Intussen wil ik nog steeds weten wat jíj van Coster denkt.
Johnny: - Dat weet je al: hetzelfde als Du Perron en Ter Braak.
Charles: - Lafaard, verdoemelijke epigoon.
Johnny: - Ik geef de voorkeur aan: luiaard. Na ‘Uren met Dirk Coster’ - in de ongekuiste uitgave - was ik zo overtuigd, dat het me nutteloos leek om Du Perron te gaan narijden.
Charles: - Je hebt dus Coster niet eens gelezen, epigoon?
Johnny: - Helaas moet ik toegeven, dat ik van hem veel gelezen heb. Behalve luiheid heb ik een tweede kwaal: een nauw geweten.
Charles: - Nogmaals, wat heb jíj dan op Dirk Coster tegen?
Johnny: - Het enige dat Du Perron met goed fatsoen niet op hem tegen kon hebben - dat deze kanselacrobaat de stompzinnigheid opbrengt om van het ‘Gebed bij de harde dood’ te beweren, dat het een ‘eentonig opgejaagd en zoekend geprevel’ is. Genoemd gedicht wordt vervolgens gecensureerd als ‘troosteloos doch soms aangrijpend’.
Charles: - Wat bedoel je daarmee?
Johnny: - Bedoelen, bedoelen?? Man, heb jij niet geslapen vannacht?
Charles: - Best. Maar ik wil wat over Coster praten en op jouw manier is het veel te gauw afgelopen.
Johnny: - Charly, nu in alle ernst, maar zullen we niet iets anders gaan doen? Hoeveel tijd brengen we er al niet door met literatuur. En per slot van rekening heb je in een Ter Braak, een Marsman nog een excuus, nee een reden, wanneer je in een angstdroom je hooggeleerde