <Latijn |
sponning gleuf 1671 [wnt] |
spons zwam 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
spons schoonmaakdoek 1605 [wnt] |
sponsor die de kosten draagt 1961 [gvd] <Engels |
spontaan impulsief, uit een opwelling voortkomend 1888 [wnt weerslag iii] <Frans |
spook* bovennatuurlijke verschijning 1477 [Claes] {1.2.2} |
spoonerism verspreking door verwisseling van klanken 1984 [gvd] <Engels |
spoor* prikkel 1080 [Rey] {2.2} |
spoor* voetindruk 1100 [Willeram] |
spoorslags* bijwoord van tijd: in allerijl 1599 [Kil.] {3.1} |
sporadisch zelden 1863 [kku] <Duits |
spore voortplantingscel 1868 [wnt] <modern Latijn |
sporozoön protozoön dat zich door sporevorming vermenigvuldigt 1912 [kku] |
sport* trede van ladder 1301-1400 [mnw] |
sport lichamelijke bezigheid 1847 [kku] <Engels {4.1.18} |
spot reclameboodschap 1965 [R75] <Engels {4.1.15} |
spot lamp 1973 [R75] <Engels |
spotten* de draak steken met 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
spotten ontdekken 1982 [R84] <Engels |
spouwen* kloven 1407-1432 [mnw] |
spraak* het vermogen te spreken 901-1000 [wps] |
spraakwater* lust tot spreken 1731 [wnt] |
sprankelen* fonkelen 1808 [wnt] |
spray te verstuiven vloeistof 1879 [Aanv wnt] <Engels |
spreadsheet boekhoudkundig computerprogramma 1984 [hcc nieuwsbrief dec. 12, 31] <Engels |
spreekwoord spreuk 1524 [tntl 1957, 104] <Duits {1.2.2} |
spreeuw* zangvogel 1287 [cg NatBl] |
sprei* dek op bed 1600 [wnt] |
spreiden* uiteenplaatsen, gelijkmatig verdelen 1240 [Bern.] |
spreken* praten 901-1000 [wps] |
sprenkel* spat 1477 [Teuth.] {3.1} |
spreuk* zegswijze 1287 [cg NatBl] |
spriet* spruit van een plant 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] |
spriet* ralvogel 1860 [wnt] |
springen* zich in de lucht verheffen 1240 [Bern.] |
springstof ontplofbare stof 1906 [Aanv wnt] <Duits {1.4/4.1.14} |
springveer veer van matrassen e.d. 1731-1735 [wnt] |
sprinkhaan* insect 1301-1400 [Glossarium Trevirense] {3.1} |
sprinklerinstallatie blusinrichting 1947 [Aanv wnt] |
sprinten hard gaan over korte afstand 1925 [Toll.] <Engels |
sprits baksel waarvan het deeg in heet vet wordt gespoten 1580 [Toll.] {4.1.6} |
sproeien* in fijne stralen uitstorten 1657 [wnt] |
| |
| |
sproet* huidvlekje 1240 [Bern.] |
sprokkelen* takken bijeenzamelen 1357 [mnw] {3.1} |
sprokkelmaand februari 1298 [cg i 4, 2481] {4.1.7} |
sprong* het springen 1100 [Willeram] |
sprookje* verzonnen vertelling 1610 [wnt] |
sprot* beenvis 1293 [cg i 3, 1921] |
spruit* loot 1351-1400 [mnw] |
spruit* kind 1437 [mnw] {4.1.4} |
spruiten* loten vormen 1285 [cg Rijmb.] |
spruitje* groente 1778 [wnt] {4.1.6} |
spruw* slijmvliesontsteking 1557 [Claes Tw. 12] |
spugen* door de mond uitwerpen 1657 [wnt] {3.1} |
spuien* lozen 1828 [wnt] |
spuiten* met kracht naar buiten persen 1401-1500 [mnw] |
spul* bezitting 1781 [wnt] |
spurt sprint 1886 [wnt] <Engels |
sputteren* pruttelende geluiden maken 1912 [wnt] {3.1} |
sputum speeksel 1901 [kui] <Latijn |
spuug* speeksel 1717 [wnt verdrinken] |
spuwen* door de mond uitwerpen 1240 [Bern.] {3.1} |
squadron basiseenheid bij de luchtmacht 1961 [Aanv wnt] <Engels {4.1.14} |
squash balspel 1953 [De Vooys] <Engels {4.1.18} |
squaw indiaanse vrouw 1912 [kku] <Engels |
sst* tussenwerpsel: uitroep om tot stilte te manen 1778 [wnt] {4.3} |
staaf* stang 1599 [Kil.] {1.2.4/1.3} |
staag* aanhoudend 1596 [wnt] |
staak* paal 1165 [Künzel] {2.3} |
staal* metaal 1240 [Bern.] |
staal monster 1350 [mnw] <Frans |
staan* overeind zijn 901-1000 [wps] |
staande* voorzetsel 1435 [mnw] {4.2} |
staar* oogziekte 1778 [wnt] |
staart* achterste gedeelte 1197 [Claes] {2.3} |
staat toestand 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
staat land 1599 [Kil.] |
staatsie pracht 1602 [Toll.] |
stabiel vast staande 1619 [De Jonge iv, 185] <Frans |
stabij hondensoort 1961 [gvd] <Fries {3.2/4.1.3} |
stabilisatie het stabiel maken 1929 [kwt] <Frans |
stabilisator middel om stabiliteit te verbeteren 1911 [Aanv wnt] <Engels |
stabiliseren duurzaam maken 1886 [kku] <Frans |
stabiliteit bestendigheid 1824 [wei] <Frans |
staccato bijwoord: kort aangehouden (van noten) 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
stad* grote plaats 857 [Claes] {2.3} |
stadhouder* plaatsvervanger van vorst 1350 [mnw] |
stadion sportterrein 1920 [wnt] <Grieks {3.2} |
stadium tijdperk 1869 [wnt] <Latijn |
staf* stok 1110 [Claes] {1.2.4/1.3/2.3} |
staf* leidinggevend personeel 1766 [wnt] |
staffel berekeningswijze waaruit bij elke wijziging het saldo blijkt 1912 [kku] <Duits |
stafylokokken kogelvormige bacteriën 1912 [kku] <modern Latijn |
stag* staand want 1600 [wnt] |
stage proeftijd 1912 [kku] <Frans |
stagflatie hoge inflatie en geringe economische groei 1974 [R75] <L {3.4} |
stagiair die een stage doormaakt 1912 [kku] <Frans |
stagneren stilstaan 1824 [wei] <Frans |
staken* stopzetten, het werk neerleggen 1573 [Plantijn] |
staketsel rij palen 1573 [Plantijn] |
stakker(d) stumper 1871 [wnt] <Noors {3.2} |
stal* verblijf van dieren 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
stal(letje)* staanplaats op markt 1080 [Rey] {2.2} |
stalactiet druipsteen (naar beneden hangend) 1734 [HubWes] |
stalagmiet druipsteen (naar boven gericht) 1781 [wnt stalactiet] |
stalinisme variant van het communisme als door Stalin toegepast 1935 [wnt tsaar] |
stalker iem. die een ander onafgebroken lastigvalt 1997 [De Coster 1999] <Engels {1.2.1} |
stallen* pissen 1477 [Teuth.] |
stalles rang van plaatsen in schouwburg e.d. 1872 [gvd] <Frans |
stam* deel van boom 1350 [mnw] |
stamelen* gebrekkig spreken 1240 [Bern.] {3.1} |
staminee kroeg 1701-1800 [wnt] <Frans |
stamkroeg* café van een habitué 1950 [gvd] |
stampen* stoten 1225 [Rey] {2.2} |
stampij herrie 1265-1270 [cg Lut.K] |
stampvoeten* met de voeten stampen 1681 [wnt] {3.1} |
stampvol* helemaal vol 1857 [wnt] {4.4} |
stance strofe 1835 [wnt rekken i] <Frans |
stand* gesteldheid 1343-1346 [mnw] |
stand* houding 1615 [wnt] |
stand plaats op een tentoonstelling 1929 [kwt] <Engels |
standaard voetstuk 1278 [cg i 1, 389] <Frans |
| |
| |
standaard maatstaf 1850 [wnt] <Frans |
standaardisatie het standaardiseren 1927 [wnt] <Engels |
standaardiseren brengen tot een eenheid 1950 [gvd] <Engels |
standing vooraanstaande positie in de maatschappij 1930 [Aanv wnt] <Engels |
standje* reprimande 1855 [wnt] |
standrecht snelle berechting door militaire rechters 1740 [wnt] <Duits |
stand-up comedian improviserende cabaretier 1992 [Peptalk] <Engels |
stang* spijl 1494 [mnw] |
stanniool bladtin 1785 [wnt] <Italiaans {3.2} |
stansen uit metaal slaan 1909 [Aanv wnt] <Duits |
stanza strofe 1623 [wnt tuit iii] <Italiaans {3.2} |
stapel* hoop 1046 [Claes] {2.3} |
stapelgek* volslagen gek 1640 [wnt] {4.4} |
stappen* lopen 1350 [mnw] |
star strak, stijf 1824 [wei] <Duits |
star beroemd acteur 1931 [kwt] <Engels |
staren* strak kijken 1276-1300 [cg Lut.A] |
starten beginnen 1893 [De Vooys 1953] <Engels |
Star Wars Amerikaans defensieprogramma 1989 [Peptalk] <Engels {1.2.1} |
state landgoed 1551 [wnt] <Fries {3.2} |
statement uitspraak 1968 [Aanv wnt] <Engels |
stater oude Griekse munt 1734 [HubWes] <Grieks {3.2} |
statica evenwichtsleer van lichamen in rust 1824 [wei] <modern Latijn |
statie elk van de veertien afbeeldingen die in de r.-k. kerk de kruisweg vormen 1841 [wnt] <Latijn |
statief voetstuk 1867 [wnt] <Frans |
statig voornaamheid weerspiegelend 1599 [Kil.] |
station plaats waar treinen stoppen 1839 [wnt] <Frans {1.2.3} |
stationair op de plaats blijvend 1869 [wnt stationnair] <Frans |
stationcar personenauto met uitgebreide achterzijde 1953 [Aanv wnt] {3.3/4.1.10} |
stationeren een vaste standplaats geven 1809 [wnt stationneeren] <Frans {3.2} |
statisch niet beweeglijk 1868 [wnt] <Latijn |
statistiek methode om door middel van cijfers inzicht in verschijnselen te krijgen 1807 [wnt] <Duits |
status stand, toestand 1745 [mey] <Latijn |
status maatschappelijk aanzien 1959 [Aanv wnt] <Engels |
statutair volgens de statuten 1752 [wnt] <Frans |
statuut voorschrift 1270 [vmnw] <Frans |
staven* bevestigen 1661 [wnt] |
stayer wielrenner op de lange baan achter gangmaker 1897 [koe] <Engels |
steak biefstuk 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
stearine bestanddeel van vet 1872 [gvd] <Frans |
stechelen, steggelen ruziën 1865-1870 [wnt] |
steeds* bijwoord van tijd: altijd 1451-1500 [mnw] {3.1} |
steeg* straatje 1210-1240 [cg i 1, 6] |
steek* driekantige hoed 1807 [wnt] {4.1.9} |
steekpartij gevecht met steekwapens 1940 [wnt stooten z.j.] |
steekpenning smeergeld 1437 [mnw] <? {3.5} |
steekproef willekeurige proef 1914 [gvd] <Duits {3.2} |
steel* stengel 1344 [mnw] |
steelband band die speelt op instrumenten uit olievaten 1957 [wp jaarboek 1958] <Engels |
steels* heimelijk 1804 [wnt] |
steen* harde delfstof 918-948 [Künzel] {2.3} |
steenbreek* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] {3.1} |
steengoed* heel goed 1947 [Aanv wnt] {4.4} |
steenhard* zeer hard 1573 [Plantijn] {4.4} |
steenoud* zeer oud 1350 [mnw] {4.4} |
steenrijk zeer rijk 1868 [wnt steen] <Duits {4.4} |
steeplechase hindernisren 1865 [kvw] <Engels {4.1.18} |
steevast* bestendig 1401-1450 [mnw] |
steg* smalle weg 1477 [Teuth.] |
steiger* aanlegplaats, stelling 1270 [cg i 1, 146] |
steigeren* op de achterbenen gaan staan (van paarden) 1839 [wnt] {3.1} |
steil* sterk hellend 1285 [cg Rijmb.] |
stek* loot 1659 [wnt] |
stekeblind* helemaal blind 1534 [mnw] {4.4} |
stekel* puntig uitgroeisel 1181-1220 [Claes] {2.3/3.1} |
stekelvarken* knaagdier 1761 [wnt] {4.1.3} |
steken* prikken 1236 [cg i 1, 28] |
stekezot stapelgek 1610-1622 [wnt steke-] {4.4} |
stekker steekcontact 1926 [Theissen 1978] <Duits |
stel* onderstel 1343 [mnw] |
stel* paar 1656-1657 [wnt] |
stelen* heimelijk wegnemen 1240 [Bern.] |
stellage termijnaffaire 1263-1267 [cg i , 105] |
stellage houten verhoging 1285-1286 [cg i Dordrecht] |
stellair de sterren betreffend 1936 [Aanv wnt] <Frans |
stellen* plaatsen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
| |
| |
stellig* zeker 1761 [wnt] |
stelling* stellage 1285 [mnw] |
stelling* these 1681 [wnt] |
stelpen* doen ophouden 1240 [Bern.] |
stelsel* stel 1691 [wnt] |
stelt* loopstok 1276 [cg i 1, 318] {4.1.18} |
stem* door spreken voortgebracht geluid 901-1000 [wps] |
stemgember de fijnste soort van gember 1934 [wnt] <Engels {4.1.6} |
stemmig* ingetogen 1534 [mnw] |
stempel* werktuig om te drukken 1573 [Plantijn] {3.1} |
stencilen afdrukken maken 1940 [Posthumus] <Engels |
steng* houten staak 1401 [mnw] |
stengel deel van een plant 1573 [Plantijn] <Duits |
stengun machinepistool 1945 [Sanders 1995] <Engels {4.1.14} |
stenigen* met stenen doodgooien 1477 [mnw] {3.1} |
stennis ophef 1937 [Van Bolhuis] <Jiddisch {3.2} |
stenografie snelschriftmethode 1849 [wnt] |
stentor iem. met een zware stem 1808 [wnt] |
step danspas 1929 [kwt] <Engels {4.1.15} |
step autoped 1935 [wnt step ii] {4.1.10} |
step-in jarretellegordel waar men in stapt 1937 [Aanv wnt] <Engels {3.2} |
steppe uitgestrekte grasvlakte 1780 [hou iii, 1, 52] <Frans of Duits {1.2.2/1.2.4} |
ster* hemellichaam 1240 [Bern.] |
ster* beroemdheid 1763 [wnt] |
steradiaal eenheid van ruimtehoek 1961 [gvd] |
stère kubieke meter 1802 [wnt] <Frans {3.2} |
stereo ruimtelijk klinkend 1967 [R75] |
stereoscoop optisch instrument 1872 [gvd] |
stereotiep onveranderlijk 1858 [wnt stereo-] <Frans |
stereotypie vervaardiging van gegoten drukvormen 1847 [kku] <Frans |
steriel onvruchtbaar 1724 [wnt] <Frans |
sterilisatie vrijmaking van ziektekiemen 1915 [wnt] <Frans |
sterilisatie onvruchtbaarmaking 1935 [wnt] <Frans |
steriliseren vrijmaken van ziektekiemen 1904-1905 [wnt] <Frans |
steriliseren onvruchtbaar maken 1935 [wnt] <Frans |
steriliteit onvruchtbaarheid 1548 [wnt] <Frans |
sterk* krachtig 901-1000 [wps] |
sterkedrank* alcoholische drank 1540 [wnt] {4.1.6} |
sterkte* kracht 1434-1436 [mnw] {3.1} |
sterlet beenvis 1847 [kku] <Russisch {3.2} |
sterling muntnaam 1276-1300 [mnw] <Engels {3.2} |
stern meeuwachtige 1761 [wnt] <modern Latijn |
sterven* doodgaan 1100 [Willeram] {4.4} |
stethoscoop hoorbuis 1824 [wei] |
stetson cowboyhoed 1989 [Peptalk] <Engels {3.2/4.1.9} |
steunen* stutten 1420 [mnw] |
steunen* kermen 1810 [wnt] {3.1} |
steur* beenvis 1059 [Rey] {2.2} |
steven* uiteinde van een schip 1350 [mnw] |
stevig* sterk, fors 1477 [Teuth.] |
steward hofmeester 1824 [wei] <Engels |
sticht* klooster, bisdom 1281 [mnw] |
stichten* grondvesten, doen ontstaan 901-1000 [wps] |
stichten* stemmen tot vroomheid 1546 [wnt] |
sticker plakker 1969 [Aanv wnt] <Engels |
stickie marihuanasigaret 1966 [R75] <Engels {4.1.6} |
stiefelen lopen 1961 [gvd] <Duits {3.2} |
stiefmoeder* tweede moeder 1240 [Bern.] {4.1.4} |
stiefvader* tweede vader 1240 [Bern.] {4.1.4} |
stiefzoon* zoon uit eerder huwelijk 1240 [Bern.] {4.1.4} |
stiekem heimelijk 1875 [Polak, Geïllustreerd Politie Nieuws] <Jiddisch {3.2} |
stiel ambacht 1572 [mnw] |
stier* mannelijk rund 901-1000 [wps] {4.1.3} |
stierlijk* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1910 [wnt] |
stift staafje 1477 [Teuth.] <Duits |
stigma merkteken 1660 [wnt karakter] <Latijn |
stigmatiseren brandmerken 1824 [wei] <Frans |
stijf* moeilijk buigbaar 1240 [Bern.] |
stijg* telwoord: twintigtal 1425 [mnw] {4.2} |
stijgen* omhooggaan 1100 [Willeram] |
stijl verticale paal 1284 [cg i 1, 780] <Latijn {3.2} |
stijl wijze van uitdrukken 1393-1402 [mnw] <Frans |
stijldans dans met een bepaalde stijl van uitvoering 1976 [gvd] {1.2.2/4.1.15} |
stikdonker* volkomen donker 1688 [wnt] {4.1.5/4.4} |
stikken* naaien 1366 [mnw] |
stikken* smoren 1477 [Teuth.] |
stikstof een gas 1869 [wnt] |
stikvol* zeer vol 1599 [Kil.] {4.4} |
stil* geruisloos, roerloos, bedaard 814-815 [Künzel] {2.3} |
| |
| |
stilb vroegere eenheid van helderheid 1950 [gvd] |
stileren in stijlvorm brengen 1863-1872 [wnt] <Frans |
stiletto mes met scharnierend lemmet 1680 [wnt stilet] <Italiaans {3.2} |
stilist schrijver 1882-1884 [wnt] <Frans |
stilistiek stijlleer 1847 [kku] <Duits |
stilistisch m.b.t. de stilistiek 1847 [kku] <Duits |
stillen* doen ophouden 1285 [cg Rijmb.] |
stilletje* emmer om je behoefte op te doen 1649 [wnt] {4.4} |
stilleven* genre in de schilderkunst 1650 [De Pauw-de Veen, Bijdrage studie wrdschat schilderkunst 41] |
stilte* het stil-zijn 1573 [mnw] {3.1} |
stilton kaassoort 1855 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
stimulatie prikkel 1650 [mey] <Latijn |
stimuleren aansporen 1669 [mey] <Frans |
stinkdier* marterachtige 1761 [wnt stinken] {4.1.3} |
stinken* kwalijk ruiken 901-1000 [wps] |
stins adellijke Friese woning 1739-1795 [wnt] <Fries {3.2} |
stip* punt 1408-1414 [mnw] |
stipendium toelage 1667 [wnt requireren] <Latijn |
stippelen* stippels vormen 1680 [wnt] |
stipt* nauwgezet 1704 [Hannot&Hoogstraten] |
stipulatie het stipuleren 1501 [hws] <Latijn |
stipuleren bedingen 1498 [hws] <Frans |
stirlingmotor soort motor 1974 [wp] {4.1.10} |
stock voorraad, kapitaal 1824 [wei] <Engels |
stockcar gewone auto, gebruikt in races 1984 [gvd] <Engels {4.1.10} |
stoeien* dartelen 1573 [Claes] |
stoel* zitplaats 901-1000 [wps] {4.1.9} |
stoelgang* ontlasting 1477 [Teuth.] {4.4} |
stoep* trottoir 1258 [hws] |
stoepa boeddhistisch heiligdom 1912 [kku] <Sanskriet |
stoer* potig 1767 [wnt] |
stoet optocht 1375 [mnw] <? {3.5} |
stoet* broodsoort 1494 [mnw] {4.1.6} |
stoeterij paardenfokkerij 1778 [wnt] <Duits |
stoethaspel* onhandig mens 1786 [wnt] |
stof* fijne deeltjes 1240 [Bern.] |
stof materie 1302 [mnw] <Frans |
stoffen pochen 1562 [Claes] <Frans |
stofferen met stof bekleden 1430 [mnw] <Frans |
stofzuiger* huishoudelijk apparaat dat stof opzuigt 1934 [wnt afbetalen] {1.2.1/4.1.9} |
stoïcijn die leed onverstoorbaar draagt 1824 [wei] <Frans |
stok* tak, staaf 1197 [Künzel] {2.3} |
stokbrood* dun langwerpig Frans brood 1971 [Aanv wnt] {3.1/4.1.6} |
stokdoof* volledig doof 1764 [wnt] {4.4} |
stoken* opruien 1240 [Bern.] |
stoken* laten branden 1350 [mnw] |
stokken blijven steken 1806 [wnt] <Duits |
stokoud* zeer oud 1599 [Kil.] {4.4} |
stokpaardje iemands favoriete onderwerp 1783 [wnt] |
stokstijf* helemaal stijf 1660 [wnt] {4.4/5} |
stokstil* helemaal stil 1265-1270 [cg Lut.K] {4.4} |
stokvis* gezouten vis 1366 [mnw] |
stola sjaal over de schouders 1934 [wnt] <Latijn |
stollen* stremmen 1546 [mnw] |
stolp* deksel 1568 [wnt] |
stom* niet kunnende spreken, dom 1240 [Bern.] |
stoma huidmondje 1895 [Aanv wnt] <modern Latijn |
stoma kunstmatige darmopening 1961 [gvd] <modern Latijn |
stomdronken* zeer dronken 1835 [wnt] {4.4} |
stommelen* dof gedruis maken 1626 [wnt] {3.1} |
stomp* niet scherp 1400 [mnw] |
stomp* geknot voorwerp 1479 [mnw] |
stomp* stoot 1866 [wnt] |
stomtoevallig* geheel bij toeval 1940 [wnt stom z.j.] {4.4} |
stomverbaasd* zeer verbaasd 1934 [wnt stom] {4.4} |
stond(e)* tijd(stip) 901-1000 [wps] {4.1.7} |
stoned onder invloed van drugs 1968 [R75] <Engels |
stoof* voetwarmer 1300 [mnw] |
stool schouderband van priester 1236 [cg i 1, 22] <Latijn |
stoom* damp van water 1669 [wnt] {4.1.1} |
stoomboot door stoom voortbewogen vaartuig 1816 [wnt] <Engels {4.1.11} |
stoommachine door stoom aangedreven machine 1779 [wnt] {4.1.10} |
stoop* vloeistofmaat 1101-1200 [Tavernier] {2.4} |
stootvogel* roofvogel die zich op zijn prooi stort 1836 [wnt stooten] |
stop afdichting 1368 [mnw] <Latijn {3.2} |
stopfles* type fles 1888 [wnt] |
stoppel na maaien overblijvende deel van halm 1240 [Bern.] <Latijn |
stoppen* dichtmaken 901-1000 [wps] |
| |
| |
stoppen stilstaan 1849 [wnt] <Engels |
storen* hinderen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
storm* hevige wind 1240 [Bern.] {3.1/4.1.1} |
stormen* hard waaien 1240 [Bern.] |
storten* met geweld (laten) vallen 1236 [cg i 1, 29] |
story verhaal 1968 [kwt] <Engels |
stoten* een duw geven, schokken 1240 [Bern.] |
stotteren hakkelen 1781 [wnt] <Duits |
stout* vermetel, dapper 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
stout* ondeugend 1612 [wnt] |
stout donker bier 1884 [gvd] <Engels {4.1.6} |
stouwen* bergen 1477 [Teuth.] |
stoven* gaar worden of maken op zacht vuur 1451-1500 [mnw] |
straal* smalle lichtbundel 1263-1267 [cg i 1, 105] |
straalbezopen* zeer dronken 1932 [Aanv wnt] {4.4} |
straaljager* jachtvliegtuig met straalmotor 1953 [Aanv wnt] {3.1/4.1.10} |
straalmotor door sterk verhitte gassen aangedreven motor 1950 [gvd] {4.1.10} |
straat weg 1210-1240 [cg i 1, 14] <Latijn |
straat zee-engte 1595 [wnt] <Frans |
straatarm zeer arm 1888 [wnt straat] |
stradivarius bepaald soort viool 1899 [dbl] |
straf* stijf, krachtig 1401-1450 [mnw] |
straf maatregel tegen overtreding 1542 [Claes Tw. 12] <Duits |
straight ronduit 1984 [gnn] <Engels |
strak* niet plooiend, star 1400 [mnw] |
strak* erg goed 1987 [De Coster 1999] {3.1} |
straks* bijwoord van tijd: dadelijk 1597 [wnt] {3.1} |
stralen* zakken voor examen 1935 [wnt] |
stram stijf 1550 [wnt] <Duits |
stramien weefsel 1555 [Claes Tw. 12] |
stramien patroon, model 1898 [gvd] |
strand* kustgebied met zand 1368 [mnw] |
strapatsen ongemakken 1778 [wnt] <Duits |
strapless zonder schouderbandjes 1953 [De Vooys] <Engels {3.2} |
strateeg veldheer 1867 [wnt] <Latijn |
strategie kunst van oorlogvoering, beleid 1872 [gvd] <Frans |
stratificatie laagvorming 1847 [kku] <Frans |
stratigrafie beschrijving van aardlagen 1929 [kwt] <Frans |
stratosfeer bovenste deel van de atmosfeer 1914 [gvd] <Frans |
stratus laag wolkendek 1861 [Witsen Geysbeek (wolken)] <Latijn |
streaken naakt over straat rennen 1974 [R75] <Engels {1.2.1} |
streamer eenregelige kop in grote letter 1989 [Peptalk] <Engels |
streber eerzuchtige 1912 [kku] <Duits |
streek* gebied 1595 [wnt] |
streektaalfunctionaris ambtenaar die een streektaal onderzoekt en het gebruik ervan bevordert 1983 [Provinciaal rapport] {4.4} |
streep* lijn 918-948 [Künzel] {2.3} |
strekken* strak maken of worden 1266 [cg i 1, 90] |
strelen* aaien 1450 [mnw] |
stremmen* stollen 1287 [cg NatBl] |
streng* koord, bundel draden 1177-1187 [Claes] {2.3} |
streng* niet toegeeflijk 1437 [mnw] |
streptomycine geneesmiddel dat bacteriën doodt 1948 [kwt] |
stress spanning 1961 [gvd] <Engels |
stretch rekbaar 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
stretcher vouwbed 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.9} |
streven* zich beijveren 1276-1300 [mnw] |
stribbelen* zich verzetten 1630 [wnt] {3.1} |
strictuur vernauwing van lichaamskanaal 1840 [wnt was ii] <Latijn |
striem* streep op de huid 1350 [mnw] {3.1} |
strijd* gevecht 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
strijkage diepe buiging 1642 [wnt] |
strijken* met de hand gaan langs, glad maken 1250 [cg ii 1 Gen.rec.] |
strijk-en-zet* bijwoord van hoedanigheid: schering en inslag 1561 [wnt] |
strijkijzer warm gemaakt metalen voorwerp waarmee men linnen glad strijkt 1684 [wnt] {4.1.9} |
strijkstok* stok om muziekinstrument mee te bespelen, om maat mee af te strijken 1567 [Junius 362b] |
strik* lus 901-1000 [wps] |
strikt nauwkeurig, streng 1636 [wnt] <Latijn |
string gegevenstype dat uit een reeks tekens bestaat 1980 [hcc nieuwsbrief nov. 19] <Engels |
string minuscuul broekje dat van achter slechts uit een koordje bestaat 1983 [De Coster 1999] <Engels {3.2} |
stringendo langzaam versnellend 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2} |
stringent dwingend 1824 [wei] <Latijn {1.2.6} |
strip (metalen) strook 1908 [wnt] <Engels |
strip beeldverhaal 1949 [De Vooys] {3.3} |
striptease dans waarbij de danser of danseres zich ontkleedt 1948 [Aanv wnt] <Engels {4.1.15} |
| |
| |
stripteaseuse stripteasedanseres 1970 [Aanv wnt] <Frans {3.2/4.1.13} |
stro* gedorst koren 901-1000 [wps] |
stroboscoop toestel dat snel beelden toont 1847 [kku] <Duits {4.1.17} |
stroef* ruw, niet vlot 1750 [wnt] |
strofe couplet 1857 [wnt] <Frans |
stroken* overeenkomen 1760 [wnt] |
stroman* iem. die voor een ander handelt 1908 [wnt] |
stroming* beweging, partij 1886 [wnt verpletteren] |
strompelen* met moeite lopen 1437 [mnw] {3.1} |
stronk* boomstomp 1350 [mnw] {3.2} |
stronken stoned en dronken 2000 [Sanders 2001] <L {3.4} |
stront* drek 1191-1200 [Rey] {2.2/4.4} |
stronteigenwijs bijzonder eigengereid 1961 [gvd] {4.4} |
strontium chemisch element 1847 [Sanders 1995] <modern Latijn |
strooien* verspreid neerwerpen 1287 [cg NatBl] |
strook* reep 1604 [wnt strook i] |
stroom* bewegende massa vloeistof 1240 [Bern.] {3.1} |
stroom* hoeveelheid elektriciteit 1787 [wnt] |
stroop dikke vloeistof 1514 [wnt violet i] <Frans {1.2.4} |
strootje sigaret 1897 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
strop strik 1350 [mnw] <Latijn |
stropdas hoge, nauw om de hals sluitende das 1733 [wnt] <? {1.4/3.5} |
stropen* villen 1287 [cg NatBl] |
stropen* roven 1342 [mnw] |
stroppen* blijven steken 1851 [wnt] |
strot* voorkant van de hals 1567 [Junius] |
structuralisme het zien van de verschijnselen als voortkomend uit de structuur 1935 [Reichling, Het woord] <Frans |
structureel de structuur betreffend 1946 [Aanv wnt] <Engels |
structuur wijze van opbouw 1494-1512 [hws] <Frans |
struif* omelet 1460 [mnw] |
struik* heester 1265-1270 [cg Lut.K] {3.2} |
struikelen* misstappen 1240 [Bern.] {3.1} |
struinen* rondsnuffelen 1572 [wnt] |
struis* kloek 1836-1838 [wnt] |
struis(vogel) loopvogel 1287 [cg NatBl] |
struisvogelpolitiek handeling die de ogen sluit voor het gevaar 1916 [Stoett] |
struma kropgezwel 1661 [Aanv wnt] <Latijn |
struweel struikgewas 1450 [mnw] <Frans |
strychnine giftig alkaloïde 1847 [kku] |
stuc pleisterkalk 1604 [wnt wit i] <Frans of Italiaans |
student iem. die studeert 1350 [mnw] <Latijn |
studentikoos zoals past bij studenten 1650 [wnt] <Duits |
studeren leren 1265-1270 [cg Lut.K] <Latijn |
studie bestudering van bepaald vak 1350 [mnw] <Latijn |
studio atelier 1886 [kku] <Engels |
stuf* vlakgom 1914 [gvd] |
stuff drugs 1966 [R75] <Engels {4.1.6} |
stug* stijf 1350 [mnw] |
stuip* convulsie 1350 [mnw] |
stuit* achterste 1567 [Junius 61a] |
stuiten* tot staan brengen 1573 [Plantijn] |
stuiteren* knikkeren 1706 [wnt stuiter] {3.1} |
stuiven* waaien 1350 [mnw] |
stuiver* munt 1380 [Claes] {4.1.12} |
stuk* brok 1240 [Bern.] |
stuk* kapot 1819 [wnt] |
stuka duikbommenwerper 1950 [gvd] <Duits {3.2/4.1.10} |
stukadoor plafondwerker 1750 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.13} |
stulp* deksel 1599 [wnt] |
stulpen* een stulp plaatsen over 1357 [mnw] |
stumper(d)* stakker 1287 [cg NatBl] |
stunt bravourestuk 1946 [De Vooys] <Engels |
stuntel* kluns 1922 [wnt stuntelen] |
stunten kunstvliegen 1936 [Aanv wnt] <Engels |
stupide dom 1669 [mey] <Frans |
sturen* doen gaan (in bepaalde richting) 1432 [mnw] {1.3} |
stutten* stuiten, steunen 1364 [mnw] |
stuurboord* van achter naar voren gezien de rechterzijde van het schip 1532 [wnt] |
stuurs* nors 1612 [wnt] |
stuwadoor lader en losser van zeeschepen 1905 [wnt] <Engels |
stuwen* voortduwen, stroom tegenhouden 1348 [mnw] |
styliet pilaarheilige 1847 [kku] <Frans |
styling vormgeving 1974 [Posthumus] <Engels |
subcutaan onderhuids 1904 [wnt filtraat] <Latijn |
subiet bijwoord van tijd: direct, ineens 1488 [mnw] <Frans {4.1.7} |
subito plotseling 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
subject onderwerp 1671 [wnt] <Latijn |
subjectief tot het subject behorend 1835 [wnt] <Frans |
subjectiviteit het subjectief zijn 1871 [wnt] <Frans |
| |
| |
subjonctief aanvoegende wijs 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
subliem groots 1784 [wnt] <Frans |
sublimaat zwaar vergiftigde antiseptische stof 1636 [Secreeten van Alexis Piemontois 244] <Latijn |
sublimatie het verdampen van vaste stof 1778 [wnt] <Frans |
sublimeren naar een hoger niveau brengen 1784-1785 [wnt] <Latijn |
subliminaal onder de bewustzijnsdrempel 1961 [gvd] |
submissie onderwerping 1432-1468 [mnw] <Latijn |
subordinatie ondergeschiktheid 1706 [wnt] <Frans |
subordineren ondergeschikt zijn of maken aan 1759 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
subsidiabel in aanmerking komend voor subsidie 1960 [Aanv wnt] |
subsidiair vervangend 1830 [wnt] <Frans |
subsidie geldtoelage 1586 [wnt] <Latijn |
subsidiëren subsidie geven aan 1678 [wnt] |
substantie stof 1350 [mnw] <Latijn |
substantieel voedzaam 1871 [wnt] <Frans |
substantief zelfstandig naamwoord 1576 [Colloquien oft tsamensprekingen (...) in ses spraken] <Latijn |
substituut plaatsvervanger 1486 [hws] <Frans |
substraat onderlaag 1847 [kku] <modern Latijn |
subtiel fijn 1240 [Bern.] <Frans |
suburbia het gebied der voorsteden 1847 [kku] <me Latijn |
subversief ontwrichtend 1781 [Aanv wnt] <Frans |
succes welslagen 1690 [wnt] <Frans {1.2.3} |
successie opvolging 1524 [wnt] <Frans |
succulent vetplant 1902 [Kerner von Marilaun, Leven der planten i:398] <Latijn |
sucre munteenheid van Ecuador 1884 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Spaans {3.2/4.1.12} |
sudderen* pruttelend koken 1897 [wnt] {3.1} |
suède fijn leer 1921 [Sanders 1995] <Frans |
suffen* soezen 1285 [cg Rijmb.] |
suffix achtervoegsel 1824 [wei] <modern Latijn |
suffragette voorstander van vrouwenkiesrecht 1912 [kku] <Frans |
suggereren opperen 1843 [wnt] <Frans |
suggestibel vatbaar voor suggestie 1950 [gvd] <Frans |
suggestie voorstel 1650 [mey] <Frans |
suïcide zelfmoord 1757 [Van Donselaar Woordenaar 2, 1] <Frans |
suiker zoetstof 1253 [cg ii 1 Gezondh.] <Frans |
suikerij plant 1562 [Claes] |
suikerwerk lekkernij 1714 [wnt] {4.1.6} |
suite ineenlopende kamers 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 105] <Frans |
suizebollen* duizelig zijn 1598 [wnt] {3.1} |
suizen* zacht ruisen 1599 [Kil.] {3.1} |
sujet persoon (minachtend) 1803 [wnt] <Frans {3.2} |
sukade gekonfijte schil van cederappel 1480 [mnw] <Frans {4.1.6} |
sukiyaki Japans gerecht van groenten met vlees, kip of vis 1992 [gvd] <Japans {3.2/4.1.6} |
sukkelen* ziekelijk zijn 1350 [mnw] {3.1} |
sul sufferd 1644 [wnt] <? {3.5} |
sulky tweewielig eenpersoonswagentje 1888 [Nieuwsblad van het Noorden 1:1, 2 juni, 3a] <Engels {4.1.10} |
sultan oosterse vorst 1325 [mnw] <Frans |
sultane gemalin van een sultan 1717 [wnt] <Frans |
summier bondig 1830 [wnt] <Frans |
sumo traditionele Japanse vorm van worstelen 1996 [Vd Sijs 1996] <Japans {3.2/4.1.18} |
super tussenwerpsel: geweldig! 1992 [R75] <Engels of Duits {3.2/4.3} |
superbe prachtig 1610 [wnt] <Frans |
superfijn heel fijn 1872 [gvd] |
superieur hogere in rang 1609 [wnt] <Frans |
superioriteit geestelijke meerderheid 1909-1910 [wnt] <Frans |
superlatief overtreffende trap 1633 [Ruijs] <Latijn |
supermarkt winkel met zelfbediening 1948 [De Vooys] <Engels |
supernova ster die met grote helderheid explodeert 1955 [wnt transparant i] |
superplie koorhemd 1906 [wnt rocquet] <me Latijn |
supersonisch sneller dan het geluid 1952 [Aanv wnt] |
supplement aanvulling 1614 [wnt vervulsel] <Frans |
suppletie aanvulling 1658 [mey] <me Latijn |
suppletoir aanvullend 1680 [wnt] <Frans |
suppoost zaalwachter 1961 [gvd] <Latijn |
supporter aanhanger 1946 [De Vooys] <Engels |
suprageleiding vermindering van elektrische weerstand bij lage temperatuur 1911 [Vd Sijs 1998] {1.2.2/4.4} |
suprematie oppergezag 1847 [kku] <Frans |
surfen plankzeilen 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
surfen rondhangen op het internet 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels |
| |
| |
surimono Japanse nieuwjaarsprent 1950 [B.D. Swanenburg, Algemene kunst enc. 262] <Japans {3.2} |
surplus overschot 1370-1378 [hws] <Frans |
surprise verrassing 1599 [wnt] <Frans |
surrealisme richting in de kunst 1931 [kwt] <Frans |
surrogaat vervangingsmiddel 1824 [wei] <Engels |
surseance opschorting 1564 [wnt] <Frans |
surveilleren toezicht houden 1810 [wnt] <Frans {3.2} |
survey onderzoek 1951 [De Vooys] <Engels |
survivaltocht overlevingstocht 1989 [De Coster 1999] |
sushi rijstballetje met rauwevisreepjes in zeewier 1989 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.6} |
suspect verdacht 1480 [hws] <Frans |
suspense spanning 1970 [Recht voor raap] <Engels |
suspensie opschorting 1370-1378 [hws] <Latijn |
sussen kalmeren 1501-1550 [mnw] <Frans |
s.v.p. tussenwerpsel: verzoek 1840 [wnt voortzenden] <L {3.4/4.3} |
swami hindoegodsdienstonderwijzer 1984 [gvd] <Hindi |
swap wederzijdse geldoverdracht door internationale banken 1984 [gvd] <Engels |
swastika hakenkruis 1847 [kku] <Sanskriet |
sweater trui 1903 [Prick 1903] <Engels {3.2} |
sweepstake wedren met inleggeld als prijs 1929 [kwt] <Engels |
swingen dansen 1949 [De Vooys] <Engels |
switch schakelaar 1989 [Peptalk] <Engels |
syfilis geslachtsziekte 1859-1864 [wnt] {1.2.4} |
syllabe lettergreep 1568 [Ruijs] <Frans of Latijn |
syllabus samenvatting 1901 [kui] <Latijn |
syllogisme sluitrede 1650 [mey] <Latijn |
symbiose samenleving 1886 [kku] <Frans |
symbolisch zinnebeeldig 1824 [wei] <Duits |
symbool zinnebeeld, voorstelling 1553 [Vd Werve] <Latijn |
symfonie veelstemmig muziekstuk 1824 [wei] <Frans {1.3} |
symfonisch van de aard van een symfonie 1847 [kku] <Duits {3.2} |
symmetrie evenredigheid 1549 [wnt volgen] <Frans |
sympathie medegevoel 1634 [wnt] <Frans |
sympathiek sympathie opwekkend 1901 [wnt] <Frans |
sympathisant die met iets of iem. sympathiseert 1950 [gvd] <Frans |
sympathisch op sympathie berustend 1847 [kku] <Duits |
sympathiseren eenstemmig denken met een ander 1784 [wnt sympathiseeren] <Frans |
symposium wetenschappelijke bijeenkomst 1838 [wnt latiniteit] <Latijn |
symptomatisch een symptoom vormend 1824 [wei] <Frans |
symptoom (ziekte)verschijnsel 1778 [wnt] <Frans |
synagoge Israëlitisch bedehuis 1285 [cg Rijmb.] <Latijn {3.2} |
synchronistisch gelijktijdig 1824 [wei] <Engels |
synchroon gelijktijdig 1847 [kku] <Latijn |
syncope uitstoting van een letter in het midden van een woord 1638 [Ruijs] <Latijn |
syncretisme vermenging van begrippen 1847 [Aanv wnt] <modern Latijn |
syndicaat combinatie van zakenlieden 1886 [wnt] <Frans |
syndroom complex van ziekteverschijnselen 1734 [HubWes] <Frans |
synecdoche retorische figuur 1698 [mey] <Latijn |
synergie samenwerking 1847 [kku] <modern Latijn |
synesthesie verbinding tussen voorstellingen uit verschillende zintuigsferen 1961 [gvd] |
synode kerkvergadering 1590 [wnt] <Frans |
synoniem gelijkbetekenend (woord) 1800 [wnt synoniem ii] <Frans {3.2} |
synonymie het synoniem zijn 1895-1896 [wnt] <Frans |
synopsis overzicht 1688 [mey] <Latijn |
synoptisch beknopt 1824 [wei] <Duits |
synovia vloeistof in gewrichten 1847 [kku] <modern Latijn |
syntactisch volgens de syntaxis 1847 [kku] <Duits |
syntaxis leer van rede- en zinsdelen 1584 [Ruijs] <Latijn |
synthese samenstelling 1875 [wnt voorop] <Frans |
synthesizer elektronisch muziekinstrument 1957 [Enc. van de muziek] <Engels {4.1.16} |
systeem stelsel, methode 1735 [wnt] <Latijn |
systematisch stelselmatig 1766 [wnt] <Duits |
|
taai* sterk samenhangend, hardnekkig 1286 [cg i 2, 1177] |
taaitaai* koek 1787-1789 [wnt] {3.1/4.1.6/5} |
taak opdracht 1573 [Plantijn] <Frans |
| |
| |
taal* systeem van spraakklanken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
taan ontsmettende verfstof, aftreksel van eikenschors 1456 [hws] <Frans |
taart gebak 1302 [mnw] <Frans {4.1.6} |
tab uitstekend strookje 1950 [gvd] <Engels |
tabak gedroogde planten die gerookt worden 1577 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
tabasco kruiderij 1976 [Complete kookboek voor de goede keuken] <Engels {4.1.6} |
tabbaard, tabberd bovenkleed 1297 [cg i 3, 2382] <Frans |
tabby kat met cyperse tekening 1961 [gvd] <Engels {4.1.3} |
tabee tussenwerpsel: groet 1906 [moo] <Indonesisch {3.2/4.3} |
tabel geordende lijst 1399 [Stadb. Zwolle ii] <Latijn |
tabellarisch in tabelvorm 1847 [kku] <Duits |
tabernakel kastje op altaar met hosties, tent van de ark des verbonds 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
tableau tafereel 1845 [wnt troffel i] <Frans |
tablet plak, pastille 1680 [wnt] <Frans |
taboe verboden, verbod 1847 [kku] <Engels |
taboeret stoeltje zonder leuning 1778 [wnt] <Frans {4.1.9} |
tabulator mechanisme aan schrijfmachine dat kolommen doet verspringen 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 59] |
tachtig* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
tachymetrie snelle methode van landmeetkunde 1920 [Aanv wnt] |
tackelen beentje lichten 1951 [Aanv wnt] <Engels |
taco Mexicaanse maïspannenkoek 1983 [Ferrée] <Spaans {3.2/4.1.6} |
tact gevoel voor wat passend is 1838 [wnt] <Frans |
tacticus die de tactiek weet toe te passen 1872 [gvd] |
tactiek strategie, gericht beleid 1767 [wnt] <Frans |
tactisch m.b.t. tactiek 1847 [kku] <Duits |
Tae Bo combinatie van sport- en fitnessoefeningen 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.1.18} |
taekwondo vechtsport 1984 [gvd] <Koreaans {4.1.18} |
taël Chinees gewicht, munt ter waarde van hetzelfde gewicht in zilver 1603 [De Jonge iii, 150] <Portugees {3.2} |
taf lichte stof 1592 [wnt] {4.1.9} |
tafel meubelstuk 901-1000 [Claes] <Latijn {2.3/4.1.9} |
tafelen ketelmuziek maken 1882 [wnt] |
tafereel schildering 1450 [mnw] <Frans |
taffetas lichte stof 1473 [mnw] <Frans {4.1.9} |
tagliatelle pastasoort 1984 [Blue Band Basiskookboek] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
tahin sesampasta 1992 [gvd] <Arabisch {3.2} |
tahoe sojakoek 1984 [gvd] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
taiga streek met naaldwouden 1930 [Oosthoek's geïll. enc. 2 (Siberïe)] <Russisch {3.2} |
tai-ji, tai chi Chinese bewegingsleer 1986 [koe] <Chinees {3.2} |
taikoen titel van de shogun 1863 [kku] <Japans {3.2} |
taille middel van het lichaam 1254 [mnw] <Frans |
tailleur kleermaker 1824 [wei] <Frans {4.1.13} |
tak* spruit 1275 [cg i 1, 291] |
taka munteenheid van Bangladesh 1975 [2000 Standard Catalog of world coins] <Bengali {4.1.12} |
take filmshot 1981 [Foto en film enc.] <Engels |
takel* hijswerktuig 1376-1400 [mnw] |
takkewijf zeer vervelende vrouw 1984 [gvd] |
takki-takki denigrerende benaming voor Sranangtongo 1888 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.1/3.2} |
taks vastgestelde hoeveelheid 1389 [mnw] <Frans |
taks hondensoort 1838 [wnt] <Duits {4.1.3} |
tal* (grote) hoeveelheid 1285 [cg Rijmb.] |
tala munteenheid van West-Samoa en Tokelau-eilanden 1978 [2000 Standard Catalog of world coins] <Polynesisch {4.1.12} |
talen* verlangen 1265-1270 [cg Lut.K] |
talent natuurlijke gave 1400 [mnw] |
talent geldswaarde 1400 [mnw] <Latijn |
taler munt 1832 [wei] <Duits |
talg huidsmeer 1922 [wnt] <Duits {3.2} |
talie takel 1657 [Claes] <Italiaans {3.2} |
taling* eendachtige 1378 [mnw] |
talisman voorwerp dat geluk brengt 1778 [wnt] <Frans |
talk* vet van dieren (o.a. voor kaarsen gebruikt) 1397 [mnw] |
talk (gemalen) speksteen 1770 [wnt] <Frans |
talkshow televisieshow waarin met gasten wordt gesproken 1983 [R84] <Engels {4.1.15} |
tallith joods kerkkleed 1847 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
talmen* dralen 1647 [wnt] |
talmoed misjna plus commentaar daarop 1557 [wnt koran] <Hebreeuws {3.2} |
| |
| |
talon bewijs voor nieuw couponblad 1855 [kku] <Frans |
talrijk vele(n) in getal 1642 [wnt] <Duits |
talud helling van aardwerken 1658 [Claes] <Frans |
tam* niet wild 1287 [cg NatBl] |
tamagotchi interactief knuffeldier 1997 [De Coster 1999] <Japans {3.2/4.1.18} |
tamari sojasaus 1986 [koe] <Japans {3.2/4.1.6} |
tamarinde boomsoort 1596 [wnt] <Portugees {3.2} |
tamboer trommelaar 1642 [wnt] <Frans |
tamboerijn slaginstrument 1550 [wnt] <Frans {4.1.16} |
tamelijk* redelijk 1573 [Plantijn] |
tampon wattenprop 1920 [wnt] <Frans |
tamponneren met een tampon dichtstoppen 1872 [gvd] <Frans |
tamtam slaginstrument 1867-1879 [wnt] <Engels {3.1/4.1.16} |
tand* uitsteeksel in kaak om mee te bijten 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
tandem tweepersoonsfiets 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 15a] <Engels {4.1.10} |
tandoori bereidingswijze 1992 [gvd] <Punjabi |
tanen bruinen 1446 [mnw] |
tanen (in glans) achteruitgaan 1612 [wnt] |
tang* gereedschap 1285 [cg Rijmb.] |
tang kwaadaardige vrouw 1862 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
tanga zeer klein zwembroekje, slipje 1976 [gvd] <Spaans {3.2} |
tangens getal dat verhouding uitdrukt van rechthoekszijde tegenover die hoek tot de aanliggende rechthoekszijde 1614 [wnt wezen i] <modern Latijn |
tango dans 1914 [Veth, Gids voor Padvinders, 39] <Spaans {3.2/4.1.15} |
tangram Chinese legpuzzel 1976 [gvd] <Engels {4.1.18} |
tank vloeistofreservoir 1889 [wnt] <Engels |
tank legervoertuig 1916 [wnt] <Engels {4.1.10} |
tanker tankboot 1936 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11} |
tannine looizuur 1847 [kku] |
tantalium chemisch element 1847 [kku] <modern Latijn |
tante (schoon)zuster van vader of moeder 1782 [wnt] <Frans {4.1.4} |
tante-Betjestijl onbeholpen stijl met inversie van onderwerp en gezegde 1917 [Burger en De Jong 54] {4.4} |
tantième aandeel in winst 1887 [wnt] <Frans |
tant pis tussenwerpsel: pech gehad! 1912 [kku] <Frans {4.3} |
taoïsme wijsgerig stelsel 1912 [kku] |
tap* afsluiter 1233 [Slicher] {2.4} |
tapas borrelhapjes 1997 [De Coster 1999] <Spaans {3.2/4.1.6} |
tapdans een dans 1950 [gvd] <Engels {4.1.15} |
tape strook 1947 [wnt tikker ii] <Engels |
taperecorder bandopnemer 1953 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
tapijt kleed 1240 [Bern.] <Frans |
tapioca meel uit cassaveknol 1843 [wnt] <Spaans of Portugees {3.2} |
tapir hoefdier 1682 [wnt] <Portugees of Spaans {3.2/4.1.3} |
tapisserie wandtapijt 1488 [mnw] <Frans |
taps* kegelvormig 1861-1865 [wnt] |
taptemelk* ondermelk 1750 [wnt room] {4.1.6} |
taptoe* signaal om naar kwartieren te gaan 1688 [wnt] |
tapuit* zangvogel 1860 [wnt] |
tarantella Zuid-Italiaanse dans 1834 [Sanders 1995] <Italiaans {3.2/4.1.15} |
tarantula spinachtige 1595 [wnt aardspin] <Latijn |
tararaboemdiejee tussenwerpsel: het geluid van de fanfare 1892 [Sanders, Tararaboemdiee en de blikken dominee] <Engels |
tarbot beenvis 1448 [mnw] <Frans |
target omzetdoelstelling 1989 [Peptalk] <Engels |
tarief prijslijst 1806 [wnt] <Frans {3.2} |
tarot kaartspel 1879 [wnt tarok] <Frans {4.1.18} |
tarra verschil tussen bruto- en nettogewicht 1590 [wnt] <Italiaans {3.2} |
tartaar rauwe gehakte biefstuk 1932 [Aanv wnt] <Frans {4.1.6} |
tartan Schotse wollen ruit 1847 [kku] <Engels {4.1.9} |
tarten* prikkelen 1550 [mnw] |
tarwe* graangewas 1189 [Claes] {2.3/4.1.2} |
tas* stapel 1285 [cg Rijmb.] |
tas* buidel 1291 [cg i 3, 1569] |
tas kopje 1836-1838 [wnt] <Frans |
tasten bevoelen 1240 [Bern.] <Frans |
tatami judomat 1984 [gvd] <Japans {3.2} |
tater* mond 1865-1870 [wnt tateren ii] |
tateren* kwebbelen 1567 [Plantijn, Françoische t'samensprekinghen, 9] {3.1} |
tatoeëren figuren in de huid aanbrengen 1836 [Muller, Reizen en Onderzoekingen in den Indischen Archipel i, 122] <Frans |
taugé jonge katjangplantjes 1932 [Klok, Bij Ien, Iet en Broer 33] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
taupe donkergrijs 1952 [kwt] <Frans {4.1.5} |
| |
| |
tautologie herhaling met een andere uitdrukking 1698 [mey] <Latijn |
taverne herberg 1240 [Bern.] <Frans |
taxatie schatting 1361 [mnw] <Frans |
taxeren schatten 1288 [cg i 2, 1258] <Frans |
taxfree belastingvrij 1984 [gnn] <Engels |
taxi huurauto met chauffeur 1911 [wnt Bijv.+verb.] <Frans {4.1.10} |
taxis beweging van vrij levende organismen 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
taxus heester 1663 [Claes] <Latijn |
t.b.c., t.b. infectieziekte 1919 [wnt verbindend] <L {3.4/4.4} |
te* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
te* bijwoord van graad 1236 [cg i Gent] |
teach-in openbare discussie 1966 [R75] <Engels |
teak boom, hout daarvan 1854 [wnt] <Engels |
team ploeg 1909 [Aanv wnt] <Engels |
tearoom theesalon 1929 [kwt] |
technetium een kunstmatig scheikundig element 1976 [gvd] <modern Latijn |
techneut technisch aangelegd persoon 1988 [De Coster 1999] |
technicolor procédé voor vervaardiging van kleurenfilms 1942-1943 [Nederlandsch Jaarboek voor Fotokunst, 14b] <Engels |
technicus deskundige in de techniek 1872 [gvd] <Latijn {4.1.13} |
techniek bewerkingen die behoren tot de industrie, vaardigheid 1868 [wnt zwavelen] <Frans |
technisch op het gebied van techniek 1778 [wnt] <Duits |
techno elektronische dansmuziek 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.1.16} |
technocraat aanhanger van de technocratie 1950 [gvd] <Frans |
technologie leer van de fabricagemethoden 1824 [wei] <Frans of Engels |
teckel hondensoort 1940 [Toepoel, Hondenenc.] <Duits {3.2/4.1.3} |
tectyl antiroestmiddel 1975 [R75] |
teddybeer kinderspeelgoed 1914 [wnt afsluiten Suppl] <Engels {4.1.18} |
teder* zacht 1287 [cg NatBl] |
tee plaats voor afslag van een hole 1961 [gvd] <Engels |
teef* wijfjeshond 1240 [Bern.] {4.1.3} |
teek* insect 1518 [Claes Tw. 12] |
teelt* het telen, het geteelde 1599 [wnt] |
teen* vinger van de voet 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
teen* twijg 1288 [cg i 2, 1337] |
teenager tiener 1955 [R75] <Engels {4.1.4} |
teer* distillaat van kool 1240 [Bern.] |
teerling dobbelsteen 1210-1240 [cg i 1, 5] |
teetotaller geheelonthouder 1847 [kku] <Engels |
tegader* bijwoord van hoedanigheid: gezamenlijk 1236 [cg i 1, 22] |
tegel vloersteen 1100 [Claes] <Latijn {2.3/3.2} |
tegen* voorzetsel 1284 [cg i 2, 808] {4.2} |
tegendeel* het tegenovergestelde 1620 [wnt] |
tegengif* neutraliserend middel 1599 [wnt] |
tegenover* voorzetsel 1613 [wnt] {4.2} |
tegenspoed* pech 1437 [mnw] |
tegenstelling* plaatsing tegenover, contrast 1573 [Plantijn] |
tegenvoeter* iem. die aan de andere kant van de aarde woont 1624 [wnt] {3.1} |
tegenwoordig* aanwezig, nu bestaande 1200 [mnw] |
teil bak 1260-1280 [cg ii 1 Nibel.] |
teint kleur 1680 [wnt] <Frans |
teisteren* schaden 1638 [wnt] {3.1} |
teken* blijk, merk 901-1000 [wps] |
tekenen* schilderen 1367 [mnw] |
tekenen* een handtekening zetten 1573 [Plantijn] |
tekst bewoordingen 1400 [mnw] <Frans |
tekstueel de tekst betreffend 1865 [kvw] <Frans |
tekstverwerker computer of -programma voor het bewerken van teksten 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 36] {1.3/4.1.17} |
tektonisch m.b.t. verstoring van de aardlaag 1914 [Aanv wnt] <modern Latijn |
teleferiek stoeltjeslift 1952 [kwt] <Frans {3.2} |
telefoon toestel voor geluidsoverdracht op afstand 1875 [wnt] <Frans {4.1.17} |
telegraaf sein- en ontvangtoestel om tekens over grote afstand over te brengen 1843 [H.Zn. Cantzlaar, Algemeen Denkbeeld] <Frans {4.1.17} |
telegram per telegraaf overgebracht bericht 1860 [Picarta: titel van A.v.d. Does de Bye] <Engels |
telekinese paranormaal verplaatsen 1939 [kwt] |
telemark beweging om te remmen of te sturen bij skiën 1938 [wp] <Noors {3.2} |
telemarketing verkoop via de telefoon 1988 [De Coster 1999] <Engels |
telen* kweken 1240 [Bern.] |
teleologie doelmatigheidsleer 1802 [Aanv wnt] |
telepathie supranormale overbrenging 1907 [Aanv wnt] <Engels |
telescoop verrekijker 1740 [wnt] <Italiaans of Latijn {3.2} |
teletekst systeem waardoor men tekst op tv-scherm krijgt 1986 [Mini/micro computer dec. 12, 16] <Engels {4.1.17} |
| |
| |
teleurstellen* niet vervullen 1539 [wnt] |
televisie overbrenging van beelden 1914 [Aanv wnt] <Engels {4.1.17} |
telex seintoestel 1932 [wp] <Engels {4.1.17} |
telg* spruit 806 [Claes] {2.3/4.1.4} |
telganger* dier dat bij het draven afwisselend de rechter- en linkerpoten gelijk verzet 1724-1726 [wnt] |
telkens* bijwoord van tijd: iedere keer 1613 [wnt] {3.1} |
tellen* rekenen, optellen 901-1000 [wps] |
tellurium chemisch element 1824 [wei] <modern Latijn |
teloorgaan* verloren gaan 1635 [wnt] |
temeie Bargoens: hoer 1906 [moo] <Jiddisch {3.2/4.1.13} |
temen zeuren 1614-1615 [wnt] |
temmen* tam maken 1240 [Bern.] |
tempel bedehuis 1271-1272 [cg i 1, 210] <Latijn {3.2} |
tempelier ridder van geestelijke orde 1269 [cg i Brugge] <Frans |
tempera verf 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
temperament gemoedsaard 1634 [wnt] <Frans of Latijn |
temperatuur warmtegraad 1793 [wnt zoutzuur i] <Frans |
temperen matigen 1240 [Bern.] <Frans |
tempo relatieve snelheid 1839 [wnt verkorten] <Italiaans {3.2} |
tempo doeloe tijd van vroeger 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.2} |
temporeel tijdelijk 1540 [wnt] <Frans |
temporiseren aan tijd(en) binden 1637 [wnt trekken] <Frans |
temptatie kwelling 1290 [cg ii 1 En.Codex] <Frans of Latijn {1.2.6} |
tempus tijd 1633 [wnt wezen i] <Latijn |
ten* voorzetsel + lidwoord 1236 [cg i 1, 21] {4.2} |
Tenach Oude Testament 1912 [kku] <Hebreeuws {3.2} |
tendens bedoeling 1824 [wei] <Duits |
tendentie streven, strekking, neiging 1672 [wnt tuimelgeest] <me Latijn |
tendentieus met vooropgezette bedoeling 1929 [kwt] <Frans |
tender kolenwagen achter locomotief 1839 [wnt] <Engels |
tender emissie 1950 [gvd] <Engels |
tenderen een bepaalde strekking hebben 1566 [wnt] <Frans |
teneinde* onderschikkend voegwoord 1781 [wnt] {4.2} |
teneur geest, strekking 1961 [gvd] <Frans {3.2} |
tenge munteenheid van Kazachstan 1993 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Kazachs {4.1.12} |
tengel* houten strook 1848 [wnt] {3.1} |
tenger slank, teer 1616 [wnt] <Frans |
tengevolge van* voorzetsel 1840 [wnt] {4.2} |
tennis slagbalspel 1901 [wnt club] <Engels {4.1.18} |
tenno titel van Japanse keizer 1948 [kwt] <Japans {3.2} |
tenor hoogste mannenstem 1591 [wnt vlijen] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
tensie spanning 1824 [wei] <Latijn |
tent tijdelijk verblijf uit licht materiaal 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3} |
tent horecagelegenheid 1950 [gvd] |
tentakel vangarm 1916 [Aanv wnt] <Frans |
tentamen (voor)examen 1654 [wnt vigileeren] <Latijn |
tentoonstelling* uitstalling 1807 [wnt] |
tenue uniform, kostuum 1862 [wnt] <Frans {4.1.14} |
tenuto aangehouden 1805 [Muzijkaal Zak-Boekje] <Italiaans {3.2} |
tenzij* onderschikkend voegwoord 1453-1497 [mnw] {4.2} |
tepel* uitmonding van melkklier 1477 [Teuth.] {3.1} |
tequila alcoholische drank van de agave 1954 [Aanv wnt] <Spaans {3.2/4.1.6} |
terbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn |
terdege* bijwoord van hoedanigheid: flink, goed 1540 [mnw] |
teren* in zijn levensonderhoud voorzien 1539 [wnt] |
tergen* kwellen 1477 [Teuth.] |
tering* tuberculose 1485 [mnw] |
teringlijer ellendeling 1955 [Endt] |
teriyaki gerecht met soja 1992 [gvd] <Japans {3.2/4.1.6} |
terlenka kunststof 1957 [wp jaarboek 1958] {4.1.9} |
term uitdrukking 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
termiet insect 1854 [Van Donselaar Tw. 13] <Frans |
termijn tijdruimte 1226-1250 [cg i 1, 40] <Latijn |
terminaal eind- 1865 [kvw] <Frans |
terminal eindstation 1973 [Aanv wnt] <Engels |
terminologie woordkeus 1824 [wei] <Duits |
terp heuvel 1597 [wnt] <Fries {3.2} |
terpentijn vloeibare hars 1401-1450 [mnw] <Frans |
| |
| |
terracotta ongeglazuurd aardewerk 1872 [gvd] <Italiaans {3.2} |
terrarium bak met reptielen, planten e.d. 1929 [kwt] |
terras vlak zitje, horizontaal stuk grond 1691 [wnt] <Frans |
terrazzo vloerbedekkingsmateriaal 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
terrein stuk grond 1809 [wnt] <Frans {3.2} |
terreur schrikbewind 1824 [wei] <Frans |
terriër hondensoort 1847 [kku] <Engels {4.1.3} |
terrine kom van aardewerk of gerecht daarin 1761 [wnt] <Frans |
territoir staatsgebied 1564 [wnt] <Frans |
territoriaal tot het gebied behorend 1819 [wnt] <Frans |
territorium grondgebied, woongebied 1582 [wnt] <Latijn |
terroriseren terreur uitoefenen 1865 [kvw] <Frans |
terrorist iem. die gewelddaden pleegt 1799 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
tertiair in de derde plaats komend 1866-1870 [wnt] <Frans |
Tertiair geologische periode 1900-1908 [wnt] <Frans |
terts afstand tussen twee tonen 1665 [wnt] <Italiaans {3.2} |
terug* bijwoord van richting: achteruit, retour 1376-1400 [mnw] |
terwijl* onderschikkend voegwoord 1629 [wnt] {4.2} |
ter wille van* voorzetsel 1875 [wnt] {4.2} |
terzet muziekstuk voor drie partijen 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
terzine dichtvorm 1894 [wnt wezen ii] <Italiaans {3.2} |
tesla eenheid van magnetische inductie 1912 [kku] |
test kom 1367 [mnw] <Latijn |
test toets, proef 1832 [wei] <Engels |
testament beschikking voor na de dood 1240 [Bern.] <Latijn |
testamentair bij testament 1598 [wnt] <Frans |
testen door middel van een test onderzoeken 1940 [Posthumus] <Engels |
testeren getuigen, bij testament beschikken over 1527 [hws] <Frans |
testikel zaadbal 1595 [wnt buidel] <Latijn {3.2/4.4} |
testimonium getuigenis 1692 [wnt] <Latijn |
testosteron mannelijk geslachtshormoon 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
tetanus tonische kramp 1734 [HubWes] <Latijn |
tête-à-tête gesprek onder vier ogen 1732 [Aanv wnt] <Frans |
tetteren* druk praten 1934 [wnt tateren z.j.] {3.1} |
teug* slok 1287 [cg NatBl] |
teugel* toom 1240 [Bern.] {3.1} |
teut* dronken 1665 [wnt] |
tevens* bijwoord van hoedanigheid: daarbij 1470 [mnw] {3.1} |
tevoorschijn* zichtbaar 1350 [mnw] |
textiel geweven stoffen 1896 [wnt] <Frans {4.1.9} |
textuur vezelstructuur 1697 [wnt] <Frans |
thallium chemisch element 1872 [gvd] <modern Latijn |
thans* bijwoord van tijd: nu 1435 [mnw] {3.1} |
theater schouwburg 1566-1568 [wnt] <Frans |
theater toneelspel 1904 [wnt] {4.1.15} |
theatraal overdreven 1784 [wnt] <Frans |
thee aftreksel van bladeren 1637 [wnt] <Indonesisch {3.2/4.1.6} |
theeroos gekweekte roos 1903 [wnt] <Engels |
theïsme een geloof in God 1847 [kku] <modern Latijn |
thema schoolopgaaf 1717 [wnt] <Latijn |
thema onderwerp 1837 [wnt] <Latijn |
thematiek gekozen thema 1976 [gvd] <Duits {3.2} |
thematisch een bepaald thema behelzend 1847 [kku] <Duits |
theocratie staat met godheid als gezagsdrager 1824 [wei] <Frans |
theologie godgeleerdheid 1330 [mnw] <Latijn |
theorema uitspraak berustend op andere, eerder geaccepteerde stellingen 1650 [mey] <Latijn |
theoreticus kenner van de theorie 1805 [mey] <Latijn |
theoretisch m.b.t. de theorie 1694 [wnt wel v] <Latijn |
theorie leer, stelling 1566 [Claes] <Frans |
theosofie mystiek-filosofische wereldbeschouwing 1872 [gvd] <Latijn |
therapeut geneeskundige 1847 [kku] <Duits |
therapeutisch geneeskundig 1846 [Aanv wnt] <Duits |
therapie geneeswijze 1824 [wei] <Frans |
thermaal m.b.t. warme baden 1847 [kku] |
thermen Romeinse publieke baden 1824 [wei] <Latijn |
thermidor warmtemaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
thermiek opstijgende luchtstroom 1936 [Aanv wnt] |
| |
| |
thermisch m.b.t. warmte 1933 [Aanv wnt] <Duits |
thermometer temperatuurmeter 1636 [Wynandt van Westen, Mathematische vermakelyckheden 133] <Frans |
thermostaat warmteregelaar 1886 [kku] <Engels {4.1.9} |
thesaurier penningmeester 1551-1600 [wnt] <Frans |
thesaurus filologisch verzamelwerk 1824 [wei] <Latijn |
these stelling 1782 [wnt] <Frans |
thesis stelling 1650 [wnt wepelen] <Latijn |
thomisme leerstelsel 1899 [dbl] |
thora Mozaïsche wet 1824 [wei] <Hebreeuws {3.2} |
thorax borstkas 1832 [wei] <Latijn {3.2} |
thorium chemisch element 1834 [Aanv wnt] <modern Latijn |
thriller spannende film of boek 1929 [kwt] <Engels {1.2.5/4.1.15} |
thuisland zelfstandig woongebied van de Bantoes 1976 [gvd] <Afrikaans {3.2} |
thuja geslacht van coniferen 1886 [kku] <modern Latijn |
thulium chemisch element 1912 [kku] <modern Latijn |
tiara hoofdtooi 1630 [wnt] <Latijn |
tic spiertrekking 1824 [wei] <Frans |
tichel vloersteen 1285 [cg Rijmb.] |
ticket kaartje 1847 [kku] <Engels |
tiebreak extra slagen na onbesliste tennisset 1984 [gvd] <Engels |
tien* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
tiener* iemand in de leeftijd tussen 10 en 19 jaar 1959 [R75] {3.1/4.1.4} |
tiepelen* jongensspel met stokjes 1929 [wnt] {4.1.18} |
tierelantijn overdreven versiersel 1861 [wnt] |
tierelieren* kwinkeleren 1616 [wnt] {3.1} |
tieren* razen 1350 [mnw] |
tieren* gedijen 1350 [mnw] |
tiet* kip 1600 [wnt] |
tiet* borst 1858-1870 [wnt] |
tig onbepaald telwoord 1984 [gvd] <Duits {3.2/4.2} |
tij* eb en vloed 1532 [Toll.] |
tijd* opeenvolging van momenten, moment 901-1000 [wps] {4.1.7} |
tijdens* voorzetsel 1868 [wnt] {4.2} |
tijgen* trekken, beginnen 1477 [Teuth.] |
tijger katachtige 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.3} |
tijgerin wijfjestijger 1822 [wnt wonderkind] |
tijk kussenovertrek 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <Latijn {2.4} |
tijm plantengeslacht 1567 [Junius 158b] <Frans of Latijn {4.1.6} |
tikken* kloppen 1622 [wnt] {3.1} |
tikkertje* spel waarbij de deelnemers getikt moeten worden 1950 [gvd] {4.1.18} |
tiktak* tussenwerpsel: geluid van slingeruurwerk 1653 [wnt] {3.1} |
til duivenhok 1623 [wnt] <Fries {3.2} |
tilbury rijtuigje 1843 [wnt vertikken] <Engels {4.1.10} |
tilde diakritisch teken 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
tillen* opheffen 1451-1500 [mnw] {1.3} |
tilt standhoek 1963 [Aanv wnt] <Engels |
timbre klankkleur 1870 [wnt] <Frans |
timide verlegen 1733 [wnt] <Frans |
timmeren* bouwen (van hout) 1240 [Bern.] |
timmerman* iem. die timmeren als beroep uitoefent 1240 [Bern.] {4.1.13} |
timpaan fronton 1913 [wnt] <Frans |
timpen* wegslaan van een puntig houtje met een stok 1898 [wnt timp] {4.1.18} |
timtim* Bargoens: zilver 1860 [wnt] {3.1} |
tin* chemisch element 1240 [Bern.] |
tinctuur oplossing in alcohol 1401-1500 [mnw] <Latijn |
tingelen* korte, heldere geluiden maken 1789 [wnt] {3.1} |
tingeltangel slechte piano 1892 [wnt] <Duits {3.1/3.2} |
tinne* kanteel 1285 [cg Rijmb.] |
tinnef slechte waar, tuig 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
tint kleur 1551 [wnt] <Frans |
tintelen* prikkelen 1340-1350 [mnw] {3.1} |
tintelen* flikkeren, flonkeren 1480 [wnt] {3.1} |
tip* uiteinde 1477 [Teuth.] |
tip wenk 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 3c] <Engels |
tip fooi 1968 [kwt] <Engels |
tippel* stippeltje 1873 [wnt] {3.1} |
tippelen* met korte pasjes gaan 1840 [wnt] {3.1} |
tippelen de baan opgaan (van hoeren) 1906 [moo] <Jiddisch {3.2} |
tipsy aangeschoten 1840 [Kolfin, Van de slavenzweep 157] <Engels |
tiptop uitstekend 1924 [gvd] <Engels {3.1} |
tirade omhaal van woorden 1844 [wnt] <Frans |
tiramisu nagerecht met lange vingers en mascarpone 1991 [Midas Dekker, Eten op je eigen] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
tiran despoot 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
| |
| |
tirannie onwettig verkregen alleenheerschappij 1485 [mnw] <Frans |
tiranniek van een tiran 1598 [wnt] <Frans |
tiranniseren overheersen als een tiran 1553 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
tissue absorberend doekje 1984 [R84] <Engels |
titaan chemisch element 1835 [wnt wolframium] <Duits |
titan reus 1626 [wnt verzamen] <Latijn |
titel opschrift, naam 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
titreren gehalte van oplossing bepalen 1841 [wnt] <Frans |
tittel puntje 1477 [Teuth.] |
titulair als eretitel voerend 1660 [wnt] <Frans |
titularis die titel voert 1678 [wnt] |
titulatuur betiteling 1753 [wnt] |
tja* tussenwerpsel: uiting van berusting of onzekerheid 1924 [wnt] {4.3} |
tjalk zeilvaartuig 1860 [wnt] <Fries {3.2/4.1.11} |
tjaptjoi Chinees gerecht 1968 [kwt] <Chinees {3.2/4.1.6} |
tjiftjaf* zangvogel 1605 [wnt] {1.1/3.1} |
tjilpen* zacht geluid geven (van vogels) 1839 [wnt] {3.1} |
tjitjak huishagedis 1910 [Prick 1910] <Indonesisch {3.1/3.2} |
tjokvol propvol 1890 [wnt] <Engels {4.4} |
tjotter vaartuig 1872 [gvd] <Fries {3.2/4.1.11} |
T-kruising kruising waarbij een weg loodrecht op een andere staat 1970 [gvd] <L {3.4} |
tl-buis lichtgevende buis 1953 [Aanv wnt] <L {3.4} |
tmt technologie, media en telecom 2000 [Sanders 2001] <Engels |
toast heildronk 1807 [wnt] <Engels |
toast sneetje geroosterd brood 1912 [kku] <Engels {4.1.6} |
tobbe* kuip 1252 [mnw] |
tobben* piekeren 1612 [wnt] |
toccata stuk voor (toets)instrumenten met snelle figuur 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
toch* bijwoord van causaliteit: evenwel 1452 [mnw] |
tocht* reis 1599 [Kil.] |
tod* lor 1650 [wnt] |
toe* bijwoord van richting 901-1000 [wps] |
toeclip beugel aan pedaal van racefiets 1913 [Lengs en Zonen, Tegelen, Prijscourant, 40] <Engels |
toedeloe tussenwerpsel: afscheidsgroet 1991 [Hoppenbrouwers] <Engels {4.3} |
toef pluk 1605 [wnt] <Frans |
toekan spechtvogel 1596 [Van Donselaar Tw. 13] <Spaans {3.2} |
toekomstmuziek utopie 1914 [wnt] <Duits {3.2} |
toen* bijwoord van tijd 1451-1500 [mnw] {4.1.7} |
toen* onderschikkend voegwoord 1636 [wnt] {4.2} |
toename het groeien 1893 [wnt] <Duits |
toendra mossteppe 1856 [Witsen Geysbeek] <Russisch {3.2} |
toepen kaartspel 1884 [wnt toppen vii] <? {3.5/4.1.18} |
toer kunststukje 1287 [cg NatBl] <Frans |
toer reis, tocht 1530 [wnt] <Frans |
toer omwenteling 1655 [wnt] <Duits |
toerisme het reizen voor zijn plezier 1911 [wnt] <Engels |
toerist die reist voor zijn genoegen 1847 [kku] <Engels |
toeristisch het toerisme betreffend 1923 [wnt] <Engels |
toermalijn mineraal 1734 [wnt] <Engels {3.2} |
toernooi steekspel 1240 [Bern.] <Frans {4.1.18} |
toeslag bijgevoegd bedrag 1909 [Vd Sijs 1996] <Duits {1.4} |
toestand gesteldheid 1648 [wnt] <Duits |
toet* mond 1655 [wnt] |
toetakelen* aftuigen 1770 [wnt] |
toeten* op een hoorn blazen 1600 [wnt] {3.1} |
toeter* hoorn 1664 [wnt] |
toets proef 1338 [mnw] <Frans |
toets aanslagstuk van klavierinstrument 1624 [wnt] <Frans |
toeval* onvoorzien geval 1477 [Teuth.] |
toeval* aanval van vallende ziekte 1852 [wnt] {4.4} |
toeven* tijd doorbrengen 1265-1270 [cg Lut.K] |
tof goed 1824 [wei] <Jiddisch {3.2} |
toffee snoepje van karamel 1906 [wnt] <Engels {4.1.6} |
toffel huisschoen 1413 [mnw] {1.2.2/4.1.9} |
toffelemone Bargoens: katholiek 1858 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
tofoe sojakoek, tahoe 1992 [gvd] <Chinees {3.2/4.1.6} |
toga kleed 1734 [wnt tunica] <Latijn |
toges Bargoens: achterste 1887 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
toilet kleding 1813 [wnt] <Frans {3.2} |
toilet wc 1914 [wnt] <Frans {4.4} |
toi toi toi tussenwerpsel: uiting om succes te wensen 1961 [Aanv wnt] <Jiddisch {3.1/3.2/4.3} |
tokayer zoete wijnsoort 1734 [wnt] <Duits {4.1.6} |
| |
| |
tokkelen* snaarinstrument bespelen 1583 [wnt] {3.1} |
toko winkel 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 71] <Indonesisch of Javaans {3.2} |
tol doortochtgeld 973 [Claes] <Latijn {2.3} |
tol* speelgoed 1437 [mnw] {4.1.18} |
tolar munteenheid van Slovenië 1990 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Sloveens {3.2/4.1.12} |
tolerabel draaglijk 1555 [wnt] <Frans |
tolerantie verdraagzaamheid 1548 [wnt] <Latijn |
tolereren dulden 1904 [wnt] <Frans |
tolk mondeling vertaler 1477 [Teuth.] <Nederduits {3.2} |
tolueen methylbenzeen 1941 [Holleman, Leerboek der organische chemie 408] |
tomaat vrucht 1608 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.2} |
tomahawk strijdbijl van Indianen 1804 [wnt] <Engels |
toman Perzische gouden munt 1832 [wei] <Perzisch |
tomatensoep soep van tomaten 1910 [wnt tomaat] {4.1.6} |
tombak koperlegering 1778 [wnt] <Indonesisch {3.2} |
tombe praalgraf 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
tombola loterijspel 1856 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.18} |
tomen* beteugelen 1350 [mnw] |
tommy Brits soldaat 1899 [dbl] <Engels |
tompoes gebakje 1875 [wnt] {3.3/4.1.6} |
ton vat 1285 [cg i Gent] <me Latijn |
ton telwoord: 100.000 (oorspronkelijk van guldens gezegd) 1640 [wnt] {4.2} |
tonaal m.b.t. de toon 1885 [wnt] <Frans |
tonaliteit toongehalte 1890 [wnt] <Frans |
tondel* licht ontvlambare stof 1691 [wnt] |
tondeuse haarknipapparaat 1901 [wnt] <Frans |
toneel podium, verhoging in schouwburg 1539 [Claes] |
toneel toneelspel, voorstelling 1921 [wnt] {4.1.15} |
tonen* laten zien 1240 [Bern.] |
tong* orgaan in de mond 901-1000 [wps] |
tong* beenvis 1401-1500 [mnw] |
tong-tong seinblok 1810 [EWB1] <Indonesisch {3.1/3.2} |
tonic spuitwater 1955 [Aanv wnt] <Engels {4.1.6} |
tonica grondtoon van een toonsoort 1809 [wnt] <Duits {3.2} |
tonicum versterkend middel 1734 [wnt] <modern Latijn |
tonijn beenvis 1351-1400 [hws] <Frans |
tonisch spanning vertonend 1922 [wnt] <Duits of Frans {3.2} |
tonnage grootte van een schip uitgedrukt in tonnen 1907 [wnt] <Frans |
tonsil keelamandel 1568 [wnt] <Latijn {3.2} |
tonsuur geschoren kruin 1503 [wnt] <Frans |
toog soutane 1669 [wnt] |
toog* gewelfde bovenkant, overdekking 1681 [wnt] |
tooien* versieren 1530 [wnt] |
toom* teugel 901-1000 [wps] {3.1} |
toon klank 1410 [mnw] <Frans |
toonaangevend tot voorbeeld strekkend 1921 [wnt] {3.1} |
toondicht muzikale compositie 1884 [wnt toon ii] |
toorn* woede 1240 [Bern.] |
toorts fakkel 1376-1400 [mnw] <Frans |
top* bovenstuk 1130 [Rey] {2.2} |
top tussenwerpsel: akkoord! 1704 [Claes] <Frans {4.3} |
topaas halfedelsteen 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans |
topic onderwerp van gesprek 1875 [Multatuli, Max Havelaar, 365] <Engels |
topisch plaatselijk 1709 [wnt] <Latijn |
topless de boezem bloot latend 1964 [Aanv wnt] <Engels |
topografie plaatsbeschrijving 1809 [wnt] <me Latijn |
topos plaats met vaste argumenten in bv. redevoeringen 1961 [gvd] <Grieks {3.2} |
topper korte damesmantel 1948 [wnt] <Engels {3.2} |
topper het of de beste in zijn soort 1956 [R75] <Engels |
toppie joppie* tussenwerpsel: uitroep van enthousiasme 2000 [Sanders 2001] {3.1/4.3} |
toppunt hoogste punt 1608 [wnt] |
toque baretvormig hoedje 1542 [wnt] <Frans {4.1.9} |
tor* insect 1437 [mnw] {3.1} |
toreador stierenvechter 1791 [wnt] <Spaans {3.2} |
toren hoog bouwwerk 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] <Frans |
torenhoog zeer hoog 1819 [wnt] {4.4} |
torero stierenvechter 1847 [wnt] <Spaans {3.2} |
tornado windhoos 1832 [wei] <Spaans {1.2.4/3.2/4.1.1} |
tornen* losgaan van naaisel 1450 [mnw] |
torpedo onderzeese bom 1824 [wnt] <Engels {4.1.14} |
torr eenheid van druk 1976 [gvd] |
| |
| |
torsen met moeite dragen 1240 [Bern.] <Frans |
torsie het wringen 1287 [cg NatBl] <Latijn |
torso romp 1824 [wnt] <Italiaans {3.2} |
tortelduif duifachtige 1100 [Willeram] |
tortilla gerecht 1984 [gvd] <Spaans {3.2/4.1.6} |
toss opgooi 1889 [Het Sportblad 1:1, 6 jun. 16b] <Engels |
tosti geroosterd brood met beleg 1967 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
tot* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
totaal geheel 1482 [hws] <me Latijn |
totalisator toestel dat het totaal aan inzetten bij weddenschappen op races registreert 1886 [wnt] <Engels |
totalitair het geheel omvattend, dictatoriaal 1938 [wnt] <Frans |
totaliteit alles bij elkaar 1814 [wnt] <Frans |
totdat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
totebel* slordige vrouw 1600 [wnt] |
totem vereerd symbool 1862 [wnt] <Engels |
toto systeem van wedden 1944 [wnt] <Duits {3.1/3.2/4.1.18} |
tot ziens* tussenwerpsel: afscheidsgroet 1866 [wnt zien] {4.3} |
touch karakteristiek trekje 1984 [gvd] <Engels |
touché tussenwerpsel: raak, die zit 1984 [gvd] <Frans {4.3} |
toucheren licht aanraken 1228-1349 [mnw] <Frans |
touperen tegenkammen 1847 [wnt] |
toupet haarstukje 1732 [wnt] <Frans |
tour rondrit 1667 [wnt] <Frans |
touringcar autobus voor toeristische reizen 1937 [wnt] <Engels {4.1.10} |
tournedos biefstuk van de haas 1912 [kku] <Frans {4.1.6} |
tournee rondreis 1815 [wnt] <Frans |
tourniquet draaikruis 1824 [wnt] <Frans |
touw* koord 1286 [cg i 2, 1173] |
touwtjespringen* spel waarbij men springt over een ronddraaiend touw 1793 [wnt] {4.1.18} |
toveren* zwarte kunst beoefenen 1240 [Bern.] |
toxisch vergiftig 1896 [wnt] |
tra* brandgang in bos 1350 [mnw] |
traag* langzaam 1240 [Bern.] |
traan* oogvocht 1265-1270 [cg Lut.K] |
traan* visolie 1413 [mnw] |
tracé afgetekende aslijn van ontworpen weg of bouwwerk 1740 [wnt] <Frans |
traceren nasporen 1901 [wnt] <Frans |
trachea luchtpijp 1886 [wnt weivat] <modern Latijn {3.2} |
trachten proberen 1588 [Kil.] <Latijn |
track spoor van magneetband 1966 [R75] <Engels |
tractie het voorttrekken 1886 [wnt] <Frans |
tractor trekker van voertuigen 1928 [wnt] <Engels {4.1.10} |
traditie overlevering 1553 [wnt] <Frans of Latijn |
traditioneel berustend op overlevering 1824 [wnt] <Frans |
tragedie treurspel 1485 [mnw] <Latijn {4.1.15} |
tragiek het treurige 1920 [wnt] <Frans |
tragisch treurig 1579 [wnt] <Latijn |
trailer oplegger 1938 [wnt] <Engels {4.1.10} |
trainee iem. in opleiding 1957 [R75] <Engels |
trainen oefenen 1573 [wnt Bijv.+verb.] <Engels {3.2} |
traineren op de lange baan schuiven 1574 [wnt] <Frans |
traiteur uitzendkok 1824 [wei] <Frans {4.1.13} |
traject wegverbinding 1746 [wnt] <Latijn |
traktaat verhandeling, verdrag 1437 [mnw] <Latijn |
traktatie onthaal 1847 [wnt] <Latijn |
traktement bezoldiging 1575 [wnt] <me Latijn |
trakteren onthalen 1785 [wnt] <Latijn |
tralie spijl 1317 [mnw] <Frans |
tram openbaar vervoermiddel 1884 [gvd] <Engels {4.1.10} |
traminer witte wijnsoort 1950 [wp (Frankrijk)] <Duits {3.2/4.1.6} |
trammelant drukte, narigheid 1897 [wnt] |
tramp zwerver 1912 [kku] <Engels |
trampoline verend net 1886 [kku] <Italiaans {3.2} |
trance geestvervoering 1874 [wnt] <Engels |
trancheren in stukken snijden 1734 [wnt] <Frans |
tranquillamente (in muziek) rustig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
tranquillizer kalmerend middel 1959 [R75] <Engels |
transactie overeenkomst 1483 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
transcendent bovenzinnelijk 1775 [wnt] <Latijn |
transcriberen overschrijven 1553 [wnt] <Latijn |
transcriptie overzetting 1456 [hws] <Frans |
transept kruisbalk 1855 [wnt] <Engels of Frans |
transfer overdracht 1912 [kku] <Engels |
transfereren overbrengen 1470 [mnw] <Frans |
transformatie omzetting 1541-1550 [hws] <Frans |
transformator omzetter van elektrische stroom 1891 [wnt] |
| |
| |
transformeren een andere vorm geven 1483 [mnw] <Frans |
transfusie overbrenging van bloed 1668 [wnt] <Latijn |
transistor kristalversterker, radio die daarop werkt 1953 [wnt] <Engels {4.1.17} |
transit doorvoer 1833 [wnt] <Frans |
transitie overgang 1658 [wnt] <Frans |
transitief overgankelijk (werkwoord) 1824 [wnt] <Latijn |
transito doorvoer van handelswaren 1725 [wnt] <Italiaans {3.2} |
transmigratie verhuizing 1350 [hws] <Frans |
transmissie overbrenging 1553 [wnt] <Latijn |
transmittor machinedeel dat zorgt voor transmissie 1984 [gvd] <modern Latijn |
transparant doorzichtig 1663 [wnt] <Frans |
transpiratie het zweten 1824 [wnt] <Frans |
transpireren zweten 1824 [wnt] <Frans |
transplanteren overplanten 1824 [wnt] <Frans |
transponeren overbrengen 1553 [wnt] <Latijn |
transport het vervoeren, overdracht 1506 [hws] <Frans |
transporteren in eigendom overdragen 1503 [hws] <Frans |
transporteren vervoeren 1539 [hws] <Frans |
transporteur vervoerder 1910 [wnt] <Frans |
transseksueel iemand die naar zijn of haar gevoel met de verkeerde geslachtskenmerken is geboren 1970 [Aanv wnt] |
transversaal overdwars 1573 [wnt] <me Latijn |
trant* wijze, manier 1638 [wnt] |
trap* trede 1236 [cg i 1, 26] |
trap* als grammaticale term: trap van vergelijking 1633 [Ruijs] |
trapeze zweefrek 1874 [wnt] <Frans |
trapezium vierhoek met twee evenwijdige zijden 1654 [wnt] <modern Latijn |
trapgans kraanvogel 1477 [Teuth.] {1.2.4} |
trappelen* de voeten snel beurtelings optillen 1535 [wnt] {3.1} |
trappen* de voet neerzetten, schoppen 1470 [mnw] |
trapper vallenzetter 1855 [wnt] <Engels |
trapper* fietspedaal 1897 [wnt] |
trappist monnik van een orde die bij de cisterciënzers hoort 1824 [wnt] <Frans {4.1.8} |
tras gemalen tufsteen 1516 [wnt] <Frans |
trassi ingrediënt bij rijsttafel 1765 [EWB1] <Indonesisch {3.2} |
trauma psychische stoornis 1924 [wnt] <Grieks {3.2} |
travaat korte stortbui 1598 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.1} |
traverso blaasinstrument 1734 [wnt traverse] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
travertijn steensoort 1847 [wnt] <Italiaans {3.2} |
travestie verkleding (vooral als andere sekse) 1847 [wnt] <Frans |
trawant handlanger 1510 [wnt] <Duits |
trawler treiler 1886 [wnt] <Engels {4.1.11} |
trecht overvaart, doorwaadbare plaats 300 [Künzel] <Latijn {2.1} |
trechter kegelvormig voorwerp met tuit 1330 [Jacobs 24] <Latijn |
tred* stap 1400 [mnw] |
treden* lopen 901-1000 [wps] |
treffen* raken 1409 [mnw] |
treife Bargoens: onrein, ongunstig 1844 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
trein vervoermiddel over spoorrail 1839 [wnt] <Engels {1.2.3/4.1.10} |
treintaxi goedkope taxi in aansluiting op treinreis 1991 [De Coster 1999] {4.1.10} |
treiteren plagen 1733 [wnt] |
trekkebekken een raar gezicht trekken 1906 [wnt] {3.1} |
trekken* naar zich toe halen, naar een andere plaats gaan 1240 [Bern.] |
trekpaard paard dat een voertuig voorttrekt 1422 [hws] {1.3/4.1.10} |
trekschuit* door mensen of paarden voortgetrokken vaartuig 1656 [wnt] {4.1.11} |
trema deelteken 1769 [wnt] <Frans |
trembleren vibreren 1609 [wnt] <Frans |
tremolo triller 1734 [wnt] <Italiaans {3.2} |
tremor voortdurende trilling 1624 [wnt] <Latijn |
tremuleren een tremolo uitvoeren 1754 [wnt] <Frans |
trenchcoat regenjas 1927 [Aanv wnt] <Engels {3.2/4.1.14} |
trend tendens 1940 [wnt] <Engels |
tres boordsel 1791 [wnt] <Frans |
treurbuis minachtende benaming voor de televisie 1978 [De Coster 1999] {1.2.1/4.4} |
treuren verdrietig zijn 1350 [mnw] <Duits |
treurspel* tragedie 1584 [wnt] {4.1.15} |
treuzelen* talmen 1659 [wnt] {3.1} |
trezoor schat 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
tri oplosmiddel 1936 [wnt] |
triade groep van drie 1847 [wnt] <Frans |
trial proef 1961 [gvd] <Engels |
triangel slaginstrument 1287 [cg NatBl] <Frans {4.1.16} |
trias groep van drie 1832 [wnt] <Latijn |
Trias geologische periode 1844 [wnt] |
| |
| |
triatlon tak van sport bestaande uit zwemmen, fietsen en hardlopen 1989 [wp Enc. Jaarboek] <Engels {4.1.18} |
tribaal stam- 1976 [gvd] <Frans |
tribunaal gerecht 1503 [wnt] <Frans |
tribune zitplaatsen voor toeschouwers 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
tribuun Romeinse leider 1553 [wnt] <Latijn |
tribuut heffing 1350 [mnw] <Frans |
triceps driehoofdige spier 1669 [wnt] <Latijn {3.2} |
tricot weefsel 1847 [wnt] <Frans {4.1.9} |
tricotage machinale vervaardiging van breiwerk 1832 [wnt] <Frans |
trien depreciërend voor een vrouw 1636 [wnt] |
triest treurig 1553 [wnt] <Frans |
trigonaal driehoekig 1676 [wnt] <Latijn |
trigonometrie driehoeksmeting 1654 [wnt] <modern Latijn |
trijp velours 1538 [wnt] <Frans {4.1.9} |
triktrak spel met dobbelstenen 1693 [wnt] <Frans {3.1/4.1.18} |
trilateraal driezijdig 1824 [wnt] |
triljard telwoord 1959 [wnt] <Duits {3.2/4.2} |
triljoen telwoord 1591 [Kool] <Frans {4.2} |
trillen* beven 1434-1436 [mnw] |
triller versiering in zang en muziek 1754 [wnt] <Italiaans {3.2} |
trilogie drievoudig letterkundig product 1847 [wnt] <Duits |
trimester periode van drie maanden 1824 [wei] <Latijn |
trimmen haar van een dier bijknippen 1940 [wnt] <Engels |
trimmen lichamelijke oefeningen doen 1969 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
trio drietal (vooral in muziek) 1567 [wnt] <Italiaans {3.2} |
triode elektronenbuis met drie elektroden 1937 [wnt] <Engels |
triomf zegepraal 1509 [wnt] <Latijn |
triomfaal triomfantelijk 1540 [wnt] <Frans |
triomfator hij die een triomf viert 1828 [wnt] <Latijn |
triomferen zegevieren 1511 [wnt] <Frans |
triool drie noten met tijdswaarde van twee of vier noten 1754 [wnt] <Duits {3.2} |
trip tochtje 1914 [wnt] <Engels |
trip tijd waarin men onder invloed van drugs is 1970 [R75] <Engels |
tripartiet drieledig 1777 [wnt] <Latijn |
tripel trappistenbier 1913 [wnt] <Frans {4.1.6} |
triplet stel van drie 1856 [wnt] <Frans |
triplex hout in drie gelijmde lagen 1918 [wnt] |
trippelen* met vlugge pasjes gaan 1562 [wnt] {3.1} |
triptiek drieluik 1862 [wnt] <Frans |
triste droevig 1650 [mey] <Italiaans {3.2} |
tritium waterstofisotoop 1949 [wnt] <modern Latijn |
trits drietal 1634 [wnt] <Frans |
triumviraat driemanschap 1599 [Van Meteren, Historien, 16] <Latijn |
triviaal onbeduidend 1553 [wnt] <Frans |
triviant gezelschapsspel 1990 [Picarta: Computer triviant] {4.1.18} |
trocheus versvoet (lang-kort) 1734 [wnt] <Latijn |
troebel onzuiver 1521 [wnt] <Frans |
troef kaart die andere kaarten slaat 1508 [mnw] <Nederduits {3.2/4.1.18} |
troel* benaming voor een vrouw 1896 [wnt] |
troela* benaming voor vrouw 1948 [wnt troel] |
troep menigte, bende 1583 [wnt] <Frans |
troetelen* koesteren 1515 [mnw] {3.1} |
trofee zegeteken 1597 [wnt] <Frans |
troffel metselaarsgereedschap 1557 [Meurier, Vocabulaire françois-flameng] |
trog* (voer)bak 1240 [Bern.] |
troggelen* listig verkrijgen 1566 [wnt] {3.1} |
trojka rijtuig met driespan 1907 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.10} |
trojka driemanschap 1952 [wnt] <Russisch {3.2} |
trol demon 1513 [H. Pleij] <Oudnoor(d)s {3.2} |
trolley wagentje dat langs kabel rijdt 1911 [wnt] <Engels |
trolleybus elektrische bus met bovengrondse leiding 1931 [wnt] <Engels {4.1.10} |
trom slaginstrument 1507 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
trombocyt bloedplaatje 1946 [Jongbloed, Overzicht physiologie van den mensch 65] |
trombone blaasinstrument 1754 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
trombose bloedstolsel in bloedbaan 1860 [wnt] <Frans |
trommel slaginstrument 1538 [wnt] <Duits {3.1/3.2/4.1.16} |
trompe-l'oeil bedrieglijk realistische schilderkunst 1824 [Van Moock, Nouveau dict. fr.-holl. 1312] <Frans |
trompet blaasinstrument 1350 [mnw] <Frans {4.1.16} |
tronen* meelokken 1501-1525 [mnw] |
tronie gezicht (tegenwoordig minachtend) 1468 [mnw] <Frans {1.2.3} |
| |
| |
tronk afgeknotte boomstam 1287 [cg NatBl] <Frans |
troon staatsiezetel van vorst 1240 [Bern.] <Frans of Latijn |
troost* opbeuring 1240 [Bern.] {1.2.3} |
troostmeisje* gevangen vrouw die in wo ii door de Japanners tot prostitutie werd gedwongen 1993 [De Coster 1999] {3.1/4.1.13} |
tropisch bij of tussen de keerkringen 1822 [wnt] <Duits |
troppo te veel 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
tros legertros 1542 [Claes Tw. 12] <Duits {4.1.14} |
tros* bundel druiven 1554 [Dod.] |
trot draf 1583 [wnt] <Frans |
trots fierheid, hoogmoed 1562 [wnt] <Duits |
trots voorzetsel 1615 [wnt] <Duits {4.2} |
trotseren het hoofd bieden 1628 [wnt] |
trottoir stoep 1799 [wnt] <Frans {3.2} |
trotyl springstof 1909 [wnt] |
troubadour Provençaalse minnezanger 1732 [wnt] <Frans |
troubleshooter iem. die moeilijke problemen oplost 1971 [Aanv wnt] <Engels |
trouvaille vondst 1800 [wnt] <Frans {3.2} |
trouw* loyaal 1291 [mnw] |
trouwen* huwen 1285 [cg Rijmb.] {1.3} |
trouwens* bijwoord van modaliteit: overigens 1541 [wnt] {1.2.4/3.1} |
truc handigheid 1540 [hws] <Frans |
trucage toepassing van trucs 1913 [wnt] <Frans |
truck vrachtwagen 1931 [wnt] <Engels {4.1.10} |
truffel paddestoelsoort 1514 [mnw] <Frans |
trui kledingstuk 1477 [Teuth.] <Nederduits {3.2} |
trust vorm van bedrijfsconcentratie 1896 [wnt] <Engels |
trustee vertrouwensman 1778 [wnt] <Engels {3.2} |
trut* zeurderige vrouw 1899 [wnt] |
try-out het proefdraaien 1966 [Aanv wnt] <Engels |
tsaar Slavische vorst 1676 [wnt] <Russisch {3.2} |
tsarevitsj zoon van de tsaar 1671 [wnt] <Russisch {3.2} |
tseetsee insect 1857 [wnt] <Bantoe {3.1} |
T-shirt truitje 1959 [R75] <Engels {3.2} |
tsjakka, tjakka* tussenwerpsel: uitroep van enthousiasme 1989 [Van Gelder 1993] {4.3} |
Tsjernobylvirus gevaarlijk computervirus 1999 [Sanders 2000] |
tsoenami vloedgolf 1992 [gvd] <Japans {3.2} |
tuba blaasinstrument 1832 [wei] <Engels {4.1.16} |
tube buisje 1624 [wnt] <Frans |
tubeless zonder binnenband 1979 [Wijnands&Ost] <Engels |
tuberculeus van de aard van tuberculose 1840 [wnt] <Frans |
tuberculose infectieziekte 1879 [wnt] <Frans {4.4} |
tuberkel knobbel 1844 [wnt] <Duits |
tubifex borstelworm 1976 [gvd] |
tucht discipline 1558 [wnt] <Duits |
tuchtigen kastijden 1500 [hws] <Nederduits {3.2} |
tuffen* geluid tuftuf maken 1905 [wnt] {3.1} |
tufsteen steensoort 1562 [wnt] <Duits |
tugrik munteenheid van Mongolië 1925 [2000 Standard Catalog of World Coins] <Mongools {4.1.12} |
tuig* toestel, gerei 1500-1536 [mnw] |
tuigage wat hoort bij de optuiging van een schip 1755 [wnt] |
tuil* bundel bloemen 1555 [wnt] |
tuimelaar walvisachtige 1588 [wnt] {4.1.3} |
tuimelen* buitelen 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {3.1} |
tuin* gaard 901-1000 [wps] |
tuinder* groente- en fruitkweker 1723 [wnt] {4.1.13} |
tuit* punt 1340 [wnt] |
tuiten* toeten 1240 [Bern.] {3.1} |
tuk* dutje 1779 [wnt] |
tulband hoofddeksel 1601 [wnt] <Turks {3.2/4.1.9} |
tulband soort gebak 1769 [wnt] {4.1.6} |
tule weefsel 1807 [wnt] <Frans {3.2/4.1.9} |
tulp plantengeslacht 1581 [wnt] <Frans |
tumbler bekerglas zonder voet 1893 [wnt] <Engels |
tumor zwelling 1663 [wnt] <Latijn |
tumtum snoepgoed 1920 [wnt] <Engels {3.1/4.1.6} |
tumult lawaai 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans of Latijn |
tumultueus rumoerig 1553 [wnt] <Frans |
tune herkenningsmelodie 1951 [De Vooys] <Engels |
tungsteen chemisch element 1770 [wnt] <Zweeds {3.2} |
tunica gewaad 1734 [wnt] <Latijn |
tuniek korte uniformjas 1864 [wnt] <Frans {4.1.14} |
tunnel kunstmatige doorgang 1834 [wnt] <Engels |
turbine schoepenrad 1838 [wnt] <Frans |
turbo krachtversterker 1907 [wnt] |
| |
| |
turbotaal modieus taalgebruik 1987 [Kuitenbrouwer] {4.4} |
turbotrut buitengewoon vervelende vrouw 1991 [Hoppenbrouwers] |
turbulent woelig 1553 [wnt] <Frans |
tureluur* steltloper 1636 [wnt] {3.1} |
tureluurs* dol, gek 1810 [wnt] {3.1} |
turen scherp kijken 1504 [wnt] <Noors {3.2} |
turf* veen als brandstof 1200 [Rey] {2.2} |
turf renbaan 1895 [Broeckaert] <Engels |
turingmachine denkbeeldige rekenmachine 1976 [gvd] <Engels {4.1.17} |
turkoois blauwgroen 1626 [wnt] <Frans {4.1.5} |
turnen gymnastische oefeningen doen 1856 [wnt] <Duits {4.1.18} |
turven* tellen met een groep van streepjes 1911 [wnt] |
tussen* voorzetsel 1249 [cg i 1, 42] {4.2} |
tut* tussenwerpsel: uitdrukking van ongeduld 1567 [wnt] {4.3} |
tut* onnozel meisje 1822 [wnt] |
tuthola trut 1961 [gvd] |
tutor studentenbegeleider 1976 [gvd] <Engels |
tutoyeren met ‘je’ aanspreken, jijjouwen 1855 [wnt] <Frans |
tuttifrutti vruchtenmengsel 1886 [kku] {3.1/3.3/4.1.6} |
tutu rokje van danseres 1899 [wnt] <Frans {3.1} |
tuub fietsband 1989 [Peptalk] <Engels |
tuut* politieagent 1899 [wnt] |
twaalf* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
twee* telwoord 222-235 [Claes] {2.1/4.2} |
tweed weefsel 1908 [wnt] <Engels {4.1.9} |
tweedekker* vliegtuig 1909 [Burger en De Jong 11] {4.1.10} |
tweedens rangschikkend bijwoordelijk telwoord: ten tweede 1855 [wnt tweede] <Duits {4.2} |
tweedracht* twist 1383 [mnw] |
tweeduizend* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
tweehonderd* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
tweejarig* twee jaar oud 1240 [vmnw] {3.1/5} |
tweekamp tweegevecht 1666 [wnt twee] {4.1.18} |
tweeling* twee in één dracht geboren kinderen 1240 [Bern.] |
tweeluik* schilderij met twee panelen 1904 [wnt twee] |
tweespalt twist 1555 [wnt] <Duits |
tweesprong* wegsplitsing 1567 [wnt] |
tweetaktmotor motor waarbij de zuiger eenmaal op- en neergaat bij elke explosie 1915 [wnt] <Duits {3.2/4.1.10} |
tweevoud* twee maal zo grote hoeveelheid 1236 [cg i Gent] |
tweewieler* rijwiel of ander voertuig met twee wielen 1869 [wnt twee] {3.1/4.1.10} |
twen twintiger 1961 [wp jaarboek 1962] {3.3/4.1.4} |
twijfel* aarzeling 1240 [Bern.] |
twijg* tak 1336 [mnw] |
twijn* gedubbeld garen 1285 [mnw] {4.1.9} |
twinkelen flonkeren 1903 [wnt] <Engels |
twinset damesjumper met vest 1951 [De Vooys] <Engels {3.2} |
twintig* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
twist* ruzie 1237 [vmnw] |
twist* katoengaren 1820 [wnt] |
twist dans 1961 [wp jaarboek 1962] <Engels {4.1.15} |
twistappel* punt van geschil 1738 [wnt] |
two-seater voertuig met twee zitplaatsen 1950 [gvd] <Engels {4.1.10} |
tycoon magnaat 1989 [Peptalk] <Engels |
tyfoon wervelstorm 1824 [wei] <Engels {4.1.1} |
tyfus ziekte 1778 [wnt] <Latijn |
tyfuslijer ellendeling 1955 [Endt] |
type vorm, soort 1824 [wnt] <Frans |
typemachine schrijfmachine 1930 [wnt tikken] |
typen met schrijfmachine schrijven 1911 [Sanders nrc-h 11/6/98] <Engels |
typisch kenmerkend 1833 [wnt] |
typiste die op een schrijfmachine werkt 1906 [wnt] <Engels {4.1.13} |
typografie boekdrukkunst 1658 [wnt] <Frans |
typologie leer der typen 1824 [wei] <Engels |
tzatziki gerecht met yoghurt, komkommer en knoflook 1996 [Vd Sijs 1996] <modern Grieks {3.2/4.1.6} |
t.z.t. te zijner tijd 1840 [wnt voortzenden] <L {3.4} |
|
u* persoonlijk voornaamwoord 1550 [wnt Bijv.+verb.] {4.2} |
U-balk balk met U-vormig profiel 1935 [wnt vélocipède] <L {3.4} |
überhaupt bijwoord van modaliteit: alles in aanmerking genomen 1919 [kwt] <Duits {3.2} |
übermensch supermens 1899 [wnt] <Duits |
U-bocht bocht van 180 graden 1992 [De Coster 1999] <L {3.4} |
U-boot onderzeeër 1919 [kwt] <Duits {3.2/4.1.11} |
ufo vliegende schotel 1964 [Aanv wnt] <Engels |
ugli citrusvrucht 1984 [gnn] <Engels {4.1.2} |
| |
| |
uh* tussenwerpsel: uitdrukking van aarzeling 1900 [wnt pieter ii] {4.3} |
ui bolgewas 1488 [mnw] <Latijn {1.2.4/4.1.6} |
uiensoep soep getrokken van uien 1729 [wnt ui] {4.1.6} |
uier* melkklier 1434-1436 [mnw] |
uil* uilachtige 1240 [Bern.] {3.1} |
uilenspiegel grapjas 1561 [wnt] <Duits |
uit* voorzetsel 870 [Claes] {2.3/4.2} |
uitbaten* exploiteren 1863 [wnt] |
uitbrander* scherpe berisping 1846 [wnt] |
uitbuiten volledig benutten 1870 [wnt] <Duits |
uitbundig bovenmatig 1642 [wnt] <Duits |
uitdraai* papierafdruk 1975 [R84] {1.3/3.1} |
uitdrager* handelaar in gebruikt huisraad, kleren e.d. 1458 [mnw] {4.1.13} |
uitdrukkelijk bepaald 1569 [wnt] <Duits |
uitentreuren* bijwoord van hoedanigheid: tot vervelens toe 1872 [gvd] |
uiterlijk* visueel waarneembaar 1350 [mnw] |
uitermate* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1265-1270 [cg Lut.K] |
uiterwaard* buitendijks rivierland 1483 [mnw] |
uitgekookt sluw 1948 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
uitgeven* publiceren 1537 [wnt] |
uitgever* iemand die beroepsmatig geschriften vermenigvuldigt en verkoopt 1566 [wnt zaaier] |
uitgezonderd* voorzetsel 1470 [mnw] {4.2} |
uitheems* buitenlands 1246 [mnw] |
uitkeren* het rechtmatige deel betalen 1525 [wnt] |
uitmergelen uitputten 1470 [hws] |
uitmunten uitsteken 1591 [wnt] |
uitnemend* uitmuntend 1287 [cg NatBl] |
uitproberen op bruikbaarheid testen, op de proef stellen 1932 [Theissen 1978] <Duits |
uitroeien* tot het laatste exemplaar verdelgen 1526 [wnt] |
uitrusten* van het nodige voorzien 1517 [wnt] |
uitslag* afloop, resultaat 1525 [wnt] |
uitslag* huidaandoening, puistjes 1694 [wnt] {4.4} |
uitsliepen* bespotten door met de wijsvingers over elkaar te strijken 1772 [wnt uits-] |
uitvaardigen* afkondigen 1803 [wnt] {3.1} |
uitvaart* begrafenis 1276 [mnw] |
uitveteren berispen 1858 [wnt] |
uitvoeren* tot stand brengen 1580 [wnt] |
uitvoerig omstandig 1834 [wnt] <Duits |
uitweiden* in den brede behandelen 1644 [wnt] |
uitwerpselen* ontlasting 1704 [Hannot&Hoogstraten] {4.4} |
uitzoomen met een zoomlens het beeld verder weg brengen 1973 [Aanv wnt] <Engels |
uk* dreumes 1897 [wnt] {4.1.4} |
ukelele snaarinstrument 1929 [Aanv wnt] <Engels {4.1.16} |
ukkepuk* klein kind 1897 [wnt] {3.1/4.1.4} |
ulaan lansier 1794 [wnt] <Duits {4.1.14} |
ulevel suikerwerk 1769 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
ultiem uiterst, laatst 1921 [wnt] <Frans |
ultimatief op de wijze van een ultimatum 1924 [gvd] <Frans |
ultimatum laatste voorwaarde 1694 [wnt] <Latijn |
ultimo bijwoord van tijd: op de laatste dag van de maand 1542 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans of Latijn {3.2/4.1.7} |
ultra bijwoord: verder dan, aan gene zijde van, zeer 1574 [wnt triomfant i] <Latijn |
ultra extremist 1820 [wnt] <Frans |
ultrafijn heel fijn 1976 [gvd] |
ultramarijn helderblauw 1615 [wnt] <me Latijn {4.1.5} |
ultramontaan extreem pausgezinde 1825 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.8} |
umer melkproduct 1992 [gvd] {4.1.6} |
umlaut vocaalwijziging o.i.v. een klank in de volgende lettergreep 1846 [wnt] <Duits |
umpire scheidsrechter 1914 [wnt] <Engels |
umts bepaald telecommunicatiesysteem 1990 [nrc-h 16/1/90] <Engels {4.1.17} |
unaniem eenstemmig 1553 [wnt] <Frans |
unanimiteit eenstemmigheid 1553 [wnt] <Frans |
unbeschriejen tussenwerpsel: afkloppen! 1974 [Endt] <Jiddisch {3.2/4.3} |
underdog die altijd verliest 1951 [De Vooys] <Engels |
underground milieu dat zich verzet tegen de gevestigde maatschappij 1970 [gvd Suppl.] <Engels |
understatement zeer gematigde uitdrukking 1947 [De Vooys] <Engels |
unfair onsportief 1887 [wnt] <Engels |
unheimisch onheilspellend 1880 [wnt] <Duits |
uni effen 1824 [wnt] <Frans {4.1.5} |
unicum enig in zijn soort 1847 [wnt] <Latijn |
unie vereniging 1524 [wnt] <Frans |
uniek enig 1553 [wnt] <Frans |
uniform eenvormige dienstkledij 1745 [wnt] <Frans {4.1.14} |
uniformeren eenvormig maken 1824 [wei] |
uniformiteit gelijkvormigheid 1721 [wnt] <Frans |
| |
| |
unilateraal eenzijdig 1824 [wei] <Engels |
unisono bijwoord: gelijkluidend 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
unit eenheid 1910 [wnt] <Engels |
unitair gebaseerd op eenheid 1976 [gvd] <Frans |
unitarisme het standpunt der unitariërs 1906 [wnt] <Frans |
universalia algemene begrippen 1847 [wnt universale] <Latijn |
universalisme leer van de algemeenheid 1884 [wnt] <Frans |
universeel algemeen 1521 [wnt] <Frans |
universitair m.b.t. een universiteit 1909 [wnt] <Frans |
universiteit instelling voor wetenschappelijk onderwijs 1300 [mnw] <Latijn {3.2} |
universum heelal 1832 [wei] <Latijn |
unster weegtoestel 1472 [hws] |
unverfroren bijwoord: brutaalweg 1968 [kwt] <Duits {3.2} |
updaten actueel maken 1992 [gvd] <Engels |
upgraden op een hoger peil brengen 1989 [hcc nieuwsbrief nov. 11, 75] <Engels |
uraan chemisch element 1856 [wnt] <Duits |
uraniër mannelijke homoseksueel 1903 [wnt] <Duits |
uranium chemisch element 1828 [wnt] <modern Latijn |
urbaan stads-, steeds 1553 [wnt] <Frans of Latijn |
urbanisatie verstedelijking 1950 [Kleine wp 1337] <Engels |
urgent dringend 1562 [wnt] <Frans |
urgentie dringende noodzaak 1803 [wnt] <Frans {3.2} |
uriasbrief brief die brenger in verderf stort 1552 [wnt] |
urinaal pisglas 1521 [mnw] <me Latijn |
urine pis 1287 [cg NatBl] <Frans of Latijn {4.4} |
urineren wateren 1595 [wnt] <Frans of Latijn {4.4} |
urinoir pisbak 1858 [wnt] <Frans {4.4} |
urmen* tobben 1844 [wnt] |
urn lijkbus 1660 [wnt] <Latijn |
urologie leer van het urinestelsel 1912 [wnt] <Engels |
ursuline kloosterzuster 1778 [wnt] <Frans {4.1.8} |
usance gewoonte 1483 [mnw] <Frans |
uso wisselgebruik 1578 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
usurpatie wederrechtelijke inbezitneming 1510 [wnt] <Latijn |
usurperen overweldigen 1525 [wnt] <Frans |
ut eerste toon van de toonschaal 1567 [wnt] <Latijn |
uterus baarmoeder 1686 [wnt] <Latijn {3.2/4.4} |
utilitair nuttigheids- 1873 [wnt] <Frans |
utopie droombeeld 1830 [wnt] <Engels |
uur bepaalde tijdseenheid (60 minuten) 1240 [Bern.] <Frans {1.2.3/4.1.7} |
uw* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
uzi machinepistool 1977 [In publicatie Kon. Landmacht] <modern Hebreeuws {3.2/4.1.14} |
|
vaag onduidelijk 1798 [wnt woest i] <Frans {3.2} |
vaak* slaap 1240 [Bern.] |
vaak* bijwoord van tijd: dikwijls 1324-1341 [mnw] {4.1.7} |
vaal* bleek 1287 [cg NatBl] {4.1.5} |
vaalt* vuilnisbelt 1217 [Prisma NPl.] {2.3} |
vaam* lengtemaat 1480 [hws] |
vaan* vlag, banier 1170 [Rey] {2.2} |
vaandel* vlag 1567 [wnt] |
vaandrig aspirant-reserveofficier 1546 [wnt] <Duits {4.1.14} |
vaar* bout met schroefdraad, passend in moer met inwendige schroefdraad 1736 [wnt] {1.2.4} |
vaardig* bedreven 1265-1270 [cg Lut.K] |
vaars* tweejarig vrouwelijk rund 1240 [Bern.] {4.1.3} |
vaart* snelheid 1330 [mnw] |
vaart* het varen 1598 [wnt] |
vaartuig* schip 1625 [wnt] {4.1.11} |
vaarwel* tussenwerpsel: afscheidsgroet 1573 [wnt] {4.3} |
vaas kunstig vaatwerk 1553 [wnt] <Frans |
vaat* borden e.d. die afgewassen moeten worden 1914 [wnt] |
va-banque uitroep bij kansspel 1824 [wei] <Frans |
vacant onbezet 1569 [wnt] <Frans |
vacature openstaande betrekking 1569 [wnt] <me Latijn |
vaccin entstof 1805 [wnt] <Frans {3.2} |
vaccinatie inenting met koepokstof 1824 [wei] <Frans |
vaccineren inenten met koepokstof 1824 [wei] <Frans |
vaceren onbezet zijn 1381 [mnw] <Latijn |
vacht* haarkleed 1288 [cg i 2, 1330] |
vacuole blaasvormige holte in protoplasma 1880 [wnt] <Frans |
| |
| |
vacuüm luchtledig 1627 [wnt] <Latijn |
vadem* een maat 1286 [cg i 2, 1172] {3.1} |
vademecum naslagwerkje 1515 [wnt] <me Latijn |
vader* verwekker 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {1.2.4/2.5/4.1.4} |
vaderland* land van de voorvaderen 1599 [Kil.] |
vadsig traag 1599 [Kil.] |
va-et-vient heen-en-weergeloop 1859 [Multatuli, Max Havelaar, 110] <Frans |
vagant zwervende student 1528 [wnt] <Latijn |
vagebond landloper 1536 [wnt] <Frans |
vagevuur* plaats waar zielen gelouterd worden 1240 [Bern.] {3.1} |
vagina schede 1722 [wnt uitzakken] <Latijn {3.2/4.4} |
vaginaal m.b.t. de schede 1847 [kku] <Frans |
vak* begrensd deel 1319 [mnw] |
vak* beroep 1808 [wnt] |
vakantie vrije tijd 1575 [wnt] <me Latijn |
val Bargoens: deur 1769 [wnt] <Romani {3.2} |
valabel geldig 1596 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
valentie verbindingswaarde van het atoom van een element 1865 [wnt] <Latijn |
valeriaan plant, geneesmiddel daaruit 1305 [hws] |
valide gezond 1668 [Koerbagh] <Frans |
valideren rechtsgeldig zijn 1597 [wnt] <Frans |
validiteit geldigheid 1597 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
valies koffer 1645 [wnt] <Frans |
valium kalmeringsmiddel 1976 [wp] |
valk roofvogel 918-948 [Claes] <Latijn {2.3} |
valkenier die valken africht 1410 [mnw] <Frans {4.1.13} |
vallei dal 1330 [Jacobs 24] <Frans |
vallen* omlaaggaan 901-1000 [wps] {3.1} |
valreep* touwladder om aan boord te klimmen 1612 [wnt] |
vals onjuist, gemeen 1237 [cg i 1, 35] <Latijn |
valuta betaalmiddel, wisselwaarde 1669 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
vamp verleidelijke vrouw 1932 [wnt] <Engels |
vampier dode die bloed uitzuigt 1824 [wnt] <Duits |
van* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
vanadium chemisch element 1835 [wnt] <modern Latijn |
vanaf* voorzetsel 1828 [wnt] {4.2} |
vandaag* bijwoord van tijd: heden 1488 [wnt] {1.3/4.1.7} |
vandalisme vernielzucht 1825 [Sanders 1995] <Duits of Frans |
vaneen* bijwoord van plaats 1625 [wnt] |
vangen* pakken 1279 [cg i] |
vangst* het vangen 1600 [wnt] {3.1} |
vanille specerij 1734 [wnt] <Frans {4.1.6} |
vanuit* voorzetsel 1626 [wnt] {4.2} |
vanwege* voorzetsel 1598 [wnt] {4.2} |
varaan hagedis 1858 [wnt] <Frans |
varen* over water gaan (in of van een vaartuig) 901-1000 [wps] {5} |
varen* plant 1226-1250 [cg ii 1 Pl.gloss.] |
varia mengelwerk 1824 [wnt] <Latijn |
variabel in staat van gesteldheid te wisselen 1538 [wnt] <Frans |
variant afwijking van de norm 1824 [wnt] <Frans |
variatie afwisseling 1553 [wnt] <Frans |
variëren veranderen, wisselen 1467-1490 [mnw] <Frans |
variété voorstelling met afwisselend programma 1919 [wnt] <Frans {4.1.15} |
variëteit afwijkende vorm van een soort 1637 [wnt] <Frans |
varken* hoefdier 1155 [Gysseling 1960: 1005] {2.3/4.1.3} |
varsity roeiwedstrijd tussen universiteiten 1903 [wnt] <Engels {4.1.18} |
vasculair m.b.t. de vaten 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] <Frans |
vasectomie verwijdering van de uitvoergang van de zaadbal 1949 [Coëlho, Zakwrdb. geneesk.] |
vaseline zalf 1886 [kku] <Engels |
vast* niet beweeglijk, zeker, blijvend 1100 [Willeram] |
vasten* niet eten of drinken 1240 [Bern.] {1.2.3} |
Vastenavond* vooravond van de grote vasten 1264 [cg i 1, 82] {3.1/4.1.7} |
vastgoed* onroerend goed 1886 [wnt portefeuille] |
vat* ton 1100 [Willeram] |
vat* greep 1451-1500 [wnt] |
vatten* (be)grijpen 1351 [mnw] |
vatu munteenheid van Vanuatu 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Polynesisch {4.1.12} |
vaudeville luchtig toneelstuk 1837 [wnt] <Frans {4.1.15} |
vazal leenman 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <me Latijn |
vechten* strijden 901-1000 [wps] |
vector natuurkundige grootheid 1704 [wnt] <Latijn |
veda hindoeboeken 1651 [wnt] <Sanskriet |
vedel snaarinstrument 1240 [Bern.] <me Latijn {4.1.16} |
vedette ster in film of sport 1931 [wnt] <Frans {1.2.3} |
| |
| |
veduta landschaps- of stadsgezicht 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
vee* dieren, gehouden om hun producten 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
veeboer* boer die leeft van veeteelt 1867 [wnt] {4.1.13} |
veeg* ten dode gedoemd 1276-1300 [wnt] |
veehouder* boer die leeft van veeteelt 1769 [wnt] {4.1.13} |
veel* onbepaald telwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
veelvraat marterachtige 1710 [wnt] <Nederduits {3.2/4.1.3} |
veelvuldig* vele malen 1477 [Teuth.] |
veem* vennootschap voor het opslaan van goederen 1501-1600 [mnw] {3.1} |
veen* grondsoort 1103 [Claes] {1.2.4/2.3} |
veer* huidbekleedsel van vogel 901-1000 [wps] {1.2.4} |
veer* pont 1174 [Claes] {2.3/4.1.11} |
veer* spiraalvormig opgewonden stalen strook voor aandrijving van mechanismen 1623 [wnt veer i] {4.1.10} |
veermechanisme door een veer aangedreven mechanisme 1901 [wnt veer i] |
veertien* telwoord 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.2} |
veertig* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
veest* buikwind 1458 [wnt] {3.1/4.4} |
veganisme streng vegetarisme 1947 [wnt] <Engels |
vegen* bezemen 1240 [Bern.] |
vegetariër die geen dierlijke producten eet 1875 [wnt] <Duits |
vegetatie plantenleven 1720 [wnt] <Frans |
vegetatief de groei bevorderend 1778 [wnt] <Frans |
vegeteren een plantenleven leiden 1824 [wnt] <Frans |
vehikel voertuig 1824 [wnt] <Latijn {4.1.10} |
veil* te koop 1417 [mnw] |
veilen* openbaar verkopen 1482 [mnw] |
veilig* beschermd 1401-1423 [mnw] |
veiling* openbare verkoping 1385 [wnt] |
veinzen huichelen 1240 [Bern.] <Latijn |
vel* huid 901-1000 [wps] |
velaar klank geproduceerd door contact met het zacht gehemelte 1902 [wnt] <Engels |
veld* akker, vlakte 802-817 [Claes] {2.3} |
veldspaat gesteente 1782 [wnt] <Duits |
velen* verdragen, dulden 1440 [wnt] |
velerlei onbepaald voornaamwoord 1556 [wnt] {4.2} |
velg* buitenrand van wiel 1364 [mnw] |
vellen* doen vallen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {3.1} |
vélocipède primitieve fiets 1867 [wnt] <Frans {4.1.10} |
velodroom wielerbaan 1895 [wnt] <Frans |
velours fluweel 1659 [wnt] <Frans {4.1.9} |
velvet weefsel 1884 [wnt] <Engels {4.1.9} |
ven* meertje 918-948 [Künzel] {1.2.4/2.3} |
vendel* vlag 1556 [wnt] {3.1} |
vendémiaire wijnmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
vendetta bloedwraak 1847 [wnt] <Italiaans {3.2} |
vendu openbare verkoping 1524 [hws] <Frans |
venerabel eerbiedwaardig 1553 [wnt] <Frans |
venerisch m.b.t. geslachtsziekte 1803 [wnt] <Duits |
venerologie leer van de geslachtsziekten 1938 [wnt] <Engels |
veneus aderlijk 1846 [wnt] <Frans |
venijn gif 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Frans |
venijn boosaardigheid 1301-1400 [mnw] <Frans |
venkel plant 1225 [Claes] <Latijn {4.1.6} |
venndiagram wiskundige figuur die een verzameling aangeeft 1976 [wp] <Engels |
vennoot* partner in vennootschap 1401 [wnt] |
venster raam 1100 [Willeram] <Latijn {2.5/3.2} |
vent* kerel 1437 [wnt] {3.1} |
vent luchtuitlaat 1950 [gvd] <Engels |
venten in het klein verkopen aan de deur 1277 [cg i 1, 354] |
venter verkoper langs huis 1819 [wnt] {4.1.13} |
ventiel luchtklep 1641 [wnt] <Duits |
ventilatie luchtverversing 1553 [wnt] <Latijn |
ventilator toestel voor het ventileren 1754 [wnt] <Engels {3.2/4.1.9} |
ventileren lucht verversen 1833 [wnt] <Frans |
ventileren in het openbaar uiten 1947 [wnt] <Engels |
ventôse windmaand 1824 [wei] <Frans {3.2} |
ventrikel orgaanholte 1568 [wnt] <Latijn {3.2} |
ventriloquist buikspreker 1847 [wnt] |
ver* op grote afstand 901-1000 [wps] |
veranda uitgebouwde galerij 1827 [Olivier, Land- en zeetogten in Nederland's Indië, 39a] <Engels |
verassureren verzekeren 1563 [wnt] {1.2.5} |
verbaal mondeling 1548 [hws] <Frans |
verbaliseren bekeuren 1886 [wnt] <Frans |
verbasteren vervormd worden, bedorven worden 1597 [wnt] |
verbazen* verwonderen 1658 [wnt] |
verbeten* met inspanning ingehouden 1605 [wnt] |
verbeuren* als straf verliezen 1237 [cg i Gent] |
| |
| |
verbieden* door een gebod ontzeggen 1236 [cg i 1, 28] |
verbijsteren* verwarren 1361 [mnw] |
verbintenis* overeenkomst 1299 [vmnw] {3.1} |
verbloemen* vergoelijken 1480 [hws] |
verbolgen* boos 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
verbouwereerd onthutst 1562 [mnw] {1.2.5} |
verbreiden* verspreiden 1450 [mnw] |
verbrijzelen vermorzelen 1622 [wnt] |
verbruien* verknoeien 1662 [wnt] |
verbum (werk)woord 1552 [wnt] <Latijn |
verdagen* tot een andere dag uitstellen 1201-1300 [mnw] |
verdedigen* afweren, weerleggen 1573 [Plantijn] |
verdelgen vernietigen 901-1000 [wps] |
verderven* rotten, te gronde richten 901-1000 [wps] |
verdienste* wat men ontvangt 1360 [mnw] {1.2.5} |
verdieping* ruimte tussen twee vloeren 1553 [wnt] |
verdikkeme* tussenwerpsel: bastaardvloek 1895 [wnt wel v] {4.3} |
verdikkie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1898 [gvd] {4.3} |
verdoemenis* eeuwige veroordeling 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
verdomme* tussenwerpsel: bastaardvloek 1899 [wnt] {4.3} |
verdommen* vervloeken 1240 [Bern.] |
verdommen* vertikken 1810 [wnt] |
verdonkeremanen* verduisteren 1740 [wnt] |
verdorie* tussenwerpsel: bastaardvloek 1889 [wnt] {4.3} |
verdrag* overeenkomst 1483 [mnw] |
verdrieten* leed doen 1240 [Bern.] |
verdwijnen* weggaan 1290 [cg ii 1 En.Codex] |
vereffenen* schikken, betalen 1291-1292 [vmnw] |
verenigen* samenvoegen 1351-1400 [mnw] {3.1} |
verf* kleurstof 1375 [mnw] |
verflensen* slap worden 1615 [wnt rollen] |
verfoeien* verafschuwen 1539 [wnt] |
verfomfaaien in wanorde brengen 1710 [wnt] <Duits |
vergallen* bederven 1350 [mnw] |
vergeefs* vruchteloos 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
vergen* eisen 1350 [mnw] |
vergenoegd* weltevreden 1601 [wnt] |
vergeten* niet meer weten 901-1000 [wps] |
vergiet* teiltje met gaten 1901 [wnt] |
vergif* schadelijke stof 1485 [mnw] |
vergiffenis* het vergeven 1320 [mnw] {3.1} |
verguizen* beschimpen 1450 [mnw] |
verguldsel* sierlaag van bladgoud 1576 [wnt] |
verhalen* vertellen 1265-1270 [cg Lut.K] |
verhapstukken* regelen 1885 [wnt verhakstukken] |
verhaspelen* verwarren 1794 [wnt] |
verhemelte* gehemelte 1494 [mnw] |
verheugen* blij zijn of maken 1265-1270 [cg Lut.K] |
verhippen* naar de maan lopen 1887 [wnt] |
verificatie echtheidsonderzoek 1467-1490 [hws] <Frans |
verifiëren de echtheid onderzoeken 1467-1490 [hws] <Frans {1.2.6/1.3} |
verisme literaire stroming 1961 [gvd] <Italiaans {3.2} |
verkapt verholen 1854 [wnt] <Duits |
verkassen verhuizen 1708 [wnt plomp iii] |
Verkavelingsvlaams* gesproken Nederlands in België tussen dialect en standaardtaal 1989 [De Coster 1999] {4.4} |
verkeer voertuigen en personen die de openbare weg gebruiken 1843 [wnt] <Duits {1.4} |
verkeerd* niet goed 1265-1270 [cg Lut.K] |
verkikkerd* verliefd 1837 [wnt] |
verklappen* vertellen wat geheim had moeten blijven 1300 [mnw] |
verkneukelen, zich* zich stiekem verheugen 1812 [wnt] |
verknocht* gehecht 1654 [wnt] |
verknollen* verknoeien 1612 [wnt] |
verkommeren wegkwijnen 1887 [wnt] <Duits |
verkondigen* bekendmaken 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4/3.1} |
verkoper iem. die waren verkoopt 1240 [Bern.] {1.3/4.1.13} |
verkouden* kou gevat hebbend 1762 [wnt] |
verkrampen* door kramp samentrekken 1669 [wnt] |
verkwikken* verfrissen 1281 [cg i 1, 310] |
verkwisten* verspillen 1330 [mnw] |
verlakken bedriegen 1521-1525 [wnt] |
verlangen* begeren 1265-1270 [cg Lut.K] |
verlegen* bedeesd 1704 [wnt] |
verleiden* van de rechte weg afleiden 1265-1270 [cg Lut.K] |
verleppen* verwelken 1619 [wnt] |
verlet* verhindering 1337 [mnw] |
verliezen* kwijtraken 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
verlinken* Bargoens: verraden 1906 [Köster Henke] |
verlof* vergunning 1361 [mnw] |
verloven* door trouwbelofte verbinden 1634 [wnt] |
| |
| |
verluchten* (een geschrift) versieren 1401-1450 [mnw] |
vermaard* befaamd 1265-1270 [cg Lut.K] |
vermaken* anders maken 1276-1300 [cg Lut.A] |
vermaken* amuseren 1591 [wnt] |
vermaledijen vervloeken 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {1.2.4/1.2.5} |
vermeien, zich zich vermaken 1301-1350 [mnw] |
vermenigvuldigen* een getal zo vaak nemen als door een ander is aangegeven 1562 [wnt] |
vermenigvuldigen* afdrukken van een tekst maken 1793 [wnt] |
vermetel* stoutmoedig 1475 [mnw] |
vermicelli draadvormige meelpijpjes 1683 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
vermiljoen helderrode verfstof 1339 [mnw] <Frans {4.1.5} |
verminken* beschadigen 1265-1270 [cg Lut.K] |
vermits* onderschikkend voegwoord 1440 [mnw] {4.2} |
vermoeden* veronderstellen 1254 [vmnw] |
vermogen* macht, kracht 1291-1292 [vmnw] |
vermorzelen verbrijzelen 1532 [wnt] |
vermout alcoholische drank met alsem 1871 [wnt] <Frans {4.1.6} |
vernachelen* beetnemen 1910 [wnt] |
vernemen* horen, te weten komen 1100 [Willeram] |
verneuken* bedriegen 1795 [wnt] {1.2.2} |
vernielen* stukmaken 1329 [mnw] |
vernietigen* vernielen, tenietdoen 1557 [wnt] {3.1} |
vernikkelen van een laag nikkel voorzien 1870 [wnt] |
vernikkelen verkleumen 1872 [De Coster 1998] |
vernis doorzichtige lak 1384-1407 [mnw] <Frans |
vernuft verstand 1400 [mnw] <Duits |
veronal slaapmiddel 1910 [Sanders 1995] <Duits |
veronderstellen* als waar aannemen 1755 [wnt verzwelgen] |
verontreinigen* vuil maken 1553 [wnt] {3.1} |
verontrusten* in onrust brengen 1605 [wnt] |
verontschuldigen* van schuld vrijpleiten 1459 [mnw] {3.1} |
verontwaardigd* gekrenkt 1699 [Claes Tw. 12] |
verorberen* nuttigen 1710 [wnt] |
veroveren* bemachtigen 1526 [wnt] |
verpachten in pacht geven 1280 [vmnw] {1.2.5} |
verpatsen Bargoens: beneden de prijs verkopen 1860 [moo] |
verpieteren bederven 1661 [wnt] |
verpieteren verkommeren 1793 [wnt] |
verpleegster* ziekenverzorgster 1857 [wnt] {4.1.13} |
verpletteren te pletter drukken 1588 [wnt] |
verraden* verklappen, trouweloos handelen 1240 [Bern.] |
verrassen* overrompelen 1254 [mnw] |
verrassen* onverwacht verblijden 1784 [wnt] |
verrekijker* instrument om over grote afstanden te kijken 1624 [wnt] |
verrekken* lichaamsdeel ontwrichten 1562 [wnt] |
verrekken sterven 1779 [wnt] <Duits {4.4} |
verrel* vierde deel 1511 [wnt apotheek Suppl] {3.1} |
verreweg* bijwoord van hoedanigheid: in ieder opzicht, bij lange 1451-1500 [mnw verre] |
verrichten* uitvoeren 1329 [mnw] |
verrinneweren vernielen 1882 [wnt verruïneeren] {1.2.5} |
verroest* tussenwerpsel: bastaardvloek 1908 [wnt] {4.3} |
verrukt opgetogen 1635 [wnt] <Duits |
vers dichtregel 1100 [Willeram] <Frans {2.5} |
vers* fris 1240 [Bern.] |
versagen de moed verliezen 1265-1270 [cg Lut.K] <Duits |
verschaffen bezorgen 1534 [wnt] <Duits |
verschalen geur- en krachteloos worden 1469 [hws] <Nederduits {3.2} |
verschalken* (door list) vangen 1320 [mnw] |
verscheiden* sterven 1236 [cg i 1, 26] {4.4} |
verscheidene* onbepaald voornaamwoord 1516 [wnt] {4.2} |
verschiet* verte 1610 [wnt] |
verschijnen* zich vertonen 1265-1270 [cg Lut.K] |
verschil* onderscheid 1485 [mnw] |
verschillende* onbepaald voornaamwoord 1808 [wnt] {4.2} |
verschonen* van schoon goed voorzien, mooier maken 1248 [mnw] |
verschonen* excuseren 1560 [wnt] |
versie uitvoering 1831 [wnt] <Frans |
versieren tooien 1285 [cg Rijmb.] |
versificatie versbouw 1782 [wnt] <Frans |
versificeren verzen maken 1838 [wnt] <Latijn |
versjacheren verkwanselen 1665 [wnt] |
versjteren verknoeien 1906 [wnt] <Jiddisch {3.2} |
verslag* mededeling 1451-1500 [mnw] |
verslinden* verzwelgen 1240 [Bern.] |
versnapering* lekkernij 1637 [wnt] |
verso bijwoord: op de achterzijde 1563 [wnt] <Latijn |
| |
| |
verspenen* verplanten om afstand tussen de plantjes te krijgen 1856 [wnt] |
versperren* afsluiten door het plaatsen van een hindernis 1338 [mnw] |
verstaan* horen, begrijpen 1200 [cg ii 1 Servas] |
verstand* denkvermogen 1345 [mnw] |
verstandskies* elk der vier achterste kiezen 1868 [wnt] |
verstek* afwezigheid bij rechtszitting 1551-1600 [wnt] |
verstek* schuine stootnaad aan houtwerk 1702 [wnt inloopen] |
versteld* verbaasd 1635 [wnt] |
verstellen* repareren van kleding 1412 [mnw] |
verstoken* zonder 1750 [wnt] |
verstokt* verhard 1573 [Plantijn] |
verstolen* heimelijk 1240 [Bern.] |
verstoppertje* spel waarbij iemand zich verstopt 1853 [wnt] {4.1.18} |
versus voorzetsel 1937 [Ter Laan, Beknopte Ned. Enc. 645a] <Engels of Latijn {4.2} |
vertalen* van de ene taal in de andere overbrengen 1526 [wnt] |
vertebraal tot de wervels behorend 1832 [wei] <me Latijn |
vertebraat gewerveld dier 1886 [wnt] |
vertegenwoordigen* handelen in naam van een ander 1798 [wnt] |
verteren* in de maag verwerken 901-1000 [wps] |
verticaal loodrecht 1614 [wnt] <Frans |
vertier* bedrijvigheid, afleiding 1806 [wnt] |
vertikken* weigeren te doen 1884 [gvd] |
vertrek* kamer 1567 [wnt] |
vertrekken* weggaan 1287 [cg NatBl] |
vertrossing steeds meer op amusement en minder op educatie gericht zijn 1973 [Van Gelder 1993] {4.4} |
vertrouwen* rekenen op 1556 [wnt] |
vertrouwensman iem. die in vertrouwen als tussenpersoon optreedt 1909 [wnt] <Duits {1.4} |
vervaard* bevreesd 1240 [Bern.] |
vervangen* de plaats innemen van 1273 [cg i 1, 225] |
verve geestdrift 1847 [wnt] <Frans |
vervelen* niet boeien, te veel zijn 1350 [mnw] |
verven* een kleur geven 1165 [Rey] {2.2} |
verwaand* hoogmoedig 1270-1290 [cg ii Nederrijns Moraalb.] |
verwaarlozen veronachtzamen 1532 [wnt] <Duits |
verwant geparenteerd 1588 [wnt] <Nederduits {3.2} |
verwarren* in de war brengen, in de war maken 1285 [cg Rijmb.] |
verwaten* trots 1679 [wnt] |
Verweggistan denkbeeldig ver land 1971-1975 [Donald Duck-redactie] {4.4} |
verwelken* verflensen 1351-1400 [mnw] |
verweren* aangetast worden door het weer 1678 [wnt] |
verweren, zich* zich verdedigen 1254 [vmnw] |
verwezen* onthutst, verslagen 1544 [wnt] |
verwijderen* op een afstand plaatsen 1642 [wnt] |
verwijlen vertoeven 1580 [wnt] <Duits |
verwittigen* doen weten 1511 [wnt] {3.1} |
verwoed* fervent 1921 [wnt] |
verzadigen* ten volle voeden 1562 [wnt] {3.1} |
verzaken* zich afkeren, afvallig worden 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
verzamelen vergaren 1444 [mnw] <Duits |
verzenen* hielen 901-1000 [wps] |
verzet* tegenstand 1850 [wnt] |
verzetje* ontspanning 1806 [wnt] |
verzuimen* nalaten 1240 [Bern.] |
vesper voorlaatste daggetijde van brevier 1236 [cg i 1, 25] <Latijn |
vest kledingstuk 1685 [wnt] <Frans |
vestiaire garderobe 1914 [wnt] <Frans |
vestibule voorportaal 1782 [wnt Bijv.+verb.] <Frans |
vestigen* stichten, nederzetten 1323 [mnw] {3.1} |
vesting* versterkte plaats 1267 [cg i 1, 96] |
vet* weefsel tussen vlees 1287 [cg NatBl] {4.1.6} |
vet* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1989 [Hofkamp&Westerman] {1.2.1/3.1} |
vete* traditionele haat 1265-1270 [cg Lut.K] |
veter* koord 1191-1200 [Rey] {2.2} |
veteraan oud-militair 1823 [wnt] <Latijn {4.1.14} |
veteranenziekte soort longontsteking 1983 [Picarta: titel van H.C. Bartlema] |
veterinair diergeneeskundig 1824 [wnt] <Frans |
veto verbod 1778 [wnt] <Latijn |
ve-tsin uit soja-eiwit gewonnen poeder 1992 [gvd] <Chinees {3.2} |
veulen* jong paard 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
vezel* draadvormig deeltje 1588 [wnt] {3.1} |
V-hals V-vormig uitgesneden hals 1958 [Aanv wnt] <L {3.4/5} |
via voorzetsel 1847 [wnt] <Engels {4.2} |
viaduct brug 1844 [wnt] |
viagra erectiepil 1998 [De Coster 1999] <Engels |
via via door een tussenpersoon 1952 [wnt] {3.1} |
vibrafoon slaginstrument 1934 [wnt] {4.1.16} |
| |
| |
vibratie trilling 1740 [Stammetz-La Bordus, Wisk. Wrdb.] <Frans |
vibrato bijwoord: trillend 1847 [wnt] <Italiaans {3.2} |
vibrator trillend lichaam 1906 [wnt] <me Latijn |
vibreren trillen 1824 [wnt] <Frans |
vicariaat ambtsgebied van een vicaris 1864 [wnt] <Frans |
vicaris plaatsvervanger van bisschop of pastoor 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.8} |
vice-admiraal bevelhebber van oorlogsvloot staande onder de admiraal 1552 [wnt] <Frans {4.1.14} |
vice versa bijwoord: heen en terug 1621 [wnt] <Latijn |
vicieus gebrekkig 1553 [wnt] <Frans |
victoria type damesrijtuig 1872 [Sanders 1993] <Engels {4.1.10} |
victorie overwinning 1470 [mnw] <Latijn |
victualie levensmiddelen 1280 [cg i 1, 520] <Frans of Latijn |
vicuña hoefdier 1777 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3} |
vide leegte (in bouwkunde) 1964 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
videoclip promotiefilmpje voor een popsong 1990 [De Coster 1999] <Engels |
videorecorder apparaat dat tv-programma's opneemt 1970 [Recht voor raap] <Engels {4.1.17} |
vief levendig 1735 [wnt] <Frans |
vier* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
vieren feesten 1285 [cg Rijmb.] <Latijn |
vieren een touw laten uitlopen 1567 [wnt] <Fries {3.2} |
viering middenstuk van kruiskerk 1907 [wnt] <Duits |
vierschaar* rechtbank 1153 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {2.4/3.1} |
viertel* een maat 1083 [Slicher] {2.4/3.1} |
viervoetig* met vier voeten 1240 [vmnw] {3.1} |
vies vuil 1617 [wnt] <? {3.5} |
vieux Hollandse cognac 1961 [Van Riel, Kroegwoordenschat] {4.1.6} |
viewer optisch toestel 1961 [Aanv wnt] <Engels |
viezevazen* wissewasjes 1437 [mnw] {3.1} |
vigeren gelden 1553 [wnt] <Latijn |
viggen* big 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.1.3} |
vigilante huurrijtuig 1843 [wnt] <Frans {4.1.10} |
vignet boekversiering, embleem 1520 [wnt] <Frans |
vijand* persoon die een ander haat 901-1000 [wps] |
vijf* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
vijfenvijftigplusser, 55+'er iemand die boven de 55 jaar is 1974 [R75] <L {3.4/4.1.4} |
vijfenzestigplusser, 65+'er iemand die boven de 65 jaar is 1974 [R75] <L {3.4/4.1.4} |
vijfledig* met vijf geledingen 1477 [mnw] {3.1} |
vijftien* telwoord 1237 [cg i Gent] {4.2} |
vijftig* telwoord 1236 [cg i 1, 25] {4.2} |
vijg schijnvrucht 1100 [Willeram] <Frans {2.5/4.1.2} |
vijl* slijpwerktuig 1240 [Bern.] |
vijver waterbekken 1336-1339 [mnw] <Frans |
vijzel windas 1465 [mnw] |
vijzel* stampvat 1478 [mnw] {3.1} |
vilein gemeen 1301-1350 [mnw] <Frans |
villa landhuis 1824 [wei] <Italiaans {3.2} |
villanella lied over eenvoudig onderwerp 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
villen* huid afstropen 1240 [Bern.] |
vilt* stof van haren 1091-1100 [Rey] {2.2/4.1.9} |
vin* zwemorgaan van vis 1285 [cg Rijmb.] |
vinaigrette saus 1847 [kku] <Frans {4.1.6} |
vinden* aantreffen 901-1000 [wps] |
vinger* grijporgaan aan hand 1100 [Willeram] |
vink* zangvogel 1270 [cg i] {3.1} |
vinnig* scherp, bijtend 1285 [cg Rijmb.] |
vinyl kunststof 1950 [wnt] {4.1.9} |
violent heftig 1485 [mnw] <Frans |
violet kleurnaam 1240 [Bern.] <Frans {4.1.5} |
violino snaarinstrument 1628 [wnt] <Italiaans {3.2/4.1.16} |
violist vioolspeler 1664 [wnt] <Frans |
violoncel snaarinstrument 1747 [wnt] <Frans {4.1.16} |
viool plant 1240 [Bern.] <Frans |
viool snaarinstrument 1555 [wnt] <Frans {4.1.16} |
vip zeer belangrijk persoon 1949 [Aanv wnt] <Engels |
virginaal maagdelijk 1553 [wnt] <Frans |
viriel mannelijk 1555 [wnt zwerk] <Frans |
viriliteit mannelijkheid 1669 [mey] <Frans |
virtueel innerlijk of schijnbaar aanwezig 1847 [wnt] <Frans |
virtueel schijnbaar bestaand dankzij software 1993 [De Coster 1999] <Engels |
virtuoos uitblinker 1824 [wnt] <Frans |
virtuositeit meesterschap 1824 [wnt] <Frans |
virulent venijnig 1690 [wnt] <Frans |
virus ziekteverwekker 1663 [wnt] <Latijn |
virus schadelijk computerprogramma dat ongewild wordt gekopieerd 1989 [De Coster 1999] <Engels |
vis* in water levend koudbloedig dier met kieuwen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
| |
| |
visagist adviseur voor gezichtsopmaak 1970 [gvd] <Frans {3.2/4.1.13} |
vis-à-vis voorzetsel 1776 [wnt] <Frans {4.2} |
viscose grondstof voor kunstvezels 1907 [wnt] <Engels |
viscositeit kleverigheid 1832 [wei] <Frans |
visie kijk 1276-1300 [cg Lut.A] <Latijn |
visioen innerlijk gezicht 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans {1.2.6} |
visionair ziende in visioenen 1824 [wei] <Frans |
visitatie onderzoek 1291-1300 [cg Luiks Diat.] <Frans |
visite bezoek 1630 [wnt] <Frans |
visiteren bezoeken, onderzoeken 1240 [Bern.] <Frans |
viskeus stroperig 1553 [wnt] <Frans |
visotter* marterachtige 1781 [wnt] {4.1.3} |
vista gezicht 1579 [De Bruijn Tw. 10] <Italiaans {3.2} |
visualiseren zichtbaar maken 1936 [wnt] <Engels |
visueel m.b.t. het gezicht 1847 [kku] <Frans |
visum reisvergunning 1950 [gvd] |
vitaal levenskrachtig 1553 [wnt] <Frans |
vitalisme leer van het bestaan van een specifieke levenskracht 1886 [kku] <Frans |
vitaliteit levenskracht 1824 [wnt] <Frans |
vitamine voor organisme noodzakelijke stof 1918 [wnt] |
vitrage glasgordijn 1858 [wnt inkijk] <Frans |
vitrine glazen kast 1875 [wnt] <Frans {4.1.9} |
vitriool zwavelzuur 1351 [mnw] <Frans |
vitten* kleingeestige aanmerkingen maken 1682 [wnt] |
viva tussenwerpsel: leve! 1688 [wnt] <Italiaans {3.2/4.3} |
vivace levendig 1772 [Bouvink] <Italiaans {3.2} |
vivisectie proefneming op levende dieren 1847 [wnt] |
vizier helmklep 1350 [mnw] <Frans {4.1.14} |
vizier grootwaardigheidsbekleder 1625 [wnt] <Turks {3.2} |
vla* dik melkgerecht 1779 [wnt] {4.1.6} |
vlaag* plotselinge windstoot 1287 [cg NatBl] {4.1.1} |
vlaag* opwelling 1450 [mnw] |
vlaai* gebak 1540 [mnw] {4.1.6} |
vlaflip nagerecht 1963 [Burger en De Jong 161] {4.1.6/4.4} |
vlag* stuk doek als onderscheidingsteken 1415 [mnw] |
vlak* platte kant 1561 [wnt] |
vlakte* vlak terrein 1637 [wnt] {3.1} |
vlam tongvormig verbrandingsverschijnsel 1265-1270 [cg Lut.K] <Frans |
vlammenwerper wapen dat een vlam spuit 1917 [wnt] <Duits {3.2/4.1.14} |
vlas* plantengeslacht 1240 [Bern.] |
vlassen* vlas bereiden 1415 [mnw] |
vlecht* gevlochten hoofdhaar, streng 1240 [Bern.] |
vleermuis* handvleugelig zoogdier 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3} |
vlees* spierweefsel 901-1000 [wps] {4.1.6} |
vleet* net 1535 [wnt] |
vlegel lange stok, dorsvlegel 1351 [mnw] <Latijn {1.2.3} |
vlegel lomperd 1657 [wnt] {1.2.3} |
vleien* flemen 1265-1270 [cg Lut.K] |
vlek* smet 1240 [Bern.] |
vlerk* vleugel 1285 [cg Rijmb.] |
vlerk* vlegel 1840 [wnt] |
vlet* vaartuig 1287 [mnw] {4.1.11} |
vleug* haarrichting 1769 [wnt] |
vleug* zweempje 1785 [wnt] |
vleugel* lichaamsdeel om mee te vliegen 1240 [Bern.] {3.1} |
vlieboot scheepstype 1575 [wnt] <? {3.5/4.1.11} |
vlieden* vluchten, voorbijgaan 1240 [Bern.] {1.2.4} |
vlieg* insect 1240 [Bern.] |
vliegas stuifas 1842 [wnt] <Duits |
vliegen* zich in de lucht voortbewegen 901-1000 [wps] |
vliegenier piloot 1910 [De Vooys 1911] |
vliegensvlug* bijwoord: zeer snel 1840 [wnt] |
vliegenzwam* giftige paddestoel 1848 [wnt] |
vlieger* latwerk met papier 1625 [wnt] {4.1.18} |
vliegtuig* vliegmachine met vaste vleugels 1911 [wnt] {1.1/1.2.3/4.1.10} |
vlier* plantengeslacht uit de kamperfoeliefamilie 639 [Claes] {2.3} |
vliering verdieping boven een zolder 1617 [wnt] |
vlies* vel, membraan 1288 [cg i 2, 1337] |
vliet* stroompje 918-948 [Claes] {2.3} |
vlieten* stromen 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
vlijen* ordelijk of gemakkelijk neerleggen 1343-1346 [mnw] |
vlijt* ijver 1285 [cg Rijmb.] |
vlijtig liesje plant 1941 [wnt] <Duits {3.2} |
vlinder* insect 1567 [wnt] |
vlizotrap uittrekbare trap naar vliering of zolder 1955 [Bouwk. enc., ‘Informatief gedeelte’] <L {3.4} |
vlo* insect 1287 [cg NatBl] |
vloed* wassend water, stroom 901-1000 [wps] |
| |
| |
vloeien* stromen 1240 [Bern.] |
vloeistof* vocht 1736 [wnt] |
vloeken* godslasteringen gebruiken 1240 [Bern.] |
vloer* bodem 1265-1270 [cg Lut.K] |
vlok* plukje 1240 [Bern.] |
vlonder* losse houten brug 1580 [wnt] |
vloot* samen varende schepen 1376-1400 [mnw] {4.1.11} |
vloot* tobbetje, kuipje 1376-1400 [mnw] |
vlot* drijvend plankier 1485 [mnw] {4.1.11} |
vlot* drijvend, vloeiend 1517 [wnt] |
vlotten* drijven 1240 [Bern.] |
vlotten* voorspoedig verlopen 1636 [wnt] |
vlucht* ontvluchting 901-1000 [wps] |
vlucht* het vliegen 1287 [cg NatBl] |
vluchten* weggaan van gevaar 1285 [cg Rijmb.] |
vluchtig* vergankelijk 1485 [mnw] |
vlug* snel 1287 [cg NatBl] |
vlugschrift pamflet 1830 [wnt] <Duits |
vocaal klinker 1240 [Bern.] <Frans |
vocabulaire woordenboek, woordenschat 1553 [wnt] <Frans |
vocaliseren vocalises oefenen 1739 [wnt] <Frans |
vocalist optredend zanger 1751 [wnt] <Frans |
vocatief naamval van de aangesproken persoon, vijfde naamval 1638 [Ruijs] <Latijn |
vocht* vloeistof 1477 [Teuth.] {4.1.6} |
vod* lor 1552 [wnt] |
voeden* voedsel geven 1240 [Bern.] |
voeder* voedsel 1160 [Rey] {2.2} |
voederen* van voer voorzien 1400 [mnw] {3.1} |
voedsel* spijs 1287 [cg NatBl] |
voedster* vrouw die voedt 1287 [cg NatBl] {4.1.13} |
voeg* naad waar stenen bijeenkomen 1522 [wnt] |
voegen* verbinden 1100 [Willeram] |
voegwoord* conjunctie 1666 [wnt] |
voelen* via tastzin gewaarworden 1350 [mnw] |
voer* wagenvracht 1285 [mnw] |
voer* voedsel 1519 [wnt] |
voeren* leiden, vervoeren 1240 [Bern.] |
voeren* van binnen bekleden 1376-1400 [mnw] {1.2.5} |
voertuig* gestel op wielen voor vervoer 1707 [wnt] {4.1.10} |
voet* lichaamsdeel waarop men staat 901-1000 [wps] |
voetbal leren bal voor de voetbalsport 1648 [wnt] <Engels {3.2} |
voetbal voetbalsport 1879 [wp] <Engels {4.1.18} |
voetlicht lampen aan de onderkant van het voortoneel 1792 [wnt] <Engels {3.2} |
voetstoots* bijwoord van modaliteit: zomaar 1862 [wnt] {3.1} |
voetveeg* iem. die alles moet verduren 1561 [wnt] |
vogel* gewerveld dier met veren 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
vogelbekdier waterzoogdier 1803 [wnt vogel] {4.1.3} |
vogelen* neuken 1287 [cg NatBl] {4.4} |
vogelvrij rechteloos 1681 [wnt] <Duits |
vogue mode 1602 [wnt] <Frans |
voicemail antwoordapparaat ingebouwd in het telefoonnetwerk 1996 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
voice-over commentaarstem bij een film 1989 [Peptalk] <Engels |
voice portal telefonische toegang van abonnees tot informatieforums op internet door middel van stemherkenning 2000 [Sanders 2001] <Engels |
voilà tussenwerpsel: ziedaar 1847 [kku] <Frans {4.3} |
voile sluier 1689 [wnt] <Frans |
vol* gevuld 901-1000 [wps] |
vol-au-vent pastei 1866 [wnt] <Frans {4.1.6} |
volbloed* van onvermengd ras 1849 [wnt] {3.1} |
voldaan* tevreden 1350 [mnw] |
volgen* achternagaan 1240 [Bern.] |
volgens* voorzetsel 1599 [wnt] {4.2} |
volharden* doorgaan met 1240 [Bern.] |
volhouden* handhaven 1458 [hws] |
volière vogelhuis 1694 [wnt] <Frans |
volk* stam, bewoners van een staat 901-1000 [wps] |
volkomen* geheel 1240 [Bern.] |
volkorenbrood brood van ongebuild meel 1951 [wnt vitamine] <Duits {3.2/4.1.6} |
volksdans regionale of nationale dans 1841 [wnt volk] {4.1.15} |
volksetymologie vervorming van woorden om ze begrijpelijk te maken 1941 [wnt verbasteren] <Duits {3.2} |
volksgenoot die tot hetzelfde volk behoort 1844 [wnt] <Duits |
volkslied lied dat leeft bij het volk en door overlevering wordt voortgegeven 1812 [wnt] <Duits {3.2} |
volkslied* nationale hymne 1815 [wnt] |
volksmuziek regionale muziek 1862 [Aanv wnt] {4.1.16} |
volledig* geheel 1729 [wnt] |
| |
| |
vollen wol bewerken 1276-1300 [cg i 4, 2882] <Latijn |
volleren een bal terugslaan voordat deze de grond raakt 1924 [Aanv wnt] <Engels |
volley terugslaan van een bal voor hij de grond geraakt heeft 1890 [wnt] <Engels |
volleybal balspel 1938 [Aanv wnt] <Engels {4.1.18} |
volmacht* lastgeving 1372 [mnw] |
volmondig* zonder restrictie 1611 [wnt] |
volontair vrijwilliger 1596 [wnt] <Frans |
volslagen* volkomen 1613 [wnt] |
volslank slank met enigszins geronde vormen 1958 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
volstaan* volharden, voldoende zijn 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
volstrekt* onbeperkt, absoluut 1664 [wnt] |
volt eenheid van spanning 1894 [wnt wisselstroom] |
volta wending 1847 [kku] <Italiaans {3.2} |
voltage spanning uitgedrukt in volt 1930 [Brandt en De Haan] <Frans |
voltaire fauteuil 1848 [wnt] <Frans {1.4/4.1.9} |
voltallig* compleet 1727 [wnt] |
volte wending 1654 [wnt] <Frans |
voltooien* afmaken 1561 [wnt] |
voltreffer projectiel dat het doel precies raakt 1933 [wnt rail] <Duits {1.4} |
voltrekken* volvoeren 1368 [mnw] |
volume boek 1529 [wnt] <Frans of Latijn |
volume inhoud 1587 [wnt] <Frans |
volumineus omvangrijk 1690 [wnt] <Frans |
voluptueus wulps 1548 [wnt] <Frans |
volwaardig de volle waarde hebbend 1622 [wnt] <Duits |
volwassen* volgroeid 1376 [mnw] {4.1.4} |
vomeren braken 1654 [wnt] <Latijn {4.4} |
vondeling* gevonden kind 1350 [mnw] {4.1.4} |
vondst* het vinden, het gevondene 1844 [wnt] {3.1} |
vonk* vuursprank 1348 [mnw] |
vonnis* rechterlijke uitspraak 1237 [cg i 1, 30] {3.1} |
voodoo religieuze tovenarij 1938 [Aanv wnt] <Engels |
voogd belangenbehartiger van minderjarige 1237 [cg i 1, 39] <me Latijn {4.1.4} |
voogdij functie van voogd 1252 [mnw] |
voor* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
vooravond begin van de avond 1566 [wnt] <Duits {4.1.7} |
voorbarig* te haastig 1605 [wnt] {1.2.3} |
voorbeeld* beeld om nagedaan te worden 1526 [wnt] |
voorbij* bijwoord van richting 1267 [vmnw] |
voorbij* voorzetsel 1445 [mnw] {4.2} |
voordat* onderschikkend voegwoord 1524 [wnt] {4.2} |
voorde* doorwaadbare plaats 779 [Claes] {2.3} |
voordeel* winst 1240 [Bern.] {3.1} |
voorgeborchte* voorportaal van de hel 1464 [mnw] |
voorhanden* beschikbaar 1560 [Bijbel van Biestkens] |
voorhoede* voorste deel (van een leger) 1470 [mnw] {4.1.14} |
voorhuid huidplooi die de eikel bedekt 1526 [wnt] <Duits |
voorjaar* lente 1401-1500 [mnw] {4.1.7} |
voorlopig voorshands 1788 [wnt] <Duits |
voorn* beenvis 1377-1378 [mnw] |
voornaam* aanzienlijk 1556 [wnt] |
vooroordeel* op neiging berustend oordeel 1562 [wnt] |
voorraad voorhanden hoeveelheid 1562 [wnt] <Duits |
voorspellen* profeteren 1330 [mnw] |
voorspoed* succes 1301-1400 [mnw] {3.1} |
voort* bijwoord van richting: vooruit 901-1000 [wps] |
voorts* bijwoord van modaliteit: bovendien 1288 [cg i Eeklo] {3.1/5} |
voortvarend* snel doorzettend 1603 [wnt] |
voortvluchtig* vluchtend 1516 [wnt] |
voorwaar* bijwoord van modaliteit: stellig 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
voorwaarde* beding 1260 [cg i 1, 72] {3.1} |
voorwerp* zaak 1461 [mnw] |
voorwoord woord vooraf 1838 [wnt] <Duits |
voorzaat* voorvader 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1/4.1.4} |
voorzetsel* prepositie 1649 [Ruijs] |
voorzichtig* behoedzaam, omzichtig 1583 [wnt] |
voorzienigheid* het tevoren beschikken 1287 [cg NatBl] |
voorzitter* leider van vergadering 1477 [Teuth.] |
voorzover* onderschikkend voegwoord 1747 [wnt] {4.2} |
voos* bedorven 1579 [wnt] |
vorderen* eisen 1100 [Willeram] |
vorderen* vooruitkomen 1477 [Teuth.] |
vore* insnijding van ploeg 1240 [Bern.] |
vork getand werktuig 1240 [Bern.] <Frans |
vorm uiterlijke gedaante 1236 [cg i 1, 21] <Frans |
vormen het vormsel toedienen 1433 [mnw] |
vormen gestalte geven 1461 [mnw] |
vormsel een sacrament 1410 [mnw] |
| |
| |
vors* kikvorsachtige 1240 [Bern.] |
vorsen onderzoeken 1416 [mnw] <Duits |
vorser wetenschappelijk onderzoeker 1924 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
vorst bos, woud 856 [Claes] <me Latijn {2.3} |
vorst* nok van een dak 1135 [Rey] {2.2} |
vorst* monarch 1240 [Bern.] |
vorst* vriezend weer 1240 [Bern.] {4.1.1} |
vos* hondachtige 901-1000 [wps] {4.1.3} |
voteren stemmen 1685 [wnt] <Frans |
votum gelofte, uitspraak 1593 [wnt] <Latijn |
voucher tegoedbon 1929 [Aanv wnt] <Engels |
vouwen* delen over elkaar leggen 1277 [cg i 1, 362] |
vouwstoel* opvouwbare stoel 1080 [Rey] {2.2/3.1/4.1.9} |
voyeur gluurder 1923 [Aanv wnt] <Frans |
voyeurisme het optreden als voyeur 1953 [Aanv wnt] <Frans {3.2} |
vozen neuken 1937 [Aanv wnt] <Duits {4.4} |
vraagbaak iemand die antwoord kan geven op moeilijke vragen 1635 [wnt] |
vracht* lading, last 1286 [cg i 2, 1162] |
vragen* verzoeken 1100 [Willeram] |
vrede* toestand van rust 815 [Slicher] {2.4} |
vreemd* uitheems, zonderling 1237 [cg i 1, 35] |
vreemdeling onbekende 1525 [wnt] <Duits |
vreemdgaan overspel plegen 1931-1935 [wnt] <Duits {4.4} |
vrees* angst 1240 [Bern.] |
vrek* gierigaard 1265-1270 [cg Lut.K] |
vreten* (gulzig) eten 1437 [mnw] |
vreugde* blijdschap 1348 [mnw] |
vrezen* bang zijn voor 1285 [cg Rijmb.] |
vriend* kameraad 1100 [Willeram] |
vrieskast apparaat om levensmiddelen in te vriezen 1914 [Aanv wnt] {4.1.9} |
vriezen* het heersen van vorst 1240 [Bern.] |
vrij* niet belemmerd, niet onderworpen of bezet 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
vrijage vrijerij 1573 [wnt] |
vrijbuiter* kaper, avonturier 1572 [wnt] |
vrijdag* zesde dag van de week 1263 [cg i 1, 81] {3.1/4.1.7} |
vrijdenker* die het denken los wil maken van het kerkgezag 1789 [Holtrop, New Engl. and Dutch dict. (free-thinker)] |
vrijen* minnekozen 1240 [Bern.] |
vrijen* seksuele omgang hebben 1969 [Haring Arie, Tweede Boek] {3.1/4.4} |
vrijgezel* ongehuwde man of vrouw 1747 [wnt] {4.1.4} |
vrijhandel* handel vrij van overheidsbelemmeringen 1851 [wnt] |
vrijmetselaar lid van de vrijmetselarij 1776 [wnt] |
vrijmoedig* niet beschroomd 1598 [wnt] |
vrijpostig brutaal 1656 [wnt] |
vrijstaat vrije republiek 1719 [wnt wel v] <Duits |
vrijthof* omheinde plaats 901-1000 [wps] {3.1} |
vrijwaren* behoeden 1376 [mnw] |
vrijwillig niet gedwongen 1526 [wnt] <Duits {3.1} |
vrijzinnig ondogmatisch 1830 [wnt] <Duits |
vrille tolvlucht 1930 [Brandt en De Haan] <Frans |
vroed* wijs 1210-1240 [cg i 1, 8] |
vroedvrouw* verloskundige 1374-1394 [mnw] {4.1.13} |
vroeg* aan het begin, tijdig 1240 [Bern.] |
vrolijk* blij 1200 [cg ii 1 Servas] |
vroom* godvruchtig 1567 [wnt] {1.2.3} |
vroon* aan de landsheer behorend viswater 918-948 [Claes] {2.3} |
vrouw* mens van vrouwelijk geslacht 1240 [Bern.] {4.1.4} |
vrouw* echtgenote 1512 [wnt] {4.1.4} |
vrouw* naam van een speelkaart 1720 [wnt] {4.1.18} |
vrouwspersoon* vrouw (meestal minachtend) 1554 [wnt] |
vrucht ooft, ongeboren jong 901-1000 [wps] <Latijn {2.5/4.1.2} |
vruchtbaar vruchten, jongen of resultaten voortbrengend 1301-1400 [mnw] |
vruchten* vrezen 901-1000 [wps] {1.2.4} |
vruchtgebruik recht op de opbrengst van andermans goed 1581 [wnt] |
V-snaar drijfriem met V-vormige doorsnee 1952 [Aanv wnt] <L {3.4} |
vuig* gemeen 1618 [wnt] |
vuil* vies 1200 [Künzel] {2.3} |
vuilak* smeerpoets 1568 [wnt vuilik] |
vuilnis* vuil, afval 1400 [mnw] {1.2.4/3.1} |
vuist* dichtgesloten hand 1237 [cg i 1, 34] |
vuistregel globale regel 1944 [Aanv wnt] <Duits {3.2} |
Vulgaat, Vulgata door r.-k. Kerk aanvaarde bijbelvertaling van Hiëronymus 1732 [wnt] <Latijn |
vulgair laag bij de grond 1836 [wnt] <Frans |
vulgarisme vulgaire uitdrukking 1847 [kku] <Frans |
vulgariteit platheid 1824 [wei] <Frans |
vulkaan vuurspuwende berg 1401-1450 [mnw] <Latijn |
vullen* vol maken 1240 [Bern.] |
| |
| |
vullis* vuilnis als scheldwoord 1644 [wnt] {1.2.4} |
vulpen pen met inktreservoir 1898 [wnt] |
vulva schaamspleet 1726 [wnt vrouwelijk] <Latijn {3.2} |
vuns* muf, verdorven 1401-1425 [mnw] |
vuren van vurenhout 1285 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
vutter iemand die vervroegd met pensioen is 1982 [R84] <L {3.4/4.1.4} |
vuur* lichtend verschijnsel bij brand 901-1000 [wps] |
vuurwerk lichtgevende, ontploffende voorwerpen die bij feestelijke gelegenheden worden aangestoken 1591-1600 [wnt] <Duits |
|
waag* weegtoestel 901-1000 [wps] |
waaghals* iemand die alles durft 1482 [tntl 1956, 308] |
waai* kolk 1139 [Künzel] {2.3} |
waaien* blazen (van wind) 1100 [Willeram] |
waal* poel, kolk 901-1000 [wps] |
waanzin krankzinnigheid 1832 [wnt] <Duits {4.4} |
waar* bijwoord van plaats 1237 [cg i 1, 30] |
waar* echt 1240 [Bern.] |
waar* koopwaar 1285 [cg Rijmb.] |
waarborg* onderpand of andere zekerheid 1328 [mnw] {3.1} |
waard* laag liggend land 1062 [Claes] {2.3} |
waard* de genoemde prijs hebbend 1100 [Willeram] |
waard* kastelein 1240 [Bern.] {4.1.13} |
waardepapier papier met geldswaarde 1920 [wnt waarde i] <Duits {1.4/3.2} |
waarnemen* bemerken 1200 [cg ii 1 Servas] |
waarnemen* tijdelijk bekleden (van ambt) 1734 [wnt] |
waarschijnlijk* bijwoord en bijvoeglijk naamwoord: denkelijk 1540 [wnt] |
waarschuwen* op gevaar opmerkzaam maken 1285 [cg Rijmb.] |
waas* nevelsluier 1817 [wnt] {4.1.1} |
wablief* tussenwerpsel: vragende uitroep 1887 [wnt] {4.3} |
wacht* het waken 1080 [Rey] {2.2} |
wacht* groep personen die iets of iemand bewaakt 1522 [wnt] {4.1.14} |
wachten* blijven 1080 [Rey] {2.2} |
wachtmeester onderofficier 1556 [wnt] {4.1.14} |
wad* doorwaadbare plaats 107 [Claes] {2.1} |
wade* kleed om iets te bedekken 1327 [mnw] |
waden* door ondiep water gaan 1265-1270 [cg Lut.K] |
wadjan(g) Indonesische braadpan 1974 [Culinaire Enc.] <Indonesisch {3.2} |
wafel* gebak 1450 [mnw] {3.1/4.1.6} |
wagen* voertuig 838 [Claes] {2.3/4.1.10} |
wagen* riskeren 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
wagenwijd bijwoord van hoedanigheid: zeer wijd 1729 [wnt] <Duits |
waggelen* wankelen 1430 [hws] {3.1} |
wagon spoorwagen 1835 [wnt] <Frans |
wagon-lit slaapwagen 1912 [kku] <Frans |
wajang Javaans poppenspel 1642 [wnt] <Javaans {3.2} |
wak* open plek in ijs 1451-1500 [mnw] |
wakaman kerel die stoer rondloopt en leeft van hosselen 1979 [E. Cairo, Temekoe 40] <Sranantongo {3.2} |
waken* niet (gaan) slapen 901-1000 [wps] |
wakker* niet slapend 1240 [Bern.] |
wal verhoging 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
waldenzen godsdienstige sekte 1566 [wnt uitbarsten] <me Latijn {4.1.8} |
waldhoorn blaasinstrument 1655 [wnt] <Duits {3.2/4.1.16} |
walgen* afkeer voelen 1240 [Bern.] |
walhalla paradijs 1800 [wnt wederom] <Duits |
walken* vollen 1351 [mnw] |
walkie-talkie portofoon 1953 [Aanv wnt] <Engels {3.1/4.1.17} |
walkman cassetterecorder met koptelefoon 1979 [Prisma audio/video] <Engels {1.2.5/4.1.17} |
wallaby buideldier 1968 [kwt] <Engels {4.1.3} |
walm* damp 1287 [cg NatBl] {3.1/4.1.1} |
walnoot okkernoot 1477 [Teuth.] {4.1.2} |
walrus zeeroofdier 1594 [tntl 1975, 91, 6] <Zweeds {3.2/4.1.3} |
wals machine om te pletten 1750 [wnt] <Duits |
wals dans en muziek in driedelige maatsoort 1811 [wnt] <Duits {4.1.15} |
walschot* spermaceti, witte amber 1470 [mnw] |
walvis* walvisachtige 1163 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] {1.2.6/1.3/2.4/3.1/4.1.3} |
wam tussenwerpsel: nabootsing van geluid 1970 [Recht voor raap: wham] <Engels {5} |
wambuis kledingstuk 1317 [mnw] <Frans {1.2.3} |
wan mand voor korenzuivering 847 [Claes] <Latijn {2.3/5} |
wand* afscheiding 901-1000 [wps] |
wandaad* slechte daad 1790 [wnt] |
wandelen* lopen 1240 [Bern.] {3.1} |
wanen* zich verbeelden 901-1000 [wps] |
wang* zijkant van gezicht 1240 [Bern.] |
wankel* niet vast 1285 [cg Rijmb.] |
| |
| |
wankelen* onvast gaan 1240 [Bern.] |
wankelmotor motor met draaiende zuigers 1976 [gvd] {4.1.10} |
wanneer* onderschikkend voegwoord 1300 [mnw] {4.2} |
wanneer* bijwoord van tijd 1321 [mnw] {4.1.7} |
want* nevenschikkend voegwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
want* handschoen zonder vingers 1080 [Rey] {2.2} |
want* touwwerk 1494-1512 [hws] |
wantrouwen* mistrouwen, achterdocht 1573 [mnw] |
wants wandluis 1766 [wnt] <Duits |
wap mobiele internetcommunicatie 1999 [Sanders 2000] <Engels {4.1.17} |
wapen* strijdwerktuig 1237 [cg i 1, 32] {1.3/4.1.14} |
wapitihert herkauwer 1950 [gvd] {1.2.4/1.2.5/4.1.3} |
wapperen* fladderen 1479 [mnw] {3.1} |
waratje* bijwoord van modaliteit: waarachtig 1694 [wnt] |
waren* dwalen 1613 [wnt] |
warenhuis grootwinkelbedrijf 1906 [wnt] <Duits |
warm* met hoge temperatuur 1240 [Bern.] |
warmte* het warm-zijn 1301-1350 [mnw] {3.1} |
warrant volmacht 1684 [wnt] <Engels {3.2} |
warrelen* zich door elkaar bewegen 1660 [wnt] {3.1} |
warrigal hondachtige 1968 [kwt] <Engels {4.1.3} |
wars* afkerig 1573 [Plantijn] |
was* bijenwas 901-1000 [wps] |
wasbeer* kleine beer 1857 [wnt wasschen] {4.1.3} |
wasem* damp 1351 [mnw] {3.1/4.1.1} |
wasmachine toestel dat kleding of groenten mechanisch schoonmaakt 1838 [wnt wasschen] {4.1.9} |
wassen* met water reinigen 901-1000 [wps] |
wassen* groeien 901-1000 [wps] |
wasserette waar men tegen betaling kan wassen 1959 [Merkenblad 1964] |
wat* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
water* vloeistof 901-1000 [wps] {4.1.6} |
wateren* urineren 1588 [wnt] {4.4} |
waterglas* natriumsilicaat 1843 [wnt] |
watergruwel nagerecht van gort met o.a. rozijnen 1695 [wnt] {4.1.6} |
watermolen door water aangedreven molen 1271 [mnw] {4.1.10} |
waterproof ondoordringbaar voor water 1832 [wnt] <Engels |
waterstof chemisch element 1793 [wnt] |
waterzooi* gerecht 1642 [wnt] {4.1.6} |
waterzucht* waterophoping 1351 [mnw] |
watje sukkel 1987 [Kuitenbrouwer] |
watjekouw opstopper 1857 [wnt] |
watt elektrische eenheid 1894 [wnt] |
watten verbandmiddel 1655 [wnt] <me Latijn |
wau-wau mensaap 1889 [Veth, Uit Oost en West] <Indonesisch {3.1/3.2/4.1.3} |
wauwelen* kletsen 1701-1750 [wnt] {3.1} |
wave golfbeweging op tribune 1987 [De Coster 1999] <Engels |
waxine een wasproduct 1901 [Boon's Geïllustreerd Magazijn] |
wc watercloset 1906 [wnt watercloset] <Engels {4.4} |
web* netwerk van bv. spin 1240 [Bern.] |
web volledige hypertekstsysteem waarvan internet gebruik maakt 1994 [pc+ 3/11, 19, 15] <Engels {4.1.17} |
webcam camera waarvan het beeld rechtstreeks op internet verschijnt 1998 [De Coster 1999] <Engels {4.1.17} |
weber eenheid van inductieflux 1948 [Aanv wnt] |
weblog digitaal dagboek met korte recensies van bezochte websites 2000 [Sanders 2001] <Engels {1.4} |
webmaster iemand die een website onderhoudt 1996 [Web magazine, winter 1996, 46] <Engels |
website plaats waar bepaalde informatie zich op internet bevindt 1996 [De Coster 1999] <Engels {1.2.1} |
wecken (levensmiddelen) conserveren 1913 [wnt] <Duits |
wedde* bezoldiging 1130 [Rey] {2.2} |
wedden* gokken 1237 [cg i Gent] {4.1.18} |
weddenschap* overeenkomst van wedden 1666 [wnt] |
weder, weer* bijwoord van tijd: opnieuw 901-1000 [wps] {4.1.7} |
wederdoper* aanhanger van een protestantse beweging die volwassenendoop voorstaat 1544 [wnt] {4.1.8} |
wederik* plantengeslacht 1543 [wnt] |
wederrechtelijk onrechtmatig 1596 [wnt] <Duits |
wedervaren* gebeuren 1404 [mnw] |
wederwaardigheid* (onaangename) ervaring 1400 [mnw] |
wedgwood aardewerk 1858 [wnt] <Engels |
wedijver rivaliteit 1841 [wnt] <Duits |
| |
| |
wedstrijd wedijver, i.h.b. in sport 1650 [wnt] <Duits |
weduwe* vrouw van wie de echtgenoot is overleden 901-1000 [wps] {4.1.4} |
weduwnaar man wiens vrouw is overleden 1405-1422 [mnw] {4.1.4} |
wee* smart, tussenwerpsel ter uitdrukking van smart 1265-1270 [cg Lut.K] {4.3} |
wee* samentrekking van baarmoeder 1552 [wnt] |
weed marihuana 1962 [R75] <Engels {4.1.6} |
weefgetouw* toestel waarmee garen tot weefsel gevlochten wordt 1477 [Teuth.] |
weefsel* geweven stof 1477 [Teuth.] |
weegschaal weegtoestel 1514 [mnw] |
week* zeven dagen 1236 [cg i 1, 22] {4.1.7} |
week* zacht 1240 [Bern.] |
weekend zaterdag en zondag 1920 [wnt] <Engels {4.1.7} |
weelde* overdaad 1240 [Bern.] |
weemoed melancholie 1814 [wnt] <Duits |
weer* wal, muur 777-866 [Slicher] {2.4} |
weer* gecastreerde ram 901-1000 [wps] {4.1.3} |
weer* landerijen tussen twee sloten, de zogenaamde weersloten 1214 [Slicher] {2.4} |
weer* atmosferische gesteldheid 1240 [Bern.] {4.1.1} |
weerbarstig* stug 1619 [wnt] |
weerga* gelijke 1371-1378 [mnw] |
weergeld* zoengeld 701-800 [Lex Salica] {2.2/3.1} |
weerlicht* bliksem 1351 [mnw] {4.1.1} |
weerpijn pijn op andere plaats dan de oorzaak 1607 [wnt] |
weerwolf* mens die zich in wolf verandert 1165 [Rey] {1.2.1/2.2/3.1} |
wees* kind zonder ouders 901-1000 [wps] {4.1.4} |
weg* baan 838 [Claes] {2.3} |
weg* verdwenen 1285 [vmnw] |
wegen* zwaar zijn, de zwaarte bepalen 1240 [Bern.] |
wegens* voorzetsel 1589 [wnt] {4.2} |
wegge, weg* broodje 1360 [De Man, Bijdrage tot syst. gloss. Brab. oorkondentaal 1956, 289] {4.1.6} |
wegscheren, zich* ophoepelen 1811 [wnt] |
wei* restvloeistof bij kaasmaken 1330 [Claes] |
weide* grasland 901-1000 [wps] |
weidelijk* in overeenstemming met de jachtregels 1915 [wnt] |
weiden* doen grazen 1135 [Rey] {2.2} |
weids* groots 1588 [Claes] |
weifelen* aarzelen 1562-1592 [mnw] {3.1} |
weigeren* afwijzen 1289 [cg i 2, 1408] |
weight watcher lijner 1983 [Ferrée] <Engels |
weiland* grasland waar vee graast 1252 [mnw] {3.1} |
weinig* onbepaald telwoord 1260-1280 [cg ii 1 Rein. G] {4.2} |
weitas* jagerstas 1555 [wnt] |
weivlies* vlies van gekruist bindweefsel 1840 [wnt] |
wekamine opwekkende stof 1950 [Aanv wnt] |
wekken* wakker maken 1100 [Willeram] |
wel* bron 1001-1100 [Claes] {2.3} |
wel* bijwoord van modaliteit: goed 1140 [Rey] {2.2} |
weldra* bijwoord van tijd: spoedig 1615 [wnt] {4.1.7} |
weleer* bijwoord van tijd: voorheen 1285 [cg Rijmb.] {4.1.7} |
welfare welzijn 1948 [Aanv wnt] <Engels |
welgevallen* goeddunken 1573 [Plantijn] |
welig* rijkelijk 1350 [mnw] |
welk* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
welkom* gelegen komend, ook als tussenwerpsel 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] {4.3} |
wellen* opborrelen 1350 [mnw] |
wellen* laten koken, verhitten 1476-1500 [mnw] |
wellicht* bijwoord van modaliteit: misschien 1678 [wnt] |
wellust zingenot 1350 [mnw] <Duits |
welnee* tussenwerpsel: uitroep ter ontkenning 1567 [wnt] {4.3} |
welp* jong van hond, wolf, leeuw e.d. 901-1000 [wps] {4.1.3} |
weltergewicht gewichtsklasse van boksers 1949 [Aanv wnt] <Engels |
welterusten* tussenwerpsel: wens bij het slapen gaan 1852 [wnt] {4.3} |
weltschmerz het lijden onder de realiteit 1880 [wnt] <Duits |
welven* zich buigen 1285 [cg Rijmb.] |
wemelen* krioelen 1546 [Naembouck] {3.1} |
wen* verouderd onderschikkend voegwoord 1420 [mnw] {4.2} |
wenden* keren 1100 [Willeram] |
wenen* huilen 1240 [Bern.] {1.3} |
wenkbrauw* haarboog boven oogkas 1625 [wnt] {1.2.4/1.2.5} |
wenken* een teken geven 1181 [Rey] {2.2} |
wennen* gewoon raken 1287 [cg NatBl] |
wens* verlangen 1285 [cg Rijmb.] |
wentelen* zich wenden 1240 [Bern.] {3.1} |
wentelteefje* in melk met ei gebakken snee brood 1623 [wnt] {4.1.6} |
| |
| |
wenteltrap* spiraalvormige trap 1533 [wnt] |
werdegang ontwikkelingsgang 1987 [Kuitenbrouwer] <Duits {3.2} |
wereld* de aarde, kosmos 901-1000 [wps] |
wereldberoemd zeer beroemd 1750 [wnt wereld] <Duits {4.4} |
wereldbeschouwing geheel der denkbeelden aangaande het mensdom 1720 [wnt] <Duits |
wereldmuziek niet-westerse muziek 1988 [De Coster 1999] {4.1.16} |
wereldtijd* heel goede tijd (in wedstrijd) 1984 [gvd] {3.1} |
wereldwijd wereldomvattend 1879 [wnt] <Engels |
weren* tegenhouden 1050 [Rey] {1.3/2.2} |
werf* onbebouwde ruimte rond een huis 1001-1050 [Claes] {2.3} |
werf* keer 1240 [Bern.] |
werf* werkplaats voor schepen 1567 [wnt] |
werk* arbeid 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
werk* vlasvezels 1240 [Bern.] |
werkelijkheid* realiteit 1799 [wnt] |
werken* arbeiden 901-1000 [wps] |
werktuig* instrument 1573 [Plantijn] |
werpen* gooien 901-1000 [wps] {1.3} |
werst afstandsmaat 1714 [wnt] <Russisch {3.2} |
wervel* beentje van ruggengraat 1568 [wnt] {3.1} |
wervelen* ronddraaien 1477 [Teuth.] {3.1} |
wervelwind cycloon 1599 [Kil.] <Oudnoor(d)s {3.2/4.1.1} |
werven* verwerven 1350 [mnw] |
werven* in dienst nemen 1466 [mnw] |
werwaarts* bijwoord van richting: waarheen 1552 [wnt] {3.1} |
weshalve bijwoord van causaliteit: waarom 1560 [wnt] <Duits |
wesp* insect 1240 [Bern.] |
Wessie West-Duitser 1996 [Vd Sijs 1996] <Duits {3.2} |
west* windstreek 822-825 [Künzel] {2.3} |
westenwind* wind die uit het westen waait 1001-1050 [cg ii 1 Orosiusglossen] {3.1/4.1.1} |
western wildwestfilm 1964 [Ferrée, In en uit 66] <Engels {4.1.15} |
wet* rechtsregel 901-1000 [wps] |
weten* kennis hebben, begrijpen 901-1000 [wps] |
wetenschap* het weten, de kennis 1300 [mnw] |
wetenschapper wetenschapsbeoefenaar 1976 [wnt] <Duits {3.2} |
wetering* stroom 1155 [Slicher] {2.4} |
wethouder* lid van dagelijks bestuur van gemeente 1440 [mnw] |
wetsuit kleding voor plankzeilen e.d. 1984 [gvd] <Engels {3.2} |
wetten* scherpen 1240 [Bern.] |
wettigen* wettig maken 1608 [wnt] {3.1} |
weven* dooreenvlechten van draden 1240 [Bern.] |
wezel* marterachtige 1240 [Bern.] {3.1/4.1.3} |
wezen* aard, natuur 1265-1270 [cg Lut.K] |
wezen* schepsel 1461 [mnw] |
wherry roeiboot 1671 [wnt] <Engels {3.2/4.1.11} |
whiplash beschadiging van nekspier door verkeersongeval 1995 [De Coster 1999] <Engels |
whippet hondensoort 1923 [Aanv wnt] <Engels {4.1.3} |
whisky sterkedrank 1824 [wnt] <Engels {4.1.6} |
whist kaartspel 1762 [wnt] <Engels {3.2/4.1.18} |
whizzkid jongere die uitblinkt, vooral met computers 1989 [Peptalk] <Engels |
whodunit detectiveverhaal 1970 [De Coster 1999] <Engels |
wichelen* voorspellingen doen uit bepaalde tekens 1477 [Teuth.] {3.1} |
wicht* wezen, klein kind, meisje 1285 [cg Rijmb.] {4.1.4} |
wicket doel bij cricketspel 1648 [wnt] <Engels {3.2} |
wie* vragend voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
wiebelen* wankelen 1847 [wnt] {3.1} |
wieberen weggaan 1972 [wnt wieberig] |
wiedemaand* juni 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
wieden* onkruid verwijderen 1284 [cg i 2, 831] |
wiedes bijwoord van causaliteit: begrijpelijk 1897 [wnt] |
wieg* kinderledikant 1240 [Bern.] {4.1.9} |
wiegelen* heen en weer bewegen 1477 [Teuth.] {3.1} |
wiegen* schommelen 1351-1400 [mnw] |
wiegendruk* druk van voor 1500 1880 [wnt wieg] |
wiek* vleugel 1561 [wnt] |
wiel* kolk 1187 [Claes] {2.3} |
wiel* rad 1285 [cg Rijmb.] |
wielewaal* zangvogel 1287 [cg NatBl] {3.1} |
wielrijder* fietser 1869 [Sanders 1997b] {4.4} |
wier* zeegras 1466 [mnw] |
wierde* terp 944 [Künzel] {2.3} |
wierook* welriekende rook als reukoffer 1100 [Willeram] {3.1} |
wiewauwen* wiebelen 1619 [wnt] {3.1} |
wig* keg, keil 1046 [Claes] {2.3} |
| |
| |
wigwam indianentent, indianenhut 1778 [wnt] <Engels {3.2} |
wij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
wijd* ruim 1100 [Willeram] |
wijdbeens* met de benen ver gespreid 1869 [wnt] {3.1} |
wijden* zegenen 901-1000 [wps] {1.2.4} |
wijden* besteden 1793 [wnt] |
wijdlopig* breedvoerig 1612 [wnt] |
wijf* vrouw (pejoratief) 1100 [Willeram] {1.2.3/4.1.4} |
wijk stadsdeel 855 [Claes] <Latijn {2.3} |
wijken* zich terugtrekken 1240 [Bern.] |
wijl* tijdsverloop 1100 [Willeram] |
wijl* onderschikkend voegwoord 1628 [wnt wijl iii] {4.2} |
wijlen* overleden 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
wijlen* toeven 1850 [wnt] |
wijn drank van gegiste druiven 901-1000 [wps] <Latijn {1.1/2.5/4.1.6} |
wijngaard plaats voor druiventeelt 1100 [Willeram] |
wijs* manier 1050 [Rey] {2.2} |
wijs* verstandig 1201-1225 [cg ii 1 Floyris] |
wijsbegeerte* wetenschap der begrippen in hun hoogste algemeenheid 1857 [wnt] |
wijsgeer* filosoof 1701 [wnt] |
wijsneus* betweter 1670 [wnt] {3.1} |
wijten* ten laste leggen 1240 [Bern.] |
wijting* beenvis 1286 [cg i 1, 1175] |
wijzen* aanduiden (met de vinger) 901-1000 [wps] |
wijzigen* veranderen 1811 [De Jager, Frequentatieven] {3.1} |
wikkelen inrollen 1576 [Claes] <Duits |
wikken* wegen, overwegen 1401-1450 [mnw] |
wild* in de natuurstaat, woest 1174 [Slicher] {2.4} |
wildbraad* gebraden vlees van wild 1253 [cg ii 1 Gezondh.] {3.1/4.1.6} |
wildebras wild kind 1833 [wnt] |
wildeman* woesteling 1510-1512 [mnw] |
wildernis* woest gebied, plek waar alles in het wild groeit 1185 [Künzel] {2.3/3.1} |
wildplassen* in het openbaar urineren 1995 [Sanders 2001] {3.1/4.4} |
wildvreemd geheel vreemd 1782 [wnt] <Duits {4.4} |
wilg* boomsoort 1287 [cg NatBl] |
willekeur* believen, grilligheid 1611-1620 [wnt] |
willen* wensen 901-1000 [wps] |
Willie Wortel (wereldvreemde) uitvinder 1952 [Picarta: strip Donald Duck] <Engels {4.4} |
wimpel* lange smalle vlag 1140 [Rey] {2.2/3.1} |
wimper* ooghaartje 1835 [wnt] {1.2.5/3.1} |
winchester automatisch geweer 1919 [kwt] <Engels {4.1.14} |
wind* luchtstroming 1001-1050 [cg ii 1 Orosiusglossen] {4.1.1} |
wind* buikwind, scheet 1501-1525 [wnt] {4.4} |
windas lier 1273 [mnw] <Oudnoor(d)s {3.2} |
windbuil snoever 1679 [wnt] <Duits |
winde* windas 1390-1460 [mnw] |
winde* slingerplant 1477 [Teuth.] |
windei* ei zonder kalkschaal 1287 [cg NatBl] {3.1} |
winden* wikkelen 1265-1270 [cg Lut.K] |
windhond* hondensoort 1567 [Junius 49a] {1.2.4/4.1.3} |
windjak overjasje 1930 [Aanv wnt] <Duits |
windjammer zeilschip 1930 [Aanv wnt] <Engels {4.1.11} |
windmolen door de wind aangedreven molen 1248-1271 [vmnw] {3.1/4.1.10} |
wingerd wijnstok 1300 [Claes] {3.1} |
winkel* verkoopplaats 1101-1200 [Claes] {2.3} |
winkelhaak* gereedschap 1477 [Teuth.] |
winkelhaak* scheur 1720 [wnt] |
winkelier man die een winkel drijft 1614 [wnt] {4.1.13} |
winnen* verwerven 1237 [cg i 1, 37] |
winnen* overwinnaar zijn 1350 [mnw] |
winst* voordeel 1569 [Kool] {3.1} |
winter* jaargetijde 1050 [cg ii 1, 122] {1.1/4.1.7} |
winterkoninkje* zangvogel 1477 [Teuth.] |
wintermaand* december 1050 [cg ii 1, 122] {3.1/4.1.7} |
winti tussengod 1770 [Van Donselaar 1989] <Sranantongo {3.2} |
wip* wipplank 1813 [wnt] {4.1.18} |
wippen* op en neer gaan 1477 [Teuth.] |
wippen* paren 1829 [wnt] {4.4} |
wipwap* wip 1887 [wnt] {3.1/4.1.18} |
wirwar* dooreenwarreling 1820 [wnt] {3.1} |
wis* zeker 1289 [Toll.] |
wis* teen, twijg, strobos 1384 [mnw] |
wisent* herkauwer 1145 [Künzel] {2.3/4.1.3} |
wiskunde* mathematica 1711 [Picarta: titel van François Halma] |
wispelturig* grillig 1556 [Claes] |
wissel* wisselbrief, getekend stuk voor de overdracht van geld 1573 [wnt] |
wisselen* ruilen 1240 [Bern.] |
wissen* vegen 1240 [Bern.] |
wissewasje* nietigheid 1650 [wnt] {3.1} |
wit* kleurnaam 901-1000 [wps] {4.1.5} |
wit* doelwit, schijf 1475 [mnw] |
| |
| |
witheet* zeer heet 1905 [wnt zonnevlak] {4.4} |
witheet* woedend 1976 [gvd] {4.4} |
wittekool koolsoort 1514 [wnt] {4.1.6} |
witz grap 1840 [wnt] <Duits |
wodka Russische brandewijn 1847 [wnt] <Russisch {3.2/4.1.6} |
woede* razernij 1588 [Claes] |
woeker* onmatig hoge rente 1285 [cg Rijmb.] |
woelen* zich onrustig bewegen 1350 [mnw] |
woelrat* knaagdier 1901-1910 [wnt] {4.1.3} |
woelrat* homojongen 1972 [R99] {4.4} |
woensdag* vierde dag van de week 1260 [cg i 1, 72] {3.1/4.1.7} |
woerd* laaggelegen omdijkt land 850 [Prisma NPl.] {2.3} |
woerd* mannetjeseend 1380 [mnw] |
woest* wild 901-1000 [wps] |
woestijn* barre landstreek 901-1000 [wps] |
wok Indonesische braadpan 1984 [gvd] <Chinees {3.2} |
wokkel bepaald soort zoutje 1990 [De Coster 1999] |
wol* haren van sommige dieren 1240 [Bern.] {4.1.9} |
wolf* hondachtige 1001-1100 [Claes] {2.3/4.1.3} |
wolfraam chemisch element 1720 [wnt] <Duits |
wolfsklauw* plantengeslacht 1543 [mnw] |
wolfsmelk* plantengeslacht 1514 [wnt] |
wolk* massa waterdruppels in atmosfeer 901-1000 [wps] {4.1.1} |
wolvin* wijfjeswolf 1287 [cg NatBl] |
wombat buideldier 1861 [wnt] <Engels {4.1.3} |
won munteenheid van Zuid- en later Noord-Korea 1966 [2000 Standard Catalogue of world coins] <Koreaans {4.1.12} |
wond* kwetsuur 901-1000 [wps] |
wonder* mirakel 901-1000 [wps] |
wonderbaar verbazingwekkend 1573 [Plantijn] <Duits |
wonderschoon* zeer mooi 1755 [wnt] {4.4} |
wonderveel* zeer veel 1590 [wnt] {4.4} |
wonen* gehuisvest zijn 901-1000 [wps] |
woonachtig* wonende 1279 [cg i 1, 423] |
woord* klank met eigen betekenis 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
woordenboek* dictionaire 1584 [Toll.] |
worcestersaus kruidige saus 1900 [Sanders 1995] <Engels {4.1.6} |
worden* in de genoemde toestand raken, hulpwerkwoord van de lijdende vorm 901-1000 [wps] |
workaholic die verslaafd is aan zijn werk 1989 [Peptalk] <Engels |
workshop bijeenkomst ter bespreking 1970 [Recht voor raap] <Engels |
worm* ongewerveld dier 1100 [Willeram] {3.1} |
worp* het werpen 1240 [Bern.] |
worst* met vleeswaar gevulde darm 1240 [Bern.] {3.1/4.1.6} |
worstelen* strijden 1240 [Bern.] |
wort* aftreksel van mout 1383-1474 [mnw] |
wortel* onderste deel van gewas 1240 [Bern.] {3.1} |
wortel* groente 1410 [mnw] {4.1.6} |
wortel* in de wiskunde 1445 [Kool] |
woud* natuurlijk bos 793 [Claes] {2.3} |
woudloper* rondzwervend jager (in de bossen van Noord-Amerika) 1885 [wnt woud] |
would-be zogenaamd 1842 [wnt] <Engels |
wout Bargoens: politieagent 1682 [wnt wout ii] <? {3.5} |
wouw* roofvogel 1287 [cg NatBl] |
wow tussenwerpsel: uitroep van verbazing of ontzag 1984 [gvd] <Engels {4.3} |
wraak* vergelding 901-1000 [wps] |
wrak* onbruikbaar voer- of vaartuig 1368 [mnw] |
wrak* met gebreken 1383-1474 [mnw] |
wraken* afkeuren 1265-1270 [cg Lut.K] |
wrang* zuur 1287 [cg NatBl] |
wrat* huiduitwas 1150 [Claes] {2.4} |
wreed* meedogenloos 1240 [Bern.] |
wreed* tof, leuk 1987 [Kuitenbrouwer] {3.1} |
wreef* hoogste deel van voet 1773 [wnt] |
wreken* vergelden 1236 [cg i 1, 28] |
wrevel* misnoegen 1573 [Claes] |
wriemelen* zich kronkelen 1410 [mnw] {3.1} |
wrijven* strijken 1240 [Bern.] |
wrikken* heen en weer bewegen 1623 [wnt] |
wringen* draaiend samenknijpen 1265-1270 [cg Lut.K] |
wrochten* werken 1798 [wnt] |
wroeten* woelen 1350 [mnw] |
wrok* rancune 1550 [wnt Bijv.+verb.] |
wrongel* gestremde melk 1350 [mnw] {3.1/4.1.6} |
wuft* frivool 1562 [Claes] |
wuiven* zwaaien 1663 [wnt] |
wulk (eetbare) slak 1400-1401 [mnw] <Engels {3.2} |
wulp* steltloper 1595 [Van Groen, Steltlopers 74] |
wulps* wellustig 1611-1620 [wnt] {1.2.3} |
wurgen, worgen* de keel dichtknijpen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
wybertje ruitvormig dropje 1966 [Aanv wnt] {4.1.6} |
| |
| |
x als teken voor een onbekende grootheid 1694 [wnt] <Spaans {3.2} |
xantippe boze vrouw 1649 [wnt band] |
x-benen benen waarvan de knieën naar binnen staan 1898 [gvd] <L {3.4} |
xenofobie vrees voor wat vreemd is 1929 [kwt] |
xenon edelgas 1902 [wnt] |
xeres(wijn) sherry 1841 [Nederlandsch Magazijn 334] <Spaans {3.2/4.1.6} |
xerografie droog reproductieprocédé 1950 [Aanv wnt] |
xerox kopie 1984 [gvd] |
x-stralen röntgenstralen 1898 [gvd] |
xtc een hallucinerend middel 1987 [De Coster 1999] <Engels {4.1.6} |
xylofoon slaginstrument 1912 [kku] {4.1.16} |
xylografie houtgravure 1824 [wei] <Frans |
|
yakult melkachtige drank 1992 [Internet: yakult.nl] <Japans {3.2/4.1.6} |
yakuza Japanse maffia 1992 [De Coster 1999] <Japans {3.2} |
yaleslot veiligheidsslot 1908 [Aanv wnt] |
yang het actieve beginsel in de kosmos 1934 [Aanv wnt] <Chinees {3.2} |
yankee spotnaam voor Noord-Amerikanen 1836 [wnt] <Engels |
yard lengtemaat 1778 [wnt] <Engels {3.2} |
yell kreet 1947 [kwt] <Engels |
yen munteenheid van Japan 1886 [kku] <Japans {3.2/4.1.12} |
yes tussenwerpsel: uitroep ter bevestiging 1984 [gvd] <Engels {4.3} |
yeti verschrikkelijke sneeuwman 1976 [gvd] <Tibetaans |
yin het passieve beginsel in de kosmos 1934 [Aanv wnt] <Chinees {3.2} |
yo tussenwerpsel: groet van rappers e.d. 1988 [De Coster 1999] <Engels {4.3} |
yoga Indische mystiek 1906 [wnt] <Sanskriet |
yoghurt melkspijs 1912 [kku] <Turks {3.2/4.1.6} |
yogi beoefenaar van yoga 1596 [Linschoten] <Hindi |
yperiet mosterdgas 1929 [kwt] <Frans |
ypsilon Griekse letter 1847 [kku] <Grieks {3.2} |
ytterbium chemisch element 1870 [Gerding, Zakwrdb. Scheik.] <modern Latijn |
yttrium chemisch element 1834 [wnt] <modern Latijn |
yuan munteenheid van China 1980 [Enc. Munten en Bankbiljetten] <Chinees {3.2/4.1.12} |
yucca sierplant 1596 [Linschoten 102] <Spaans {3.2} |
yuppie jeugdige carrièremaker met een hoge, trendgevoelige levensstandaard 1986 [De Coster 1999] <Engels |
|
zaad* kiem, teelvocht 1240 [Bern.] |
zaag* getand werktuig 1101-1200 [Tavernier] {2.4} |
zaaien* zaad strooien 1240 [Bern.] |
zaak* rechtszaak 701-800 [Lex Salica] {2.2} |
zaak* voorwerp, handeling 901-1000 [wps] {1.2.3} |
zaal* groot vertrek 639 [Claes] {2.3} |
zabaglione een nagerecht 1968 [wp voor de vrouw] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
zacht* niet hard 901-1000 [wps] |
zachtboard vezelplaat van beperkte hardheid 1951 [Aanv wnt] <Engels |
zadel zitting 1270-1290 [cg i] <Oudslavisch {3.2} |
zaïre munteenheid van voormalig Zaïre (nu Democratisch Kongo) 1971 [2000 Standard Catalog of World Coins] {4.1.12} |
zak verpakkingsmiddel 1100 [Taal en Tongval 12, 1999, 35ff] <Latijn {2.4} |
zak scheldwoord: onaangename vent 1961 [gvd] |
zakdoek doek om de neus in te snuiten 1775 [wnt] |
zakdoekje leggen* kinderspel 1916 [wnt] {4.1.18} |
zakjapanner zakrekenmachine 1992 [gvd] |
zakken dalen, zinken 1611-1620 [Taal en Tongval 1996, 2] |
zakken niet slagen voor een examen 1897 [wnt] |
zakkenrollen uit zakken stelen 1781 [wnt Bijv.+verb.] |
zakkenwasser sufferd 1968 [R75] |
zalf* smeersel 1100 [Willeram] |
zalig* lekker, zedelijk gelukkig 901-1000 [wps] |
zalm beenvis 1270 [cg i 1, 161] <Latijn |
zambo kind van neger en indiaanse 1847 [kku] <Spaans {3.2} |
zand* steenstof 893 [Claes] {2.3} |
zang* het zingen 901-1000 [wps] |
zaniken* zeuren 1809 [wnt] |
zappen voortdurend naar een ander televisieprogramma overschakelen 1989 [De Coster 1999] <Engels |
Zappi* doorzichtig materiaal met de mechanische eigenschappen van aluminium 1988 [Items 26] {1.2.5/1.3/4.4} |
zat* verzadigd van eten of drinken 901-1000 [wps] |
| |
| |
zat* dronken 1546 [wnt] |
zaterdag laatste dag van de week 1240 [vmnw] <Latijn {4.1.7} |
zavel grondsoort 1345 [mnw] <Latijn |
ze* persoonlijk voornaamwoord 1350 [mnw] {4.2} |
zeboe herkauwer 1770 [wnt] <Frans {4.1.3} |
zebra paardachtige 1596 [wnt] <Portugees {1.3/3.2/4.1.3} |
zebra oversteekplaats 1955 [Stoop] |
zecchino munt 1768 [wnt] <Italiaans {3.2} |
zede* gewoonte 901-1000 [wps] |
zee* oceaan 793 [Claes] {2.3} |
zeef* werktuig om te zeven 1240 [Bern.] |
zeeg* gebogen lijn 1697 [wnt] |
zeehond* zeeroofdier 1293 [cg i] {3.1/4.1.3} |
zeekoe* zeezoogdier 1287 [cg NatBl] {3.1/4.1.3} |
zeeleeuw zeeroofdier 1619 [wnt] {4.1.3} |
zeelt beenvis 1420 [Claes] <? {3.5} |
zeem* honing 1240 [Bern.] {3.1} |
zeem zeemleer 1420-1421 [mnw] <Frans |
zeemacht* krijgsmachtonderdeel dat strijdt ter zee 1670 [wnt] {4.1.14} |
zeemeermin* mythisch wezen uit de zee 1623 [wnt] |
zeen* pees 1350 [mnw] {4.1.6} |
zeep* reinigingsmiddel 1288 [cg i 2, 1337] |
zeepaardje* beenvis 1562 [wnt] |
zeer* pijnlijk 901-1000 [cg wps Gloss.] |
zeer* smart 901-1000 [wps] |
zeer* bijwoord van hoedanigheid: in hoge mate 1236 [cg i 1, 1337] |
zeeschuimer* zeerover 1569 [wnt] |
zeestraat zee-engte 1816 [wnt wijdberoemd] |
zege* overwinning 901-1000 [wps] |
zegel stempel 1240 [Bern.] <Latijn |
zegen visnet 1240 [Bern.] <Latijn |
zegen kerkelijke zegening 1567 [wnt] <Latijn |
zegevieren* triomferen 1767 [wnt] |
zegge* plantengeslacht 1578 [wnt] |
zegge* aanwijzing van het bedrag in letters 1865 [wnt] |
zeggen* spreken 1260-1270 [cg ii 1 Boeve] |
zegsman* bron van informatie 1654 [wnt] |
zeiken* plassen 1240 [Bern.] {4.4} |
zeil* doek (aan mast) 1240 [Bern.] |
zeilschip* schip dat door windkracht vaart 1573 [wnt] {4.1.11} |
zeis* maaiwerktuig 1340-1350 [mnw] |
zeker veilig, stellig 1240 [Bern.] <Latijn |
zeker onbepaald voornaamwoord 1299 [cg i Brugge] {4.2} |
zekering metaaldraad die bij overbelasting stroom onderbreekt 1911 [wnt] <Duits {1.4} |
zelden* zeer weinig 1240 [Bern.] |
zeldzaam schaars 1556 [wnt] <Duits |
zelf* aanwijzend voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
zelfbedieningswinkel* winkel waar men zelf de artikelen pakt 1948 [Aanv wnt] |
zelfbeheersing het in toom houden van zijn gevoelens 1801 [wnt] <Duits |
zelfbewust met besef van eigen waarde 1865 [wnt] <Duits |
zelfkant buitenkant 1573 [Plantijn] |
zelfmoord suïcide 1731-1735 [wnt belangneming] <Duits |
zelfs* bijwoord van hoedanigheid: tegen de verwachting in 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
zelfvertrouwen geloof in zichzelf 1784 [wnt] <Duits |
zelfzucht egoïsme 1803 [wnt] <Duits |
zeloot ijveraar 1285 [cg Rijmb.] <Frans |
zemel vlies van graankorrels 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] <Latijn |
zemelachtig zenuwachtig, zeurig 1905 [wnt] {1.2.4} |
zemelen* zeuren 1633 [wnt] |
zen vorm van het boeddhisme 1934 [Kath. Enc. dl. 5, kol. 456] <Japans {3.2} |
zenden* sturen 901-1000 [wps] {1.3} |
zengen* schroeien 1415 [mnw] |
zenit toppunt 1595 [wnt] <Frans |
zenuw* verbindingsdraad tussen zintuigen of spieren en centrale zenuwstelsel 1285 [cg Rijmb.] |
zenuwachtig* nerveus 1839 [wnt] {1.2.4} |
zeper(d) strop, loer 1950 [gvd] <Jiddisch {3.2} |
zeppelin luchtschip 1909 [wnt luchtschipper] <Duits {4.1.10} |
zerk grafsteen 1265-1270 [cg Lut.K] {1.2.4} |
zero telwoord 1578 [Kool] <Frans {4.2} |
zes* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
zestien* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
zestig* telwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
zetbaas* die voor rekening van een ander een zaak beheert 1749 [wnt] |
zetel* zitplaats 1285 [cg Rijmb.] {3.1/4.1.9/5} |
zetmeel* reservevoedsel van planten 1813 [wnt] |
zetpil* pil die in de endeldarm gebracht wordt 1642 [wnt] |
zetten* plaatsen, doen zitten 901-1000 [wps] {3.1} |
zetten* tekst opmaken om te drukken 1567 [wnt] |
zetter* tekstopmaker 1567 [wnt] {4.1.13} |
zeug* vrouwtjesvarken 1287 [cg NatBl] {4.1.3} |
zeugma stijlfiguur 1778 [wnt] <Latijn |
| |
| |
zeulen* voortslepen 1667 [wnt] |
zeuren* zaniken 1777 [wnt] |
zeurkous iemand die zanikt 1855 [wnt] {1.2.1} |
zeurpiet iemand die zanikt 1936 [wnt seuteren z.j.] |
zeven* telwoord 701-800 [Lex Salica] {2.2/4.2} |
zevenslaper* knaagdier 1781 [wnt] {4.1.3} |
zevensprong* oude volksdans 1777 [wnt] {4.1.15} |
zeventien* telwoord 1240-1260 [cg i Gent] {4.2} |
zeventig* telwoord 1240 [Bern.] {4.2} |
zever* kwijl 1350 [mnw] |
zich wederkerend voornaamwoord 901-1000 [wps] <Duits {4.2/5} |
zicht* soort zeis 1350 [mnw] |
zicht* het zien 1410 [mnw] |
zichtbaar met het oog waarneembaar 1557 [wnt] <Duits |
zichzelf wederkerend voornaamwoord 1515 [wnt] {4.2} |
zieden* koken 1240 [Bern.] |
ziedendheet* zeer heet 1642 [wnt zieden] {4.4} |
ziegezagen* zeuren 1870 [wnt] {3.1} |
ziek* niet gezond 1236 [cg i 1, 23] |
ziekte* het ziek-zijn 1343-1344 [mnw] {3.1} |
ziel* geest 901-1000 [wps] |
zielknijper* schertsend voor een psychiater 1862 [wnt ziel i (zieleknijper)] {4.4} |
zieltogen* op sterven liggen 1477 [Teuth.] {4.4} |
zien* met het oog waarnemen 1200 [cg ii 1 Servas] |
zier* zweem, kleinigheid 1287 [cg NatBl] |
ziesel knaagdier 1860 [wnt] <Duits {4.1.3} |
ziezo* tussenwerpsel: uitdrukking van voldoening 1693 [wnt] {4.3} |
ziften* zeven 1461 [mnw] |
zigzag lijn met scherpe hoeken 1767 [wnt] <Frans {3.1} |
zij* persoonlijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
zijde* zijkant 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
zijde textiel 1240 [Bern.] <Latijn {4.1.9} |
zijdenhemdje soort appel 1717 [Sanders 1995] {4.1.2} |
zijgen* langzaam neerdalen 1291-1300 [cg Luiks Diat.] |
zijl* waterlozing, sluis 1280-1287 [Prisma NPl.] {2.3} |
zijn* bestaan 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5} |
zijn* bezittelijk voornaamwoord 901-1000 [wps] {4.2} |
zilt* zout 1588 [Claes] |
zilver chemisch element 901-1000 [wps] <Akkadisch {3.2} |
zin* zintuig, begrip 1100 [Willeram] |
zin* reeks woorden 1584 [Ruijs] |
zindelijk* schoon, proper 1612 [wnt] |
zindelijk* (van kinderen en dieren) de natuurlijke behoeften kunnende beheersen 1780 [wnt] |
zinderen* gloeiend trillen 1511 [wnt] |
zingen* met de stem muziek voortbrengen 901-1000 [wps] |
zink chemisch element 1736 [wnt] <Duits |
zinken* (weg)zakken 1260-1280 [cg ii 1 Wrake R.] |
zinnebeeld symbool 1614 [Picarta: titel van D.P. Pers] <Duits |
zinnelijk* de zinnen bevredigend 1461 [mnw] |
zinnen peinzen over 1480 [mnw] <Duits |
zinnen* naar de zin zijn, bevallen 1840 [wnt] |
zinnespel* allegorisch toneelstuk 1562 [wnt] {4.1.15} |
zintuig* orgaan dat prikkels van buiten waarneemt 1678 [wnt] |
zionisme streven naar eigen joodse staat 1899 [wnt] <Duits |
zirkonium chemisch element 1834 [wnt] <modern Latijn |
zirkoon mineraal 1832 [wei] <Frans |
zitten* gezeten zijn, zich bevinden 1240 [Bern.] {1.2.5/3.1} |
zloty munteenheid van Polen 1832 [wei] <Pools {3.2/4.1.12} |
zo* bijwoord van hoedanigheid: op die manier, als 901-1000 [wps] |
zoals* onderschikkend voegwoord 1482 [mnw] {4.2} |
zodanig* aanwijzend voornaamwoord 1276-1300 [cg Kerst.] {4.2} |
zodat* onderschikkend voegwoord 1285 [cg Rijmb.] {4.2} |
zode* plag 1287 [cg NatBl] |
zodiak dierenriem 1514 [mnw] <Frans |
zodra* onderschikkend voegwoord 1575 [wnt] {4.2} |
zoeaaf Frans infanteriesoldaat 1855 [Sanders 1995] <Frans |
zoeaaf lid van de Vaticaanse ordedienst 1863 [Sanders 1995] <Frans |
zoeken* trachten te vinden 901-1000 [wps] |
zoel* lauw 1576 [Toll.] |
zoemen* gonzend geluid maken 1889 [wnt] {3.1} |
zoen* kus 1544 [wnt] |
zoet* niet zout, aangenaam 901-1000 [wps] |
| |
| |
zoetekauw* die veel van zoetigheden houdt 1618 [wnt] |
zoetelaar marketenter 1546 [Toll.] <Nederduits {3.2/4.1.13} |
zoetsappig* geveinsd vriendelijk 1784 [wnt] |
zoeven* voortgonzen 1855 [wnt] {3.1} |
zog* moedermelk 1287 [cg NatBl] |
zogen* laten zuigen 1240 [Bern.] {3.1} |
zoiets* onbepaald voornaamwoord 1862 [wnt] {4.2} |
zolang* onderschikkend voegwoord 1598 [wnt] {4.2} |
zolder bovenste verdieping 1237 [cg i 1, 338] <Latijn {1.2.4} |
zombie opgestaan lijk 1954 [Aanv wnt] <Engels |
zomer* jaargetijde 1236 [cg i 1, 25] {1.1/4.1.7} |
zomerzotheid dwaze verliefdheid, dwaasheid 1927 [Picarta: titel van C. van Marxveld] {4.4} |
zomp* moerasland 1177-1187 [Claes] {2.3} |
zon* lichtend hemellichaam 901-1000 [wps] |
zondag* eerste dag van de week 1236 [cg i 1, 26] {3.1/4.1.7} |
zonde* overtreding 901-1000 [wps] |
zondebok die van alles de schuld krijgt 1844 [wnt] <Duits |
zonder* voorzetsel 901-1000 [wps] {2.5/4.2} |
zonderling* vreemd 1605 [wnt] {1.2.3} |
zondigen* zonde begaan 1240 [vmnw] {3.1/5} |
zondvloed grote vloed 1562 [wnt] <Duits |
zone streek 1595 [wnt] <Frans of Latijn |
zonnebloem* plant 1581 [wnt] |
zoo dierentuin 1824 [wei] <Engels |
zoogdier* dier dat zijn jongen met melk voedt 1811 [wnt] |
zooi, zoo(i)tje* (grote, ongeregelde) hoeveelheid 1633 [wnt] |
zool onderste deel van voet of schoen 1240 [Bern.] <Latijn {3.2} |
zoölogie dierkunde 1720 [mey] <modern Latijn |
zoom* boord (van weefsel) 1240 [Bern.] {3.1} |
zoomlens lens met variabele brandpuntsafstand 1958 [Aanv wnt] {4.1.17} |
zoon* mannelijk kind t.o.v. de ouders 776-800 [cg ii 1 Utr. doopbelofte] {2.5/4.1.4} |
zoopje, zopie* drank, teug sterkedrank 1645 [wnt zoop] {4.1.6} |
zorg* toewijding 901-1000 [wps] |
zorg* ongerustheid 1285 [cg Rijmb.] |
zorgvuldig zorgdragend 1511-1520 [wnt] <Duits |
zorgwekkend* grote zorg veroorzakend 1828 [wnt zorg] {3.1} |
zorilla marterachtige 1909-1910 [wnt] <Spaans {3.2/4.1.3} |
zorillo marterachtige 1861 [wnt] <Portugees {3.2/4.1.3} |
zot dwaas 1240 [Bern.] <Frans |
zotel kliniek bij een hotel 1992 [De Coster 1999] <L {3.4} |
zout* keukenzout, natriumchloride 1001-1100 [Claes] {2.3} |
zowel als* nevenschikkend voegwoord 1598 [wnt] {4.2} |
z.o.z. zie ommezijde 1914 [gvd] <L {3.4} |
zozo* bijwoord van hoedanigheid: matig 1839 [wnt zoo ii] {3.1} |
zucchetti komkommervormige groente 1944 [Aanv wnt] <Italiaans {3.2/4.1.6} |
zucht* ziekte, ziekelijke neiging 1240 [Bern.] |
zucht* sterke uitademing 1350 [mnw] |
zuchten* hoorbaar uitademen 1240 [Bern.] {3.1} |
zuid* windstreek 918-948 [Künzel] {2.3} |
zuidwester* breedgerande hoed 1673 [wnt] {4.1.9} |
zuigeling kindje dat nog gezoogd wordt 1526 [wnt] <Duits {4.1.4} |
zuigen* (met de mond) naar zich toe trekken 1100 [Willeram] {3.1} |
zuil* pilaar 901-1000 [wps] |
zuinig* spaarzaam 1612 [wnt] |
zuipen* (onmatig) drinken 1240 [Bern.] {1.2.3/3.1} |
zuivel* melkproducten 1288 [cg i 2, 1340] {4.1.6} |
zuiver puur, helder 1236 [cg i 1, 20] <Latijn |
zulk* aanwijzend voornaamwoord 1100 [Willeram] {2.5/4.2} |
zullen* hulpwerkwoord van de toekomende tijd 901-1000 [wps] |
zullie* persoonlijk voornaamwoord 1701-1800 [wnt zijlieden] {4.2} |
zult* hoofdkaas 1446 [mnw] {4.1.6} |
zuring* plantengeslacht 1281 [cg i 1, 560] |
zus* bijwoord van hoedanigheid: zo 1265-1270 [cg Lut.K] {3.1} |
zuster* vrouwelijk kind m.b.t. kinderen van dezelfde ouders 1100 [Willeram] {4.1.4} |
zuster* verpleegster 1905 [wnt] {4.1.13} |
zuur* wrang 1130 [Rey] {2.2} |
zuurkool ingemaakte wittekool 1676 [wnt] {4.1.6} |
zuurpruim onvriendelijk mens 1924 [gvd] |
zuurstof chemisch element 1793 [Kasteleijn, Chemische Oefeningen] |
zuurtje* snoep om op te zuigen 1898 [wnt] {4.1.6} |
| |
| |
zuurzak vrucht 1689 [J. Brinkman, Surinaamse planten, bijl. i] <Papiaments {3.2/4.1.2} |
zwaaien* heen en weer bewegen, wuiven 1611-1620 [wnt] {1.2.5/3.1} |
zwaan* eendachtige 1139 [Claes] {2.3} |
zwaar* veel wegend 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] |
zwaard* recht steekwapen 901-1000 [wps] {4.1.14} |
zwaarmoedig* treurig gestemd 1477 [mnw] {3.1} |
zwaarte* het zwaar-zijn 1453-1497 [mnw] {3.1} |
zwabber* dweil aan een stok 1612 [wnt] |
zwabberen* zwaaien, zwieren 1868 [wnt] {3.1} |
zwachtel* windsel 1421 [mnw] {3.1} |
zwad* snede koren of gras 1165 [Claes] {2.3} |
zwager* schoonbroer 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.4} |
zwak* krachteloos 1451-1500 [mnw] |
zwakstroom elektrische stroom van lage spanning 1901 [wnt] <Duits |
zwakte* het zwak-zijn 1635 [wnt] {3.1} |
zwakzinnig zwak van verstand 1909 [wnt] <Duits {3.1} |
zwalken* ronddolen 1784-1785 [wnt mieren ii] {3.1} |
zwaluw* zangvogel 1240 [Bern.] |
zwam* sporeplant 1477 [Teuth.] |
zwammen* kletsen 1882 [wnt] |
zwanenzang* het laatste lied van een dichter 1630 [wnt] |
zwang* gebruik 1573 [mnw] |
zwanger* een kind dragend 1542 [Claes Tw. 12] |
zwangerschap* het zwanger-zijn 1811 [wnt] |
zwart* kleur waarbij licht niet wordt teruggekaatst 1001-1100 [Claes] {2.3/4.1.5} |
zwartepieten kaartspel 1898 [wnt zwart] {4.1.18} |
zwartgallig* zwaarmoedig 1722 [Toll.] |
zwavel* chemisch element 1450 [mnw] |
zweem* vleugje 1773 [Claes] {3.1} |
zweep* karwats 1285 [cg Rijmb.] {3.1} |
zweer* ontsteking 1240 [Bern.] |
zwelgen* zich te buiten gaan aan 1240 [Bern.] |
zwellen* uitzetten 1240 [Bern.] |
zwembad* zwembassin 1720 [wnt] |
zwembadpas* pas om vlug naar het zwembad te lopen 1923 [Thijssen, Kees de Jongen] {4.4} |
zwemen* enige gelijkenis hebben 1615 [wnt] {3.1} |
zwemmen* drijven, zich drijvend houden 1240 [Bern.] |
zwendelaar oplichter 1789 [wnt] <Engels {3.2} |
zwendelen oplichten 1775 [wnt] |
zwengel* slinger 1371 [mnw] {3.1} |
zwenken* van richting veranderen 1451-1500 [mnw] {3.1} |
zweren* een eed afleggen 901-1000 [wps] |
zweren* etteren 1340-1350 [mnw] |
zwerk* hemel 1285 [cg Rijmb.] |
zwerm* drom 1261 [cg i 1, 75] {3.1} |
zwerven* ronddolen 1588 [Kil.] |
zwet* grenssloot 1125-1150 [Künzel] {2.3} |
zweten* transpireren 1240 [Bern.] |
zwetsen onbedachtzaam spreken 1477 [Teuth.] <Duits |
zweven* drijven 1100 [Willeram] {3.1} |
zwezerik* borstklier van een kalf (gegeten als delicatesse) 1701 [wnt] {4.1.6} |
zwichten* wijken 1401-1450 [mnw] |
zwiepen* veerkrachtig doorbuigen 1802 [wnt] {1.2.5/3.1} |
zwieren* zich heen en weer bewegen 1588 [Claes] {1.2.5/3.1} |
zwijgen* niet spreken 1236 [cg i 1, 26] |
zwijm* flauwte 1351-1400 [mnw] {3.1} |
zwijmelen* duizelig worden, in een roes zijn 1477 [Teuth.] {3.1} |
zwijmen* in zwijm vallen 1376-1400 [mnw] |
zwijn* hoefdier 1220-1240 [cg ii 1 Aiol] {4.1.3} |
zwijnen boffen 1899 [wnt] <Duits |
zwijnjak schoelje 1872 [gvd] <Tsjechisch {3.2} |
zwijntje (gestolen) fiets 1906 [Endt] |
zwik houten pen 1573 [Claes] <Duits |
zwikken* verstuiken 1573 [Claes] {3.1} |
zwikken* kansspel met kaarten 1906 [moo] {4.1.18} |
zwin* kreek 1028 [Prisma NPl.] {2.3} |
zwoegen* hijgen 1567 [Toll.] {3.1} |
zwoegen* zwaar werk verrichten 1648 [wnt] |
zwoel* benauwd 1611-1620 [wnt tocht] |
zwoerd* spekrand 1562 [wnt] {4.1.6} |
zydéco volksmuziek uit Louisiana 1986 [De Coster 1992] <Engels {4.1.16} |
zygoot cel ontstaan uit de versmelting van twee gameten 1896 [wnt] <Frans |
zymase sap uit gistcellen 1900-1908 [wnt] <Frans |
zymose gisting 1907 [kwt] |
zzz* tussenwerpsel: nabootsing van zoemend geluid 1963 [Aanv wnt] {3.1} |
|
|