Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 262]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
280 De reliekbuste van de H. Gerlachus, zilver, hoogte 46 cm, door Fredericus Wery uit Maastricht vervaardigd in 1704-1706. Bijbehorend houten voetstuk. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kerkschat van klooster en parochiekerkHet barokke interieur van de parochiekerk van Houthem-Sint-Gerlach lijkt op het eerste gezicht ongerept de tijd te hebben doorstaan. Vooral de eerder besproken gewelfschilderingen dragen tot deze indruk bij. Desondanks moet worden geconstateerd dat het merendeel van de inventaris niet meer stamt uit de 18de eeuw, de tijd waarin de Norbertinessen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de uitmonstering van het interieur. Het tegenwoordige kerkmeubilair is grotendeels pas in de vorige eeuw in de kerk terecht gekomen. Hoe het gebouw er ten tijde van de stiftsdames van binnen precies heeft uitgezien, is niet bekend. Wel is nog een tastbaar aandenken aan het adellijk stift aanwezig in de vorm van fraai kerkzilver. Dit zilver is nagenoeg onbekend en door zijn verborgen bestaan in de kluis meestentijds aan het oog onttrokken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kerkzilver uit de stiftskerkOnder het kerkzilver bevinden zich enkele schenkingen, zoals een miskelk waarop de wapens prijken van priorin Isabella van Raveschot en van proost Herman Jacob Christophorie (afb. 281).Ga naar eind1 De kelk is bezet met medaillons in email waarop taferelen uit het lijden van Christus. Volgens de zilverkeuren is de miskelk te Augsburg vervaardigd door de zilversmid J. Lutz. De kelk ontstond op een tijdstip dat in Augsburg de jaarletter nog niet was ingevoerd. Alleen de stadskeur - een druiventrosje - en de initialen J L voor de zilversmid Johann Lutz († 1727) zijn op het zilver afgeslagen. Zonder de letterkeur kan men niet bepalen in welk jaar precies de kelk tot stand kwam. Aan de hand van de wapens die op de nodus zijn gegraveerd is het in dit geval toch mogelijk nauwkeuriger te dateren. De kelk moet zijn verworven tussen 1728, het jaar van aanstelling van proost Christophorie, en 1733, het overlijdensjaar van priorin Van Raveschot. Het is goed mogelijk dat de benoeming in 1728 van Christhophorie tot proost aanleiding is geweest de kelk aan te schaffen. De maker van de kelk Johann Joachim I Lutz was lid van een Augsburgse familie van zilversmeden gespecialiseerd in de productie van katholiek kerkzilver. Lutz vervaardigde vooral kelken en in mindere mate monstransen. In Wavre (B) bevindt zich bijvoorbeeld een monstrans van zijn hand en in de Onze Lieve Vrouwekerk in Dinant (B) een kelk. Omdat Johann Lutz al een jaar vóór de benoeming van Christhophorie was overleden, kan onmogelijk sprake zijn geweest van een rechtsreekse opdracht aan de Augsburgse zilversmid. Het ligt meer voor de hand dat een Augsburgse koopman in zilver bij de aanschaf van de miskelk heeft bemiddeld. Het is bekend dat in het nabijgelegen Prins-Bisdom Luik en aangrenzend gebied mogelijke cliënten regelmatig door zilverhandelaren uit Augsburg werden bezocht. Een nieuwe benoeming zoals in het geval van proost Christophorie was een gelegenheid bij uitstek om kerkzilver ter verkoop aan te bieden. Omdat de handelaren meestal onmiddellijk aan de vraag konden voldoen, was hun afzet aanzienlijk. Dit verklaart waarom er nog zo veel Augsburgs kerkzilver in het Luikse voorkomt. Vermoedelijk bevond de miskelk van priorin Van Raveschot en proost Christhophorie zich in voorraad bij een zilverhandelaar uit Augsburg. Alleen de familiewapens van beiden dienden nog te worden toegevoegd (afb. 282).Ga naar eind2 Ook van Christhophories voorganger Franciscus van Pelt die proost was van 1718-1728 is nog een miskelk bekend. Deze bevindt zich echter niet meer in Houthem-Sint Gerlach, maar is ooit in bruikleen gegeven aan de parochiekerk van Nulland-Kerkrade.Ga naar eind3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
281 Miskelk met de wapens van priorin Isabella van Raveschot en proost Herman Jacob Christophorie gegraveerd op de nodus. Gedreven zilver met medaillons in email waarop scènes uit het lijden van Christus; hoogte 26,5 cm, vervaardigd door J.J. Lutz uit Augsburg, kort voor 1727. Opname 1999.
282 De gegraveerde wapens van priorin van Raveschot en proost Christoforie op de Augsburgse kelk. Opname 1999.
Zijn wapen vindt men nog boven de ingang van de kerk en op het gewelf in de koorsluiting, respectievelijk daterend uit 1725 en 1727. Een zeldzaam en monumentaal werk is het zilveren borstbeeld van de Heilige Gerlachus (afb. 280). Het werd in 1704 vervaardigd volgens de inscriptie van het jaartal aan de achterzijde. Dit wordt bevestigd door de op het zilver geslagen letter S die te Maastricht in gebruik was in de jaren 1704-1706. Naast det stadskeur van Maastricht is een meesterteken aangebracht met een F waaronder een W. Hieruit kan worden opgemaakt dat de maker van de buste de Maastrichtse zilversmid Fredericus Wery (1656-1727) is.Ga naar eind4 In het borstbeeld wordt de schedel van de Heilige Gerlachus bewaard met de tekst Reliquae capitis S. Gerlaci conf. De reliek kan aanschouwd worden door een rond glaasje in het hoofd van de buste. Fredericus Wery stamt uit een familie van zilversmeden. Zowel zijn vader Anthoon, als zijn broer Gerard en zoon Johannes oefenden het beroep van edelsmid uit. De familie Wery had zich vooral toegelegd op de productie van kerkzilver. Het is derhalve niet verwonderlijk dat Fredericus Wery als specialist van kerkzilver de uitzonderlijke opdracht ontving een reliekhouder in de vorm van een borstbeeld te vervaardigen. Fredericus Wery was als zilversmid eveneens in dienst van het Maastrichtse Servaaskapittel.Ga naar eind5 In dit verband kan men zich afvragen of hij bij het maken van het borstbeeld de buste van Sint-Servaas voor ogen heeft gehad? Was in de opdracht verwerkt dat deze buste in grote lijnen model moest staan? De schedel van de Heilige Servatius is overigens ook te zien door een glaasje in het hoofd, weliswaar nadat de mijter van de buste is verwijderd. Fredericus Wery heeft het gebaarde hoofd van Gerlachus individuele, ascetische trekken gegeven en andere onderdelen zijn gedetailleerd weergegeven. Zo is het harige onderkleed van de kluizenaar zichtbaar ter hoogte van het openstaande deel van de kraag. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het borstkruisje met de twee dwarsbalken herinnert aan zijn boetetocht naar Jeruzalem. Bij de buste van de Heilige Gerlachus hoort een beschilderd houten voetstuk waarop het wapen van het stift Sint-Gerlach is uitgesneden: een gekroonde dubbelkoppige adelaar in een ovaal schild. Het voetstuk moet - naar de Lodewijk XIV-stijl te oordelen - in dezelfde tijd zijn ontstaan als de zilveren buste. Enige tijd geleden tijdens een inventarisatie van het kerkelijk kunstbezit bleek het voetstuk onvindbaar; men wist ook niet meer dat beide een geheel vormde. Het is na een zoektocht uiteindelijk op zolder teruggevonden waarna het als sokkel van het borstbeeld weer in ere is hersteld. Het stiftswapen komt in gegraveerde vorm ook voor op een ovaal (ampullen)blad. Het wapenschild met het stiftswapen wordt gedragen door een engel en is omgeven door takken met bladeren. De stadskeur met de vijfpuntige ster en de jaarletter G geven aan dat het blad tussen 1682-1684 in Maastricht is vervaardigd. De gelieerde AW die op het blad is ingeslagen staat voor het meesterteken van Anthoon Wery, de vader van Fredericus Wery.Ga naar eind6 Zoals eerder gezegd was kerkzilver de specialiteit van de familie Wery. Anthoon Wery bekleedde in de jaren dat het zilveren blad werd gemaakt het ambt van regerend Meester van het Maastrichtse goud-en zilversmedenambacht. Het blad moet tot een van zijn laatste werken hebben behoord, omdat Anthoon Wery in 1685 overleed. Naast het borstbeeld komt in de inventaris nog een kleine zilveren houder voor waarin eens een reliek van de H. Gerlachus was opgeborgen volgens het opschrift op een banderol (afb. 284). Thans bevat deze houder een reliek van het H. Kruis. De vorm van de zilveren kast met zwierige rocaille-motieven duidt op een ontstaan in het derde kwart van de 18de eeuw. Op het handvat zijn nog enige afgesleten zilverkeuren te bespeuren, waarvan er slechts een kon worden geïdentificeerd. Deze vertoont een deel van een gekroonde hand, stadskeur van Antwerpen. Op de achterzijde staat de inscriptie D.D.I.A. van Kattenberghe 1770.Ga naar eind7 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zilver uit de oude parochiekerk Sint-MartinusNa het vertrek van de stiftsdames uit Sint-Gerlach in 1786 stond hun kerk lange tijd leeg. Aan de bisschop van Roermond werd verlof gevraagd om het bedehuis tijdens zon- en feestdagen voor de plaatselijke bewoners open te stellen. De stiftskerk was ten tijde van de Norbertinessen immers geliefd bij het overgrote deel van de inwoners. Het verzoek stuitte echter op verzet van pastoor Wilhelmus Vreeën, die vreesde dat het bezoek aan zijn parochiekerk in Houthem hierdoor aanzienlijk zou afnemen. De stiftskerk deelde uiteindelijk het lot met vele andere kerken gedurende de Franse bezetting. De vroegere stiftskerk zou meer dan twintig jaar van de eredienst verstoken blijven. Pas in 1808 toen de eigenaren, het echtpaar Schoenmaeckers-Sleypen, de kloosterkerk overdroegen aan de parochianen van Houthem, kon het gebouw weer in gebruik worden genomen. Sint-Martinus maakte bij deze gelegenheid plaats voor de nieuwe parochiepatroon, de H. Gerlachus. De parochie verkeerde de eerste tijd in een slechte financiële toestand. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het aan middelen ontbrak om het bedehuis met nieuw meubilair in te richten. Omdat er zelfs geen geld was om banken of stoelen te plaatsen, stond het kerkbestuur de parochianen toe deze op eigen kosten aan te schaffen.Ga naar eind8 Vermoedelijk heeft men met de inventarisstukken en het liturgisch vaatwerk uit de Houthemse parochiekerk volstaan, zoals het schilderij met de Heilige Martinus. Het doek hing boven het hoofdaltaar in het koor van de Houthemse kerk. Het werd volgens het opschrift in 1786 geschonken door vicaris P.E.C. de Sauveur.Ga naar eind9 Deze geestelijke was een telg uit een Houthemse familie, die de parochie een warm hart toedroeg. Toen de kloosterkerk van de Norbertinessen door de parochie in gebruik werd genomen, kwam het nodige kerkzilver van de Houthemse kerkgemeenschap hier terecht. Net zoals bij de kelk van priorin Van Raveschot en proost Christophorie inscripties en wapens aanwijzingen geven over de schenker en de plek waar ze eens thuis hebben gehoord, zo staat op een stel gekoppelde oliebusjes de inscriptie Houthem/1728/J.A. Philippens/Pastor (afb. 283). Op een ander oliebusje is slechts Houthem 1728 gegraveerd.Ga naar eind10 Pastoor Philippens was van 1716 tot 1752 herder van de Houthemse kerkgemeenschap. Het is bekend dat tijdens zijn pastoraat met de steun van de familie De Sauveur de pastorie te Houthem tot stand kwam. Op de oliebusjes komen geen zilverkeuren voor, waardoor de maker niet kan worden achterhaald. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
283 Zilveren oliebusjes, hoogte 7,5 cm, volgens de inscriptie aan de Sint-Martinuskerk in Houthem geschonken door pastoor J.A. Philippens in 1728. Opname 1999.
Een andere zilveren houder bevat een reliek van de Heilige Martinus, patroon van de oude parochiekerk in Vroenhof-Houthem. Het vermoeden bestaat dan ook dat de reliekhouder in gebruik is geweest bij de parochie. Het reliekkastje met rococoversiering bezit Maastrichtse keuren. Naast het stadsteken de vijfpuntige ster is het meesterteken met de initialen I N afgeslagen, die betrekking hebben op Jacobus Nutten (1734-1771).Ga naar eind11 Volgens de jaarletter D is de reliekhouder in 1768-1770 gemaakt. Van een aantal voorwerpen is de herkomst onduidelijk wegens het onbreken van inscripties of andere aanwijzingen op het zilver. Zoals een ciborie, het oudste zilveren vaatwerk in de inventaris (afb. 286). Op de ciborie is de tekst ‘soli Deo gloria’ aangebracht waaraan het jaartal 1611 werd toegevoegd. Dit komt overeen met de in het zilver afgeslagen letter B en het nog goed leesbare stadskeur van de stad Luik. De initialen P F vormen het meesterteken van de Luikse zilversmid Pierre de Fraisne.Ga naar eind12 Kenmerkend voor de renaissancestijl waarin de ciborie is uitgevoerd zijn de langgerekte knorren op voet, tegencuppa en deksel.
284 Reliekhouder, gedateerd 1770, zilver, afmeting 12 × 11 cm, Antwerpse keur. Opname 1999.
Twee zilveren kelken en een monstrans ontstonden meer dan anderhalve eeuw later dan de ciborie. De kelken tonen overduidelijk hoe de vormentaal door de eeuwen heen onderhevig is aan de heersende mode. Beide kelken vertonen de typische getordeerde vormen van de Lodewijk XV-stijl; het is alsof het zilver in golven opwaarts beweegt. Een kelk is blijkens de keuren van de Luikse zilversmid Guillaume Lamotte en dateert volgens de jaarletter B uit 1765 (afb. 287). Dit jaartal is ook nog eens op de voetrand gegraveerd.Ga naar eind13 Het tweede exemplaar werd door de eerder ter sprake gekomen Maastrichtse meester Jacobus Nutten gesmeed in de jaren 1768-1770 zoals de jaarletter D aangeeft. Van de hand van een andere Maastrichtse edelsmid moet de monstrans zijn (afb. 285). In een monstrans wordt de heilige hostie plechtig uitgestald. Helaas is het meesterteken grotendeels weggesleten, waardoor de maker niet kan worden achterhaald. Naast de stadskeur - de vijfpuntige ster - is de jaarletter F afgeslagen, die aangeeft dat de monstrans in de jaren 1772-1774 tot stand kwam. Op de voetrand staat 1773, het jaartal van aanschaf naar mag worden aangenomen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontheemde stiftsdamesHet had maar weinig gescheeld of het kostbare kerkzilver van de Norbertinessen was al twee eeuwen geleden voorgoed uit Sint-Gerlach verdwenen. De stiftsdames moesten in 1786 huis en haard verlaten. De reden voor dit vertrek was de maatregel van keizer Jozef II om de contemplatieve kloosterorden op te heffen. Bovendien was tijdens het verdrag van Fontainebleau een jaar tevoren besloten dat de enclave Sint-Gerlach van Oostenrijkse in Staatse handen zou overgaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
285 Stralenmonstrans, zilver, hoogte 61,6 cm, op de voetrand gedateerd 1773, niet geïdentificeerd werk, Maastricht. Opname 1950.
286 Ciborie, zilver, hoogte 20 cm, door Pierre de Fraisne uit Luik, 1611. Opname 1950.
287 Miskelk, zilver, hoogte 24,8 cm, door Guillaume Lamotte uit Luik, 1765. Opname 1950.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nonnen werd wel nog toegestaan elders hun kloosterleven voort te zetten. Novicen mochten echter niet meer worden aangenomen, waardoor de orde van de Norbertinessen tot uitsterven was gedoemd. De Norbertinessen betrokken de leeggekomen gebouwen van het klooster van de Kartuizers in Roermond. Op woensdag 6 september 1786 vertrokken de hoogbejaarde priorin Theresia d'Onate de Gomond met acht stiftsdames, vijf zusters, proost Maximiliaan Joseph Silmen en kapelaan Petrus Maurer naar hun nieuwe bestemming. In zes rijtuigen aanvaardde het gezelschap de reis. De inventaris van klooster en kerk van Sint-Gerlach bracht men vrijwel in zijn geheel over, van het grote praalgraf van de Heilige Gerlachus tot en met de luidklokken uit de toren.Ga naar eind14 Op 4 september was het schrijn aan het hoofdeinde van het praalgraf waarin zich de relieken van de heilige bevonden, in tegenwoordigheid van het gehele klooster verzegeld en met drie sleutels gesloten. Proost Silmen begeleidde de kist vervolgens persoonlijk naar Roermond.Ga naar eind15 Pas in het daaropvolgende jaar, op 9 mei 1787, werd het schrijn op last van bisschop Van Hoensbroeck wederom geopend in aanwezigheid van getuigen. De bisschop keurde goed dat de relieken in Roermond op dezelfde wijze zouden worden vereerd als in Sint-Gerlach zelf. De door de Norbertinessen nieuw ingerichte kerk van de voormalige Kartuis was op 22 april 1787 voor het publiek opengesteld.Ga naar eind16 De stiftsdames zullen zich in hun nieuwe omgeving te Roermond al snel thuis hebben gevoeld. De nog bestaande zaalachtige kerkruimte met zwierig stucwerk ademt opmerkelijk genoeg dezelfde barokke sfeer als het bedehuis van de zusters in Sint-Gerlach. Een langdurig verblijf was de Norbertinessen in hun nieuw onderkomen niet vergund. Ruim tien jaar later, in de Franse tijd, viel - net als voor alle andere kloostergemeenschappen - ook voor de Norbertinessen van Sint-Gerlach het doek. De zusters werden in 1797 gedwongen het Roermondse klooster te verlaten. Korte tijd later, toen de tijden weer wat rustiger waren, kochten enige nonnen de gebouwen van de voormalige Kartuis terug. Met het Concordaat van 1801 werd het echter duidelijk dat de kloosterorde van de Norbertinessen niet meer zou worden hersteld. De gebouwen in Roermond werden overgedaan aan een bevriende relatie, Matthias Sleijpen deze en zijn schoonzoon J. Schoenmaeckers hadden ook de stiftsgebouwen en kerk in Sint-Gerlach aangekocht. Schoenmaeckers en zijn echtgenote schonken in 1808 de herstelde stiftskerk aan de parochie Houthem. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sporen van het verblijf in Roermond
288 De beeltenis van de H. Gerlachus bij de put, met de gekroonde dubbele adelaar van het kloosterwapen geschilderd op het deurpaneeltje van een offerstok in de Caroluskapel in Roermond. Opname 1999.
Aan het verblijf van de Norbertinessen te Roermond herinneren verschillende inventarisstukken die, na bijna tweehonderd jaar, nog altijd aanwezig zijn in de Caroluskapel aldaar. De voormalige kartuizerkerk kreeg in 1841 deze heilige als patroon bij de komst van het Grootseminarie van het bisdom Roermond. In het bovenlicht van de ingang naar de Caroluskapel bevindt zich, omringd door voluutwerk, een ovaal reliëf met de gekroonde dubbelkoppige adelaar, het stiftswapen van Sint-Gerlach (afb. 289). Dit wapen komen we ook tegen op een geschilderd paneel verwerkt in het deurtje van een eikenhouten kastje, dat dienst doet als offerblok (afb. 288). De schildering stelt de H. Gerlachus voor in het gewaad van de orde van de Norbertijnen met in zijn linkerhand een staf. Rechts naast hem is een put weergegeven, die verwijst naar het bronwater dat op wonderbaarlijke wijze in wijn veranderde. Op de bovenzijde van een biechtstoel die in de Caroluskapel tegen de zuidmuur staat opgesteld, zijn temidden van sierlijk snijwerk in Régencestijl twee wapens aangebracht die we al eerder tegenkwamen (afb. 290). De familiewapens hebben betrekking op priorin Isabella van Raveschot en proost Herman Christophorie, die ook voorkomen op de kelk van zilversmid Lutz uit Augsburg. Op stilistische gronden is de biechtstoel in het tweede kwart van de 18de eeuw te plaatsen. Door de wapens van de schenkers zal de ontstaanstijd evenals de kelk van de Augsburgse zilversmid Lutz hebben gelegen tussen 1728 en 1733, respectievelijk de benoemingsdatum van de proost en het overlijdensjaar van de priorin.Ga naar eind17 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Negentiende-eeuws zilverHet reeds bestaande zilverbestand van de parochie werd pas later met een aantal voorwerpen aangevuld. Een schaal met ampullen moet voor de parochie een van de eerste nieuwe aanwinsten zijn geweest. Ampullen zijn schenkkannetjes voor water en wijn die bij de eredienst worden gebruikt. Volgens de keuren is het ampullenstel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
289 Het wapen van het klooster van de Norbertinessen van Houthem-St. Gerlach, verwerkt in een snijraam dat als bovenlicht is aangebracht boven de ingang in de westmuur van de Caroluskapel in Roermond. Opname 1999.
tussen 1814 en 1830 vervaardigd door de Maastrichtse zilversmid J. Nijst. Behalve het meesterteken van Nijst met de initialen J N (in gebruik van ca. 1816 tot na 1840) is een keur met gesloten hand waarin een stokje en de letter M aangebracht, evenals het cijfer twee tussen lauwertakken.Ga naar eind18 Dit laatste keur slaat op het tweede gehalteteken en het andere betreft het waarborgteken. Deze keuren waren in 1814 voor de Zuidelijke Nederlanden ingevoerd, waarbij de toegevoegde letter M betrekking heeft op het kantoor Maastricht. Aan gedetailleerde onderdelen als zilverkeuren kan worden vastgesteld hoe verregaand de ideeën van de Franse Revolutie hebben ingegrepen in het maatschappelijk bestel. Er bestaan opvallende verschillen met de eerder besproken oudere zilverkeuren. Sedert de late Middeleeuwen tot aan het eind van de 18de eeuw werd een keuring door meesters van het gilde of ambacht van elke stad afzonderlijk verricht. Zo bevinden zich op de kelk van Van Raveschot en Christophorie bijvoorbeeld het stadsteken van Augsburg en op het borstbeeld van de Heilige Gerlachus dat van Maastricht. Met de komst der Fransen tegen het eind van de 18de eeuw zijn de gilden of ambachten van de steden opgeheven. De gebruikelijke zilvercontrole door de keurmeesters van de stedelijke gilden maakte plaats voor een keuring, die voor een gebied of land uniform en centraal was geregeld. In 1814 werden bijvoorbeeld voor het Koninkrijk der Nederlanden - bestaande uit Noord- en Zuid-Nederland (het latere België) - aparte merken voor beide delen uitgevaardigd. Uit de zilvermerken op het ampullenstel kan worden opgemaakt dat men Maastricht toentertijd tot de Zuidelijke Nederlanden rekende. De keuren op een ciborie zijn van iets jongere datum. Deze waren in België een jaar na de afscheiding in gebruik vanaf 1831 tot 1848. Het is een Mercuriuskop als waarborgteken en een Januskop met het cijfer 2 dat het tweede gehalte aangeeft. De derde keur, dat naar alle waarschijnlijkheid het meesterteken betreft is onleesbaar. Door inscripties op het zilver zijn de schenkers van een aantal voorwerpen bekend. Zo blijkt een verguld zilveren miskelk een gift te zijn van dr. Joannes Bernardus Brinkmann, die van 1870 tot 1889 bisschop was van het Duitse Münster. Tijdens de Kulturkampf in Duitsland moest mgr. Brinkmann Münster ontvluchten.Ga naar eind19 Hij dook van 1879 tot 1884 te Houthem onder. De zilveren kelk is een geschenk uit erkentelijkheid voor het gastvrije heimelijke verblijf (afb. 291). Het voorwerp bezit geen keuren, maar volgens het aangebrachte zogenaamde winkelmerk stamt de kelk uit het bekende Münsterse atelier Bruun. Blijkens de inscriptie op een ciborie uit 1887 is Joannes Beckers de schenker. Hij was eerst
290 Biechtstoel afkomstig uit de Houthemse kloosterkerk en in 1786 overgebracht naar Roermond. In de bekroning zijn familiewapens gesneden van proost Herman Jacob Christophorie en priorin Isabella van Raveschot. Caroluskapel in Roermond. Opname 1999.
kapelaan en van 1865 tot 1893 pastoor in Houthem-Sint Gerlach. Tijdens zijn pastoraat werden in 1869 de relieken van de heilige Gerlachus in een nieuw schrijn geplaatst, waarin ze zich nog bevinden. Ter nagedachtenis aan pastoor Johannes Beijs ontving de parochie in 1907 een schaal met ampullen. Op de schaal staat de gegraveerde tekst In memoriam Rev. Dom. J.R. Beijs, Parochi in Houthem St. Gerlach 1903-1907. De twee jaartallen staan voor de periode dat Beijs herder was over de parochie-gemeenschap van Houthem-St. Gerlach. De zilveren schaal met ampullen is van buitenlandse makelij volgens de op het zilver aangebrachte gekroonde V, het keur voor vreemd werk. Na vanaf 1890 pastoor te zijn geweest in Geulle, kwam pastoor Beijs in 1903 naar Houthem. Lang mocht hij niet genieten van de naar zijn zeggen ‘heerlijke parochie Houthem’; amper vier jaar na zijn komst kwam op 22 october 1907 een einde aan zijn leven. Hoewel de parochie al rijkelijk met ampullenstellen was bedeeld, kwam er in 1932 nog een exemplaar bij. Op 24 oktober van dit jaar vierden de bewoners van het kasteel Sint Gerlach, baron Robert de Selys en Eugenie de Woot Trixhe, hun gouden bruiloft. Dit heuglijke feit werd bezegeld met een herinnering in de vorm van een zilveren schaal met ampullen waarop naast beider familiewapens de jaartallen 1882-1932 staan gegraveerd. De bestelling van het ampullenstel werd gedaan bij het atelier Kersten-Leroy in de Lenculenstraat te Maastricht, zoals het meesterteken aangeeft. Behalve de letter A voor het jaar 1932, komen verder keuren als een Minervakop en een lopende leeuw met 2 voor. De laatste twee merken zijn het Nederlandse waarborg- en tweede gehalteteken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerlachus weer thuis
291 Miskelk, zilver, hoogte 18 cm, Atelier Bruun uit Münster, 1884. Inscriptie: St. Gerlaco, sub cuius praesidio per quinquennium exsul degit, grato animo dedicavit Dr. Joannes Bernardus Brinkmann, episcopus Monasteriensis. Opname 1999.
In 1839 keerden enige relieken van de heilige Gerlachus vanuit Roermond terug naar Houthem. Twee jaar later - toen in Roermond de gebouwen van de voormalige Kartuis tot Grootseminarie werden ingericht - volgden de belangrijkste Gerlachusrelieken, waaronder het zilveren borstbeeld. Na meer dan een halve eeuw kwam ‘de kluizenaar weer thuis’. Op 2 augustus 1841 arriveerden de relieken eerst in de kerk van Meerssen. De volgende morgen om negen uur begaf zich een lange stoet van Houthem naar Meerssen. De relieken werden daarna plechtig in processie naar de kerk van Sint-Gerlach gebracht. Pastoor Eycken van Houthem-St. Gerlach had het voorrecht het zilveren borstbeeld te dragen. Hij werd bijgestaan door de beide dekens van Meerssen en van Tongeren. Vier priesters volgden met de schrijn waarin de overige Gerlachus-relieken. Ondanks de ondraaglijke hitte waren volgens de berichten in het Journal historique et littéraire op die zomerdag vijf- tot zesduizend mensen op de been. Houthem-St. Gerlach had gezorgd voor een groots onthaal van zijn patroon. De weg in het dorp was rijk gedecoreerd met guirlandes en triomfbogen. De ingang van de kerk was versierd met een groene ereboog, waarin een chronogram of tijddicht was verwerkt dat het jaar 1841 vormde: hIC ortVs, hIC VICtVs, hIC MortVVs, hICqVe gerLaCI LoCVs (‘Hier is hij geboren, hier heeft hij geleefd, hier is hij gestorven en hier is de rustplaats van Gerlachus’). Na aankomst van de processie vond in de kerk van Sint-Gerlach een plechtig gezongen hoogmis plaats, waarbij de muziek werd verzorgd door de harmonie van Meerssen. Pater Bernardus, redemptorist van het klooster te Wittem hield een preek.Ga naar eind20 Bijna dertig jaar na terugkomst van de relieken vond andermaal een plechtige opening plaats van het praalgraf. Naast de zorgvuldig ingepakte beenderen van de heilige trof men drie kruisjes aan, evenals een gewaad en een singel of koord van wol of ‘kemelshaar’, die de kluizenaar om zijn middel zou hebben gedragen. Pastoor Beckers droeg er zorg voor dat deze singel in een verguld koperen reliekhouder werd geplaatst. Deze reliekhouder of ostensorium heeft de vorm van een neogotische monstrans en is voorzien van de inscriptie ‘Cingulum Sti Gerlacis’. In de glazen cilinder is de opgerolde singel te zien (afb. 32). Op de zeslobbige voet is Gerlachus afgebeeld bij de holle eik door een koe en een paard geflankeerd. Nadat de overblijfselen door een geneesheer waren onderzocht en geïnventariseerd werden de relieken op 6 april 1869 onder een grote toeloop van gelovigen plechtig getoond. Vervolgens zijn ze niet meer in het praalgraf, maar in een nieuw schrijn opgeborgen (afb. 292). Dat werd geplaatst in de tombe van het Gerlachusaltaar. Hier rusten de overblijfselen van de kluizenaar in vrede, tot op de dag van vandaag.Ga naar eind21
292 De in zijde verpakte en verzegelde relieken met pelgrimskruisjes in de houten reliekschrijn. Opname 1990.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Chronologische lijst van het voornaamste kerkzilverDe voorwerpen zijn respectievelijk afkomstig uit het bezit van de Norbertinessen (vet), uit de in 1807 verlaten oude Houthemse parochiekerk van Sint-Martinus (cursief) en de overige objecten zijn latere schenkingen aan de parochiekerk van Sint-Gerlachus.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Château Sint-Gerlach en de kerk. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Château Sint-Gerlach en de kerk. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Sint-Gerlachuskerk, gezien vanaf het kerkhof aan de Onderstestraat. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het interieur van de Sint-Gerlachuskerk, gezien naar de tombe en de orgeltribune. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het interieur van de Sint-Gerlachuskerk omstreeks 1845, getekend door Ph.J.G. van Gulpen.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van het kerkinterieur met wand- en gewelfschilderingen vanaf het zangkoor. Opname 1997.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Monstrans, blijkens de keuren vervaardigd door een nog onbekende Maastrichtse zilversmid in 1773.
Kelk van verguld zilver, versierd met emails en de gegraveerde wapens van priorin Isabella van Raveschot en proost Franciscus van Pelt. De kelk is vervaardigd tussen 1728 en 1733 door Johannes Joachim Lutz uit Augsburg. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reliekschrijn van Sint-Gerlach in de vorm van een gedreven zilveren buste, gemaakt in 1706 door de Maastrichtse zilversmid Fredericus Wery. Op het houten voetstuk is het kloosterwapen gesneden. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelen voeren het offerlam van Abraham ten hemel. Deel van het door Johann Adam Schöpf in fresco geschilderde gewelf in de koorsluiting. Opname 1994.
Voluten en schelpen met puttokopjes boven de kapitelen vormen de overgang van de kerkmuur naar de schijnarchitectuur. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het offer van Abraham door Johann Adam Schöpf. Fresco achter het hoofdaltaar tegen de sluitmuur van het koor. Opname 1999.
De familiewapens van priorin Isabella van Raveschot en proost Franciscus van Pelt onder wier bestuur in 1723 de kerk werd gebouwd. Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van het gewelf boven het kerkschip. Midden op de foto is de breuklijn zichtbaar tussen het originele werk uit 1751 en de reparatie van 1808. Het bovenste gedeelte en de randen zijn van Schöpf, de scène met de Tenhemelopneming van Maria is werk van de schilder Hermans uit 1808. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van het gewelf boven de koorsluiting en het oostelijk gedeelte van het schipgewelf. Het middenveld met de Hemelvaart van Christus is herstelwerk van Hermans. De randen en de koorsluiting zijn werken van Schöpf. De breuklijn is duidelijk zichtbaar. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanbidding van het Kind door de herders in de stal van Bethlehem. Fresco door Johann Adam Schöpf tegen de noordmuur van het koor. Opname 1994.
Het bezoek van de Drie Wijzen uit het Oosten. Fresco door Schöpf met herstelling en aanvulling ter plaatse van de in 1860 doorgebroken deurpartij naar de sacristie. Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelenschaar boven de groep figuren uit het Oude Testament en heiligen, geschilderd door Johan Adam Schöpf op het westelijk deel van het schipgewelf. Opname 1994.
Groep van heiligen rond Mozes met de wetstafels, Aäron en Noach door Schöpf op de westelijke gewelfspiegel boven het kerkschip. Opname 1999
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Religio met kelk en kruis, als personificatie van het Geloof, geflankeerd door de Hoop en de Sterkte. Fresco door Schöpf op de zuidzijde van het schipgewelf. Opname 1994.
Decoratieve bloemenvaas door Schöpf op de in trompe l'oeil geschilderde deklijst. Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelen met attributen van de kardinale deugden door Johann Adam Schöpf op het vlakke plafond boven het zangkoor. Opname 1999.
Voorstelling van het Laatste Oordeel tegen de westmuur van de kerk door Johann Adam Schöpf. De hoofdvoorstelling met Christus als wereldrechter, geflankeerd door Maria en Johannes de Doper. Daaronder de aartsengel Michaël. Het centrale deel van de voorstelling valt - vanuit de kerk gezien - grotendeels weg achter het orgel. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koning David als vertegenwoordiger van het Oude Verbond aan de noordkant van het schipgewelf. Dit fresco is grotendeels van de hand van Schöpf, maar aangevuld met later reparatiewerk. David vormt de tegenpool van Religio. Opname 1999.
De aartsengel Michaël scheidt de uitverkoren en de verdoemde gelovigen op de Laatste Dag. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijf taferelen uit de geschilderde levenscyclus van de kluizenaar Gerlachus door Johann Adam Schöpf tegen de zuidwand van het schip. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bekering van Gerlachus op het toernooiveld buiten de stad Gulik. Het eerste tafereel uit de Gerlachus-cyclus. Fresco op de zuidwand van de kerk door Johann Adam Schöpf Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerlachus als pelgrim op audiëntie bij de paus in Rome. Fresco door Johann Adam Schöpf tegen de zuidwand van het schip. Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerlachus en de priester Rutger bij de put, waar het water wonderbaarlijk in wijn verandert. Fresco door Schöpf tegen de noordwand van het schip. Opname 1994.
Het sterfbed van Gerlachus door Johann Adam Schöpf. Dit tafereel op de noordwand vormt de slotscène van de op de Vita Sancti Gerlaci geïnspireerde cyclus. Opname 1994.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mozaïek tegen de zuidmuur van de in de stiftvleugel opgenomen nieuwe dagkapel, vervaardigd door Irene van Vlijmen. Centraal staan de kluizenaar en de Madonna met het Kind. De kleurige sferen links duiden op de band tussen Gerlach en de visionaire mystica Hildegard van Bingen. Aan de kerkgemeenschap geschonken door C. Oostwegel en M. Cuppen. Opname 1998.
Sint-Gerlach bij de eik als dierenvriend. Op de achtergrond de kloosterkerk en de put. Geschilderde applicatie op een processievaandel in de parochiekerk. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294-295]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van het complex voor de restauratie. Opname 1992.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De pronkgevel van de als proostenhuis gebouwde châteauvleugel voor de restauratie. Opname 1993.
De tuinkamer in het château met geschilderde wandbekleding in de vorm van smyrnatapijten. Opname 1992.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De restauratie in volle gang. De onttakelde grote zaal in gebruik als tijdelijke timmerwerkplaats. Opname 1996.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298-299]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luchtopname van het complex na het gereedkomen van de restauratie. De pachthof en de nog als zodanig herkenbare kloostergebouwen zijn getransformeerd in een château-hotel, kerkelijk centrum en appartementencomplex. Opname 1998.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luchtopname van de herstelde en gedeeltelijk nieuw gebouwde en als hotel in gebruik genomen pachthof. Opname 1998.
De gebouwen rond de Norbertinessenhof. Bij de restauratie is de 18de-eeuwse stiftvleugel hersteld en gecompleteerd. De schuren en stallen van de vroegere kasteelhoeve zijn vervangen door appartementen en een nieuwe pastorie. Opname 1998.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oostgevel van de châteauvleugel na de restauratie. Opname 1999.
De pandhof na de restauratie, gezien naar de toren van de kerk. Links de herstelde stiftvleugel. Tegen de kerk loopt de verbindingsgang die dienst doet als ontmoetingsruimte. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302-303]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pachtof en château in panorama-vue, gezien vanaf de Corneli-allee. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De door Johann Joseph Couven ontworpen pachthof, gezien vanuit het noordwesten met de karakteristieke hoekpaviljoens. Opname 1999.
Vanaf de basse-cour van de tot hotel verbouwde pachthof is er een fraai zicht op kerk en château. Opname 1999.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|