Een weinig van het andere
(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Expositie F. Agerkop: Commewijne sterftBij deze expositie kan ik een groot verdriet
niet bedwingen
ik loop door de plantage
de palm die fier stak in de hemel
laat niet eens zijn wortels meer zien
de vlonder wiegelend op het water
is vermolmd en in onzichtbare deeltjes
met de rivier de zee ingedreven
waar is de kracht van de takkenvolle tamarinde
waar zijn bloesempracht en de tocht van
glinsterende kolibries in zijn lonkende kruinen
waar de duikelende reis van vlinders
zeilend van tak tot tak
waar Nelis ijs schavend, lachend, hoogoplachend
bij een metersdikke stam
op het kruispunt der wegen
wat omgord was met vreugden
wat was omstrengeld met vers leven
wat omzwermd was van lachende kinderstemmen
wat meezong, meeritmiekte in kinderzang
het is verdwenen
de sluis loost het water stinkend
van dood gras uit de polders
met de weinige vis gestikt in eigen huis
de brug voor ons huis een bruine gamelang
niet eens de palen die hem steunden liet men staan
het huis is meegetorst naar Santo Boma
uit de woestenij rechts van de rivier vooral
| |
[pagina 141]
| |
zijn de mensen verdwenen
gestorven ook voor hun tijd
het jarenlange zwoegen der eerstelingen
is omwoekerd door het gemeenste onkruid
moedeloos staan de bomen in rouwgewaad
langzaam terend aan kanker van de fowroedoti
ontnemen zij mij de vreugde van het eerste treffen
wie er nog hoop had is gebleven
wie nog geloofden tegen alles in
teren langzamerhand uit
wong! wong! de banapongpong...
een verre nazaat die ik begroet op de bocht
bij lamberkie in een onherkenbaar landschap
het visvogeltje scherend langs het water
een glinsterend visje verschalkend
rustend op een koffietak groet ik behoedzaam
de bamboedam eens levend vol spartelende trapoens
is dichtgemetseld met dik en venijnig gras
manjebomen en koffiestruiken zijn in rook opgegaan
in de kruisbalken der huizen
boren zich wellustig vreemdriekende oedoeloso's
verf van de daken is vermengd met stof en roest
overal hangt de wereld uit zijn hengsels
overal als een open wond de kortademige plantages
en de verpauperden de langzaam uitterenden
kennen de komst van de zon een automatisme
kennen haar vroege en haar late licht
in uiterste gelatenheid
ik hoor de vlijmscherpe stemmen
van een selekte kliek
| |
[pagina 142]
| |
leugenachtigheden en misbruik van macht
deze nieuwe drug der satanische egoïsten
de mensonterende taal voor meer blad
de verpauperden, de verpauperden
horen niet eens meer de moedige roep van de grietjebie
ze liggen in de minste kleding
wonen in een doodskist een weinig geventileerd
wonen binnen troosteloze muren van vandaag
minachten de harteloze wereld daarbuiten
verduren de mateloze wanhoop binnen de donkere uren
van vandaag morgen en gisteren
gewoon aan het geritsel van muizen
gewoon aan het gevrij van de bronstige ratten
gewoon aan de opgezwollen onnozele padden
er is weinig licht in de kieren der wanden
een sterrenveld siert het krimpende dak
naast en tussen de kinderen
tast zich op en stinkt het vuil van vleermuizen
aan een hanger 2 hemden
2 broeken
een riem plus das
aan spijkers een salwaar
een kleurige sluier
een jurk voor de stad
een jurk voor de film
een spijkerbroek
want in doodsstrijd kleedt men zich op zijn mooist
alsof het een groot feest gold
ik lees de laatste schooldag op de plantage
marsepein en theevisite gesplitst op het bord
| |
[pagina 143]
| |
voor javaans- en hindisprekenden
en ik mis blokmout, djielebieGa naar voetnoot+, klambieGa naar voetnoot+ of gamelang
ik zie de velen in onverdroten haast
ijlend door de stad, aangedreven overgezet
halfantoesjast de onregelmatige kronkelweg nemend
toevend tussen het volk van morgen
elke dag als een klein oponthoud
klagend over het kleine salaris, over het weer
turend naar de verlossende middag
gelaten zittend onder amandelbomen op het veertje
wachtend, starend binnen de tokkerende boot
en ik mis het engagement met de kinderen
de blijvenzitters, de niet toegelatenen
de ouders handenwringend, klagend, generaliserend
en wij allen in een onverhoedse vlucht naar de grote sjelter
de stad, het forum van de diploma's
de stad niet in staat de brug naar de plantages te slaan;
niet in staat - langer dan een rooster aangeeft -
te besteden aan het oog van mijn volk
niet in staat met lege handen de massa te ontmoeten
niet in staat verrijkt en gerijpt terug te keren
in deze overvolle stad vol rijbewijzen
wonen bovendien de kleurige vogels van de plantage
de rijstvogel zwart met gulden ring om zijn hals
weinig zichtbaar meer in de zachtgroene rijstzee
de rootie eenzaam treurend op verlaten balkons
de twatwa's in een permanent kontest gedreven
op het wijde tamarinde-overhuifde oranjeplein
langzaam beroven wij dit land van zijn schoonheid
| |
[pagina 144]
| |
langzaam maar zeker bouwen wij
aan een nieuwe chaos
zojuist meldt de radio nadrukkelijk, overtuigend:
achthonderdduizend gulden voor mariënburg
voor deze hongerende plantage
voor lokomotieven
voor de reparatie van de ziekelijke fabriek
en welke idioot klapt in zijn handen
en welke mens vind ik die zó onnozel is
die zo naïef is om te juichen
wordt bezoedeld
vijftig jaar
en er zo weinig, zó weinig veranderd
nog steeds is de vrouw een grasdragende os
nog steeds is de man een speelbal van partijen
nog steeds veroveren wormen het naakte lijf
van onze liefste kinderen;
nog steeds...
sluit maar de ogen hiervoor
of niet...
soeroejkali jong en elegant vol toekomstdromen
wordt verhandeld in den haag
de familie satiredjo loopt verloren
van het kastje naar de muur
halve families schrijven halve families
twee werelden djointventjeren
in uiterste nood
de aasgieren buigen zich op het kantoor
over het goed der armen
dobbelen over hun land, beslissen over hun lijf
beslissen over hun future
| |
[pagina 145]
| |
diep in de Kwatta langs wegen
kapotgereden door tussenhandelaars
wonen de bannelingen
ver achter Kokonassy tegen de zwampstilte
schept men het oude milieu terug
en in de bananenwoestijn Santo Boma
toeven de emigranten van de Commewijne
verstoken van licht, verstoken van water generaties teruggetrapt in de historie
de resten van mijn volk heeft een mens
in kaart gebracht
hun doofheid voor elk bedrog
hun blindheid voor kleurige woorden
hun smaakverlies voor ontuchtige beloften
hier is een stuk van mijn land
geschonden in alle delen
die te leven hebben kennen de dood
te vroeg
kinderen met toekomstsappen geloven ook niet
waaraan wij beslist twijfelen
de resten van mijn volk
heeft een mens minitieus bekeken
heeft een mens met het botte mes van de pijn
ontleed
heeft een mens op het been ontkleed
de resten van een stervend volk
waarover de luidsprekers zullen lallen
| |
[pagina 146]
| |
verwaaiend over dode akkers
de resten naakt aan de oever van Barka Riba
de Grote Rivier, De Commewijne
moeder der duizenden immigranten
moeder van het eindeloze heimwee
die resten
wenend, bitter voor zich uitwenend
jammerend in vele talen
sterven in de laatste greep
naar het leven
als een bewijs
een teken aan de wand
in deze zaal wit bepleisterd
in een langzame dodendans
terwijl de rivier vóór ons
de piratenschepen torst
die ook u het bloed uit de naden van uw huid
zullen persen
het leven partieel staat voor u open
bekijk het
proef het
spuug het niet uit
neem het mee
met u
als een vriend en
als een vijand.
|