gemunt ter vervanging van vreemde woorden; veel van deze woorden hebben de eeuwen getrotseerd. In deze periode hadden de Nederlanden vele buitenlandse contacten: binnen Europa (mede door de Nederlandse Opstand of Tachtigjarige Oorlog), maar ook ver daarbuiten. Nieuwe continenten werden ontdekt, waarmee handelscontacten werden aangegaan. Men leerde vele nieuwe producten en zaken kennen, die allemaal een naam kregen.
Tussen 1701 en 1800 is een inzinking te zien, die een zekere culturele en economische stagnatie weerspiegelt. Na 1800 vindt een explosie aan nieuwe woorden plaats, die tot op heden voortduurt. Deze explosie is ongetwijfeld op het conto van de wetenschappelijke woorden te schrijven: de laatste twee eeuwen hebben wetenschap en techniek zich enorm ontwikkeld en uitgebreid, en de woordenschat heeft deze ontwikkeling gevolgd.
Bij de hoge aantallen woorden uit de vorige en deze eeuw moet wel bedacht worden dat naarmate een woord langer in de taal bestaat, de kans groter wordt dat het vervangen wordt door een ander woord, bijvoorbeeld omdat de zaak waarnaar het woord verwijst, verandert. Wanneer men over een eeuw terugblikt, zal blijken dat veel woorden van nu allang weer verdwenen zijn. Het zal iedereen duidelijk zijn dat de woordenschat van bijvoorbeeld de dertiende eeuw niet bestond uit 2189 woorden (die in die eeuw zijn gedateerd) of uit 3142 woorden (namelijk alle woorden die zijn gedateerd vóór 1301). Nee, de woordenschat was groter, maar veel woorden zijn inmiddels verdwenen, en bovendien zitten in het bestand voornamelijk ongelede woorden, dus alle samenstellingen en afleidingen vallen buiten de boot. De cijfers geven alleen informatie over het voortleven van woorden, en dan nog moet die informatie met de nodige voorzichtigheid en scepsis bekeken worden. Sommige woorden (erfwoorden) blijven lang in een taal voortbestaan, dat blijkt wel uit de Nederlandse woorden die teruggaan op het Indo-europees. Andere woorden, zoals modewoorden en neologismen, hebben een veel kortere levensduur.
Bij de verdeling van inheemse en geleende woorden (zowel leenwoorden als afgeleiden daarvan) over de eeuwen valt op dat in de oudste eeuwen het aantal inheemse woorden aanzienlijk groter was dan het aantal leenwoorden. Tussen 1300 en 1500 neemt het aantal geleende woorden toe, maar dit blijft onder het inheemse aantal liggen. In de zestiende eeuw vindt een radicale ommekeer plaats: vanaf dat moment en in alle volgende eeuwen is het aantal leenwoorden veel hoger dan het aantal inheemse woorden. Dat hangt direct samen met de uitbreiding van de kennis van de wereld, zowel letterlijk (de bekendwording van nieuwe continenten) als figuurlijk (de nieuwe wetenschappelijke inzichten die de Renaissance met zich meebracht). Bedenk echter wel dat het aantal inheemse woorden vertekend is omdat het bestand vooral ongelede woorden bevat: er wordt hier slechts geconstateerd dat de ongelede woordenschat vanaf de zestiende eeuw vooral werd uitgebreid door de overname van leenwoorden.
De letterwoorden en lettergreepwoorden uit het bestand zijn alle jong: ze dateren vanaf de negentiende eeuw. De woorden waarvan de herkomst onbekend is, zijn gelijkmatig verdeeld over de eeuwen en volgen daarbij de pieken en dalen die in de totale woordenschat te zien zijn.
In 4.0 wordt een nadere verdeling van de woorden gegeven op grond van het woordveld waartoe ze behoren (gecombineerd met ouderdom en herkomst).