Nederduytsche spraakkonst
(1712)–Willem Séwel– Auteursrechtvrijwaarin de gronden der Hollandsche taale naauwkeuriglyk opgedólven, en zelfs voor geringe verstanden, zo ten aanzien der spellinge als bewoordinge, duydelyk aangeweezen zyn
Van de Bywoorden.EEn Ga naar voetnoot* Bywoord is een onveranderlyk Spraakdeel, dat by een Naamwoord óf Werkwoord gevoegd wordt, om de hoedaanigheyd óf omstandigheyd van een bedryf te kennen te geeven. Van deeze Bywoorden zyn'er verscheydene soorten, die onder zekere Hoofddeelen betrekkelyk zyn. Zeer veele der zelver zyn. Van Hoedaanigheyd, als Wel, qualyk, Rykelyk, armelyk, geleerdelyk, wyslyk, naerstiglyk, gemaklyk, haastelyk, manlyk, dapperlyk, spótswyze, steelswyze, steekswyze, vraagswyze. Van Hoegrootheyd óf Besték, als Veel, weynig, meer, min, hoeveel, al te veel, zeer, hoezeer, genoeg, schaars, bykans, schier, byna, allengs, naauwelyks. Van Plaatse, als Waar, hier, daar, alhier, elders, overal, binnen, buyten, ergens, nergens, ginder, voor, achter. Na binnen, na buyten, achterwaarts, voorwaarts, achteruyt, na boven, | ||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||||||||
na beneden, dat heenen. Hiervandaan, daarvandaan. Van beneden, van onder, van boven, van verre, Vanwaar, vandaar. Waardoor, daardoor, hierdoor, vooruyt. Van Tyd, als Nu, toen, heden, gisteren, eergisteren, betëergisteren, mórgen, overmórgen, betovermórgen, eens alsdan, vroeg, laat, altyd, altoos, nooit, somtyds, altemets, bywylen, eertyds, onlangs, voormaals, voordeezen, flus, straks, daadlyk, terstond, opstaandevoet, 's mórgens, 's avonds, 's nachts overdag, by dage, wanneer, tótnógtoe, hiernaamaals. Van Getal, als Eenmaal, tweemaal, driemaal, driewerf, viermaal, vyfmaal, enz. Alsmede Dikwils, vaak, zelden, wederom, zo dikwils, hoe menigmaal. Van Orde, als Tevoore, daarnaa, voorts, wyders, voortaan, aanstonds, eyndelyk, daarenboven, ten eersten, ten tweeden, ten laatsten. Van Bevestiginge, en nader verklaaringe, als, Ja, zeker, waarlyk, voorzeker, immers, naamelyk, teweeten, welverstaande, voornaamelyk; inzonderheyd, ronduyt, t'eenemaal, ganschelyk. Van Ontkenninge, als Neen, niet, nóchte, geensins, in geenen deele, nóg niet. Van Aantooninge, als, Zie, kyk, zie daar. Van Aanmaaninge, als, Welaan, wakker, lustig, voort. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||||||||||
Van Gelykenisse, als, Gelyk, als, gelykerwys, quansuys, als óf. Van Twyfelinge, als Misschien, moogelyk, hachlyk. Van Verzaamelinge, als Tegelyk, teffens, gezamentlyk, tzamen. Van Afzonderinge, óf Uytsluytinge, als Byzonderlyk, alleenlyk, anders, slechts: Van Verkiezinge, als, Eer, liever, veeleer, veelmeer. Van Verbiedinge, als, Vooral niet, geensins. Van Vraaginge, als, Waarom, hoe, óf, wanneer, hoe groot, hoe kleyn.
Etlyke Bywoorden zyn ook aan de trappen der Vergelykinge onderworpen, als
|
|