Een weinig van het andere
(1984)– Shrinivási– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
[Wat ik schrijf op het strand]Wat ik schrijf op het strand
sponst speels de zee weer uit
maar ik herschrijf mijn lei
met woorden groen en vers
de zee zoent ze zacht weg.
Heb ik enig bezwaar
tegen haar milde dwang?
Ik zeg: ‘Wat doe je weer?’
‘Wat ik nadrukkelijk schrijf
ontneem je het gezicht.’
Zij zegt beweeglijk, zacht
speels, wijs en ook vermanend
‘Wie schrijft eeuwige woorden
ruimtelijk nabij mijn hart?’
‘Wie geeft zijn diepste wezen
prijs aan dit rulle zand?’
Mijn woorden fluisteren schuchter:
‘Zee wie is als jij oneindig
diepzinnig, eender, goed
ik schrijf tussen twee levens
wat omgaat in mijn bloed.’
Buiten zovele anderen
schrijf ik met open vizier;
mijn wonderlijk dualisme
verwoordt hier mens èn dier.
Ik brand de woordenvuren
in het zandige natte strand
| |
[pagina 106]
| |
en jij, jij blust ze telkens
met je zachte, wrede hand.
Waak ik niet over je geheimen
gebaarde moederlijk de zee
ik die niet alleen zout wil zijn
maar ook het zuivere, behulpzame water
en de sākshinGa naar voetnoot+ buiten de schijn.
Zee, berg zeediep onze geheimen
mijn ondertrouw met dit verheven land
en offer ruikers, witte ruikers bloemen
zijn rotsige kusten
en zijn gelaten strand.
|
|