Nederduytsche spraakkonst
(1708)–Willem Séwel– Auteursrechtvrijwaarin de gronden der Hollandsche taale naauwkeuriglyk opgedólven, en zelfs voor geringe verstanden, zo ten aanzien der spellinge als bewoordinge, duydelyk aangeweezen zyn
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Naamwoorden.Ga naar voetnoot* Naamwoorden zyn woorden waarmede men alle dingen en hoedaanigheden benoemt en onderscheydt, als een Mensch, een kind, een beest, de Hemel, Gód, kruyd, toorn, heerlykheyd: Goed, quaad; wit, zwart, rood, groen; groot, kleyn, lang, kort; breed, smal, oud, jong. Deeze Naamwoorden worden verdeeld in Ga naar voetnoot† Zelfstandige, en Ga naar voetnoot‡ Byvoegelyke. Een zelfstandig Naamwoord bestaat op zichzelven, en betékent de zaaken zonder behulp van een ander woord, als, Hemel, Aarde, Zee, Mensch, Koning, Boom, zo dat het met byvoeginge van een Werkwoord eenen volkomen zin kan uytmaaken, als, Het paerd loopt, het kind schreyt, de Zon schynt. Een Byvoegelyk Naamwoord, dat de hoedaanigheyd eener zaake betekent, als, Sterk, zwak, schoon, vuyl, droog, nat, kan alleen niet gebruykt worden, als hebbende geen volkomene betékenis, 't en zy men 'er een Zelfstandig Naamwoord byvoege: want wie kan verstaan wat men meent, als 'er gezegd wordt. De verwoede bruyscht, 't en zy men 'er Zee óf stroom, óf iets diergelyks, byvoege? Men voegt dikwyls twee Zelfstandige Naamwoorden byeen, waarvan het voorste de plaats van een Byvoegelyk bekleedt, als een Water-molen, wagen-smeer, kerk-dief, Dief-henker, dienst-knecht, borst- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lap, hemd-rók, regen-water, bier-glas, dood-kist, Koorn-zólder, koorn-kooper, Pest-huys, zand-bak, zand-looper, weeg-luys, van Weeg, een Waterlandsch woord, betékenende een houte wand; Gaste-bód (ontbieding van gasten), waarvoor de Waterlanders door een bedurvene uytspraak zeggen Keste-boô, noemende aldus de tzamenkomst des vólks in eene Herberg tót verkoopinge van een huys óf land; want Het zal in de Keste-bood' komen, is zoo veel by hen, als 't Zal by openbaare veylinge verkóft worden. Van dusdaanige Kóppelwoorden is het voorste lid veeltyds de tweede Naamval óf Genitivus des woords, als blykt aan Arbeydsloon, Bootsgezél, Doodsnood, Hartstógt, Krygsman, Landsheer, Ryksvorst, Schaapshoofd, Tabaksdoos, Waardshuys. Men vórmt ook Kóppelwoorden uyt drie Zelfstandige Naamwoorden, als Hoofdjaarmarkt, Riviervischmarkt, Oranjeappelboom. En zelfs Byvoegelyke Naamwoorden zyn somtyds Kóppelwoorden, als Tólvry, Zeeziek, Tegenstrydig: want de eygenschap onzer taale brengt dit mede, dat men byna t'elkens, als 'er eenige noodzaakelykheyd zich voordoet, nieuwe Kóppelwoorden smeeden kan, gelyk my heugt dat zeker verstandig Engelschman, achtende dat men te veel steeds geneygd tót zonde was, die zondige neyging, in zyne yverige Predikaciën, met goeden val plagt te noemen, eene steeds-geneygdheyd. Gelyk dit woord niet ongerymd is, zo kan men ook somtyds met gevoeglykheyd een nieuw woord bedenken; by voorbeeld, men zoud het Latyns woord Auditorium, waarvoor wy in 't Neêrduytsch gewoon zyn Hoorplaats te zeggen, niet oneygentlyk konnen noemen eene Toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoordery, welk woord, indien 't gebruyk zyn zegel daaraan gestoken had, myns oordeels beter zoude zyn dan 't ander, 't welk ook maar een gemaakt Kóppelwoord is. Men zou hier tegen konnen zeggen, gelyk my ook eens is voorgekomen, dat zodaanige woorden, die in ry uytgaan, eene doening betékenen, als Lakenbereydery, Jaagery, Verwery, enz. en dat Toehoordery niet zo eygentlyk eene doening, als eene lyding te kennen geeft, dewyl het gehoor eenigsins eene lyding is. Maar wat zal men dan zeggen van Droogery? want dus noemt men ook eene droogplaats, en wat staat ons te denken van Bakkery, Braadery, Brandery? Immers schynt het meer eene lyding dan doening te betékenen, als men zegt, Het linnen droogt langzaam: Het brood bakt in den oven: Het vleesch braadt al te snel: Het hout brandt helder; behalve nóg dat de woorden Afgodery, Boevery, Gastery, Kraamery, Slaaverney, onder die aanmerkinge niet betrekkelyk zyn. Dóch deeze uytweyding my van de Byvoegelyke Naamwoorden ongevoeliglyk afgeleyd hebbende, zal ik vooreerst niet meer daarvan zeggen; vermids de órde vereyscht eerst te handelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Zelfstandige Naamwoorden.De Zelfstandige Naamwoorden zyn Ga naar voetnoot* Eygene óf Ga naar voetnoot† Gemeene. Een Eygen Naam is die aan één ding alleen gegeeven wordt, als Willem, Jakob, Amsterdam, Rót- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terdam, Hólland, Engeland, Londen, het Y, de Amstel, de Maaze. Een Gemeen zelfstandig Naamwoord is aan veele dingen gemeen, als, Een Mensch, man, vrouw, kind, beest, visch, paerd, ós, leeuw, stad, dórp, rivier. Verscheydene Zelfstandige Naamwoorden zyn Oorsprongklyk, van welke andere afgeleyd worden, als
Sommige der Afgeleyde eyndigen in schap, als
Sommige in ist, als
Sommige in dom, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veele Zelfstandige Naamwoorden worden afgeleyd van Byvoegelyke, en eyndigen in heyd, als
Sommige eyndigen in te, als
Etlyke worden van Werkwoorden afgeleyd, als
Veele die insgelyks van Werkwoorden afgeleyd worden, eyndigen in is, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook worden veele Werkwoorden (gelyk pag. 13. reeds gezegd is) gebruykt als Zelfstandige Naamwoorden, en dan zyn ze van 't Onzydig geslacht; als Het gaan valt haar moeilyk. Veel spreeken vermoeit hem. Haar praaten verveelde my. Het zien gaat het hooren te boven. Het doen gaat voor 't zeggen. De meeste Nederduytsche Naamwoorden konnen in Ga naar voetnoot* Verkleynnaamen veranderd worden, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige Naamwoorden zyn 'er by ons in 't gebruyk, welker oorsprong elk niet weet, schoon de betékenis daarvan bekend genoeg is; by voorbeeld: Beunhaas is door de gewoonte Hóllandsch geworden; schoon 't eygentlyk een woord is dat te Hamburg t'huys hoort: want daar plagten de Overluyden van 't Kleermaakers Gild somtyds op de jagt te gaan van zulke Haazen, teweeten Snyders-gezellen, die by de luyden in de huyzen gingen naaijen, en, om niet van elk gezien te zyn, op den Beun (dus noemen de Hamburgers een' zólder) gezét wierden, en aan 't werk betrapt zynde, 't ongeluk wel gehad hebben, van den vinger, zo my verhaald is, gebroken te worden. Hondsvót heeft, vólgens 't verhaal van eenen geleerden Schryver, deezen oorsprong: Men plagt wel eer zekere overtreeders Honden te laaten draagen, tót een teken van schande: dewyl nu over deeze honden een Opziener óf Voogd gesteld was, meent men dat daaruyt de verachtelyke scheldnaam van Hondsvoogd óf Hondsvót ontstaan zy. Knoet schynt afkomstig te zyn van den Deenschen naam Kanutus, en daarom worden de Deenen óf Noormannen veeltyds Knoeten genoemd, op de zelf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de wyze als men eenen Westfaalschen Maaijer een Hanneken noemt; want veele van dat slach Johan óf Johanken geheeten zynde, heeft zulks aanleyding gegeeven tót dien Maaijers naam; even gelyk men hier ter stede de Sjouwers veeltyds Jantjes, en de Hoogduytsche Jooden Smousjes noemt, naar den naam van Mousje, (want dus spreeken zy den naam Moses uyt) dien veele van hen draagen. 't Gebeurt ook wel dat een woord, door 't gebruyk, van zyne eygentlyke betékenisse verandert, gelyk Boelhuys, waarvoor men te Amsterdam doorgaans zegt Erfhuys, dat is een huys alwaar men de boedel óf erfenis der overleedenen by openbaare Opveylinge verkoopt: Dóch by de Boeren is 't gebruykelyk, als zy verkooping van koeijen by opveylinge houden, zulks Boelhuys van koeijen te noemen; en Boelhuys houden, is Een openbaare veyling aanstellen. Het woordje Quansuys schryven sommige quanswys, dóch zonder eenige eygenschap: 't komt my waarschynelyk voor, dat het zynen oorsprong heeft van 't Latynsch quasi ceu, 't welk een ongeletterde gehoord, en de betékenis daarvan begreepen hebbende, in quansuys, zo 't schynt, veranderd heeft, op dezelfde wyze als men zegt Kolikompas voor Colica passio; en gelyk men in Noord-Hólland zegt, Een Amery, in plaats van oogenblik, waarvoor wylen Dr. L. Meyer in zynen Woordenschat zegt Amering, en het verklaart een vonk te zyn, en derhalve voor een oogenblik, óf zeer luttel tyds, te konnen genomen worden. Maar wie begrypt niet, als 't recht ingezien wordt, dat amery eene tzamen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
trekking is van Ave Mary óf Ave Maria, de gemeene benaaming van zeker bekend gebédeken der Roomsgezinden, die wel eer den tyd by 't opzeggen van dusk een gebédeken, óf by een ander dat by den naam van Miserere bekend is, plagten af te meeten: want men vindt in oude Medicynboeken wel, dat 'er voorgeschreeven wordt, iets een Miserere lang op 't vuur te laaten kooken. Op dezelfde wyze acht ik dat dit woord Amery tzamengetrokken is, als Cicero, de Divinat. lib. II. zegt, dat Terripavium in Terripudium, en dit eyndelyk in Tripudium veranderd wierdt; óf gelyk A. Gellius, Lib. XVI. c. 6. te verstaan geeft, dat het woord Bidentes geoordeeld wierdt van biennes zynen oorsprong te hebben. Men heeft in onze taale ook eenige woorden, die schoon ze oneygentlyk, en in zichzelve tegenstrydig schynen, echter door 't gebruyk gewettigd zyn, als een Zilver-Ooryzer, een Koper-Strykyzer, een Hals-Neusdoek, een Handschoen, (waarop de Heer Konstantyn Huygens zeyde, dat men een Schoen al zo wel mogt noemen een Voet-want), een Peperhuys, een Rósbaar, schoon die niet van róssen (dat is paerden), maar van menschen gedraagen wordt. Wyders een Huysman, 't welk een Landman betekent, en alzo t'eenemaal afwykt van Huysvrouw, waardoor men niet alleen eene Getrouwde vrouw, maar ook de Eygenarés van een huys verstaat. Over dusdaanige oneygentlykheden worden wy somtyds van de Engelschen belacht, daar nógtans hunne eygene taal van diergelyke uytrégeligheyd niet vry is: want zy noemen eenen Zak-inktkoker, omdat die mee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stendeels van hoorn gemaakt zyn, an Inkhorn, en schoon 't een zilvere is, heeten zy die echter a Silver-Inkhorn. Een Hoefyzer heet by hen a Horse-shoe, dat is een Paerde-schoen. Een Messemaaker noemen zy a Cutler, en een Zwaerdveeger wordt by hen genoemd a Sword-Cutler, als óf men zeyde Een Zwaerde-messemaaker. Eenen Vroedmeester noemt men by hen a Man-midwife, dat is, een Man-vroedvrouw, ja zy zeggen ook Midwived, dat is, Gevroemoerd, in plaats van Ter werreld gebragt. Als een wand met marmere plaaten bekleed is, noemen zy 't Wainscotted with marble, dat is, Met marmer wagenschót beschooten. Zy achten 't ook eene armoede onzer taale, dat wy zeggen Manneken en Wyfken, spreekende van beesten; en zy bedenken niet eens, dat zy eene Vrindin noemen a Woman-Friend, dat is eene Vrouw-vrind. Een Neef heet by hen a He-Cousin, dat is, een Hy-kozyn, en een Nicht noemt men a She-Cousin, dat is, eene Zy-kozyn. Ook noemen zy eenen Kater, tót onderscheydinge, a He-cat (een Hy-kat), en eene Kat, a She-cat, dat is, eene Zy-kat, Meer diergelyke byzonderheden, als a Buck-Cony voor een' Rammelaar, en a Doe-Rabbet voor eene Voedster, ('t wyfje van een konyn); als ook Cock-sparrow (een Haan-musch) voor 't Mannetje van een Musch, gaa ik voorby. Terwyl ik nu van de eygenschap der woorden handele, schiet my in den zin, dat 'er geweest zyn, die, om zuyver Duytsch te schryven, zich somtyds al te vies getoond hebben, en zich niet bedienen wilden van de woorden Exempel, Filosoof, Poëet, Poëzy, Gloori, Scepter, Troon, achtende dat het beter luyd- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de, daarvoor te zeggen. Voorbeeld, Wysgeer, Dichter, Dichtkunde; Heerlykheyd, roem, luyster, Ryksstaf, Rykszetel. 't Is waar, eenige dier Duytsche woorden konnen somtyds met goede voeglykheyd gebruykt worden: En dat ik geen Voorstander van Onduytsche óf Basterd-woorden ben, geeven myne schriften genoeg te kennen; dóch van woorden die 't Neêrduytsch burgerrecht genoegzaam verkreegen hebben, mag men zich onbeschroomd bedienen: want als men al te naauw wilde ziften, waarheen dan met Kamer, Kelder, Letter, Regel, School, Persoon, Kaas, Butter, Vat, Wyn, Zak, Zók; 't en waare men vaststelde, dat de Latynen eertyds de woorden Camera, Cella, Litera, Regula, Schola, Persona, Caseus, Butyrum, Vas, Vinum, Saccus, Soccus, van het Duytsch ontleend hebben, 't welk ook niet gansch onwaarschynelyk is. Het woord Deur zou dus doende ook geen Duytsch zyn; want het Grieks daarvoor is θύρα (thura). Ja zelfs 't woord Oogst acht ik dat van de maand Augustus zynen oorsprong heeft. Het woord Kunne, dat by sommige voor nieuw aangezien, en by de Friesen gewraakt wordt, is al oud; want Melis Stoke heeft dus opgezongen:
Ga naar voetnoot†Des Hertogen Diederix dochter van Zassen,
Van edelen conne wt gewassen.
Voor Heusheyd zegt de gemelde Rymkronykschryver Hovescheyd, waarvoor wy somtijds zeggen Hoofsheyd, als afkomende van hoofsch, voor 't welk men ook zegt, hóflyk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor 't woord deeden vind ik by den meergemelden Stoke, daden, want dus luyden zyne woorden, Ga naar voetnoot†Dat de Vriezen dus dit daden. Van dit daden schynt het woord daad afkomstig. Het is heel gemeen dat men Hoofddeel stelt voor Kapittel; maar ik zeg liever Hoofdstuk, gebruykende Hoofddeel voor Caput rerum, óf Praecipua pars, waarvoor men in Duytsch ook kan zeggen Hoofdpunt. Somtyds bestaat men de naamen van uytheemsche steden te verduytschen, 't welk men liever mogt laaten; want voor Canterbury te zeggen Kantelberg komt my zeer blaauw voor: immers waare het nóg beter te zeggen Kanterburg. 't Is eens gebeurd dat iemand my berispte omdat ik Yarmouth schreef in stede van Jarmuyden, 't welk zyns oordeels de naam was, dien men aan die stad in 't Duytsch geeven most: maar deeze sneedige berisper (die al voor lang na de eeuwigheyd is gegaan) wist niet dat als men dit woord recht verduytschte, men dan zeggen most Jarmonde, naar den naam van de rivier Yare, even gelyk men hier te lande, een stédeken leggende aan de Merwe, tegen over den mond van den Yssel, Ysselmonde noemt; en Dendermonde een stédeken gelegen in Vlaandre, ter plaatse daar 't riviertje de Dender in de Schelde loopt. Veele Naamwoorden die voordeezen altoos in E eyndigden, worden nu zonder byvoeginge van die e geschreeven, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En waarom zou men, dewyl 't gebruyk zulks gewettigd heeft, in den Ga naar voetnoot* eersten Naamval niet schryven Bed, Beek, Biecht, Begraavenis, Mand, Wol, Wolk, Zaak, in plaatse van Bedde, Beeke, Biechte, Begraavenisse, Mande, Wolle, Wolke, Zaake, welke beter in andere Ga naar voetnoot† Naamvallen passen? want hoewel het een lamme taal schynt, te zeggen De wolke is verdreeven, echter is het goed Duytsch, als men zegt, De duysterheyd der wolke: Zo zegt men ook zeer wel, De staatsi der begraavenisse; De klem der zaake: Uyt het (óf uyt den) bedde opgestaan: Waater uyt de beeke. Waarom dan in het gebruyken van deeze E in den Noemer onze Voorouderen meer gevólgd, dan in ave, ane, en doene, gelyk men ten tyde van Melis Stoke schreef, en waarvoor men nu schryft, af, aan, en doen? te meer nóg als men aanmerkt, dat, schoon het eenigsins inschikkelyk mogt schynen, sommige Naamwoorden van het Vrouwelyk geslacht die laatste e te laaten behouden, het nógtans in het Onzydig en Manlyk geslacht geen voorspraak dulden kan; als blykt in de woorden, Bedde, Profeete, Zoone: want men mag niet zeggen, Des bedde; des Profeete; des zoone; maar Van het bedde óf des beds; des Profeets óf des Profeeten; des zoons. En zeker Melke in den Nominativus luydt niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minder vreemd dan vólke; alhoewel 't geen onvoegelyke taal is, als men zegt, Van den vólke verstooten. Ook schynt het veel eer Walsch dan goed Nederduytsch, te zeggen De ooge, de oore, voor Het oog, het oor. Maar Reede wordt by de keurigste kenners onzer taale geschreeven voor Sermo óf oratio, en Reden is by hen ratio; alhoewel sommige achten dat Reden zo wel die beyde zaaken kan betékenen als 't Grieksch woord λόγος, onaangezien Vondel niet t'onrecht in zyn Koning David in Ballingschap Absolon doet zeggen, Die rede schynt bekleet met schyn van rype reden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het Geslacht der Naamwoorden.Het Geslacht der Naamwoorden is eenigsins aan de Lédekens te kennen, gelyk pag. 37. reeds is aangeweezen; dóch dewyl die aanwyzing gebreklyk is, niet slechts ten aanzien van vreemdelingen, inzonderheyd Engelschen, die gewoon zyn te zeggen Dat man, dat vrouw, zo wel als dat kind, omdat alle de Naamwoorden van hunne eygene taal van 't Onzydig geslacht zyn; maar ook ten aanzien van inboorelingen, doordien de gemeene spraak het onderscheyd tusschen Een en Eene niet in acht neemt, en men al zo wel gewoon is te zeggen Een vrouw, als Een man, zo is 't noodig een nadere aantooning der Geslachten te doen. Een nader middel dan, om aan de Lédekens het geslacht der Zelfstandige Naamwoorden te kennen, is, dat alle de Naamwoorden, welker Lédeken De in den Genitivus heeft des, en in den Accusativus, den, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van 't Manlyk geslacht zyn; als De tóp des bergs; Hy stondt op den berg: De schorse des booms; Hy klom op den boom: Dus zegt men ook Des vaders liefde; Des zoons goederen. Maar als de Genitivus is Der, dat is een teken dat het Naamwoord van 't Vrouwelyk geslacht is, als De vruchten der aarde; De visschen der zee; 't Vermoogen der reden; De roem der Koninginne; De ydelheyd der werreld. 't Is waar men zegt wel, Des vrouws voorzoon; 's Moeders geneegenheyd; Zyn dóchters kind; 's Werrelds eere: maar zulks wordt aangemerkt als onregelmaatig: de Engelschen hebben diergelyk een onregelmaatigheyd ook: want zy zeggen The Kings's Crown ['s Konings kroon]; The man's cloak ['s mans mantel]; en zy zetten altoos een Apostrophe óf Uytlaatingsteken (dus ') voor de 's, zeggende dat die s staat voor his, 't welk betekent zyn óf zyne, als óf men zeyde, De Koning zyn kroon; en nógtans zeggen zy ook The Queen's subjects, [De onderzaaten der Koninginne]. Belangende het onzydig geslacht, de Genitivus van 't Lédeken Het, is Des, als Des lands, des velds, des huyzes. 1. Nóg zyn 'er eenige andere algemeene régelen, om de Geslachten by te kennen: want van 't Manlyk geslacht zyn alle Naamen van Mannen óf Engelen, 't zy eygene naamen, óf benaamingen hunner eygenschappen, ampten, óf bedryven; als Willem, Jakob, Jan, Gabriel, Rafael, Uriel; Vader, Zoon, Oom, Broeder, Zwager, Koning, Vórst, Burgermeester, Koopman, Winkelier, Visscher, Burger, Boer, Reus, Dwerg, Jongen, Dief, Schelm, Guyt, Gek, Duyvel. Voorts de Naamen der Afgoden, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duyvelsche Geesten, als Baal, Moloch, Jupiter, Mars, Bacchus, Apollion, Abaddon. 2. De dag en deszelfs afleydingen en byzondere deelen, als Zondag, Feestdag, Pingsterdag; Mórgen, Avond, Nacht, Mórgenstond, Dageraad, Middag. 3.Veele Viervoetige dieren, Vogels, Visschen, en Boomen, als Os, varre, olifant, ótter, krokodil, eenhoorn, vos, hond, haas; maar Paerd, zwyn, en konyn zijn van deezen regel uytgezonderd en Onzydig: Dóch men kan hierby voegen Hengst, stier, ezel, leeuw, beer, welker Vrouwelyke benaamingen zyn, Merri, koe, ezelin, leeuwin, beerin. Van de Vogels zyn Manlyk, Arend, struys, havik, valk, uyl, vink, nachtegaal; dóch Kraai, en zwaluw Vrouwelyk: Haan en paauw zyn insgelyks manlyk, en veranderen in 't vrouwelyke in Henne, en paauwin. Van de Visschen zyn manlyk, Aal, paling, kabbeljauw, steur, zalm, snoek, baers; En van de Boomen, Eyke, essche, hazelaar, rozelaar, enz. 4. De naamen van veele Rivieren worden ook Manlyk geacht, als de Tyber, Teems, Ryn, Nyl, Donau, Amstel; dóch het Y en 't Sparen zyn Onzydig, maar als men zegt de Ystroom, dan is 't manlyk. Daarentegen zyn de Elve, Schelde, Loire, Seine, Maas, Merve, Vecht, vrouwelyk. Van 't Vrouwelyk geslacht zyn (1) alle naamen van Afgodinnen, Vrouwen, en de benaamingen van haare bedieningen en bedryven, als Juno, Venus, Judith, Elizabet, Geertruyd; Moeder, Dóchter, Moeije, Zuster, Snaar, Maagd, Koningin, Naaister, Hoer, Hex; dóch Wyf is van het Onzydig geslacht; en evenwel is het niet inschikkelyk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat men zoude zeggen, Het wyf heeft zyne kinderen geslagen, als men 'er haar eygene door verstaat; want zyne heeft opzicht op eens anders, en zoud op haar mans voorkinderen konnen gepast worden: en om deeze ongerymdheyd voor te komen, acht ik ook dat Hoofdt schreef, Een meysken in 't twintigste jaar haars ouderdoms. Immers is 't woord Paar Onzydig, en nógtans zyn 'er gevallen, dat het wanschikkelyk zoude weezen het Betrekkelyk Voornaamwoord, dat 'er achter vólgt, in 't Eenvoudig getal en in 't Onzydig geslacht te stellen, als, Dit deugdzaam paar (teweeten Man en Vrouw) volhardde in weldoen tót het eynde hunner dagen: want hier te zeggen zyner, komt my ongerymd te voore. 2. Veele Veld- en tuyn-gewassen, als mede bloemen en eenige vruchten, als Rógge, tarwe, garst, geers, biet, pieterséli, kervel, latuuw, look, nippe, dille, kool, kerse, Roos, leeli, tulp, angelier, Neut, kars, bey óf bes. 1. Van 't Onzydige geslacht zyn het Aardryk, en veele van deszelfs deelen, als het Land, veld, bosch, woud, veen, Oosten, Westen, Zuyden, Noorden. 2. De naamen van Landen, Steden, en Dórpen, als Engeland, Vrankryk, Hólland, Londen, Parys, Amsterdam, Amsterveen, Ouwerkerk, Diemen, Buyksloot, Heemstede, Heyloo. Hiervan is uytgezonderd de Haage, en evenwel zegt men Het vermaakelyk 's Graavenhaage. Dóch hoewel men zegt, Het vruchtbaar Engeland, het vólkryk Hólland, het magtig Amsterdam, het beschaafd Europa, echter is het veel tegenspraak onderworpen, als men zegt Europa koestert boven andere werelddeelen de Ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leerdheyd in zynen schoot: ik zou liever zeggen, in haaren schoot. 3. De naamen der Metaalen, als Goud, zilver, koper, yzer, tin, lood, quikzilver, speauter. 4. De Verkleynde Naamwoorden, als Manneken, wyfken, vrouwtje, meysje, mandtje, huysje, paerdtje, scheepje, vogeltje, kind, kalf, veulen, lam, kuyken. Evenwel moet men zeggen Het vrouwtje beschreyde haaren man; Het meysje zette haare kap, en niet zyne. De Kóppelwoorden vólgen in 't geslacht doorgaans de enkele, maar nógtans wyken zy 'er somwylen van af; als De doek, de droogdoek, de zweetdoek, en Het schorteldoek; de Vrouw, de mensch, en Het vrouwmensch; Het Wicht (een kind), en De booswicht; zo is ook Handschoen vrouwelyk, hoewel Schoen manlyk is. Men wil dat Gódsdienst van 't manlyk geslacht zy, omdat Dienst manlyk is; maar zou men konnen goedvinden dat iemand zeyde De waare Godsdienst is heylig, hy neygt ons tót aandacht, zyn vermoogen is groot? Zou 't niet beter Duytsch weezen, en ruym zo wel met de eygenschap des woords overeenkomen, te zeggen, Zy neygt ons tót aandacht, haar vermoogen is groot? Even zo merk ik 't woord Vreede ook aan, hoewel my niet onbekend is dat men somtyds zegt en schryft, De Gód des vreedes. Oorlóg hebben sommige even als 't Latynsch woord bellum voor Onzydig genomen; maar het klinkt my zeer vreemd in 't oor, en dat het in onze taal gevoeglyker in 't manlyk geslacht gesteld wordt, dunkt my dat uyt het woord Kryg af te leyden is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve de reeds gemelde régelen, heb ik in ʼt tzamenstellen van myn Woordenboek waargenomen dat ʼer veele woorden zyn, welker geslachten men aan hunne uytgangen kennen kan; naamelyk: Alle Zelfstandige Naamwoorden, betékenende den doener óf bedryver van iets, en uytgaande in ER óf AAR, zyn van ʼt Manlyk geslacht, als Aanhanger, Aanlókker, Bakker, Brenger, Daader, Eeter, Geever, Handelaar, Hengelaar, Kakelaar, Kiezer, Leeraar, Leezer, Maaker, Maakelaar, Neemer, Prediker, Queller, Roeijer, Slaaper, Slager, Tapper, Visscher, Vechter, Waagenaar, Yveraar, Zinger. Die in STER uytgaan, zou men moogen zeggen, dat van ʼt Vrouwlyk geslacht zyn, als Bedelaarster, Braister, Naaister, Gaapster, Vryster, Voedster; maar daar zyn ook eenige van ʼt Manlyk geslacht die in Ster eyndigen, als Meester, Heester, Hoester, Mester, Taster, dóch noopende deeze drie laatste, dewyl ze van de werkwoorden hoesten, mesten, tasten, afgeleyd zyn, konnen zy de st niet derven; en om een hoestend vrouwmensch te betékenen, moet men spellen Hoestster. Alle Naamwoorden uytgaande in HEYD zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Argheyd, behendigheyd, dankbaarheyd, eenzaamheyd, felheyd, gierigheyd, heyligheyd, kuysheyd, loosheyd, maatigheyd, néderigheyd, plompheyd, quaadheyd, rekkelykheyd, snoodheyd, vryheyd, waarheyd, zaligheyd, zedigheyd, enz. Naamwoorden van Werkwoorden afgeleyd, en eyndigende in ING zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als Aandryving, Aanlókking, Bétering, Dwaaling, Ettering, Flikkering, Gaaping, Handeling, Inbeelding, Kastyding, Leezing, Meeting, Naavólging, Persing, Quelling, Reyniging, Ruyling, Soorteering, Timmering, Voering, Wyking, Zwymeling. Dóch eenige die in LING uytgaan, zyn van het Manlyk, óf van het Gemeen geslacht, teweeten beyde manlyk en vrouwelyk, als Edeling, Leerling, Stedeling, Sterveling, Uytwykeling. Naamwoorden uytgaande in SCHAP, zyn veeltyds van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Boodschap, blydschap, Broederschap, Eygenschap, Gemeenschap, Maatschap, Meesterschap, Ridderschap, Rekenschap, Vrindschap, Vroedschap. Evenwel zyn ʼer ook van dien zelfden uytgàng verscheydene van het Onzydig geslacht, als Admiraalschap, Apostelschap, Burgerschap, genootschap, gereedschap, landschap, maagschap, Priesterschap, Schoutschap, zwagerschap. Die in RY óf NY eyndigen, zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Avery, Afgodery, Bakkery, Boevery, Droogery, Gastery, Guytery, Huyghelery, Jaagery, Kancelery, Kraamery, Praatery, Spêcery, Talmery, Tovery, Verwery, Gekkerny, Jókkerny, Spótterny, Slaaverny, Zótterny. Die in E uytgaan, dóch nu al veel zonder die e geschreeven worden, als Aake, beeke, eere, maage, maate, reyze, vreeze, weete, zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht. Veele Naamwoorden in TE en DE uytgaande, zyn insgelyks van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Diepte, dikte, drukte, geboorte, gedaante, gemeente, gewoon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te, gestalte, grootte, hoogte, krankte, laagte, lengte, moeite, scherpte, sterkte, steylte, ziekte; Bende, béde, weelde, meede, reede, steede, zeede, vreede, alhoewel men vreede, gelyk reeds gezegt is, ook als manlyk gebruykt, en zegt De God des vreedes; maar óf dit goed is, staat nóg te beslechten: dóch Boode is manlyk. Maar ook veele van den zelfden uytgang, zyn van ʼt Onzydig geslacht, als Gebeente, gebergte, geboefte, gedarmte, gedeelte, geraamte, gesteente, gesternte, gestoelte, gevogelte; voorts Geleyde, geweyde, gesmyde. Naamwoorden uytgaande in IE óf I, zyn van ʼt Vrouwlyk geslacht, als Baalie, fali, foeli, griffi, histori, kevi, malie, menie, oli, predikaci, schali, staatsi, trali: dóch Evangeli is Onzydig. Die in NIS eyndigen, zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Behoudenis, belydenis, betékenis, beeldtenis, besnydenis, erfenis, ergernis, erkentenis, gelykenis, gevangenis, kennis, ontroerenis, ontsteltenis, schennis, vergeetenis, vergiffenis. Dóch hiervan zyn uytgezonderd, Getuygenis en Vonnis, welke ʼt gebruyk wil van ʼt Onzydig geslacht zyn: want men zegt Het getuygenis was waar: Het vonnis is geveld. Die uytgaan in SEL, zyn van het Onzydig geslacht, als Aanlóksel, afspruytsel, beduydsel, beginsel, beletsel, beschutsel, bórduursel, druksel, gebroedsel, insteeksel, maaksel, naaisel, olisel, soudeersel, verdichtsel, tooisel, verfoeisel, voegsel, weefsel, zweemsel: dóch hiervan zyn uytgezonderd, Fronsel, geefsel, styfsel, die van ʼt Vrouwelyk geslacht zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naamwoorden welker uytgang is in DOM, zyn veeltyds van ʼt Onzydig geslacht, als Bisdom, Christendom, Heydendom, Heyligdom, Hertógdom, Joodendom, Menschdom, Pausdom, Vórstendom. Dóch hiervan zyn uytgezonderd Eygendom, maagdom, ouderdom, rykdom, vrydom, wasdom, weedom, welke van ʼt Manlyk geslacht zyn; hoewel ʼt laatste moogelyk ook voor Vrouwelyk zou konnen doorgaan. Veele eenlédige Naamwoorden, hebbende den klank van UYT, zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht, als Duyt, fluyt, kuyt, kluyt, luyt, ruyt, schuyt, spruyt, tuyt; doch Buyt, stuyt, zyn Manlyk. Die de Klank hebben van OUD óf OUT zyn van ʼt Onzydig geslacht, als Goud, hout, mout, smout, woud, zout; dóch Mout, als ʼt eene melkbak óf kalkbak betékent, en Brouwt, zyn van ʼt Vrouwelyk geslacht. Etlyke welker laatste letteren zyn OT, zyn van ʼt Onzydig geslacht, als Kót, lót, rót (als ʼt eene bende, óf verrótheyd betékent,) schót, slót, vlót: Dóch Mót, pót, sprót zyn Vrouwelyk, Spót is Manlyk, en Strót kan zo wel voor Vrouwelyk als Manlyk genomen worden. HOF als ʼt een Vórstenhóf, Lóf als ʼt groen loof, en Stóf, als ʼt stuyfsel betékent, zyn van ʼt Onzydig geslacht; dóch Hóf (een tuyn), lóf (prys), zyn Manlyk; en stóf (stóffe), Vrouwelyk. Veele andere eenlédige Naamwoorden heeft men insgelyks getracht onder Régelen te brengen; dóch die men daarvan uytzondert, zyn bykans zo veel als de regelmaatige: want hoewel Dag, Slag, Smak, Tak, Bek, Drek, Rók, Stók, Boeg, Ploeg, Balk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Valk, Balg, Kelk, Kólk, Stank, Schonk, Tronk, Reuk, Buyk, Steek, Manlyk zyn; echter zyn, Stag, Vlag, Klak, Vlak, Plek, Slek, Klók, Lók, Kroeg, Voeg, Kalk, Talk, Galg, Melk, Wolk, Bank, Lonk, Vonk, Spreuk, Kruyk, Week, Vrouwelyk, en Hek, Dak, Pak van ʼt Onzydig geslacht. En schoon Dam, Ham, Last, Mast, Klap, Stap, voor Manlyk doorgaan, nógtans zyn Pram, Wam, Quast, Tast, Kap, Lap, Vrouwelyk, gelyk ook Lat, Mat; onaangezien Gat, Vat, Onzydig zyn. En hoewel Kerk en Kruk Vrouwelyk zyn, nógtans zyn Werk, Zwerk, Stuk Onzydig. Hierom zal ik geen meer voorbeelden van dusdaanige woorden bybrengen; dóch zoo echter iemand verder onderrechting deswegen begeert, die kan dezelve haalen uyt myn Groot Nederduytsch en Engelsch Woordenboek, waarin de geslachten van alle Zelfstandige Naamwoorden aangeweezen worden. Alle Werkwoorden van de Ga naar voetnoot* Onbepaalde wyze, die als een Naamwoord worden gebruykt, zyn van ʼt Onzydig geslacht, als Het gaan verveelde my: Het eeten viel ʼer schraal; Het drinken is zuur: Dat spreeken was haar niet aangenaam. Eenige Byvoeglyke Naamwoorden, somtyds voor Zelfstandige gebruykt, zyn van ʼt Onzydig geslacht, gelyk als Het plat, het vlak, het recht, het wit: dus zegt men ook, het Fransch, het Engelsch, het Duytsch, op zyn Spaansch. By deeze Regelen kan nóg gevoegd worden, dat om een Manlyk Naamwoord, ʼt zy van hoedaanigheyd óf bedryvinge, in een Vrouwelyk te ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anderen, men zich van de uytgangen IN, STER, ES, óf ESSE bedient; by voorbeeld, Om de woorden Man, Vrind, Beer, Leeuw, Paauw, Kooper, Maaker, Praater, Bedelaar, Vryer, Leeraar, Meester, Martelaar, in ʼt Vrouwelyk te veranderen, Zegt men Mannin, Vrindin, Beerin, Leeuwin, Paauwin, Koopster, Maakster, Praatster, Bedelaarster óf Bedelaarés, Vryster, Leeraarés, Meestresse, Martelaaresse. Hierby mag men voegen,
Evenwel zyn sommige Naamwoorden, ten aanzien van deezen regel, onregelmaatig, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dóch ʼt is aanmerkelyk dat dit woord Hoen van ʼt Onzydig geslacht is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het Getal der Naamwoorden.De Getallen zyn tweederley, Eenvoudig, en Meervoudig: en de meeste Zelfstandige Naamwoorden eyndigen in ʼt meervoudig getal in EN óf N, sommige ook in S, en etlyke in die beyde. Dóch éénledige Naamwoorden eyndigen altoos in en, uytgenomen Kók, waarvoor men in ʼt Meervoudige zegt kóks, en Maat als het makker betekent; want dan zegt men maats; vermids maaten geheel iets anders betekent: Zo gaat het ook met het woord Boot, het welk niet alleen een zeker vaartuyg, maar ook een borstjuweel is; dóch als men van vaartuygen spreekt, dan is ʼt meervoudige boots; waarentegen men van borstjuweelen spreekende, booten zegt. Deeze twee woorden veranderen ook in geslacht naar betékenisse; want Maat (makker) is van ʼt Manlyk, en maat, daarmen meê meet, van ʼt Vrouwelyk geslacht: insgelyks is Boot (een zee-schuyt) manlyk, en boot (een borstjuweel) vrouwelyk. Naamwoorden die ʼt meervoudige in en maaken zyn als vólgt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiertoe behooren ook alle Naamwoorden van Werkwoorden afgeleyd, en in ing eyndigende, als
Waarby men kan voegen Leerling leerlingen, en Sterveling stervelingen. Etlyke Naamwoorden, die ʼt Meervoudig getal in en maaken, verdubbelen daarin hunne laatste letter, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die in F eyndigen veranderen die letter in ʼt Meervoudige doorgaans in eene V, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar hiervan zyn uytgezonderd Bef, beffen; Mof, moffen; Straf straffen. Die in S eyndigen hebben het meervoudigen in zen, als
Hiervan zyn uytgezonderd Bus bussen, Kas kassen, Fles flessen, Mes messen. Naamwoorden uytgaande in ER, AAR, en EL, hebben ʼt meervoudige in s en en, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
By deeze zou men mogen voegen Keten, ketens, en kétenen; Schepen, Schepens en Schépenen; Jóngen, jongens, jongers, en jongeren. Echter behoort aangemerkt te worden dat het Meervoudige van de meeste deezer woorden in s eyndigende, doorgaans eygentlyk de Nominativus is; maar de Genitivus, Dativus, Accusativus en Ablativus worden best door den uytgang en uytgedrukt, als Ten tyde onzer vaderen. ʼt Is den Schryveren niet te wyten. Hy kantte zich tegen de Leeraaren. Hy bediende zich van de dekselen. Dóch het gebruyk heeft gewild, dat Appelen, vogelen, en tafelen ook in den Nominativus gebruykt worden; want men zegt gemeenlyk De appelen zyn zuur: De vogelen vliegen in de lucht: De tafelen waaren te kleyn: evenwel zegt men mede, ʼt Zyn vette vogels Verkleynde Naamwoorden hebben ʼt Meervoudige in S, als
Hierby kan men voegen Kindtje, kindertjes, en Kindeken, kinderkens. Naamwoorden in E eyndigende, maaken hun Meervoudige door eene N tót zich te neemen, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel men voormaals in den Nominativus schier altoos plagt te schryven Bedde, mensche, spyze, mótte, padde, Graave, vrouwe, hoere, echter zegt men nu doorgaans, Bed, mensch, spys, mót, pad, Graaf, vrouw, hoer, gebruykende ʼt andere in den Genitivus, Dativus, en Ablativus. Noopende ʼt woord Heere, als men ʼer Gód door verstaat, dan wil ik, uyt eerbiedigheyd voor dien naam, liever in den Nominativus zeggen Heere, en in den Genitivus, des Heeren: want het woord Heer is nu zo gemeen geworden, dat elk, die maar een fatsoenlyk kleed aanheeft, dien tytel krygt. Naamwoorden in I óf IE uytgaande, hebben ʼt Meervoudige in iën, als
Naamwoorden in heyd eyndigende, maaken hun Meervoudige in heden, als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommige Naamwoorden zyn onregelmaatig in ʼt Meervoudige, door ʼt aanneemen van een sillabe meer dan gewoonlyk is, als.
Onder de Onregelmaatige mag men ook tellen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Etlyke zelfstandige Naamwoorden hebben geen Meervoudig getal, als Adel, Beklag, Berouw, Geklap, Gepraat, Gezwéts, Geklag, Toeleg, Dank, Draf, Vergift, Roest, Hoest, Gicht, Vleesch, Bloed, Breyn, Zweet, Etter, Pik, Hars, Wasch, Kalk, Lym, Teer, Zwavel, Edik, Inkt, Mom, Droessem, Hout, Zout, Zuyvel, Vet, Vlas, Gras, Kaf, Stroo, Hooi, Meel, Mosterd, Hennip, Kaneel, Foeli, Gengber, Peper, Honig, Praal, Pracht, Macht, Boert, Jók, Ernst, Vrees, Rust, Slaap, Vaak, Reuk, Honger, Dorst, Toorn, Haat, Nyd, Leed, Tucht, Kuysheyd, Kindsheyd, Jeugd, Wasdom, Ouderdom, Trouw, Waan, Yver, Weeder, Hitte, Koude, Sneeuw, Hagel, Dauw, Ryp, Vórst, Dooi, Drek, Slyk. De naamen der Metaalen, als Goud, Zilver, Koper, Tin, Yzer, Lood, Staal, Speauter, Quikzilver. Veele naamen van Akkergewassen, als Koorn, Rógge, Tarwe, Garst, Haver, Boekweyt, Spelte. Sommige Naamwoorden die eenigermaate konnen aangemerkt worden als niet betrekkelyk onder ʼt Meervoudig getal, worden echter somtyds in ʼt veelvoudige gebruykt: Want hoewel Brood, Kaas, en Visch, als ondeelbaar geacht konnen worden, omdat men zegt, Voorraad van brood en kaas. Eene zoô visch: even gelyk men ook zegt, De vyand heeft het land verlaaten; nógtans als ʼer verscheydene enkele door verstaen worden, zegt men, Oubakkene brooden: Gaave kaazen: Groote Visschen, en Het land is door de vyanden verwoest. Zo zegt men ook Groote Wateren; Vreemde Bieren, Koele Wy- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, Bier-azynen, Fyne Oliën; Eene laading van Suykeren en Siroopen: Voorts Fyne Lakenen, Grove Lynwaaten; Zwaare Felpen, Ligte Fluweelen, Dikke Satynen, Geverwde Saaijen, Fyne Baaijen: Wyders Natte Zomers, Slappe winters; Zwaare regens; Groote Vuuren; Uytstaande Gelden. Eenige weynige Naamwoorden derven ʼt Eenvoudig getal, als, Hersenen, Ouders, Lieden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Ga naar voetnoot* Buyginge der Naamwoorden.De Naamwoorden zyn zowel in ʼt Meervoudige als Eenvoudige, aan zekere buyginge door Ga naar voetnoot† Naamvallen onderworpen. Deeze Naamvallen zyn zes in getal, naamelyk de Nominativus, Genitivus, Dativus, Accusativus, Vocativus, en Ablativus, welke men in ʼt Duytsch noemt den Noemer, Teeler, Geever, Aanklaager, Roeper, Afneemer: dóch om den Geleerden te gemoet te komen, zal ik my al veel van de Latynsche benaamingen, als best bekend, bedienen, zonder daarom de Ongeletterden te vergeeten: want om hunnent wille zal ik de eygenschap deezer Naamvallen duydelyk aanwyzen, om hen, zo veel my moogelyk is, te doen begrypen hoeze gebruykt moeten worden. De Nominativus, betékend wordende door Een, De, Het, alsmede door Ik, gy, hy, zy, geeft den naam en de beduydenis van het Naamwoord te verstaan, en wordt voor het Werkwoord gesteld, be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
antwoordende de vraage Wie? óf wat? als Een Man is ʼer noodig: De Koning komt: Het huys schudt. Ik heet Willem. Gy zyt eene getrouwde vrouw; Hy gaat mank; Zy schreyde. De Genitivus, betekend door Eens, eener, van eenen, des, der, van my, van hem, van het; en in ʼt Meervoudige door Der, beantwoordt de vraage, Wiens? van wien? óf van wat? óf Waarvan? en in ʼt Meervoudige Welker? als De sterkte eens mans, en de behendigheyd eener vrouwe is ʼer toe vereyscht. Des Konings goedertierenheyd. De achtbaarheyd van eenen Vórst. De diepte der Zee: De voorspoed der Kerke: Belófte van vergiffenisse: Des paerds zadel, óf De zadel van het paerd: De gével van ʼt huys: Hy deed het met het geld van my: ʼt Beleyd van hem was uytmuntend: Het geruysch der boomen. De Dativus wordt betekend door Eenen, óf aan eene, Den, der, óf aan de, aan het, en Hem óf aan hem; My óf aan my, U óf aan u; en beantwoordt de vraage, Wien? aan wie? Aan wat? Waaraan? als De zaak is den Koning en der Koninginne voorgedraagen: De knecht is den meester onderworpen: Het wierdt der (óf aan de) Gemeynte voorgesteld. ʼt Quam den vólke vreemd voor: ʼt Wierd aan het vólk bekend gemaakt; Ik heb het hem gegeeven: Ik zeyd het hem: My is gezegd: Hy vraagde my. Het boek is aan hem opgedraagen: Zy is aan hoofdpyn onderhevig: ʼt Lachgen is alleen den menschen eygen, als zynde allen menschen aangebooren, en niet den beesten: De zaak wierd aan de mannen voorgesteld; Het geschil wierdt aan de vrouwen verbleeven. Wacht u voor ʼt quaad. De Accusativus hangt van ʼt Werkwoord af, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt uytgedrukt door Eenen, eene, den, de, Hem, het, My, U, beantwoordende de vraage Wien? wie? welken? welke? wat? en in ʼt meervoudige Wie? als, Hy heeft eenen man gedood: Hy heeft eene vrouw getrouwd. Wy zagen den Koning en de Koningin. Ik hoorde u niet. Ik heb hem geroepen: Hy stiet my omverre. Hy heeft haar verlaaten: Zy hebben het huys gestut. Zy sloegen hen. De Vocativus wordt gebruykt in ʼt roepen óf aanspreeken, als O Heere! Hoor hier man! Vrouw, zie voor u! Jongen, wacht u! ô Gelukkig land! ô Koning! O ik ongelukkige! óf ô my rampzalige! De Ablativus is kenbaar aan deeze merktékenen, Van eenen, van eene, van een, van den, van de, van het, van hem, van my, van haar, van hen, en beantwoordt de vraage, Van wien? van welke? óf van wat? Peeren versch van eenen boom geschud: Vruchten van een weelig land: Daar is een bevél gekomen van den Koning en de Koninginne: het is van hem genomen: Zy quam van het land: Hy viel van ʼt huys: De Weerhaan waaide van den toren: Verlóst van den dood: Bevryd van een quaad wyf: Ontslagen van de koortse. Ik heb eenen brief van hem ontfangen: ʼt Quam van my voort: ʼt Is van haar genomen. Somtyds wordt de Ablativus door ʼt woordtje Van alleen uytgedrukt, als Een drank van wyn en water en limoenen gemaakt. De menschen moet men van ondeugd afschrikken. Zy is verlóst van kinde. Ik acht dat een Ongeletterde, zo hy anders een goed verstand heeft, uyt dit bericht, waarin ik met voordacht vry wydloopig ben geweest, het gebruyk der Naamvallen zal konnen begrypen. Dies kom ik nu tót de Buyging zelve, welke ik door een goed | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getal van voorbeelden zal aanwyzen, beginnende met MANLYKE Naamwoorden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus worden ook geboogen, Herder, Bakker, Brouwer; Maaijer, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus worden ook gebogen Leeraar, Weduwenaar, enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus worden ook geboogen de woorden Tempel, Spiegel, Nagel, Vlegel, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Last. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aldus buygt men ook de woorden Bodem, Boezem, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Ridder Konstantyn Huygens heeft op een zonderlinge wyze den Genitivus van eygene Naamen gevórmd: want by hem vindt men Teunens, Klaasens enz. En Melis Stoke heeft aan den naam eener Vrouwe den Genitivus doen uytgaan in en; zeggende, Florens Sophien sone: Dóch niemand behoeft zulks naa te vólgen: want in Eygene naamen drukt men den Genitivus best uyt door 't byvoegen van eene S, als Willems, Jakobs, Pieters, Maar zulke naamen die in S uytgaan hebben geen verandering van noode: want men mag zeggen Paulus bekeering: Christus hemelvaart: Lucas Evangeli: Herodes Kindermoord: dóch met den naam Klaas wil zulks niet wel gaan: En indien men niet kan goedvinden op Huygens voorbeeld te zeggen Klaasens, dan zou men konnen zeggen, Klaas zyn hoed, Maar de naamen die met eene Klinkletter eyndigen, neemen eene S tót zich, als Judâs zoonen. Faraôs verstóktheyd. Katôs wyze raad. Jehûs wagen. Esaus onbedachtzaamheyd. Levi's naakómelingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Buyging der VROUWELYKE Naamwoorden is als vólgt.
Even zo worden ook geboogen de woorden Vrindin, Leeuwin, enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo insgelyks Martelaarés, Meesterés, Voogdés, enz.
Zo ook Dóchter.
Zo buygt men ook Vryster, Naaister, enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Aarde, Genade, Wyze, en andere Naamwoorden in e uytgaande, dóch Zee heeft in 't Meerv. Zêen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo insgelyks de woorden Huyf, Druyf, Kuyf.
Zo ook de woorden Spies, Liesch, welker Genitivus is Spiesse, Liesche. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus worden ook geboogen de woorden Plaats, Koorts, Toorts.
Zo buigt men ook de woorden Mik, Kruk, Nuk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koe, waarvoor Vondel zegt koei, is in alle de Naamvallen eveneens, en heeft in 't Meervoudig Koejen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Genitivus van Ról, Bel, Schel, is Rólle, Belle, Schelle.
Dus buygt men ook de woorden Spreuk, Reuk, Kreuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Blydschap, Eygenschap, Gemeenschap, enz. Maar Gereedschap, Gezelschap, Landschap, enz, zyn Onzydig, en neemen in den Genitivus een s aan, gelyk hiernaa staat getoond te worden.
Zo ook de woorden Gevangenis, Kennis, enz.
Eveneens buygt men Gerechtigheyd, Heyligheyd, en alle andere woorden in heyd uytgaande, uytgenomen Inzonderheyd, het welk geen Naamwoord maar een Bywoord is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aldus worden ook geboogen de woorden, Boevery, Tovery, Verwery, Slaaverny, Zótterny.
Zo buygt men ook Besmetting, Dwaaling, en eene menigte van Naamwoorden in ing uytgaande. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel de Genitivus der woorden van 't Vrouwelyk Geslacht, geen S aan 't eynde van 't woord eygentlyk vereyscht, nógtans brengt het gebruyk mede dat men zegt, 's Moeders liefste kind. Haar Zusters man. Zyne Vrouws voorkinderen, De Stads gebouwen. Judiths vader, Elizabets moeder, Geertruyds broeder. Annâs man. Mariâs zuster. Zo schryft men ook wel op 't voorbeeld van den Ridder Hooft, Veel Wysheyds, en Voorzigtigheyds genoeg. En 't is heel gebruykelyk te zeggen: Geneegenheyds halve, Duydelykheyds halve, Vrindschaps halve. ONZYDIGE Naamwoorden buygt men op de vólgende wyze.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar Speld is Vrouwelyk, daarom mag men in den Genitivus zeggen De punt der spelde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ding dat in den Genitivus des Dings, in d'Ablativus van het Ding, en in 't Meervoudig Dingen heeft, wordt ook ontrent zo geboogen.
Zo buygt men ook Kalf, Hoen, Rad, Blad, welker Meervoudige is Kalveren, Hoenderen, Raderen, Bladen en Bladeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pak, Rak, Vak, Hek, Stuk, zyn in den Genitivus als Dak; maar lyden in de andere Naamvallen geen verandering; hebbende in 't Meervoudige Pakken, Rakken, Vakken, Hekken, Stukken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus buygt men ook het woord Zaad. Vat heeft in den Dativus Den Vate, maar Gat, en Slót, lyden naauwlyks verandering, en hebben in 't Meervoudige Vaten, Gaten, Sloten.
Kaf heeft in den Genitivus, Des Kafs, óf Van 't Kaf; meer veranderinge lydt het niet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Dál, Hól, die in 't Meervoudige hebben Dalen, Holen en Hóllen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Admiraalschap, Burgerschap, Genootschap, enz. Maar Boodschap, Gemeenschap, Vrindschap, enz. zyn van 't Vrouwelyk geslacht, en neemen geen s in den Genitivus aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo ook Vonnis. Dóch alle andere Naamwoorden in nis zyn Vrouwelyk.
Zo buygt men ook de woorden Gebeente, Gesteente, uytgenomen dat zy niet eygentlyk een Meervoudig getal hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alhier staat aan te merken dat men by Verkleyn-Naamen het Lédeken Des in den Genitivus menigmaal achterwege laat, en daarvoor eene t met een Uytlaatings teken (Apostrophè) stelt, dus, 't Vrouwtjes man, 't Scheepjes zeyl, 't Mannetjes hoed, enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Byvoegelyke Naamwoorden.Byvoegelyke Naamwoorden hebben veelerleye uytgangen: De vólgende zyn vermengd, als
Sommige zyn van Zelfstandige Naamwoorden afgeleyd, en eyndigen in lyk, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere eyndigen in sch, als
Etlyke eyndigen in en, als
Eenige hebben tót eenen uytgang zaam, als
Verscheydene gaan uyt in dig, lig, nig, pig, rig, tig, zig, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere eyndigen in achtig, als
Ook zyn 'er die in loos eyndigen; 't welk het gebrék óf de derving van iets betekent, als
Men heeft 'er insgelyks die van Werkwoorden afgeleyd zyn; waarvan etlyke uytgaan in lyk, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En andere eyndigen in baar, als
Veele Byvoegelyke Naamwoorden neemen het Onafscheydelyk Voorzetzel On tót zich, als de zaak zulks vereyscht, als
Daar zyn 'er ook die men Byvoegelyke Kóppelwoorden zou moogen noemen, als
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van het Geslacht der Byvoegelyke Naamwoorden.De Byvoegelyke Naamwoorden zyn van driederleye Geslachten, te weeten, Manlyk, Vrouwelyk, en Onzydig, als
Aldus zegt men; Een groot man; Eene groote vrouw; Een groot beest. Een goede naam; Eene goede dóchter; Een goed huys. Een kleyne boom; Eene kleyne kerk; Een kleyn schip. Een stompe degen; Een stomp mes. Raauwe visch; Raauwe vrucht; Raauw vleesch. Bittere wyn, Bitter bier. Heete wyn, Een heete lucht, Heet water. Zuure azyn, Zuur limoensap. Dóch hoewel men zegt Een groot man; Een vroom man, nógtans als men de Lédekens de óf die gebruykt, dan veroorzaakt zulks eenige verandering: want | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men moet zeggen, Die groote тап heeft het gedaan. De vrooте таn vondt ziсh тisleyd. Еn men moet zórg draagen dat men het verkeerd gebruyk van sommige plaatsen ter deege vermyde: want schoon het goed Neerduytsch is, Ik zag dien vrooтеn тап gisteren, evenwel is het oninschikkelyk dat men zegt Dien vrooтеn таn sprak 'er niet een woord tegen: hoewel dusdaanig een wanspraak zeer gemeen is in zékere voornaame Stad van Hólland. Оnaangezien de Вyvoegelyke Naamwoorden het vrouwelyk geslacht door 't aanneemen van eene e betékenen, echter staat aan te merken, dat als zy achter een Zelfstandig Naamwoord gesteld worden, zy dan die e afwerpen; want men zegt, Het is een groote stad; en Die stad is groot. Оntrent het Оnzydig is insgelyks aanmerkelyk, dat hoewel men zegt, Eеn groot schaap, men nógtans ook gewoon is te zeggen, Dat groote schaap. dus zegt men insgelyks, Eеn groen veld, en Dat groепе veld. Ееn раersch kussen, en Dat paersche kussen. Оok wil het gebruyk dat men zegge, Het grootste land, Нet zwааrste werk; Неt тооiste тeysje: en even- zegt men Welk land is 't grootst? Wat paerd is 't тooist? Welk van beyde wоog 't zwaarst? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Buyging der Byvoegelyke Naamwoorden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dóch wanneer Byvoegelyke in Zelfstandige Naamwoorden veranderd worden, dan buygt menze als Zelfstandige, gelyk blykt in de woorden Kerkelyke, Overste, Schriftgeleerde, Gódgeleerde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Even zo wordt ook het woord Gódgeleerde geboogen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Ga naar voetnoot* Vergelykinge der Byvoegelyke Naamwoorden.Daar zyn drie trappen der Vergelykinge, teweeten de Ga naar voetnoot† Stellige, Ga naar voetnoot‡ Vergelykende, en Ga naar voetnoot⁋ Оvertreffende. De Stellige trap betekent de zaak enkelyk zo als zy is, zonder eenige byvoeginge, als Groot, Кleyn, Ryk, Arm, Wys, Verstandig. De Vergelykende trap, by de Stellige vergeleeken, voert de hoedaanigheyd eene treede verder, en breydt de betékenis uуt, door het byvoegen van er, als Grooter, Кleyner, Ryker, Armer, Wyzer, Verstandiger. De Overtreffende trap stelt de zaak op 't hoogst voor, door st óf ste achter 't Stellige woord te voegen, als Grootste, Кleynste, Rykste, Armste, Wysste, Verstandigste: waarby nóg komt dat men tót verder opvyzelinge óf verlaaginge der zaake, het woordtje Aller veeltуds daarby voegt, als Allerverstandigste, allergeringste. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sommige Вyvoegelyke Naamwoorden zyn onregelmaatig in de Vergelykinge, als
Uyterste heeft geen Stellige trap. |