Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
366 Gezicht door de poort naar het zuiden, circa 1950. Foto E.A. Canneman.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kasteelhoeveMeer dan anderhalve eeuw heeft de uit 1708 daterende stiftvleugel met alle gebouwen die successievelijk eraan werden toegevoegd, gefunctioneerd als een door pachtboeren bewoonde kasteelhoeve. Deze concentratie van bedrijfsgebouwen ten westen van de stiftvleugel houdt verband met het opschonen van het terrein tussen het château en de pachthof. Daar lag in de klooster-periode het ‘oud bedrijf’. Op de kaart van Soiron is het tegenover de zuidvleugel van het klooster gelegen complex van kleine bedrijfsruimten nog volop in bedrijf. Al in het begin van de periode Schoenmaeckers werd de stiftvleugel, nadat het erin gevestigde hospitaal was opgeheven, bestemd tot hoeve (afb. 368). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van grasplaats tot courIn de loop van de 19de eeuw ontwikkelde dit pachtbedrijf zich tot een omvangrijk bedrijf. Volgens het kadastraal minuutplan van circa 1840 bestond het grootste gedeelte van de bijgebouwen toen al. Zo staan haaks op de westgevel van het stiftgebouw twee vleugels. Samen omvatten zij een ruime cour. Het zijn de voorgangers van de nog bestaande koestal en van de kalverstal, waarvan nog slechts een van de zijwanden als tuinmuur overeind staat. Noordelijk van de kalverstal staat langs de oprijlaan naar de Onderstestraat nog een klein bouwsel aangegeven bij een waterbekken, dat een restant moet zijn van de vroegere kloostergracht. Van sommige gebouwen is dankzij jaartalsteentjes het bouwjaar bekend, zoals van de graanschuur (1833), de grote vakwerkschuur (1834) en de koestal (1851); laatstgenoemde had overigens al een oudere voorganger. Van enige bijgebouwen ontbreekt de exacte datering. De 18de-eeuwse stiftvleugel vormde samen met de 19de-eeuwse bedrijfsgebouwen een bijna gesloten aanleg met de vaalt op de zeer ruime cour. Het gesloten karakter werd optisch vanaf de weg nog versterkt door de erfscheidingsmuur langs de oprijlaan en een hoge muur met een brede poortdoorgang tot de cour. Waar op de plattegrond van het kloosterterrein uit 1781 door Matthias Soiron (afb. 48) ten westen van de stiftvleugel nog een gazon en een vijver werden getekend, waren respectievelijk in 1833 en 1834 twee grote schuren met lagere belendingen verrezen. Deze gebouwen die evenwijdig aan de stifvleugel langs de oprijlaan lagen, waren opgetrokken in de ‘viver’. Hiermee wordt het noordelijk gedeelte van de westelijke kloostergracht bedoeld. Bij de bouw heeft men gebruik gemaakt van de drooggevallen bedding van deze vroegere watersingel. Wie nu ter plaatse een kijkje neemt zal van de hoeve nog maar weinig terugvinden. De stiftvleugel heeft in de gerestaureerde staat haar oude boerderijgewaad met staldeuren en tasluiken volledig afgelegd. Van de dwars aansluitende koestal en kalverstal is alleen de eerste blijven staan. Van de parallel aan de stiftvleugel gebouwde reeks hoge en lage schuren is zelfs niets meer over, want zij zijn vervangen door nieuwbouw waarin hotelappartementen zijn ondergebracht.
Vanuit historisch oogpunt was de hoeve als wezenlijk onderdeel van het landgoed van bijzondere betekenis. Ze heeft wetenschappelijk gedurig de aandacht getrokken. Voldoende reden om hier niet alleen aan de gespaard gebleven onderdelen, maar ook aan de inmiddels verdwenen gebouwen aandacht te besteden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
367 Luchtopname van het hoevecomplex na restauratie en nieuwbouw. Opname 1998.
Documentatie. Van de hoeve in haar glorietijd zijn geen afbeeldingen bekend. De oudste foto's die een indruk geven van het bedrijf dateren uit de jaren veertig (afb. 386). Vanaf de Onderstestraat en vanaf de door stenen hekposten gemarkeerde entree zijn enige foto's gemaakt en ook vanuit de mesthof. Zo zijn er een paar verstilde en dromerige opnamen waarop, zij het schaars, soms enige tekens van leven zijn te zien (afb. 1, 2). De belangstelling voor de hoeve als interessant object van landelijke bouwkunst nam toe naarmate haar fysieke toestand verslechterde en uiteindelijk onhoudbaar werd. In de jaren zestig zijn verschillende geslaagde pogingen ondernomen om delen van de hoeve te documenteren. Baanbrekend was in dit verband de daadwerkelijke belangstelling die door boerderij-onderzoekers aan de dag werd gelegd. De boerderijen-deskundige R.C. Hekker was de eerste die het opmeten van bedreigde onderdelen van de hoeve zelf ter hand nam. In 1953 en volgende jaren verrichtte H. van der Wal, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, opmetingen ten behoeve van het beschrijvingsproject ‘De Monumenten van Geschiedenis en Kunst’. Later gingen in het kader van hun opleiding studenten van de Technische Hogeschool in Delft geregeld naar Houthem. Toen zijn van diverse boerderijen en van de pachthof bij het château reeksen nauwkeurige opmetingstekeningen gemaakt, die thans berusten in de collectie van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek in Arnhem (afb. 387). In 1976 liet de gemeente Valkenburg van het hele complex - althans van wat er van de bijgebouwen nog overeind stond - geveltekeningen vervaardigen door R. Kwee en N. Fox. Het resultaat geeft een prachtig overzicht van het hart van Houthem-St. Gerlach. De uit 1833 daterende vakwerkschuur was toen al grotendeels afgebroken (afb. 13). Dankzij dit documentatiemateriaal is het mogelijk om een sluitend beeld van het boerderijcomplex te krijgen. Op afbeelding 3 is het hele hoevecomplex inclusief de stiftvleugel weergegeven, zoals dat bij het begin van de restauratie in 1995 werd aangetroffen. Aan de stiftvleugel als hoofdgebouw van de hoeve wordt hier maar terloops gerefereerd, omdat dit onderdeel al uitgebreid bij de beschrijving van het kloostercomplex aan de orde kwam (zie p. 146). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
368 De tegen de stiftvleugel aangebouwde stallen en schuren op het terrein van de hoeve kort voor de restauratie van het complex. Opname gemaakt in augustus 1995.
369 Schematische plattegrond van de hoeve.
Legenda:
De diversiteit aan - al dan niet meer bestaande - stalgebouwen en schuren maakt het niet gemakkelijk ze in samenhang te beschrijven. Daarvoor is in de loop van anderhalve eeuw aan het hoevecomplex te veel verbouwd, gesloopt en door nieuwbouw vervangen. Toch is er wel degelijk een hoofdstructuur in de aanleg te onderkennen. Naast de opmeting kan de bijgaande schematische plattegrond van dienst zijn bij de beschrijving van de structuur van het erf en de daaraan liggende bedrijfsgebouwen, zoals die was tot aan de restauratie (1995) (zie schema afb. 369). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Erfstructuur en ligging van de bedrijfsgebouwenSamen met de toegangspoorten en tuinmuren bepalen de wegen op het erf het patroon. De noord-zuid lopende toegangsweg vanaf de hekposten (A) aan de Onderstestraat vormt de hoofd-as (a-a). Deze wordt haaks gekruist door twee oost-west verbindingen. Vanaf de grote poort in de stiftvleugel loopt noordelijk van de mestvaalt (E) een dwarsverbinding (b-b) tot aan het weidehek (C) bij de graanschuur (8). Parallel daaraan loopt de weg die naar de pachthof leidt (c-c). Dit weggedeelte wordt aan de westkant eveneens afgesloten door een eenvoudig weidehek (D). De nieuwe aanleg gaat grotendeels hierop terug. De toegangsweg en de grote mesthof dragen nu de naam Norbertinessenhof. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
370 Overzichtsplattegrond van de kasteelhoeve. Opmeting, schaal 1:300, door A. Warffemius, 1996.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de boerderijperiode heeft het erf er als volgt uitgezien. Aan de oostzijde van de toegangsweg bevindt zich de muur die de erfscheiding vormt met het kerkhof. Voorbij de poort (B) die in het verlengde van de kopgevel van de graanschuur staat komt men op het eigenlijke erf, een ruime cour met mestvaalt (E). Haaks tegen de stiftvleugel (1) zijn respectievelijk de koestal (2) en de kalverstal (3) gebouwd. Vanaf de Onderstestraat gerekend passeert men aan de westkant achtereenvolgens een half-open schop (5) en een grote vakwerkschuur (6) met aansluitend een lage stal (7). Dan volgt een onderbreking door een breed pad dat toegang geeft tot de weide en is afgesloten door een hekwerk (C). Zuidelijk van het dwarspad staat de mergelstenen graanschuur (8) waartegen een lage melkschuur (9) aansluit. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een historisch silhouetMet de restauratie die in 1995 van start ging, kwam er definitief een einde aan de agrarische functie van de kasteelhoeve cum annexis. Veel van het nog resterende authentieke gebouwenbestand moest noodgedwongen worden opgegeven. Dat had twee hoofdoorzaken. Allereerst de slechte materiële toestand van grote delen van het complex. Voorts functionele onbruikbaarheid en - economisch gezien - de hieruit voortvloeiende onhaalbaarheid. Andere niet te onderschatten complicerende factoren waren de bouwvoorschriften en de eisen gesteld door brandweer en ARBO-wetgeving. Om aan het historische beeld vast te houden of dit weer zoveel mogelijk op te roepen, werd bij de planontwikkeling primair uitgegaan van ‘volume-herstel’. Bij de vervangende nieuwbouw op de historische locatie had men dit als hoogst bereikbaar ideaal voor ogen. Het resultaat is te omschrijven als een historiserende driedimensionale silhouet-werking. Binnen de gestelde randvoorwaarden kon slechts een klein gedeelte van het 19de-eeuwse stallen- en schurencomplex worden gehandhaafd. Zo kreeg de koestal in aangepaste vorm de bestemming van zwembad en congreszaal. De kalverstal moest worden opgegeven; alleen de lange noordmuur hiervan bleef gehandhaafd. Hij doet als een door de tijd getekend relict dienst als tuinmuur bij de nieuw gebouwde pastorie. Behalve de reeds vroeger afgebrande en al jaren op wat muurresten na gesloopte schuren die het complex aan de westkant afsloten, werden ook de bij de aanvang van de restauratie nog bestaande graanschuur met de belendende melkschuur vervangen door nieuwbouw. Die nieuwbouw bestaat uit wat vrij bemeten replica's, die ruimtelijk de oude bouwvolumes benaderen. Samen herbergen zij een dertigtal ruime hotelappartementen in twee bouwlagen, met uitzicht op de Norbertinessenhof en op de voormalige kloostertuin. Vergelijkt men de functionele invulling van de verschillende onderdelen van het hoeve-complex met het huidige gebruik - en daarvoor kan de nummering op de op blz. 357 afgedrukte schematische plattegrond opnieuw dienst doen - dan komt een en ander neer op de volgende functiewijzigingen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De erfindelingHekposten aan de OnderstestraatDe hoofdtoegang (A) tot de voormalige boerderij en het tegenwoordige appartementencomplex bevindt zich aan de Onderstestraat (afb. 366). Het is een vroeg 19de-eeuwse doorbraak in het oudste gedeelte van de muur, die na het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
371 De oostzijde van de grote vakwerkschuur met lange vakwerkwand en de dubbele poort. Reproductie van krantenfoto.
372 De mergelstenen zuidgevel van de verdwenen grote vakwerkschuur met de poort. Opname gezien naar de Onderstestraat. Foto SHBO, Arnhem, z.j.
Partagetractaat om de Oostenrijkse enclave in 1666 is gebouwd. De eigen weg vormt de westelijke noord-zuid-as op het landgoed. De toegang wordt gemarkeerd door twee mergelstenen hekposten die daar pas zijn geplaatst na de kloosterperiode. De hekposten kunnen op hun vroegst dateren uit de Franse tijd, toen vanaf de Onderstestraat een toegangsweg naar de als hospitaal ingerichte stiftvleugel van het klooster moet zijn aangelegd. In elk geval is deze toegang al vroeg in de boerderijperiode in gebruik. De forse mergelstenen hekposten worden bekroond door een kroonlijst met een geprofileerde pyramide-vormige dekplaat. De overgang van de posten naar de voormalige kloostermuur wordt gevormd door inspringend gebogen wangstukken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Poort en keermuur langs oprijlaanVanaf de oostelijke hekpost aan de Onderstestraat loopt langs de toegangsweg een lage tuin- of keermuur, die ooit aansloot op de vrijstaande toegangspoort (B) naast de grote vakwerkschuur. Deze poort die met de doorrijpoort in de stenen zuidmuur van de vakwerkschuur in één bouwcampagne werd opgetrokken, dateerde volgens een daarin aangebrachte jaartalsteen uit 1834 (afb. 372). De poort is in 1996 herbouwd met gebruikmaking van de oude natuurstenen onderdelen. Het kadastraal minuutplan uit circa 1840 toont in de noordwesthoek van het omgrachte kloosterterrein een klein bouwsel waarvan de functie onbekend is. De geringe oppervlaktemaat van het gebouwtje en de veilige, zelfs wat afstandelijke ligging doet denken aan een bakhuis of wasplaats. Dat verklaart misschien ook de ligging aan de rand van een destijds nog niet gedempt grachtrestant, dat bewust als wasplaats of poel nog geruime tijd een plek binnen het boerderijcomplex heeft behouden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dubbele poortIn een lijn met de zuidelijke kopgevel van de vakwerkschuur stond een dubbele poort die de mesthof aan de noordkant afsloot. Het was feitelijk een hoge afsluitmuur met twee rondbogige doorgangen (afb. 371). Samen vormden zij een ‘tweelingpoort’ waarvan de westelijke boog later als als doorgang is opgenomen in de zuidmuur van de grote vakwerkschuur (6). Vanaf het erf gezien maakte de dubbele arcade met brede horizontale kroonlijst boven de sluitstenen de indruk van een ‘rurale triomfboog’. De beide poorten waren in baksteen en mergel uitgevoerd. In de zwik tussen de beide bogen was een steen opgenomen met het jaartal 1834 (afb. 388). Dergelijke dubbele boogopeningen komen niet veel voor. Een parallel treft men aan bij het klooster Rolduc in Kerkrade. Het is de door de Akense architect F.W. Klausener in 1851 gebouwde dubbele voorpoort, met twee door een muur op het binnenterrein van elkaar gescheiden toegangen tot het voorplein van de abdij en tot de kloosterhoeve.Ga naar eind1 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
373 Overzicht van het boerderijcomplex gezien vanuit het westen met rechts de graanschuur. Opname augustus 1995.
Het ligt voor de hand, dat de dubbele poort ouder is dan de vakwerkschuur die feitelijk langs de toegangsweg naar de hoeve is gebouwd. Het is heel goed mogelijk, dat de bewoners van het huis gebruik bleven maken van de hospitaalpoort om zonder omwegen op de eigen cour - de voormalige pandhof - te komen. In ieder geval moest men over het erf van de kasteelhoeve. Deze veronderstelling wint nog aan kracht als men aanneemt dat de familie die op het huis woonde een gedeelte van de tot boerderij omgebouwde stiftvleugel als koetshuis gebruikte. Dat moet dan worden gesitueerd achter de zuidelijke schuurpoort, die pas is gebouwd na afbraak van de zuidvleugel van het klooster (omstreeks 1834). De dubbele poort, een uiterst markant onderdeel van de kasteelhoeve, was bij de aanvang van de restauratie al ruim een kwart eeuw van de aardbodem verdwenen en alleen bekend van enige oude foto's en een (reconstructie)tekening uit 1971. In 1996 werd hij aan de hand hiervan herbouwd, waarbij de westelijke doorgang in een iets te spits gereconstrueerde vorm in de appartementsvleugel werd opgenomen met aangepaste jaartalsteen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het hek tussen de graanschuur en de vakwerkschuurTussen de graanschuur en de lage vakwerkschuur bevond zich een doorgang naar het veld (C). Een muur met een klein voetgangerspoortje en een eenvoudig ijzeren hek tussen hekposten sloot hier het erf aan de westkant af. De brede doorgang lag recht tegenover de grote poort in de stiftvleugel. Het pad daarheen vormde de noordelijke dwarsverbinding over de cour (afb. 373). Bij de bouw van de appartementen zijn de inmiddels verlaagde hekposten gecompleteerd. Visueel heeft men de herinnering aan de doorgang gehandhaafd, door hier bij de nieuwbouw een voornamelijk in glas uitgevoerd verbindingslid te plaatsen tussen de appartementen, op de plaats van de voormalige vakwerkschuur en graanschuur. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zuidelijk toegangshek naar de weideTen zuiden van de melkschuur staat aan de rand van de weide nog een eenvoudig hek tussen mergelstenen posten (D), ter afsluiting van het brede pad dat oorspronkelijk voor langs de pachthof liep. Die dwarsweg is echter gedeeltelijk geblokkeerd door het besloten terras met gazon dat achter het zwembad in de voormalige koestal is aangelegd. Nieuw geplaatste hekposten van mergel bakenen dit gazon af. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De 19de-eeuwse bedrijfsgebouwenDe hoeve in de stiftvleugelVan de tot boerderij omgevormde stiftvleugel (1) die als woning van de pachter met de aansluitende veestallen en schuurruimtes de kern van de kasteelhoeve | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
374 Overzicht van de stiftvleugel voor de restauratie als hoofdgebouw van de pachtboerderij. Opname 1996.
vormt, is de beschrijving opgenomen in hoofdstuk 10 op blz. 146. Hiervoor is gekozen, omdat de ontwikkeling van de elkaar opvolgende klooster- en hoevefases onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Aldaar komen ook de bouwhistorische waarnemingen aan de orde (afb. 374 en 375). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De koestal en zijn gedaanteverwisselingBij de zuidwesthoek van de stiftvleugel en haaks ten opzichte daarvan staat de voormalige koestal (2) die sedert 1997 na een zeer ingrijpende restauratie een wel heel bijzondere herbestemming heeft gekregen, te weten zwembad en congreszaal. De koestal, gebouwd in 1851, is een volledig in mergel opgetrokken bedrijfsruimte onder een met pannen gedekt zadeldak (afb. 376-380). De stal had nog een oudere voorganger die volgens de kadastrale minuut pal ten noorden van het huidige gebouw stond. Dit oude stalgebouw was aanmerkelijk kleiner en sloot met de smalle oostkant aan tegen het meest zuidelijke vertrek van de stiftvleugel. In de oorspronkelijke opzet vormden de stiftvleugel en die oudere aanbouw een volledige winkelhaak. Het ligt dan ook voor de hand dat de pachterswoning vóór 1851 een iets andere indeling had, voor wat betreft de woonkeuken meer op het zuiden was gericht. Het huidige stalgebouw beslaat een oppervlakte van 25,60 × 13 m. Het staat bijna volledig vrij. Alleen met de noordoosthoek raakt het even aan de zuidmuur van de woning in de stiftvleugel. Verder is in 1888 tegen de oostmuur een onderkelderde lage aanbouw gezet, voorzien van pekelbakken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De boerderij-faseTot aan de restauratie deed de begane grond dienst als koestal van de boerderij. Het gebouw had een driebeukige aanleg met smalle middenbeuk, een met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
375 De stiftvleugel na de restauratie. In het gedeelte rechts van de poort zijn appartementen ondergebracht. Links is de vleugel op de oude grondslagen gereconstrueerd en in gebruik als kerkelijk centrum en dagkapel. Opname 1997.
gestucte troggewelven overdekte ruimte op de begane grond en een enorm spatieuze zolder. Opmerkelijk zijn voorts de plaats van de vensters, de naar verhouding kleine toegangen en de aparte ingangstravee, alsmede de degelijke constructie en opvallend verzorgde binnenafwerking met gestucte troggewelfjes. Tot 1994 was de stal een riant onderkomen voor het melkvee. Plattegrond. Het gebouw bestaat uit acht traveeën (afb. 377). De westelijke travee is door een zware scheidingsmuur die doorloopt tot in de nok van de grote ruimtes afgescheiden. De muren zijn gefundeerd op uitzonderlijk zware blokken mergel. Sommige daarvan hebben een maat van bijna een kubieke meter. Dergelijke grote blokken zijn aangetroffen bij de noordwest- en zuidwesthoek van de vrijliggende kopse gevel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
GevelsIn het midden van de westgevel bevindt zich de centrale toegang die aansluit op de middenbeuk van het stalgebouw. Deze ingang werd oorspronkelijk geflankeerd door segmentboogvormige vensters. In 1953 was er nog een smalle staldeur (afb. 13), maar die is later vergroot. De deur werd vervangen door een bredere hangschuifdeur. Daartoe is het rechter venster dichtgezet. Op de verdieping bevindt zich een rechthoekig luikgat uit de bouwtijd dat aansluit op de zoldervloer. De noordgevel aan de cour heeft vier doorgangen. De drie oostelijke bezitten een hardstenen omlijsting, maar de meest westelijke deuromlijsting is van mergel gemaakt. Oorspronkelijk bezat deze gevel vijf op halve muurhoogte geplaatste vensters ter verlichting van de bedrijfsruimte op de begane grond. De vensters waren ouder dan de staldeuren met hardstenen omlijsting, die pas later zijn doorgebroken. De mergelstenen omlijsting is waarschijnlijk wel uit de beginperiode, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
377 Plattegrond en dwarsdoorsnede K-K van de koestal, schaal 1:300. Opmeting (1996) en tekening (1997) door A. Warffemius.
376 De koestal gezien uit het zuidwesten. Rechts op de achtergrond de proostvleugel. Opname 1996.
omdat het venster ten opzichte van het tegenoverliggende venster in de zuidmuur wat verschoven ligt. Op de verdieping zijn drie grote luiken met houten latei en hardstenen onderdorpel aanwezig. De zuidgevel had op halve muurhoogte vijf originele vensters, waarvan het meest westelijke precies in het midden van de voorruimte was dichtgezet, en de vier andere gelijkmatig over de gevel waren verdeeld. In het midden van de thans weggebroken zuidgevel bevond zich een later doorgebroken doorgang met een hardstenen omlijsting, gelijk aan die in de noordgevel. Op de verdieping bezat de zuidmuur geen vensters. In de oostgevel bevindt zich op de begane grond in het midden een doorgang met hardstenen omlijsting, die in 1888 is dichtgezet bij de bouw van de hierboven al genoemde kelder in de lage aanbouw in de hoek tussen koestal en stiftvleugel.
378 Interieur van de koestal met de driebeukige indeling en troggewelven gezien naar het westen, kort voor de verbouwing tot zwembad. Opname 1995.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
379 Het interieur van de koestal na het verwijderen van de standvinken en het verstijven van de trekbalken met behulp van stalen I-balken. Opname 1996.
380 Dezelfde ruimte na de transformatie tot zwembad. Opname 1997.
Op de verdieping zit in de oostelijke topgevel een omkaderde jaartalsteen onder een afdeklijst. Op een ovaal staat het bouwjaar: ‘anno 1851’. Boven de jaartalsteen zit een klein rond luchtgat in het hart van kruisvormig uitstekende stenen. Interieur. In de boerderijfase zag de koestal er als volgt uit. Beganegronds was de ruimte verdeeld in een voorportaal van slechts een travee, met daarachter de driebeukige stalruimte die zeven traveeën omvatte (afb. 378). De deur in de scheidingsmuur tussen de portaaltravee en de driebeukige stalruimte was gelijktijdig met de verbreding van de toegang in de voorgevel gewijzigd. De in de muur opgelegde moerbalken werden ondersteund door twee paar standvinken, die zo waren geplaatst dat de middenbeuk veel smaller was dan de zijbeuken. De ruimte was volledig voorzien van een zoldering op moer- en kinderbinten met daartussen troggewelfjes. Zowel de moerbalken als de kinderbinten waren geheel ompleisterd. In het midden van de koestal stonden twee voerbakken in de lengterichting. De koeien waren hier gestald met de koppen naar elkaar toegekeerd. Zij stonden op grote ijzeren vlonders die over de in de bodem gegraven betonnen gierputten lagen. Op een opmetingstekening uit 1953 geeft H. van der Wal greppels aan met daarachter een loopgang voor de boer. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZolderBoven de stal ligt een zolder die niet alleen indrukwekkend is vanwege de enorme kapruimte, maar ook door de hier toegepaste kapconstructie (afb. 377). Het is een gordingenkap met samengestelde boogspanten, z.g. Philibertspanten. De met bouten aan elkaar bevestigde gebogen spantdelen vormen samen een wijdse spitsboog. De spanten zijn in de nok onderling verbonden met een nokstijl, die aan de onderzijde is voorzien van een gesneden diamantkop. Op de nokstijl rust de nokgording die ook weer geschoord wordt in de lengterichting vanuit de nokstijl, een zgn. windverband. Aan de courzijde steekt de kap ongeveer 1 meter over, waardoor het mogelijk was om bij regenachtig weer droog over te lopen van het woongedeelte in de stiftvleugel naar de koestal. Onder die overstek kon men ook de ladders hangen. Aan de noordzijde heeft men om een flauwere dakhelling te krijgen grotere bokken, die gedeeltelijk op het spantbeen en deels op het blokkeel rusten. De fliering ligt daar op een klein bokje. Bovendien is de fliering aan de noordzijde nog eens extra geschoord. Tussen de flieringen en de nokgording liggen aan beide zijden nog twee gordingen, rustend op klossen die met een hoekijzer aan de spantbenen verbonden zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Restauratie en nieuwe bestemmingNa de restauratie kreeg de ruimte op de begane grond de bestemming van zwembad voor de hotelgasten en werd de ruime zolder verbouwd en ingericht als congreszaal. De middengang en de mestkuipen hebben plaats gemaakt voor een zwembassin. In de omliggende ruimte zijn een sauna en een Kneipp-kuuroord ondergebracht. De driebeukige indeling maakte plaats voor een ongedeelde ruimte. De dubbele rij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
381 Een reeks Philibertspanten van de kapconstructie. Opname 1996.
382 De tot congresruimte verbouwde zolder, de zgn. Philibertzaal. Opname 1997.
standvinken verdween, de troggewelfjes tussen de oude moerbalken werden voor het zicht gehandhaafd, maar dan in beton. Om de overspanning van 12,5 m zonder de extra ondersteuning door standvinken te realiseren, was een ingenieuze versterkings-constructie nodig. Die moest bovendien aan het zicht worden onttrokken. De oplossing werd gevonden door boven de houten moerbalken stalen balken met I-profiel aan te brengen. Een constructieve ‘LAT-relatie’ van oud en nieuw. De balklaag werd als gevolg hiervan opgehangen. Dankzij deze verstijvingsconstructie bleek het mogelijk ook de kapruimte functioneel uit te baten als congreszaal. Er is nog een tweede concessie gedaan met het oog op het rendabel maken van de voormalige koeienstal. De hierboven beschreven zuidgevel is over vrijwel de volledige lengte uitgebroken. Aan de zuidzijde werd een lange dakkapel aangebracht. De badruimte werd vergroot door toevoeging van een glazen waranda met plat dak. Voorts is de binnenmuur tussen portaal en zwembad voorzien van een in de bad-ambiance passend geacht decoratief sculptuur dat moet bijdragen aan een klassieke Thermensfeer (afb. 380). De congreszaal op de verdieping die voor gasten bereikbaar is via het portaal achter de westgevel, trekt visueel zoveel mogelijk partij van de indrukwekkende spantconstructie (afb. 382). De zaal dankt er zelfs haar naam aan, een posthume eer voor de uitvinder van dit type spant, de Franse architect Philibert Delorme (1512-1577).Ga naar eind2 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kalver- of ossenstalEen tweede haaks tegen de stiftvleugel gebouwde stal was de kalverstal (3), die ook dienst heeft gedaan als ossenstal (afb. 384-385). Deze stal is in 1996 gesloopt.
383 De kalverstal tijdens de sloop. Opname 1996.
Alleen de zuidmuur resteert en doet nu dienst als tuinmuur van de nieuw gebouwde pastorie. Bij de bouw van de kalverstal maakte men gebruik van de westelijke stiftmuur als oostelijke sluitmuur van de stal (afb. 384). Na afbraak van het noordelijk gedeelte van de stiftvleugel, waarin tot 1875 de R.K. pastorie gevestigd was, bleef die wand als topgevel staan. De stal vertoonde in hoofdvorm grote overeenkomst met de koeienstal. Het was een rechthoekig gebouw van 22 bij 10,50 m onder een met pannen belegd zadeldak. Het driebeukige gebouw met ruime zolder telde zeven gebintvakken. Ook deze stal had een in verhouding met de zijbeuken opmerkelijk smalle middenbeuk. Deze stal heeft een kleinere voorganger gehad. Daarop wijst het kadastraal minuutplan van 1840. Een lagere dakmoet tegen de westmuur van het stift leverde een andere aanwijzing (afb. 383). Bij de sloop van de stal in 1995 werd de fundering van de oudere noordmuur teruggevonden. In de kalverstal was bovendien nog een deel van het muurwerk en van de kapconstructie van een voorganger opgenomen. Van het oorspronkelijke gebouw zijn slechts vier smalle balkvakken aangetroffen. De drie oorspronkelijke kleine spanten waren tot de sloop in 1995 aanwezig. Uit een en ander bleek dat in het midden van de 19de eeuw de kleinere voorganger van de kalverstal, die een oppervlakte had van 13 × 6,5 m, met circa | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
384 Plattegrond van de kalverstal en de aftekening tegen de westmuur van de stiftvleugel, schaal 1:300, door A. Warffemius, 1997.
4 m naar de noordkant is verbreed. In 1981 brandde de schuur af en werden de resterende spantjes van de smallere stal opgenomen in de nieuwe constructie. Deze stal had oorspronkelijk ook een gestuct plafond met troggewelfjes. Volgens de opmeting uit 1953 van H. van der Wal liep in de lengterichting een doorlopende voerbak en de mestgoot. Aan de mergelstenen zuidmuur was niet af te lezen dat de kalverstal verlengd was. Een faseverschil was wel af te leiden uit de bakstenen ondermuur van het toegevoegde gedeelte. De herbouwde stal was geheel opgetrokken in mergel en bestond uit zeven traveeën. Aan de noord- en zuidzijde waren drie doorgangen opgenomen met zeer zware eiken kozijnen van secundair gebruikt hout, dat mogelijk afkomstig was van het gesloopte noordelijk deel van het stiftgebouw. Aan de zuidkant werden later twee betonnen vensters aangebracht en aan de noordzijde twee gietijzeren vensters. Links in de westgevel bevond zich een ronde bakstenen poortboog, waardoor de noordbeuk met wagens toegankelijk was. Die poort was waarschijnlijk pas later, na 1953, doorgebroken. De bakstenen onlijsting was met inkassingen in de mergel muur aangebracht. Rechts boven bevond zich een tasluik met de bakstenen onderdorpel op zolderhoogte en een gebogen rollaag als bovendorpel. Dit tasluik verving overigens een kleiner exemplaar.
385 Het exterieur van de kalverstal gebouwd tegen het noordelijk gedeelte van de stiftvleugel kort voor de afbraak. Opname 1995.
386 De lage varkensstal gebouwd in de hoek tussen de kerk en de stiftvleugel. Opname circa 1950 (Persbureau van het Zuiden).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
387 Plattegrond, gevelaanzichten, lengte- en dwarsdoorsneden van graanschuur en vakwerkschuur, stallen, melkhuis en schops. Opmetingstekening, schaal 1:300, door A. Sipkes, 1971-72. Collectie SHBO, 335/1-2, Arnhem.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vervlochten kapconstructiesBouwhistorisch onderzoek in de kap leverde een markant bewijs van de spreekwoordelijke zuinigheid. Het betreft een opmerkelijke verhoging en verbreding van de kap, een twee-in-een constructie die om een verklaring vraagt (afb. 383). De spantjes van de oudere, kleine stal bestonden uit een juk met voetschoren zonder korbeels met daarop een schaargebint dat gesteund werd door twee voetschoren. De bovenste spantbenen waren bovendien nog door een haanhout met elkaar verbonden.
De schuur is later naar het noorden toe verbreed en ook nog verlengd. Hij liep bij brand in 1981 schade op. De spanten die de brand hadden overleefd, bestonden uit halve spantjukken waarvan de dekbalk aan de ene zijde rustte op het bovenste spantbeen van de oude spantjes. Op die dekbalk stond de nokstijl die de eveneens geschoorde nokgording droeg. Iets verschoven onder de nokstijl stond een verticale stijl die op zijn beurt weer rustte op de dekbalk van het onderste spantjuk. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het dakvlak van de vergrote kalverstal was verdeeld in drie delen en werd gedragen door gordingen. Op de begane grond bevonden zich trekbalken, die ter plaatse van het oude gedeelte waren verlengd en werden gestut door een stijl onder de las. Het is vooralsnog de vraag of de kalverstal nog verder naar het westen heeft doorgelopen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huidige situatieDe nieuwe pastorie die in 1997 werd betrokken, is gesitueerd ten noorden van de vroegere kalverstal. Het bouwvolume loopt parallel aan het verdwenen bedrijfsgebouw. Deze nieuwe vleugel herbergt behalve de pastorie ook nog een administratieruimte. Aan de noordkant lopen in elkaars verlengde de gang langs de publieke ruimten en die van de pastorie. Tegen de noordmuur aan de kerkhofzijde is een columbarium gepland voor de bijzetting van as-urnen. Opmerkelijk is dat de pastorie na 125 jaar bijna weer op de oude plek is teruggekeerd, waar de pastoor in 1810 zijn eerste woning betrok.Ga naar eind3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
388 De kopgevels en een doorsnede van de vakwerkschuur.
Opmetingstekening, schaal 1:300, door A. Sipkes, 1971-72, detail uit blad nr. 335/1. Collectie SHBO, Arnhem.
389 De noord- en oostzijde van de grote vakwerkschuur. Op de voorgrond de keermuur langs de toegangsweg naar de hoeve. Foto Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem z.j.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De varkensstalOp een foto gemaakt omstreeks 1953 staat in, de hoek gevormd door de westgevel van de kerk en de aan die zijde in 1875 ingekorte stiftvleugel een laag bakstenen gebouw, dat dienst deed als varkensstal (afb. 386). Op deze plaats stond oorspronkelijk de noordwesthoek van het klooster waarin rond 1810 de pastoor werd gehuisvest. Na de bouw van de inmiddels ook al weer verlaten pastorie aan de Onderstestraat nr. 15 is de afgebeelde lage stal (3) gebouwd. Toen in opdracht van de Gemeente Valkenburg door de heren Fox en Kwee de serie geveltekeningen werd vervaardigd, was de varkensstal al verdwenen. Het was een rechthoekig gebouw met aan de noordkant een afgewolfd zadeldak en een veel vlakkere helling dan de andere stallen en schuren, wat ook wijst op een veel jongere datum. De breedte was bepaald door de ruimte tussen de kerkgevel en de oostmuur van de kalverstal die nog een onderdeel vormde van de westelijke stiftgevel. De kopgevel stond ter hoogte van de nog bestaande linker hekpost in de kerkhofmuur. De lengte bedroeg circa 20 m. Die maat is vast te stellen aan de hand van de opmetingstekening van H. van der Wal uit 1953. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verdwenen schuren aan de westzijde van de courAan de westzijde van de voormalige grote cour die na de restauratie en nieuwbouw eromheen Norbetinessenhof heet, stond een reeks bedrijfsgebouwen. Het waren twee grote schuren met lagere aanbouwen tegen kopgevels. Vanaf de Onderstestraat gezien waren dat achtereenvolgens: een lage wagenschuur (5), de vakwerkschuur (6), een lage schuur met travaille (7), de in baksteen opgetrokken graanschuur (8) en de melkstal (9) die aan de zuidzijde de reeks afsloot. De volledige reeks schuren is weergegeven op afbeelding 387. Hierop zijn twee in opdracht van de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek door mej. A. Sipkes gemaakte documentatiebladen met opmetingstekeningen samengevoegd. Het zijn plattegronden en gevelaanzichten plus een lengtedoorsnede van de graanschuur. De verschillende schuren worden van rechts naar links hierna afzonderlijk behandeld. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wagenschuur naast de grote vakwerkschuurDe wagenschuur of het schop (5) had een in mergel gebouwde, ongeveer 5 m hoge zij- en achterwand, waarop een in vakwerk uitgevoerde bovenbouw onder zadeldak stond (afb. 389). De zijwand was aan de zijde van de toegangsweg naar de hoeve afgewerkt met een geprofileerde mergellijst. In het houten vakwerk van de bovenbouw was mergel als vulling aangebracht. De verdieping bevatte boven de gevelbalk aan de zijde van de oprijlaan twee tasluiken. De gevelbalk van de verdieping werd in het midden ondersteund door een houten stijl en was verder opgenomen in de rechter deurstijl van de grote vakwerkschuur. Aan de veldzijde had het dak een geschoorde overkraging. De constructie van de kleine topgevel is een soort verkleinde versie van de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
noordmuur van de aansluitende grote vakwerkschuur. De diepte van de uit twee vakken bestaande wagenschuur was gelijk aan de breedte van de tasruimte van de grote vakwerkschuur. Het schop werd mogelijk gelijktijdig met de vakwerkschuur gebouwd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De grote vakwerkschuurDe grote noordelijke, met pannen gedekte vakwerkschuur (6) was een doorijschuur waarvan alleen de zuidmuur volledig in mergel was uitgevoerd. De vakwerkschuur was tweebeukig en had een lengte van zes traveeën. De iets bredere beuk aan de westzijde was bestemd voor oogstopslag en de oostelijke vormde een doorrit en werd als dorsvloer gebruikt. In de noordgevel was een ankerbalk gebint-constructie toegepast die identiek was aan de spanten binnen in de schuur. Het enige verschil was dat er tussen de spantbenen verticale stijlen en horizontale regels waren toegevoegd als raamwerk voor de mergelstenen vulling. Bij de rechthoekige noordelijke toegangspoort had de geschoorde ankerbalk tevens de functie van lateibalk. De schuurdeuren voorzien van ijzeren en houten speumen, draaiden naar binnen. De zijwanden bestonden uit een stenen basement, waarop de voetplaat lag. Het basement was gedeeltelijk met baksteen gerepareerd. De stijlen in de gevels werden door middel van lange voetschoren gestut. Horizontale regels verdeelden de muurhoogte in zes vakken (afb. 389). In de lange oostwand waren boven de bakstenen voetplaat in vier van de zes traveeën vensters opgenomen. In de zuidmuur bevond zich een rondbogige poort, architectonisch een opvallend element omdat hij werd geflankeerd door een gelijkvormige poortdoorgang. Deze poort kwam hiervoor al ter sprake als onderdeel van de zgn. dubbele poort (B). Inwendig waren de beide beuken gescheiden door een lage muur met voetplaat waarop de standvinken stonden, die het onderste ankerbalkgebint ondersteunden. De kapconstructie van de schuur werd gevormd door vijf spanten, waarvan er een is weergegeven op afbeelding 388. De constructie stak als volgt in elkaar. Elk spant bestond uit een ankerbalkgebint met twee geschoorde spantbenen bovenop de ankerbalk. Het dekbalkjuk was voorzien van korbeels. Op de jukdekbalk stond een met voetschoren gestut schaarspantje; de gordingen rustten in het onderste vak op geschoorde klossen op de jukdekbalk en het schaarspant ter hoogte van de voetschoor. Voorts was er een nokschoor in de nok van het schaarspant. Deze schuur had een zadeldak dat aan de zuidkant was afgewolfd. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lage schuur met de travailleTegen de zuidmuur van de vakwerkschuur sloot een eenbeukige mergelstenen schuur of stal aan, waarvan de oorspronkelijke functie onbekend is (afb. 390). Deze schuur die in 1971 werd opgemeten, was vier jaar later al grotendeels verdwenen. Een opmerkelijk, alleen van foto's bekend detail, is de aangekapte travaille tegen de oostgevel.
390 Schuurtje met travaille ten zuiden van de grote vakwerkschuur. Foto SHBO, Arnhem z.j.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
391 Zuidgevel van de melk- en graanschuur, plattegrond en dwarsdoorsnede L-L van de voormalige graanschuur, schaal 1:300. Opmeting (1995) en tekening (1997) door A. Warffemius.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De graanschuurIn tegenstelling tot de grote vakwerkschuur (6) en het aangebouwde wagenschop (5) heeft de mergelstenen graanschuur (8), een uit 1833 daterend gebouw, haar bestaan - zij het in gehavende en onderkomen staat - tot 1995 kunnen rekken. Daarna moest ook deze schuur plaats maken voor appartementenbouw binnen een bouwvolume dat zoveel mogelijk aansloot bij het oude beeld. De oude graanschuur (afb. 391-394) was een tweebeukig, uit mergel opgetrokken gebouw onder een afgewolfd met pannen gedekt zadeldak. De beide grote poorten in de eindgevels hadden een bakstenen omlijsting met hardstenen blokken als geboorte- en sluitstenen (afb. 393). Omdat mergel veel te kwetsbaar is, gebruikte men op slijtagegevoelige onderdelen als poortdoorgangen bij voorkeur hardsteen of brikken. In de geveltoppen zaten ronde vensters en in de noordgevel bevonden zich op de begane grond twee kleine vensters. In de verder blinde zuidgevel was in het meest westelijk gedeelte nog een latere ingang doorgebroken. Aan de veldzijde was over de gehele lengte van de schuur een wagenschop gebouwd onder het aan die zijde doorlopende dakschild. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
InterieurDe tweebeukige graanschuur bestond inwendig uit zes traveeën (afb. 391). Het doorrijgedeelte, tevens dorsvloer in de oostelijke beuk was circa 1 meter smaller dan de tasruimte. De twee beuken waren van elkaar gescheiden door een lage muur die was gedekt met een houten voetplaat. Op die voetplaat stonden de standvinken ter ondersteuning van de trekbalken. De middelste standvink was nog eens extra geschoord door zeer zware voetschoren. Tussen de standvinken waren in de lengterichting verbindingsbalken aangebracht. In de tweede en vijfde travee waren vanaf de voetplaat tot aan die verbindingsbalken ladders in de houtconstructie opgenomen. De sporten staken in de zware stijl en in de veel dunnere trapboom. De onderste spantjukken waren zeer hoog, zodat de zolder een enorme tasruimte vormde. Zij bestonden uit een paar kromme spantbenen die met voetschoren op de trekbalken waren geschoord (afb. 394). De dekbalk was met de spantbenen verbonden d.m.v. korbeels. Op het onderste juk stonden twee door voetschoren gesteunde spantbenen die de nokgording droegen. Deze spantbenen waren onderling verbonden door een haanhout dat door een windverband werd geschoord. De nokstijlen ontbraken hier echter. Het betrof hier een vrij zeldzaam voorkomende constructie. Verwante voorbeelden zijn gesignaleerd bij Huis ‘De Vliek’ in Ulestraten en de hoeve Vaesrade nr. 64 (gemeente Nuth). Op de zolder waren in het tweede en vierde spant vanaf de noordmuur eveneens verticale ladders in de houtconstructie opgenomen die vanaf de trekbalk tot aan de dekbalk liepen. De gebintconstructie had gehakte telmerken. Het dakvlak was in drie delen verdeeld; de sporen of
392 De graanschuur met aangebouwde schop. Opname 1995.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
394 Doorrit van de graanschuur gezien naar het noorden. Opname 1995.
393 Doorzicht van noord naar zuid door de doorrijpoort van de graanschuur. Opname augustus 1995.
kepers rustten op flieringen; de bovenste flieringen lagen op de dekbalk en de onderste op horizontale klossen die midden in de spantbenen waren opgenomen. In 1995 is deze graanschuur gesloopt, hetgeen de nodige moeite kostte. Met grote krachtsinspanning moest men de houtconstructie uit elkaar trekken. Aanvankelijk bestond de idee dat de spanten teruggeplaatst zouden kunnen worden in de nieuwbouw, die onderdak biedt aan hotelappartementen. Bij het ontwerp had men in de breedte van de te bouwen appartementen ook de dieptemaat van het wagenschop meegerekend, met als gevolg dat het appartmentencomplex in
395 Gevelaanzicht en dwarsdoorsnede van de melkschuur, gebouwd tegen de zuidelijke kopgevel van de graanschuur. Opmetingstekening, schaal 1:300, door A. Sipkes, 1971-72. Collectie SHBO, Arnhem, detail uit blad nr. 335/1.
omvang afwijkt van de oorspronkelijk graanschuur, waarmee het feitelijk nog alleen de naam gemeen heeft. Een en ander had als consequentie dat de oude spanten voor de kap niet meer waren te gebruiken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De melkstalTen zuiden van de graanschuur sloot de zogenaamde melkstal aan. Het was een gebouw van drie balkvakken met een lage verdieping onder een zadeldak op een nagenoeg vierkant grondplan. Beganegronds was de ruimte een open werkplaats, waarboven een ruime zolder lag (afb. 395). Op de opmetingstekening door H. van der Wal uit 1953 is er een scheidingsmuur getekend, waardoor er twee afzonderlijke ruimten waren ontstaan, apart toegankelijk vanuit de vakwerk-gevel. In de oostgevel stond nog een zware mergel stijl. Deze melkstal was aan drie zijden opgetrokken in mergel. Alleen de oostzijde was grotendeels open. Daar droegen twee vrijstaande poeren een puibalk waarop een vakwerkwandje rustte. Dat wandje vormde onder het oostelijke dakschild een soort borstwering met tasluiken die de zolderverdieping afsloot. De half open ruimte op de begane grond was de eigenlijke melkstal. Waarschijnlijk fungeerde dit bouwsel eerst als wagenschop. De melkstal is waarschijnlijk gelijktijdig met het schop van de graanschuur gebouwd. De stal is in 1995 afgebroken en werd overigens in een vergrote vorm evenals de graanschuur opgenomen in het appartementen-complex. Doordat ook hier de westmuur enige meters naar buiten is verplaatst, kon men het vloeroppervlak vergroten zonder de nokhoogte te wijzigen. Op die manier behield het schurencomplex min of meer zijn vroegere silhouet. |
|