Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 374]
| |
396 De volledig herstelde gebouwen rondom de zonnige pandhof, met de kerk als onafscheidelijke ruggesteun. Opname 1997.
| |
[pagina 375]
| |
Een nieuwe status met oude luister‘Het wordt weer zoals het was’ is een leus die men tegenwoordig met regelmaat ziet staan bij menige restauratie in uitvoering. Na de voltooiing van het werk worden de houten regels met die hoopgevende tekst weer losgeschroefd, om de blijde boodschap elders weer enige maanden weer en wind te laten trotseren. Tussentijds is er doorgaans ontzettend veel gebeurd en een macht aan werk verzet, waar slechts weinigen benul van hebben, uitgezonderd degenen van wie de namen onder die licht poëtische hoofdregel prijken. Het zijn de namen van opdrachtgever, architect en aannemer, van adviseurs en technisch specialisten, onderaannemers en toeleveringsbedrijven.
Al die namen staan tijdens het werk in uitvoering voor iedereen zichtbaar langs de openbare weg. Zij tonen onbedoeld een stukje symboliek, omdat de meestal op afzonderlijke houten regels geschilderde namen, hoewel hiërarchisch geordend, parallel aan elkaar lopen. Zij zitten zogezegd op hetzelfde spoor. Restaureren is samen werken aan een ideaal dat men voor ogen heeft. Een moeilijk en arbeidsintensief proces dat een lange aanlooptijd vergt. Veel overredingskracht, inventiviteit en vooral ook weten wat je doet. Het is beslist geen gemakkelijke opgave om alles te laten sporen. Zo'n bord is feitelijk veel te klein! Wie zeker recht hebben op een eervolle vermelding zijn de tientallen vakmensen zonder wier kennis, vakmanschap en vaardige handen geen grond zou zijn verzet, geen steen zou zijn gemetseld, geen kozijn of panlat getimmerd, kortom alles bij minder dan het oude zou zijn gebleven. In een periode van nog geen drie jaar zijn de gebouwen van het cultuurhistorisch
397 De appartementen gebouwd op de plaats van de 19de-eeuwse schuren, gezien vanuit de ommuurde tuin. Opname 1997.
| |
[pagina 376]
| |
398 De stiftvleugel aan de pandhofzijde na de restauratie. Opname 1997.
waardevolle complex na een lange periode van leegstand en verregaand verval ingrijpend gerestaureerd, hersteld, geconsolideerd, herbouwd en deels zelfs vervangen door nieuwbouw. Een legitieme vraag is: Werd het nu zoals het was? Anders geformuleerd: ‘Was het zoals het nu is? Het eerlijke antwoord moet luiden: Nee, want dat is zonder meer onmogelijk. Een monument is - gelukkig - geen ingevroren stuk cultuur. Dode stof in handen van makers en gebruikers verandert in levend materiaal. | |
Schenkingen als wisselgeldMet het gereedkomen van de restauratie van de stiftgebouwen en de pachthof in 1997 werd in één slag de eenheid van het voormalige kloostercomplex Sint-Gerlach fysiek hersteld. In de jaren zestig en zeventig, toen het kerkgebouw constructief grondig werd aangepakt en de complete restauratie van de muur- en gewelfschilderingen zijn beslag kreeg, zal dat door de toenmalige eigenaar van het landgoed, baron Robert de Selys de Fanson wel eens met lede ogen zijn aangezien. Het kerkbestuur had - na aanhoudend soebatten - succes en werd financieel krachtdadig gesteund door overheidssubsidies. De particuliere eigenaar van het landgoed bleef op de wachtlijst staan. Hem hield men bij gebrek aan middelen gedurig aan het lijntje. Zo ontstond de onhoudbare situatie, waarbij het complex - dat ondanks de gescheiden ontwikkeling na 1808 toch een eenheid bleef - aan de ene zijde werd gesaneerd, terwijl het aan de andere kant instortte en afkalfde. Had Jean Schoenmaeckers zich in 1808 door zijn even genereuze als goed gecalculeerde schenking van het kerkgebouw aan de gemeente van een kostenverslindend en voor hem onnuttig godshuis ontlast om het landgoed economisch rendabel te exploiteren, nu waren de kaarten verlegd. Hoewel Robert baron de Selys als laatste eigenaar er alles aan probeerde te doen om het tij te keren, lukte het hem niet om veel verder te komen dan het nemen van noodmaatregelen. De oplossing die hij voor het landgoed Sint-Gerlach met zijn | |
[pagina 377]
| |
399 Interieur van het zuidelijk deel van de kloostergang in de stiftvleugel. Opname 1999.
inmiddels ruïneuze gebouwen in zijn testament stipuleerde, lijkt achteraf - hoewel zo niet bedoeld - de herhaling van de meesterlijke truc van Schoenmaeckers. Door de legatering van het kostenverslindende kasteelcomplex aan het R.K. kerkbestuur werden opnieuw de kaarten verlegd. De aanvaarding daarvan leverde voor het kerkbestuur weliswaar grote kopzorgen, maar het probleem was wel in een klap van het particuliere veld naar de gemeenschap verplaatst en daardoor meer dan vroeger een publieke zaak geworden. Bij het zoeken naar een ontwikkelingsperspectief voor het landgoed moesten nieuwe ideeën op haalbaarheid worden geanalyseerd, nieuwe functies worden bedacht en getoetst, andere geldstromen worden aangeboord. Er moest monumentenzorg worden bedreven binnen andere dan de tot dan toe gebruikelijke en algemeen aanvaarde kaders. Dat levert winst op, maar ook verlies. Niets kan zijn zoals het was! Maar er kan wel voor worden gezorgd, dat wat nog aan cultuurwaarden aanwezig is wordt meegewogen, gespaard, zo goed mogelijk wordt hersteld, liefst gekoesterd. Hier is bij de restauratie van Château Sint-Gerlach niet alleen naar gestreefd, maar er is ook van alles aan gedaan. Met als resultaat: uitvoerig bouwhistorisch (voor)onderzoek en nauwgezette documentatie daarvan, maar ook minutieus en met veel acribie uitgevoerde opgravingen, weloverwogen architectenplannen en een kwalitatief goede uitvoering. De neerslag hiervan is voor een belangrijk deel terug te vinden in dit boek, dat geen laatste woord kan noch wil zijn, maar een verslag geeft van de stand van zaken tot 1997. | |
Kerk en verbindingsgangIn het eerste hoofdstuk werden ter kennismaking kerk en château cum annexis als een ‘twee-eenheid’ getoond en beschreven in de zorgelijke toestand waarin het in de jaren zestig verkeerde. Dit vormde het vertrekpunt voor een lange tocht door de bouw- en restauratiegeschiedenis tot aan het keerpunt 1997. Als logische afsluiting van die lange weg door stof en puin, door bagger- en opgravingsputten, over steigers, langs proefstukken en bouwcontainers, dient hier het resultaat te worden getoond, voorzien van commentaar. | |
[pagina 378]
| |
400 De zuidgevel van het stiftgebouw met links voor de voormalige koestal. In het zuidelijk gedeelte van de stiftvleugel zijn hotelappartementen ondergebracht. Het bedrijfsgebouw fungeert als zwembad en congreszaal, de zgn. Philibertzaal. Opname 1997.
Vanuit het dorp komend ziet men de kerk zelf er vrijwel onveranderd bijstaan. De verrassing ten zuiden en ten westen is dan ook des groter. Voor een korte tocht langs de gebouwen kan het beste worden begonnen op de pandhof (afb. 396). De kerk vormt hier letterlijk en figuurlijk de hoge bescherming voor de kloostervleugel en de uit het proostenhuis voortgekomen château-vleugel. De buitenmuur van de verbindingsgang tussen beide vleugels is bij de restauratie hersteld, maar het dak is geheel vernieuwd. Van de drie poorten is de middelste met de wat bredere boog dichtgezet en voorzien van een gedenksteenGa naar eind1 betreffende de restauratie met de tekst: st. gerlach bescherm mij als vw oogappel berg mij in de schadvw van vw vlevgels tegen de vijanden die mij omringen vrij naar psalm 17. 8-9 op 12 janvari 1995 onthvlde de govvernevr van limbvrg mr b.j.m. baron van voorst tot voorst ter gelegenheid van de start van de restavratie van het landgoed st. gerlach deze gedenksteen mcmxcv De oude verhokte indeling verdween, zodat er een ruime gang ontstond, geschikt als passage en expositieruimte. De ruimte op de verdieping is bestemd voor de vaste expositie van de kerkelijke kunstschatten, waartoe behalve de Gerlachusschrijn verschillende oude inventarisstukken uit het voormalig klooster en de parochie van Houthem worden geëxposeerd.Ga naar eind2 Op de binnenplaats klatert een fontein, de Jan van de Ven-fontein, een geschenk van de aannemer van de restauratie bij gelegenheid van de officiële opening van het Château op 15 september 1997 (afb. 399). | |
[pagina 379]
| |
401 De gerestaureerde stiftvleugel met de volledig herstelde c.q. gereconstrueerde reeksen kloostervensters. Het gedeelte met lager dak is herbouwd en biedt plaats aan de Gerlachuskapel. Links van de hospitaalpoort bevindt zich beganegronds het kerkelijk gedeelte. Rechts van de poort en op de verdieping zijn hotelappartementen. Geheel links staat de nieuwe pastorie. Opname 1999.
| |
De stiftvleugelDe stiftvleugel aan de westzijde van de pandhof is grotendeels hersteld in de vormgeving die is gebaseerd op bouwdetails uit de kloosterperiode. Grote vensters met segmentbogen verlichten de inpandige kloostergang en smalle kloostervensters op de verdieping (afb. 398). Daarmee is uiterlijk het beeld benaderd van de oorspronkelijk zes assen brede pandhofgevel. Zie voor de situatie in de kloosterperiode de reconstructie op afb. 51a. De grote poort uit de hospitaalperiode is gehandhaafd. Het linker gedeelte van de gevel heeft overigens een veel meer gesloten karakter. Dit werd gebouwd na afbraak van de zuidelijke kloostervleugel, die eveneens een inpandige kloostergang bezat. Om daarvan een indruk te geven is het gewelfpatroon van de verdwenen gang in het plaveisel aangegeven (afb. 399). De brede rondbogige schuurpoort bleef gehandhaafd. De zuidgevel van de stiftvleugel behield bij de restauratie de smalle kloostervensters beganegronds en op de verdieping (afb. 400). Het brede gangvenster (rechts boven) kon niet meer op de oude maat worden geopend, maar bleef afleesbaar in het muurwerk. Om functionele redenen moest men volstaan met een kleiner rondbogig raam. In het terugliggende gedeelte, een restant van de zuidvleugel werd het laatste open kloostervenster gehandhaafd. Vergelijk de reconstructie op afb. 139. De lange westgevel van de stiftvleugel kreeg de oude ritmische indeling uit 1708 terug. De meeste smalle kloostervensters waren nog aanwezig, zij het met mergelsteen dichtgezet. Zij werden weer geopend en de talrijke, later ingebroken vensters, tasluiken en ventilatiegaten werden op hun beurt dichtgezet, zonder dat alle sporen daarvan werden uitgewist. De hospitaalpoort bleef ook in deze gevel intact. Op de plaats van de oorspronkelijk hoofdingang tot het klooster bleef de nog bestaande toegang eveneens gehandhaafd. Van de twee deuren naar de pachterswoning werd de zuidelijke in de hoek met de vroegere koestal vervangen door een kloostervenster. Om de twee woonappartementen ten zuiden van de hospitaalpoort toegankelijk te maken, moest hier een venster grotendeels | |
[pagina 380]
| |
402 De toegang van de Onderstestraat naar de Norbertinessenhof, waar hotelappartementen zijn gebouwd op de plaats van de vroegere schuren. Bij het ontwerp heeft men zich laten inspireren door de oude bouwvolumes. Opname 1999.
403 De Norbertinessenhof na het gereedkomen van de nieuwbouw. Links de appartementgebouwen en rechts de nieuwe pastorie. De herbouwde dubbele poort vormt een historiserend verbindingslid met de pastorie. De oude muur die de pastorietuin van de Norbertinessenhof scheidt, is nog een overblijfsel van de afgebroken, uit 1830 daterende kalverstal. Geheel rechts de uit 1708 daterende stiftvleugel. Opname 1998.
vervallen ten behoeve van een moderne deurpartij. De vleugel is verlengd tot de oude maat doordat het in 1875 afgebroken noordelijke gedeelte van de stiftvleugel in moderne materialen en met een wat lager dak weer is herbouwd. In dit nieuwe gedeelte zijn de dagkapel en een sacristie ondergebracht en op de eerste etage appartementen. Inwendig is de indeling uit de kloosterperiode in zoverre hersteld dat de meeste ruimtes, uiteraard met een andere functie, terugkeren en de inpandige arm van de kruisgang weer is te beleven, maar dan wel zonder de gewelfindeling die - op wat muursporen, gewelfaanzetten en een enkele boog na - volledig was verdwenen. Alleen in de noordwesthoek zijn met gebruikmaking van de oude gordelbogen twee stucgewelven opnieuw aangebracht. In het vloerpatroon van de gang is de oorspronkelijke travee-indeling aangegeven. De nieuw toegevoegde dagkapel wordt geflankeerd door een passage die uitkomt in de gemeenschappelijke halruimte die samen met de pastorie onder een dak is gebracht. De moderne kapel, ontworpen door Architectengroep Mertens BV uit Heerlen is een zaalkerk met smalle zijgang, een rond gesloten kleine absis op het noorden en een cassettenplafond van geprefabriceerde betonelementen. Tegen de | |
[pagina 381]
| |
404 Overzicht van het kerkgebouw met de kloostervleugels en de verbindingsgang rond de pandhof. Rechts de tot château verbouwde voormalige proosdijvleugel. De hoofdingang van het château is naar de tot binnencour omgedoopte vroegere pandhof verplaatst. Opname 1997.
405 Overzicht van de châteauvleugel vanuit het zuiden. Tegen de zuidgevel is bij de restauratie als noodzakelijke appendix ten behoeve van het restaurant in de historische vleugel een keukengebouw toegevoegd. Opname 1997.
| |
[pagina 382]
| |
406 Overzicht van de façade van de châteauvleugel na de restauratie. Opname 1997.
zuidmuur werd door de kunstenares Irene van Vlijmen in 1997 een mozaïek aangebracht waarop Sint-Gerlach de centrale figuur vormt en ook zijn relatie met de visionaire tijdgenote Hildegard van Bingen kleurrijk is uitgebeeld. Het mozaïek werd als geschenk aangeboden door de heren C. Oostwegel en M. Cuppen (p. 293).Ga naar eind3 Buiten hebben de bedrijfsgebouwen van de kloosterhoeve plaatsgemaakt voor nieuwbouw. Norbertinessenhof is de toepasselijke nieuwe naam die is gegeven aan het plantsoen dat wordt omzoomd door de nieuwgebouwde pastorie aan de noordkant, de tot zwembad en congreszaal verbouwde voormalige koestal aan de zuidkant en door de serie appartementen aan de westzijde die de plaats van de
407 De bovengang met trappenhuis in de châteauvleugel, gezien in noordelijke richting. Opname 1997.
| |
[pagina 383]
| |
408 De pronkvleugel van het complex, waarvan de geschiedenis is samen te vatten in drie woorden: Proosdij - Château - Restaurant. Een om haar patine met zorg gekoesterde gevel, een waar puzzelstuk voor restaurateurs en kleurdeskundigen. Opname 1997.
afgebroken 19de-eeuwse stallen en schuren zijn gaan innemen (afb. 403). Waar de zusters hun ‘grasplaats’ en bleekveld hadden en de boer zijn cour met gulden mestvoorraad, legden de restauratiearchitecten op hun beurt een nieuwe hof. De beschrijving van de nieuwbouw valt buiten het bestek van dit boek. | |
Het ChâteauWandelt men terug naar de pandhof dan komt de châteauvleugel in beeld. Het château heeft tijdens de restauratie uitwendig nauwelijks wijzigingen ondergaan. Met de grootste zorg is er omgesprongen met het bestaande beeld, waarbij zoveel
409 De vestibule van de châteauvleugel, gezien in noordelijke richting naar de balie van het restaurant. Opname 1997.
| |
[pagina 384]
| |
410 De nieuwe bestemming van de bibliotheek in de châteauvleugel als restaurantzaal. Opname 1997.
411 De kastwand in de voormalige bibliotheek met doorzicht naar de Grote salon. Opname 1997.
| |
[pagina 385]
| |
412 De Grote salon of Spiegelzaal in de nieuwe gedaante als eetzaal van het Château Saint-Gerlach, gezien naar de schoorsteenwand en het zuidpaviljoen. Opname 1997.
mogelijk de sfeer en de oude patine bewaard dienden te blijven. Aan de courzijde kreeg de ingang weer haar smeedijzeren glazen luifel terug (afb. 404). De kleine verdiepingloze aanbouw tegen de zuidwesthoek werd echter vervangen door een groter onderkomen onder mansardedak. Hierin zijn de koelingskelders en de keukens voor het restaurant ondergebracht (afb. 405). De pronkgevel die op het rechter timpaan is gedateerd Ao 1713 is met alle égards behandeld (afb. 411). Dat geldt zeker voor het rondbogige timpaan met het wapen van de bouwheer, proost Frans van Cauwenberg. Kleuronderzoek van de mergelstenen timpanen leidde tot de keuze van de huidige grijze steenkleur als achtergrond. Deze kleur behoorde evenwel bij een gevelbeeld met rode dodekop met witte voegen als gekleurde afwerklaag, in elk geval niet bij de huidige gele saustoon. De laat 19de-eeuwse glazen waranda is op basis van enkele teruggevonden stukken smeedwerk gereconstrueerd (afb. 408). De interieurs van het château heeft men inwendig zoveel mogelijk gerespecteerd, met name in de salons op de bel-etage. Veel zorg is besteed aan de conservatie van de betimmeringen, de kleurige afwerking en de stucdecoraties. Bijzondere aandacht kregen de geschilderde papierbehangsels die zijn gereinigd en gerestaureerd door de stichting Restauratie Atelier Limburg en de Fa. Lemmens en Lemmens uit Schinnen. De foto's gemaakt voor en na de restauratie laten bij vergelijking duidelijk die voorzichtige en consoliderende aanpak zien. Zo men bij gebrek aan voldoende aanwijzingen de vrijheid had of anderszins de noodzaak bestond om een nieuwe inrichting te creëeren, paste men deze in stijl aan. Op de verdieping, waar de vloeren door het aanleggen van technische voorzieningen allemaal ongeveer 40 cm werden verhoogd, zijn de verhoudingen tussen vloer en kamerhoogte noodgedwongen gewijzigd. Als gevolg hiervan werden ook de schoorsteenmantels hoger herplaatst, wat doorgaans het duidelijkst uitkomt aan de schouwboezem. Op de verdieping is trouwens ook op het gebied van de interieurafwerking de eigen inbreng en de daarmee gepaard | |
[pagina 386]
| |
413 De Grote salon in de châteauvleugel, nu een grote eetzaal. Opname 1997.
414 De kleine eetzaal met marmeren schoorsteenmantel, gestucte wanddecoratie en gesjabloneerd stucplafond. Opname 1997.
| |
[pagina 387]
| |
415 De Tuinkamer met de geschilderde smyrnabehangsels, gezien naar de gangwand. Opname 1997.
gaande innovatie veel groter dan beganegronds. In verschillende vertrekken is van elementen gebruik gemaakt die bij bouwhistorisch onderzoek tevoorschijn kwamen (afb. 410-415). Dat leidt soms tot meer gewilde dan juiste keuzes. Omdat in zo'n geval het technisch interessante of historisch ouder ogende bij de afwerking van de ruimtes prioriteit kreeg boven een minder spectaculaire maar historisch juistere en evenwichtiger oplossing, levert dat soms typische en curieuze vormen op van wat men zou kunnen karakteriseren als archeologisch beladen, belerende monumentenzorg. Op dit punt lopen de inzichten uiteen tot hoever concessies kunnen/mogen gaan. | |
De PachthofHet meest kwetsbare en ten dode opgeschreven bouwwerk van het landgoed Sint-Gerlach vormde de pachthof van architect Johann Joseph Couven. In het voorgaande hoofdstuk is de ontwerp-, bouw- en restauratiegeschiedenis uitvoerig behandeld. De bescheiden letter- en jaartalcombinatie ‘C 1759-1996 O’ op het door de stiftsadelaar bekroonde timpaan boven de ingang van het tot hotel omgevormde hoofdgebouw kan op verschillende manieren geduid worden. Sommigen zullen mogelijk ‘Couven Operuit’ lezen waarop het eerste jaartal betrekking heeft, maar er is een simpeler verklaring, namelijk de initialen van de motor achter de restauratie, Camille Oostwegel. De pachthof is een schoolvoorbeeld van het voortbestaan van een oud gebouw dankzij een nieuwe functie. De hotelformule maakte het mogelijk om een schijnbaar onexploiteerbaar bouwwerk een zo optimaal mogelijke bestemming te | |
[pagina 388]
| |
416 De in 1996 herbouwde pachthof met de glazen tuinzaal tegen de zuidgevel. Opname 1997.
geven. Wie de pachthof van voor de restauratie heeft gezien als een compleet verkrot en vrijwel reddeloos verloren monument, weet dat het een wonder is dat hij er nog is of beter, er weer staat. Te lang heeft men alleen maar de uniciteit op papier geroemd, zonder daadwerkelijk iets te (kunnen) doen. Wat er ten slotte bij het begin van de restauratie en herbouw over was gebleven, althans te redden was, waren de vier hoekpaviljoens en de poort in de oostvleugel. De karakteristieke grote schuur was alleen nog rijp voor de sloop. Datzelfde gold voor de vleugels tussen de paviljoens. Dankzij goede opmetingstekeningen en andere documentatie en gebruik makend van nieuwe materialen was het mogelijk om de verloren onderdelen in de oude vormen te herbouwen, waarbij de invulling werd aangepast aan de nieuwe functie-eisen. Daarmee is het unieke beeld gered (afb. 416-417) Hoewel er materieel dus heel veel is vervangen, staat het Couvenconcept er weer in de oude historische volumes, met de kleur die het in zijn beste dagen van proost Christoforie tot een opvallende kleurrijke uitblinker van het Geuldal maakte. Is het weer zoals het was? Ja en nee dus! Bij de paviljoens en de lage vleugels werd het oorspronkelijke concept zoveel mogelijk aangehouden. Bij de grote schuur lag dat anders. Hier moesten concessies worden gedaan. Het gesloten karakter van de grote schuur moest worden opgegeven. Couvens dichte muren van het oogst- en veepaleis, kregen een veel opener karakter door het inbrengen van vensters die er oorspronkelijk nooit waren. In die zin is de pachthof in een geheel nieuwe fase terechtgekomen. De puritein onder de monumentenliefhebbers zal dat anders beoordelen dan de realist. Misschien wel omdat de eerste gelooft ‘dat wat is’ dient te blijven alsof geschiedenis is te bevriezen, terwijl de ander de noodzakelijke souplesse opbrengt en daardoor aan het monument ruimte geeft om als levensvatbaar object juist een levend getuigenis van cultuur te zijn. Hoe dan ook, met kennis van de achtergronden blijkt alles niet alleen verklaarbaar, maar ook beter waardeerbaar. Een boek waard. | |
[pagina 389]
| |
417 Een kijkje op de bassecour van de pachthof vanaf de poort in de oostvleugel naar het noordoostelijke paviljoen. Opname 1997.
| |
EpiloogWie zich zoals de auteurs van dit boek gedurende een vrij lange periode intensief bezig heeft gehouden met onderzoek naar de plek waar cultus en cultuur elkaar al bijna negen eeuwen kruisen, is opgelucht wanneer de eindstreep wordt gehaald. Dit project met een lange voorgeschiedenis, waarbij de dialoog tussen particulier initiatief en overheidsbemoeienis samen meer dan een halve eeuw omspant, kwam met de restauratie van 1994-1997 tot een goed einde. Veel, zo niet té veel informatie kruiste het pad. Er waren grote en kleine bronnen van wisselende waarde. Tijdens de restauratie in de voorbereidingsfase daarvan zwol - naast wat er al vanouds bekend was - de stroom van publicaties aan en verdrongen nieuwe ontdekkingen elkaar. Er is naar best vermogen gebruik gemaakt van die elkaar aanvullende, vaak onverwacht opborrelende en over elkaar heen buitelende gegevens, maar dat gebeurde wel selectief. Niet alle water verandert in wijn, zelfs niet met Gerlachus in de buurt. De bibliografie getuigt daarvan.
De sprankelende Geul stroomt voort langs de Putbeemd, passeert de plek waar Gerlachs holle eik plaats maakte voor een geestelijk en maatschappelijk bolwerk van de eerste orde. Daar bestierde de proost het klooster en voerde de priorin het adellijke convent aan. Een plek waar men zich niet alleen geestelijk maar ook lichamelijk weer kon opladen. Dorst is van alle tijden. Er is dus toch weer wat er ooit was. Sint-Gerlach staat weer krachtig overeind, is weer helemaal terug. Voorzover er niet meer is wat er ooit was, blijft de verbeelding. Zij kan als enige ervoor zorgen dat ‘wat ooit was’, ‘er toch weer is’. Aleen woord èn beeld zijn in staat om meer op te roepen dan we zien. De anonymus die Ghoyee inspireerde tot het schrijven van Vita en Miracula, kon dat. Johan Adam Schöpf kon dat. Met zijn artistieke middelen deed hij dat op de honderden meters fresco: zichbaar maken wat leeft in de religieus bevlogen geest en in de door verbeelding gevoede fantasie. Het bijzondere van het eeuwenoude en toch springlevende complex Sint-Gerlach is die steeds meer naar de aarde afdalende trits van bestemming en gebruik: van klooster, via château naar een huis waar iedereen welkom is. Samen levert dat een historisch beeld op met romantiek als sterkste troef. | |
[pagina 390]
| |