Het boeck der kuskens(1930)–Janus Secundus– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Het IX. kvsken Bij Douza Met kuskens vocht dus steets blijft aen mijn mont niet kleven, Noch sijskens maicken wilt, noch met dijn armkens stijf, Om mijnen hals gestrect, oft ghij den geest zoudt geven, Bestorven hangen blijft als aen den elst het clijf: In allen dingen wis moet zijn gehouwen maet, End' hoe meer enigh vreucht eens menschen hart doet springen Hoe dat tmeer onlusts (tian) als thart eens wert versaet En tspel is op zijn best, gewoen is met te bringen. Dairomm' als ick (schoon Lief) u negen kuskens verge En geeft mij mer een paer, en treckt dair seven off, Doch beide langh, noch vet: als sonder enich arghe Diana geeft hair broer; als vrij van Venus stof Een maechdeken gewoen hoir vader is te schincken: En vuijt mijn oogen voort verdwijnen wilt subyt Om een houck vuyten weech, en spelen zoo schuijlwincken Tzij binnen dijn vertreck of achter de tapijt. Ick zal naer iaegen ras, iae volgen op het spoir, End u zal noch tapyt, noch houc, noch winkel baeten, Doch met een evelmoet, bloet hebbend in het oir, Mijn nagels maicken scerp, mijn tanden blicken laten. Iae als een sperwer snel, wien met zijn havicx clauw Men ziet het duijfken bloij zijn plumich vel afstrijpen, Zal van gelijcken u bespringen, end niet lau Zulx als mijn' eijgen proij flux bij den cladden grijpen. [pagina 16] [p. 16] Ghij zult verwonnen dan strax u gevangen geven, End hangend' om mijn hals met beide uw' armkens dicht Verlaijen mijne schouer, om met de rest van zeven Noch kuskens onbetaelt mijn toorn te paijen licht, Doch al dit te vergeefs, want tot straf dezer fauten, Zal ick geen zeven dan, maer zevenmael zo veel U doen betalen zaen, en met gevlochte bouten, Om mij t'ontgaen niet meer, vast houden bij de keel. Tot dat zijnd' afgedaen de kuskens al end' all, Ghij bij uw Schoonheit zult, en Venus sweeren moeten, Bereijt te zijn voortaen dit voorgenoemt misval, Dick met gelijcke peijn voor mijn gerecht te boeten. Vorige Volgende