“losser” toon voor dezen tijd graag zijn rechten willen toegekend zien, dan zij er toch “esprit” te vinden, het snelle lichte steekspel als waarmede wij voor kort Hamlet en Laërtes de degens zagen kruisen, als gevaarlijke danseurs. Zoo sommigen thans meenen, dat het er minder op aankomt, hoe men het zegt, zij hier verwezen naar voorbeelden, die vaak wel door hen vereerd maar dan zeer traag en log en op verren afstand worden nagevolgd, Multatuli of Ter Braak, den laatste ook voor wie in veel met hem van meening verschilden een dagelijksch gemis, om de scherpte, weerbaarheid en lenigheid van zijn geest.’
Het is waar - na deze twee lintwormen ziet men graag een losser toon zijn rechten toegekend, ook zonder aanhalingstekens; en men mist bitter Ter Braak, die hier zo treffend wordt gekarakteriseerd. Hoe naakt men zich ook voelt, de lichte zwaarheid van geest die de Bisschopwijn kan schenken, dit zoete zelfbedrog, doet ons op Oudejaarsavond ook zovele dingen vergeten. Het geheugen kan ons dan dermate in de steek laten, dat zelfs de naam Multatuli geen associaties oproept aan den zeer goeden vriend van Ter Braak, die Du Perron heette. Toevallig las ik op de dag van den heiligen Sylvester Du Perrons oordeel over de roman Schaduw der bergen, waarvan hij zegt dat de schrijver ervan blijkbaar niets van het leven geleerd heeft en niets te zeggen heeft. En ik las die ontroerende noot bij dit oordeel, waarin Du Perron ruiterlijk erkent, dat hij het ook netter, en academischer zou kunnen zeggen, maar ‘welnu, Hollandse lezer, ik, Du Perron, verdom het!’ Zo een enkeling thans meent, dat het er minder op aankomt, hoe men het zegt, zij hier beleefdelijk verwezen naar dit hartverheffende zinnetje, waarop sommige lintwormen de