Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
261 Het kerkinterieur gezien naar de tombe en het hoogaltaar in september 1913. Foto De Hoog.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De kerkinventarisToen Martin Jacob Schoenmaeckers en zijn vrouw Maria Sibilla Sleijpen als eigenaar-bewoners van het klooster in 1808 de kerk aan de dorpsgemeenschap van Houthem overdroegen, was dat wel een markering waard. Pastoor Thomas Hermans zal waarschijnlijk verantwoordelijk zijn geweest voor het toepasselijk chronogram waarin deze schenking is vastgelegd: aedes gerlaci versa in parochialem (‘Gerlachus' huis is in bezit van de parochie overgegaan’).Ga naar eind1
Het kerkgebouw moest na jaren van leegstand vrijwel geheel opnieuw worden bemeubeld. De bestaande - nauwe, maar vooral ook zakelijke - relatie die de kasteeleigenaar en oud-rentmeester van het klooster Schoenmaeckers met de naar Roermond uitgeweken zusters onderhield, heeft ertoe geleid dat successievelijk diverse onderdelen van de oude kerkinventaris terugkeerden. Voor f 1500, - kwam Houthem weer in het bezit van een orgel, communiebank, ‘de overige ornamenten’, en twee relieken van Sint-Gerlach. Er werden nieuwe zijaltaren geplaatst en een trap gemaakt vanuit de oude bidkapel van de nonnen naar het zangkoor. Uit een in 1809 opgemaakte stand van zaken wordt duidelijk dat buiten het uit Roermond teruggehaalde orgel sprake is van een gestoelte voor de zangers, een doopsteen, twee kleine biechtstoelen, drie altaren, een beeld van St. Gerlach met altaar, twee beelden op het koor van St. Jozef en St. Jan en een O.L. Vrouwebeeld. Ook waren enkele oude inventarisstukken, wat liturgisch vaatwerk en het altaarstuk met Sint-Martinus uit de oude parochiekerk overgebracht. Voorts bezat de kerk toen in zilver ingelegde relieken van Martinus, Joris, Lucia en het H. Kruis. Een aantal schilderijen sierde de kerkruimte, doeken met de afbeelding van Martinus, Franciscus, Magdalena en de Goede Herder. Ook het kacheltje dat de kleine achter het koor gebouwde sacristie moest verwarmen, was de moeite van het vermelden waard.Ga naar eind2 Dankzij de terugkeer van de relieken van Gerlachus in 1841 en de opleving van de verering en bedevaarten naar zijn graf met name rond 1870, kreeg de dorpskerk van Houthem landelijke en internationale aantrekkingskracht. Dat straalde ook weer af op het interieur, waarvan delen in de loop der tijd vervangen werden. Successievelijk konden de altaren worden vernieuwd (1869). De schilderingen werden ingrijpend aangepakt (1872). Het orgel werd uitgebreid met een rugpositief (1894), het kerkschip werd met de vroegere bidplaats van de zusters onder het zangkoor vergroot, vloeren en paden vernieuwd (1916) en het kerkmeubilair wat meer geüniformeerd. Het waren zeker niet allemaal verbeteringen, maar over smaak valt niet te twisten. In dit hoofdstuk passeren de verschillende onderdelen, elk met hun eigen ‘petite histoire’ de revue.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AltarenHoogaltaarHet hoogaltaar is een samengesteld bouwsel uit verschillende perioden Het bestaat uit een brede roodmarmeren onderbouw, waartegen in wit marmer een tombe met verguld ornament is aangebracht. De altaaropstand bestaat uit een tussen brede kaarsenbanken geplaatst tabernakel, waarvan de deuren zijn gedecoreerd met twee neogotische engelfiguren. Dit moet het tabernakel zijn dat volgens de kerkrekening in 1903 werd gekocht. Daar bovenop staat een oudere altaaropstand van verguld hout die in 1852 is geleverd door Dubois uit Luik. Op 5 Augustus 1852 werd aan hem ‘de som van f 318, 42 1/2 voor het leveren van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262 Het interieur van de voormalige kloosterkerk als parochiekerk van Houthem-St. Gerlach, getekend door de amateurtekenaar Ph.J.G. van Gulpen omstreeks 1841. Stadsarchief, Maastricht.
een nieuw tabernakel en altaar in de kerk’ betaald.Ga naar eind4 Dit is een draaitabernakel met ingebouwde expositietroon. Het wordt geflankeerd door voluten die samenkomen in een door een crucifix bekroonde wereldbol. Op twee voluten horen knielende engeltjes en kopjes van cherubijntjes, die helaas in 1998 zijn ontvreemd. De goed gesneden opbouw is van verguld hout. Aan weerszijden van de kaarsenbanken staan twee bijna levensgrote houten beelden van breed gevleugelde engelen. De beelden van samengesteld hout met monochrome beschildering zijn 19de-eeuws atelierwerk. Hoogstwaarschijnlijk hebben zij deel uitgemaakt van het Duboisaltaar. Hoe het hoogaltaar er in de kloosterperiode heeft uitgezien is onbekend. Ofschoon de kerk pas in 1808 met toestemming van keizer Napoleon aan de gemeente Houthem was geschonken, was er al in 1803 een nieuw tabernakel ingewijd door pastoor Thomas Hermans in aanwezigheid van de pastoors uit de aangrenzende parochies Meerssen en Valkenburg, de prior van de Bogarden Petrus H. Compeer en kanunnik Petrus Ernest de Sauveur. Het werd voor 1806 kennelijk nog niet regelmatig gebruikt. Het na 1809 aanwezige altaar heeft de tekenaar Ph. van Gulpen vastgelegd op de interieurtekening die hij in of kort na 1841 maakte (afb. 241). Het was in elk geval lager en minder breed dan het huidige hoofdaltaar. Op die tekening is de opbouw te zien met staande adorerende engelen aan weerszijden van de open, breed bekroonde altaaropstand. In het vloergedeelte onder de orgeltribune ligt een oude altaarsteen, formaat 196 × 93 cm. Deze lichtgrijs geaderde steen dekte mogelijk de mensa van het hoogaltaar in de kloosterperiode. Hij kan ook afkomstig zijn van het vroeg 19de-eeuwse hoogaltaar. De wijdingskruisjes zijn nog duidelijk te herkennen; de steen is evenwel incompleet bewaard gebleven. Anciënniteit en respect waren de drijfveren om dit blad bij de kerkvergroting van 1916 een plaats te geven op de hoofdas van de kerkvloer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DagaltaarHet dagaltaar is gemaakt van een antieke credenskast die tot in de jaren zestig tegen de noordmuur van het koor stond. Op interieur-opnamen van voor de kerkrestauratie van 1962 is het oude meubel nog intact, inclusief de bovenbouw met engelenkopjes op voluten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZijaltarenDe Norbertinessen hadden in hun kloosterkerk vanouds twee zijaltaren die aan weerszijden achter de tombe van Sint-Gerlachus stonden. Toen de zusters in 1786 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedwongen naar Roermond vertrokken, hebben zij de retabels mogelijk meegenomen. In elk geval waren die altaren verdwenen of ontluisterd. Mogelijk restten in 1809 alleen nog de kleine altaartombes. Na de schenking van de kerk door de familie Schoenmaeckers werden in 1809 volgens het kerkarchief twee zijaltaren gemaakt door J. Smeets voor f 70, -. De beide nieuwe altaren werden vervaardigd van mergelsteen, uit voorhanden liggend materiaal en uit de groeve aangevoerde verse blokken. In 1837 kregen ze een opknapbeurt, zoals blijkt uit een betaling aan ‘J.J. Smeets van '9 fr. 70 voor het zuiveren en opverwen van de altare en Tabellen derzelfve’.Ga naar eind5 De interieurtekening van Ph. van Gulpen vertoont de situatie zoals die - vermoedelijk op basis van het interieurconcept uit de kloostertijd - in 1809 was hersteld. Aan weerszijden van de hierboven al genoemde grote altaarsteen van het oude hoogaltaar zijn twee kleine altaarbladen in het kerkplaveisel opgenomen. Beide hardstenen bladen zijn, gezien het formaat afkomstig van de zijaltaren die in de 18de eeuw en ook in de 19de eeuw in de kerk aanwezig waren. Uit de positie van de wijdingskruisjes blijkt, dat achter op de steen een retabel heeft gestaan. Het zijn de bladen die op de altaartombes van 1809 hebben gelegen, maar het is niet uitgesloten dat zij al de voorgangers in de kloosterkerk dekten. De steen aan de noordzijde is nog volledig intact en meet 102 × 104 cm. Dat bijna vierkante formaat houdt verband met de vroeger daarop geplaatste retabel. De steen aan de zuidkant is slechts ten dele bewaard, wat ook blijkt uit de plaats van de wijdingskruisjes; deze steen meet 72 × 104 cm. Na de kerkvergroting van 1916 zijn zij op deze plek onder het zangkoor gelegd. In het kielzog van de kerkrestauratie van 1862 zijn de mergelstenen zijaltaren uit 1809 vervangen door nieuwe houten altaren, vervaardigd door Leenaartz en Houtermans. Links van zevende pilaster werd eerst het Maria-altaar gezet, gevolgd door het Gerlachusaltaar aan de zuidzijde (1867). Volgens een kerkrekening is op 10 februari 1864 ‘Betaald aan Jean Brouns schrijnwerker te Sint Gerlach-Houthem, de som van f 2,90 voor gedane werkzaamheden bij gelegenheid van het oprichten van den Nieuwen Moeder Gods altaar’.Ga naar eind6 De mergelstenen retabel van het oude Gerlachusaltaar uit 1809 is in 1870 hergebruikt bij de bouw van de devotiekapel aan de Onderstestraat (zie ook p. 321). De tombes van de nieuwe zijaltaren waren veel breder en stonden niet haaks, maar schuin ten opzichte van de kerk-as. Op een interieurfoto uit 1913 (afb. 261) ziet men de beide altaren nog in volle luister. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het grafmonument van Sint-GerlachDe eeuwenoude trekpleister van de kerk is het graf van de H. Gerlachus (afb. 263-265). De devotie tot de kluizenaar, die door de gelovigen wordt aangeroepen bij persoonlijke nood en in geval van ziekte van mens en dier, is tot op de dag van vandaag nog levend. Op de plek waar de heilige werd begraven, staat een houten graftombe met een mergelstenen kern, versierd met eenvoudig snijwerk in de vorm van gedraaide en gesneden profielen en guirlandes. Gerlachus is liggend - als het ware op een eenvoudig praalbed - afgebeeld. Hij is gekleed in het habijt
263 De tombe van Sint-Gerlachus met het hem toegewijde altaar en de reliekenkist aan het hoofdeinde, naar een tekening van Ph.J.G. van Gulpen omstreeks 1841, Stadsarchief Maastricht.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
264 Dwarsdoorsnede van de Gerlachustombe. De mergelstenen holle kern is omkleed met een in hout uitgevoerde betimmering. Tekening, schaal 1:25, door A. Warffemius.
van de Norbertijnen met scapulier en het Jeruzalemkruis op de borst. Onder de gevouwen handen ligt de lange pelgrimsstaf die op zijn rechterschouder rust. Het gelaat vertoont duidelijk de ascetische trekken die ook de zilveren reliekbuste van Fredericus Wery laat zien (afb. 280). Karakteristiek zijn de haardracht en de opvallende jukbeenderen. De witgeschilderde tombe met vergulde letters, guirlandes en sierlijsten was voor de restauratie veel donkerder van kleur. In de imitatiemarmeren gedaante sloot hij qua kleurstelling naar het oordeel van de toenmalige restaurateurs minder goed aan bij de veel lichtere en blondere kleuren van de muur- en gewelfschilderingen. De tombe heeft aan weerszijden een boogopening. Feitelijk vormt de eenvoudige houten tombe de bekleding van een inwendige constructie, bestaande uit vier in mergel gebouwde muurtjes met twee dekstenen die rusten op enige houten balkjes. Aan de binnenzijde is de tombe een holle ruimte. Regelmatig wordt daar een bergje ‘gewijd zand’ neergelegd. Nog altijd nemen pelgrims in zakjes een schepje van die aarde mee naar huis. De gelovigen onder hen kennen er een sacramentale waarde aan toe. Het zou een probaat middel zijn tegen veeziekten. Tegen de voorzijde van het grafmonument staat een kleine altaartombe met aan de voorkant in reliëf de bede: s gerlace ora pro nobis 1783 Op de achterzijde van de tombe staat in vergulde letters: MortUUs hIC VIgILIa epIphanIa ‘Alhier gestorven op de vigilie van de Verschijning des Heren’. Het chronogram geeft het jaartal 1171 als sterfjaar van de kluizenaar aan. De vooravond van Driekoningen, het kerkelijke hoogfeest van de Epifanie of de Verschijning des Heren is 5 januari. Het belang van de feestdag van de patroonheilige
265 Het in hout uitgevoerde grafmonument van Sint-Gerlachus in de parochiekerk. Opname 1995.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daags voor Driekoningen komt ook tot uiting in de muur- en gewelfschilderingen van Schöpf waarop een plaats voor de drie Wijzen uit het Oosten is ingeruimd. Achter de eigenlijke tombe stond oorspronkelijk als tegenwicht van het Gerlachusaltaar een hoog voetstuk waarop de kist met relieken van de heilige stond. Op de wat onbeholpen tekening die Ph. van Gulpen van de tombe maakte, is die plaatsing nog duidelijk te zien (afb. 263). Het jaartal 1783 op de voorzijde van de altaartombe steekt wat schril af bij de anciënniteit van de cultusplaats.
Dit chronogram vervangt een ouder tijdvers, waarvan de tekst luidde:
gerlacus miles quondam cultor eremi
hoc mausolaeo conditur arte suo;
contempsitque lares, ares patriosque penates.
matta silex, aedes concava quercus erat.
vitae lascivos redimis gerlace beatus,
cedens virgineo rura paterna choro.
Gerlacus, voorheen krijgsman later kluizenaar wordt in zijn graf met kunst bewaard; hij verachtte zijne haardsteden en voorvaderlijke huisgoden; een steen was zijn rustplaats; een holle eik zijn woning. o Gerlacus, de schuld van een weeldrig leven koopt gij los, door het vaderlijke erfgoed aan het nonnenkoor af te staan.
Het jaartal van het chronogram 1171 stemt niet overeen met de huidige opvatting dat Gerlachus in 1164 of 1165 zou zijn overleden. Van der Aa die de tekst van het oudere grafschrift in 1843 - twee jaar na de herplaatsing van de tomde - vermeldt, voegt ook nog enige bijzonderheden toe over de houten kist en de inhoud daarvan. ‘Aan het hoofd van het graf staat eene houten kist, waarin het gebeente van den H. Gerlacus, in geele en blaauwe zijde gewikkeld, alsmede een koperen en ijzeren kruis gevonden worden, beide deze kruizen werden door den H. gedragen; het eene is versierd met ingegrifde teekenen en letters; het andere is zwart geverwd en draagt witte letters. Dit laatste zoude de H. Gerlacus te Jerusalem ontvangen hebben; de kist is van drie sloten voorzien; het graf is van onderen open en de landlieden hebben de gewoonte van gebukt daar onder door te kruipen, ten einde er enig zand uit te halen, dit strooijen zij in de stallen, om het vee tegen besmettelijke ziekten te beveiligen’. Het is echter heel onwaarschijnlijk dat er een ouder grafmonument in de kerk heeft gestaan in de vorm van een stenen voorganger. De in verhouding lichte houten constructie kon in 1786 bij de opheffing van het convent en het vertrek van de zusters naar het Kartuizerklooster in Roermond - let wel, drie jaar na de plaatsing - vrij gemakkelijk worden gedemonteerd en meegenomen. Hoewel het monument zo'n zestig jaar in Roermond verbleef alvorens het naar Houthem terugkeerde, hield men de lege plek in ere. Zo werd op 5 mei 1821 rond de plek van het graf van Sint-Gerlach een ijzeren hekwerk geplaatst.Ga naar eind7 Vanaf 1835 werd het zelfs gewoonte om bij voorname begrafenissen de lijkkist te plaatsen boven het graf van Sint-Gerlach. Daar moest men echter wel een vergoeding van f 5,80 voor over hebben. Wanneer op 3 augustus 1841 de relieken terugkomen uit Roermond is het herstel volledig (zie hiervoor p. 270). Er bestaat een opvallende gelijkenis van het uit delen samengestelde houten grafbeeld op de tombe met het nogal archaïsch aandoende beeld tegen de westgevel van de kerk. Mede door de vormgeving heeft al vroeg de mening post gevat, dat dit stenen beeld afkomstig zou zijn van een oudere graftombe. Door onderzoek ter plekke kon worden vastgesteld, dat dit niet het geval isGa naar eind8 (zie p. 000). Habets merkt op dat de graftombe waarschijnlijk is geïnspireerd op het graf van een andere belangrijke ordegenoot, namelijk dat van de H. Hermann Josef in de abdijkerk van de Norbertijnen in Steinfeld.Ga naar eind9 Daar werd in het middenschip in 1701 een marmeren tombe opgericht, waarop in 1732 een albasten beeltenis van de heilige werd geplaatst.Ga naar eind10 De H. Hermann Josef (feestdag 7 april) was een jongere tijdgenoot van Gerlachus. Geboren in 1150 trad hij als 12-jarige bij de Premonstratensers van Steinfeld in, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
259 Plattegrond waarop de verschillende vloerpatronen zijn weergegeven, de plaatsaanduiding van de altaar- en grafstenen (a-e), alsmede de in de wand en op het meubilair opgenomen heraldische tekens (f-h).
Legenda: a grote altaarsteen b-c altaarstenen van zijaltaren d 16de-eeuwse grafsteen e grafsteen Grobbendonk f gedenkplaquette bisschop J.B. Brinkmann g marmeren wapensteen De Selys de Fanson h houten wapenschild Regout
266 Het kerkinterieur gezien naar het priesterkoor. Op de vloer de in terrazzo uitgevoerde lopers en tapijten. Opname 1950.
waar hem de zorg voor de refter en later die voor de sacristie werd opgedragen. Hij had een bijzondere verering voor Maria die hem in visioenen verscheen en een extatische vroomheid inzake de Eucharistie.Ga naar eind11 Dit komt tot uitdrukking in de iconografische weergave van deze kloosterling. In Steinfeld is Hermann Josef op de tombe afgebeeld in kloostergewaad, met een lelie in de linkerhand en het Jezuskind op zijn rechterarm, zoals Maria haar Kind draagt. Die uitbeelding houdt verband met een van zijn droomgezichten.Ga naar eind12 Voor de Houthemse Premonstratenserinnen, die met Gerlachus zelfs een oudere ordegenoot in hun midden hadden, was er reden om het voorbeeld van het klooster Steinfeld te volgen. Voor de nonnen was het dan ook de gewoonste zaak hun Gerlachus door de beeldsnijder in ordekleed met scapulier en Jeruzalemkruis te laten uitbeelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GrafstenenIn 1201 verleende bisschop Guido van Preneste aan de religieuzen van Sint-Gerlach het recht om hun doden in of bij de kerk te begraven.Ga naar eind13 Er is zowel binnen als buiten de kerk begraven, waarbij naast de kanunnnikessen en de proosten tal van bloedverwanten van de ingetreden zusters en andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanzienlijke leken dicht bij Sint-Gerlach een laatste rustplaats kregen. Ook de pandhof werd voor begraving gebruikt, de kloostergangen niet. Wel lagen de graven tot onder de muur van de kloostergang. Uit de opgravingsresultaten in de pandhof blijkt dat de oudste inhumaties daar al teruggaan tot de 13de eeuw. De aangetroffen menselijke resten, stenen grafkelders en houten kisten, alsmede grafvondsten leveren enig inzicht, zij het fragmentarisch (zie p. 124). Binnen het kerkgebouw zijn materieel vrijwel geen aanknopingspunten meer. De middeleeuwse situatie is bij de bouw van de huidige kerk die in 1727 gereed kwam, verstoord. Bovendien is het vloerniveau aanzienlijk verhoogd. Bij latere wijzigingen zoals het aanleggen van de nieuwe kerkvloer in 1916 met granito lopers en tapijten tussen de kerkbankvlonders, is het vloerbeeld nog eens zeer ingrijpend gewijzigd. Wat beschrijvers als de Luikse ‘wapenherauten’ Le Fort en ook Jos Habets nog hebben gezien en aangetekend is toen voor een deel verloren gegaan of met hout aan het oog onttrokken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat slechts enkele oude grafstenen tijdens de restauratiewerkzaamheden in de jaren 1962-1978 te voorschijn kwamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafstenen uit de kloosterperiodeVan de grafmonumenten die vroeger in de kerk aanwezig waren, vermeldt Belonje dat voor Isabel de Tzevel, kanunnikes van Sint-Gerlach die in 1579 op 87-jarige leeftijd overleed.Ga naar eind14 Voorts vermeldt de onvermoeide documentalist van funerair erfgoed op gezag van Jean-Gilles en Jacques-Henri Le FortGa naar eind15 nog op hout geschilderde wapens. De door vier of acht kwartieren omringde familiewapens zouden zijn geschilderd op de houten lambrizering tegen de kerkmuur. In elk geval sluiten zij aan bij de geldende traditie van de wapenborden.Ga naar eind16 Alle overgeleverde namen duiden op begraving aan het eind van de 16de en in de 17de eeuw en zijn van vóór de herbouw van het klooster.
Aan het eind van de 16de en gedurende de 17de eeuw kozen diverse invloedrijke families uit de streek hun laatste rustplaats in de kloosterkerk. Enige overgeleverde namen zijn die van:
Binnen de kerkmuren werd in de nabijheid van het graf van de H. Gerlachus en in of voor de koorruimte begraven. In het westelijk gedeelte van de kerk zijn nog
268 Zestiende-eeuwse grafsteen met kinderfiguur. Opname 1999.
grafstenen in de vloer opgenomen, maar deze liggen niet meer op hun oorspronkelijke plaats. De twee oudste stenen die bewaard zijn gebleven, hebben een plaats gekregen nabij de vroegere standplaats van het Gerlachusaltaar. Zij zijn duidelijk opnieuw gelegd en niet georiënteerd, maar dwars in de vloer opgenomen. Links van de huidige doorgang naar de noordelijke pandhofgang ligt een kleine 16de(?)-eeuwse zerk. Binnen een door twee zuiltjes geflankeerd boogveld is een kleine figuur in biddende houding afgebeeld. Het is een naakte jongen met een lendendoek die met zijn hoofd op een kussen rust. Boven de arcade zijn twee wapens gebeiteld: het mannelijk schild met halfronde voet en afgesleten wapenfiguur, bekroond door een helm en het ruitvormige vrouwelijke wapen met (graven)kroon. Rond de arcade staat slechts ten dele leesbaar in gotische letters: ...est regnū. celorū. Aan de onderzijde van de zerk staat een drie-regelig afgesleten grafschrift: ...puero ioani orienta... (afb. 268).Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafzerk GrobbendonkIn de hoek tegen de westmuur ligt de hardstenen zerk voor Ursula van Grobbendonk of Grobbendoncq. Rond het door een klimmende leeuw en een adelaar als helmteken bekroonde familiewapen zijn vier kwartieren in de steen gehouwen: Grobbendoncq, Rechtergem, D'Ursel en Immerseel (afb. 269). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
269 Grafzerk voor Ursula van Grobbendonk, 1622. Opname 1998.
Op de zerk staat de incriptie: monumentum nobilis ac generosae dominae do:nae vrsvlae de grobendoncq filiae baronis de grobendoncq et de wezemael vxoris generosi domini dom wolteri ab hoensbroeck domni in gvel et cvriae fevdalis patriae falcobvrgensis praesidis rliquioz ibidem ivris ppraefecti obiit 17 febrvarii ao 1622 De steen dekte eertijds het graf van Ursula Schets van Grobbendonk, dochter van Caspar van Grobbendonk en Catharina d'Ursel. Zij was gehuwd met Wolter van Hoensbroek, de zoon van Godart van Hoensbroek en Geertruid Scheiffart van Merode-Bornheim.Ga naar eind18
Volgens de overlevering zouden onder de banken of houten vloer nog verschillende grafstenen verborgen zijn, waarvan wel de opschriften, deels volledig, deels fragmentarisch, bekend zijn. In zijn overzicht onder de titel ‘Genealogische en heraldische merkwaardigheden’ vermeldt mr. J. Belonje een drietal inmiddels verdwenen c.q. verborgen grafstenen, met name die van de proosten Van Cauwenberg en Van Pelt.Ga naar eind19
De grafsteen van proost Franciscus van Cauwenberg die volgens oudere gegevens voor de graftombe van Sint-Gerlach lag, droeg het opschrift: D.O.M./ Hic iacet eruditissimus / Amplissimusque D.F. Cauwenbergh abbatiae / Heyldessemensis canonicus / S. Theologiae in universitate / Lovaniensi Licentiatus / Praepositus S. Gerlaci ac benefactor / Hujus Domus obiit 28 Februarii 1718. Van Cauwenberg was geboortig uit het Belgische Tienen. Hij was president van het Norbertijns College in Leuven en werd op 17 juli 1701 benoemd tot proost van Sint-Gerlach.
Op de steen van proost Franciscus van Pelt, die voor in de kerk aan de evangeliezijde (noordzijde) zou zijn begraven, stond het grafschrift: Hic jacet / Reverend. D. Franciscus van Pelt / Canonicus Heylessemensis, praepositus / Sti Gerlaci qui obiit anno 1728 mensis Aug / die 27. aetatis vero 63 / Requiescat in pace. De uit Maastricht geboortige Van Pelt was kanunnik in Heylissem, pastoor in Millen en Pendrin. Hij was kapelaan te Sint-Gerlach en vanaf 27 maart 1718 proost van het klooster als opvolger van proost Van Cauwenberg. Aan de epistelzijde (zuidkant) zou zich nog een zerk bevinden waarvan het opschrift niet bekend is, aldus H.J.J. Philippens die meent dat deze zerken al in 1916 bij de aanleg van de nieuwe kerkvloer zijn verdwenen.Ga naar eind20 Mogelijk heeft het door Belonje vermelde onvolledige grafschrift betrekking op deze zerk die acht versleten kwartierwapens droeg en de tekst: Hic jacet / S....bus / ....us Dominorum / Statuum patriae Leodiensis in lucem edidit sus / annis LXIIII / oct. anno MDCCXXIX. X Aprilis / conditus transmisit / Pacem deprecare lector et abi. Voorts is er sprake van grafzerken van de families Hoen van Cartiels, Huyn van Amstenrade en Dobbelsteyn van Doenrade, die overigens niet zijn teruggevonden tijdens de grote restauratie in de jaren 1962-1978.Ga naar eind21 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DoopvontDe inventaris van 1809 vermeldt een doopvont die in 1912 is vervangen door de huidige. De vont is samengesteld uit een ovale kuip van geaderd Belgisch marmer (Sint-Anna), diameter 90 × 50 cm, afgesloten met een koperen deksel. De 18de-eeuwse vont, waarschijnlijk in origine een 18de- eeuwse koelbak, is geplaatst op een modern, niet bijbehorend, zwart gekleurd mergelstenen voetstuk. De bak is versierd met twee leeuwenkoppen, oorspronkelijk voorzien van ringen door de bek die later zijn uitgehakt. Een dergelijke koelbak was volgens de Voorloopige Lijst ook aanwezig op het château.Ga naar eind22 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CommuniebankDe communiebank is een samengesteld kerkmeubel, waarvan de gesneden delen voornamelijk voluten met blad- en vruchtornamenten vertonen. Op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inventarislijst van 1809 komt een communiebank voor die in 1808 uit Roermond zou zijn teruggehaald. Of daarvan nog delen in de huidige communiebank zijn opgenomen, is twijfelachtig. Er is teveel grof hout gebruikt, wat voor 18de-eeuwse meubels niet gebruikelijk is. De communiebank is in zijn huidige vertimmerde gedaante voornamelijk 19de-eeuws werk. De Voorlopige Lijst dateert het meubel in origine in de eerste helft van de 18de eeuw; in 1868 zouden herstellingen zijn uitgevoerd.Ga naar eind23 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PreekstoelVolgens de overlevering bevond zich onder het door kerkmeester Schoenmaeckers uit Roermond teruggehaalde meubilair ook de preekstoel. Mogelijk is het meubel nog te zien op de interieurtekening van Van Gulpen uit 1841. Daarop komt halverwege het kerkschip de preekstoel met klankbord voor, geplaatst tegen de vijfde pilaster aan de zuidzijde (afb. 262). In 1903 overwoog men een geheel nieuwe kansel aan te schaffen. In het parochiearchief is een begroting aanwezig, gedateerd 12 mei. Uit de omschrijving van het snijwerk blijkt, dat werd gedacht aan een preekstoel met vierkante kuip en een klankbord dat zou worden bekroond door een beeld van de aartsengel Michaël. Op de voorkant zou een reliëf prijken en op de drie hoeken gesneden beelden. De kostprijs was begroot op f 1646, -; met een meerprijs van f 139, - voor een tweede reliëf.Ga naar eind24 Uiteindelijk koos men toch voor handhaving, herstel en een grondige verfbeurt van de bestaande preekstoel, evenwel zonder het hoge klankbord. De huidige preekstoel zonder klankbord is in feite het oude 18de-eeuwse meubel. Dat is nog goed waarneembaar aan de factuur van het bol geprofileerde lijstwerk en de zorgvuldig uitgevoerde, van toognagels voorziene houtconstructie. Hij bestaat uit een achthoekige kuip die tegen de muur hangt, met een eenvoudige rocaille versiering op de panelen en voluten die onder de bodem samenkomen in een knop. Het meubel heeft een rechte trap met platte rocaille balusters. De preekstoel verhuisde in de 19de eeuw van de zuidkant naar het midden van de noordmuur vóór de zijaltaren. Bij de bouw van de nieuwe sacristie in 1860 had men in de achtste travee een doorgang gemaakt. Dit ging helaas ten koste van de daar aanwezige frescoschildering van de Aanbidding van de Drie Koningen (afb. 237). Toen de houten zijaltaren na 1962 werden afgebroken c.q. verplaatst om meer zicht op het hoogaltaar te krijgen, werd de preekstoel twee traveeën naar achteren geplaatst tot bij de al bestaande deur naar de sacristie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LezenaarDe kerk bezit een lezenaar van verguld hout in de vorm van een adelaar, die is geplaatst op een met snijwerk versierd voetstuk met drie voluutpoten. De lezenaar heeft een hoogte van 154 cm, inclusief het voetstuk. Datering tweede helft 18de eeuw en 1840-'50.Ga naar eind25 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BiechtstoelenIn de inventarislijst van 1809 worden twee kleine biechtstoelen vermeld. Het is niet waarschijnlijk dat er uit Roermond een dergelijk meubelstuk naar Houthem is teruggekeerd, temeer daar zich in de Caroluskapel te Roermond nog een biechtstoel met de wapens van proost Christoforie en priorin Isabella van Raveschot bevindtGa naar eind26 (zie p. 269). In 1836 werd een nieuwe biechtstoel aangeschaft blijkens een rekening van 15 juli, die luidt: ‘betaald aan Caspar Willems Schrijnwerker voor het maken en leveren van hout eener nieuwen biechtstoel de somme van twee honderd twaalf franken tachentig centimen’.Ga naar eind27 Deze biechtstoel is op de interieurtekening van Van Gulpen afgebeeld. In 1905 zijn er opnieuw twee nieuwe biechtstoelen van Slavonisch eiken geplaatst, vervaardigd door Kastelijn en Kühenen uit Sittard voor f 880, -.Ga naar eind28 Eén ervan staat nog in de kerk; de andere is na het gereedkomen van de restauratie van de stiftvleugel in 1998 geplaatst in de herstelde westelijke pandhofgang, nabij het nieuw parochieel centrum en de nieuwe Gerlachuskapel. De biechtstoelen hebben een vcan deuren voorzien front met een hoogte van 2.25 m en zijn 2.59 m breed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KerkbankenNa de ingebruikname van de kerk werden in 1808 de eerste banken geplaatst. In 1826 werden hier 21 banken aan toegevoegd. Vier decennia later, in 1866, is er een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
270 Het door Joseph Binvignat in 1784 gebouwde, maar later vergrote orgel. Opname 1999.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bericht dat er voor vooraanstaande parochianen negen stoelen zijn bijgeplaatst. In 1871 was het aantal stoelen, waarvoor per stuk f 2,36 werd betaald, opgelopen tot 34. Dat particulieren op eigen initiatief ook nog het aantal zitplaatsen vergrootten, blijkt uit een mededeling in het kerkarchief.Ga naar eind30 Zo kreeg een zekere heer Cuijpers vier stoelen voor zijn logés. Aan het begin van de 20ste eeuw bepaalde een bonte verscheidenheid aan private bid- en zitmeubels nog het beeld, zoals een foto uit 1913 laat zien (afb. 261). Houten stoelen met en zonder pluche, en leuningloze knielbankjes, alleen geschikt voor kinderen en vrome evenwichtskunstenaars, vulden het achterste deel van het middenschip. Kapitale, ingekerfde letters lieten geen misverstand bestaan over de rechtmatige eigenaars van de banken. Uiteindelijk hebben degelijke sobere bankenblokken, die in december 1933 werden geplaatst, het kerkbeeld geüniformeerd en veel minder chaotisch gemaakt. Tegen de voorkant van de eerste bank in het middenschip is een klein gesneden familiewapen met helmteken, formaat 28 × 21 cm, aangebracht. Het schild, beladen met een keper en drie franse lelies, herinnert nog altijd aan de prominente plaats die Petrus Regout als weldoener kreeg toegewezen.Ga naar eind31 Er bleef evenwel een opvallende uitzondering: de plaats voor de familie van het château. Zij zetelden in de koorruimte achter het schuin opgestelde Gerlachusaltaar. Die plek, bereikbaar via de voormalige proosteningang in de zuidmuur, is nog herkenbaar aan de verhoogde koorvloer die als een appendix het kerkschip insteekt. Een steentje met het wapen De Selys de Fanson markeert sinds 1916 de plek.Ga naar eind32 De koorstoelen. Op 7 september 1907 schonk mevrouw Corneli-Raikem drie in Luik vervaardigde leunstoelen. Zij waren bestemd als sedilia voor het priesterkoor. De stoelen waren van eikenhout en met rood damast bekleed. Het model was ontleend aan dito stoelen in de kerk van Saint-Denis in Luik.Ga naar eind33 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het orgelOp het zangkoor staat een ‘Grand Orgue’ bestaande uit hoofdwerk en rugpositief dat opgenomen is in de koorbalustrade (afb. 270).Ga naar eind34 Het orgel dat zich als instrument onderscheidt door zijn zuidelijk karakter en Franse esprit is een werk van de Maastrichtse orgelmakers Binvignat en Houdtappel. Joseph Binvignat, geboren te Attigny (Frankrijk) in 1755, vestigde zich omstreeks 1770 in Maastricht als compagnon van de aldaar woonachtige orgelbouwer Lambert Houdtappel. Hij leverde een grote bijdrage aan de Frans georiënteerde orgelcultuur in Limburg, waarvan de Luikenaar Jean Baptiste Le Picard de belangrijkste vertegenwoordiger is. Binvignat bouwde o.m. de orgels voor de Sint-Michaëlskerk in Thorn (1740), het Sint-Elisabethklooster in Nunhem (1742), welk instrument via Roggel naar de Martinikerk in Groningen verhuisde, en voor de Karthuizerkerk (nu Caroluskapel) in Roermond (circa 1742).Ga naar eind35 Het Houthemse instrument werd in 1784 gebouwd voor de kloosterkerk en heeft nadien letterlijk en figuurlijk een slepend bestaan geleid. Naast kleinere ingrepen zijn met name de verbouwing van 1894 en de respectievelijk in 1956-'57 en 1988-'89 uitgevoerde restauraties van grote betekenis geweest. Opmerkelijk is de overeenkomst in dispostie tussen Binvignats instrument en de door Le Picard voor Thorn en Roermond gebouwde orgels. Toen de Norbertinessen van Sint-Gerlach in 1784 aan de orgelmaker Binvignat de opdracht verleenden, konden zij niet vermoeden dat drie jaar later het orgel al weer zou moeten worden gedemonteerd, om het mee te kunnen nemen naar de hen toegewezen kapel van het door Jozef II aan de Karthuizers ontnomen klooster aan de Swalmerstraat in Roermond. Binvignat bouwde voor Houthem een éénklaviers balustrade-orgel. De klaviatuur daarvan was aanvankelijk aan de achterkant geplaatst. Het jaartal 1784 is aangetroffen op de twee eerste ventielen van het Grand Orgue. In de oorspronkelijke opzet had het orgelfront viervoets zijtorens en een lage middentoren met daartussen ongedeelde velden. Door de naar het midden aflopende vorm liet het orgelfront het zicht op de centrale partij van Schöpfs frescoschildering van het Laatste Oordeel op de westmuur vrij. Dankzij teksten die in 1957 tijdens de restauratie door de orgelbouwer Verschueren werden gevonden, gaf het orgel heel onverwachts een samenvattend verslag van zijn herkomst en wederwaardigheden prijs. In de windlade trof men de volgende tekst aan die de orgelmakers Vermeulen uit Weert er in 1894 in achterlieten: ‘Fait par Joseph Binvignat & Lambert Houdtappel, facteurs d'orgues et | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
serinettes à Maestricht, 1784, retransportée à Ruremonde en 1787, retransportée à Houthem, 1809. Cet orgues sont restauré et ajouté (Sic!) quelque registres comme Bourdon 16, Prestant 8 et Viole de Gambe 8, P.J. Vermeulen et Fils, Facteurs d'orgues d'église à Weert, Jos Vermeulen, 11-6-1894.’Ga naar eind36 Binvignat droeg nog tot ver in de 19de eeuw de zorg voor het jaarlijkse onderhoud, dat ieder jaar voor f 7.50 op de kerkrekening werd opgevoerd. In 1920 werd de oorspronkelijke lage toonhoogte door het opsnijden en opschuiven van pijpwerk naar de normale toonhoogte gebracht door de firma Peereboom. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De restauratie van 1956-'58Ingrijpender was de vergroting van het orgel met een Rugwerk en vrij Pedaal in 1957.Ga naar eind37 De uitbreiding werd uitgevoerd met gebruikmaking van een oude viervoetskas met bijzonder elegante Louis XV snijwerk op het front en een oude windlade die daarin paste. Deze door de orgelmakers Verschueren geleverde kas, die als Rugwerk werd toegevoegd, dateert van circa 1760. De veronderstelling dat ze van de hand van de Gebroeders Müller uit Reiffenscheidt zou zijn, is een inmiddels achterhaald gegeven. De plaats van herkomst is de parochiekerk in Gangelt. Door de Rijkscommissie van Advies voor Kerkorgels was het inmiddels in een zeer verwaarloosde staat verkerende instrument op de ontwerplijst voor Monumentale kerkorgels geplaatst in de C-klasse. Ten behoeve van de restauratie die is uitgevoerd volgens een op 7 juni 1956 door de firma L. Verschueren Kerkorgelbouwers uit Heijthuijsen ingediend en bijgesteld plan, werd een restauratiesubsidie verleend: 20% van de begrote kosten ad f 13.812, -. Op 23 april 1958 was de orgelrestauratie gereed. De meerkosten bedroegen f 796,12. Op 1 december 1958 diende de Rijksadviseur voor orgels, dr. H.L. Aussoren, zijn keuringsrapport in.Ga naar eind38 Het werk dat werd uitgevoerd omvatte de volgende bijzonderheden. De klavieren werden met uitzondering van de manuaalklavieren en koppelingen geheel vernieuwd en zij werden tegen het bestaande orgel aangebouwd. Bij de restauratie werd ook het mechaniek volledig vernieuwd. Uit het vooronderzoek van de firma Verschueren werd voorts duidelijk dat de Gamba 8' was geplaatst op de vroegere stok van de Sesquialter 2 st. Van de Mixtuur ontbrak het kleine koor. De Mixtuur was vastgezet. Van de Cornet ontbrak het gehele ciskoor. De sleep van de Basson was leeg. De Bourdon 16' was gedeeltelijk geplaatst op de vrije stok van het ontbrekende 4' tongwerk. De 25 grootste waren op een pneumatische lade met conducten afgevoerd. De bestaande registers die in de nieuwe dispositie niet meer werden gebruikt, zijn omgebouwd. Zo werd de Bourdon 16' tot Subbas 16' door bijvoeging van de 3 of 4 grootste pijpen. De Gamba 8' werd op 4' lengte afgesneden en gebruikt voor Octaafbas 8' af c. De orgelkas is gedeeltelijk van eikenhout met panelen van zacht hout en in zijn geheel geverfd. Bij de revisie bleef de kas overigens volledig intact met uitzondering van de ronding in de voorkant waarin het speelwerk werd ondergebracht. Het bestaande orgel moest volgens de orgelbouwer omhoog gebracht worden, met het oog op een juiste verhouding ten opzichte van het rugpositief. Om dat te bereiken was het noodzakelijk het op een extra podium te plaatsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De restauratie van 1988-'89In 1988 volgde opnieuw een vrij ingrijpende restauratie, waarbij correcties werden uitgevoerd op de restauratie van 1956-'57.Ga naar eind39 Als adviseur trad op drs. J.J. van der Harst. Rugwerk en Pedaal werden tot een eenheid geformeerd waarbij het oorspronkelijke werk van Binvignat in de trant van de Maastrichtse c.q. Luikse school als uitgangspunt werd genomen. De kas van het Hoofdwerk werd meer naar voren geplaatst en de onderkas daarvan vernieuwd en wat verlaagd; het paneelwerk stilistisch meer in harmonie gebracht met het 18de-eeuwse werk. Het vrij Pedaal werd vervangen en in een nieuwe kas met een kleinere lade geplaatst. Ook de kas van het Grand Orgue, bestaande uit een eiken raamwerk en grenenhouten panelen, werd hersteld en het snijwerk van 1894 werd verbeterd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het pijpwerk van 1784 werd na inventarisatie met zorg gerestaureerd en op de oorspronkelijke plaatsen gezet. Door de pijpen te verlengen kon de toonhoogte worden teruggebracht naar kamertoon. Veel ingrijpender was de omvorming van de dispositie van het Positief uit 1957. De bestaande pijpen werden aangepast aan het nieuwe ideaal van een kleurklank volgens klassiek zuidelijk patroon. De orgelrestauratie werd in 1989 met succes voltooid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dispositie van 1989 met aanduiding van de ouderdom van het pijpwerk.* oorspronkelijk pijpwerk van Binvignat (vet): * bij latere uitbreidingen toegevoegd pijpwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VerlichtingIn de kerk hangt slechts een vermeldenswaardige lichtkroon. Deze is opgehangen boven het graf van Gerlachus. Het is een opvallende ronde kroon, die bestaat uit in etages aan kabels gehangen metalen hoepels die onderling zijn verbonden met snoeren gefacetteerd glas. Hoe men zich in de 19de eeuw op het gebied van verlichting behielp, blijkt uit de rekeningpost van 22 november 1866 in het Register van uitgaven die luidt: ‘Betaald aan L. Moonen slotsmid te Valkenburg f 3,60 voor het maken van 45 blikkene lampen in de kerk’. Eenieder die het kon betalen had een eigen blaker op stoel of bank.Ga naar eind40 In 1913 werd besloten tot het aanbrengen van electrische verlichting.Ga naar eind41 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BeeldenDe kerk bezit een aantal houten beelden dat vermelding verdient. Zij zijn allen uit de oorspronkelijke context zijn gehaald. Het oudste is een beeld van de H. Gerlachus als kluizenaar staande in een holle boom, 113 cm hoog. Dit wat primitief gesneden werk is afkomstig uit de wegkapel aan de Onderstestraat. Het is uit voorzorg naar de kerk gehaald en geplaatst op het Gerlachus-altaar onder de zangerstribune (afb. 272). Vandaar verhuisde het naar de kluis/schatkamer. Ten behoeve van het altaar in de wegkapel heeft men een kopie van gebakken klei vervaardigd. Volgens de overlevering zou het (oorspronkelijk gepolychromeerde) houten beeld uit het laatste kwart van de 18de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
271 Sint-Gerlachus zonder de holle eik, monochroom overgeschilderd beeld afkomstig van het zijaltaar van 1867, door Fa. Thissen Roermond. Opname 1995.
eeuw dateren. Het jaartal 1786 wordt in dit verband genoemd in de Voorloopige Lijst.Ga naar eind42 Het kan evenwel ook jonger zijn, aangezien de kapel pas in 1870 is gesticht. Een bijna levensgroot gesneden houten beeld van de H. Gerlachus, 165 cm hoog, staat opgesteld op het priesterkoor. Het monochroom overgeschilderde beeld is afkomstig uit het Atelier Thissen in Roermond (afb. 271). Het beeld is een overblijfsel van de altaarbekroning van het aan de kerkpatroon toegewijde zijaltaar uit 1867, waarvan de tombe is verplaatst naar de ruimte onder het zangkoor. Dit beeld stond opgesteld in een kunstig gesneden holle boom bekroond door een dak van bladeren. Op foto's van voor 1916 is de oorspronkelijke opstelling nog te zien (afb. 261). Het beeld van de staande Madonna met het Kind, gepolychromeerd hout, 165 m hoog, bekroonde het Maria-altaar dat als pendant van het Gerlachusaltaar aan de noordkant van het priesterkoor heeft gestaan. Ook dit beeld is volgens de signatuur op het voetstuk gemaakt in het Atelier Thissen. Het had een nisvormige achtergrond met een open neogotische bekroning. Het Christuskind als jeugdige Salvator Mundi, een gepolychromeerd houten beeld, 85 cm hoog, staat niet in de kerk opgesteld. Ook dit werk is gemaakt in het bovengenoemde Roermondse atelier. De elegante beelden van de tronende Maria met Kind en Jozef als voedstervader, die een prominente plaats tegen de pilasters in de koorsluiting innemen, zijn gipsafgietsels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchilderijenIn de kerk hangt een aantal grote doeken die ten dele in relatie staan tot de monumentale uitmonstering, die in hoofdstuk 12 wordt behandeld. De in dit hoofdstuk beschreven doeken zijn afkomstig uit het bezit van de oude parochiekerk in Vroenhof, zoals Sint-Martinus, ofwel latere schenkingen. Een spectaculair werk was een groot doek van de Antwerpse schilder Snellinck, dat een kleine halve eeuw onderdak vond in Houthem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Martinus en de bedelaarTegen de tweede travee van de zuidmuur hangt een groot schilderij met de voorstelling van Sint-Martinus, olieverf op doek, circa 319 × 286 cm, inclusief de 10 cm brede lijst (afb. 272-273). Martinus rijdt, gekleed in de wapenrusting van Romeins officier, te paard de stadspoort van Amiens uit in gezelschap van krijgsvolk. Afgebeeld is het moment waarop hij de helft van zijn mantel weggeeft aan een bedelaar bij de stadspoort. Onder de voet van de bedelaar bevindt zich op een steen de signatuur van de schilder: Raymondus Brebar pinxit Tornacensis anno 1786. Op een bouwfragment met het wapen De Sauveur rechts onder staat de tekst: d.d: r.dus domin p:e:.c. de sauveur s: pal. apost. et aulae lateran: eques aureatus ac comes palatinus, eccl: torncac: magnus vicarius, 1786.Ga naar eind43 Dit schilderij is afkomstig uit de oude aan Sint-Martinus toegewijde parochiekerk van Houthem. Het doek heeft oorspronkelijk dienst gedaan als altaarstuk. Tot die conclusie moet men wel komen, aangezien voor het groot-formaat doek geen andere plaats in het oude parochiekerkje kan worden aangewezen. Waarschijnlijk schonk Petrus Ernest de Sauveur het altaarstuk bij de bouw (of na herstel) van het kleine koor, dat blijkens een gedenksteentje buiten in de koorsluiting in 1785 gereed kwam tijdens het pastoraat van Wilhelm Vrëen. Het altaarstuk wordt in 1801 genoemd onder de inventarisstukken van de parochiekerk. Het is een werk van Raijmundus Joseph Brébar (1736-1820) uit Doornik.Ga naar eind44 Zoals uit het opschrift blijkt, was de schenker de Eerwaarde Heer P.E.C. de Sauveur, die als groot vicaris verbonden was aan de kerk van Doornik, begiftigd met verschillende pauselijke eretitels. De familie De Sauveur behoorde tot de aanzienlijke geslachten van Houthem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Gerlach prekend bij de holle boomSchilderij met voorstelling van de predikende Sint-Gerlachus, ongesigneerd, olieverf op doek 61 × 45 cm, datering XIXA (afb. 23). De kluizenaar Gerlachus staat bij de holle eik met op de voorgrond enige mannen en een vrouw die aandachtig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
272 Sint-Martinus en de bedelaar, olieverf op doek, door Raymondus Brébar, 1786.
naar hem luisteren. Achter de eik is de put afgebeeld. Op een tak boven zijn hoofd staat een haan. Deze voorstelling, ook aanwezig als zesde episode van de Gerlachuscyclus in de kerk, komt in in tal van variaties terug op oude devotieprentjes en in de vorm van beelden.Ga naar eind45 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maria Magdalena
273 Dedicatie-opschrift P.E.C. de Sauveur op het schilderij van Sint-Martinus met de bedelaar.
In de sacristieruimte bij de in de stiftvleugel nieuw gebouwde dagkapel hangt een voorstelling van Maria Magdalena, olieverf op doek, 103 × 154 cm, XVIII A. Zij is afgebeeld als een liggende figuur met loshangende haren, in boetekleed met een schedel in de hand. Dit schilderij, een uiterst matig werk, behoort tot de oudere inventaris, waarin het al in 1809 expliciet genoemd wordt. Waarschijnlijk is het meeverhuisd vanuit de oude parochiekerk. Het doek is op het door Van Gulpen getekende kerkinterieur duidelijk herkenbaar boven de toegangsdeur in de noordmuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PastoorsportrettenPortret van Petrus Johannes Vanpelt, olieverf op doek, 41,6 × 33 cm (afb. 275). Op de keerzijde staat de niet goed leesbare naam van de maker: ‘Van Domburg (Dambuch?) / fecit’. Vanpelt is afgebeeld à trois quart, gekleed in soutane met opstaande kraag en wit gebiesd boordje. Rechts boven zijn sterren en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
274 Schilderij van de gekruisigde Christus omgeven door Franciscaanse heiligen. Dit doek, afkomstig uit het Minderbroederklooster in Maastricht hing tussen 1855 en 1915 in de kerk te Houthem. Opname van de toestand circa 1925. Collectie Museum van Horne, Weert. Opname 1917.
korenschoof afgebeeld, ontleend aan het wapen van de naamgenoot proost Franciscus van Pelt. De geportretteerde was pastoor te Houthem-St. Gerlach van 1817 tot 1835. Het portret hing vroeger in de sacristie. Bij dit portret behoorde ook nog een ingelijst Obituarium. N.B. Onder het pastoraat van Vanpelt werd in 1820 de oude parochiekerk verkocht aan Joanna Catharina de Sauveur.Ga naar eind46 In de portaalruimte van de sacristie hangt een portret van pastoor E.E.J.M. Ribbergh, olieverf op doek op board, 40,5 × 55 cm door J. Pluymakers, 1987. Hij was pastoor in Houthem van 1926 tot zijn overlijden in 1940. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KruiswegstatiesIn 1844 werd de eerste kruisweg aangekocht. De veertien staties werden in 1867 vernieuwd. Het waren litho's in vergulde lijsten, 67 × 52 cm, met neoclassicistische hoekornamenten. Zoals op foto's uit de jaren zestig nog is te zien, hingen de ingelijste prenten tegen de pilasters (afb. 245) Na de restauratie van de muurschilderingen zijn zij verwijderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sint-Petrus en Petrus RegoutBoven de ingang in de tweede travee van de noordmuur hangt een voorstelling van de Maastrichtse industrieel Petrus Regout en zijn patroonheilige Sint-Petrus (afb. 276). Dit schilderij, olieverf op doek, formaat 223 × 300 cm in 6 cm brede geschilderde eierlijst, is rechts onder gesigneerd: ‘J. Stroucken (Major) Rurmondensis 1873’. Het doek was bestemd om de herinnering levend te houden aan het met financiële steun van Regout door de schilders Stroucken en Van den Dijck uitgevoerde restauratie van de muur- en gewelfschilderingen. Centraal op het schilderij is Sint-Petrus met een boek en de sleutels van de
275 Portret van pastoor P.J. Vanpelt, olieverf op doek, circa 1825. Sacristie parochiekerk. Opname 1999.
hemelpoort staande op een wolk afgebeeld. Links van hem is de holle eik geschilderd en knielt Regout op een bidstoel voor een zuilbasement. Regout is gekleed in het tenue van Ridder van het H. Graf met de versierselen van diverse wereldlijke en kerkelijke onderscheidingen op zijn borst. In het landschap op de achtergrond is naast de eik de Gerlachuskerk van Houthem te zien. Sint-Petrus wijst met zijn linker hand naar zijn grafkerk, de Romeinse Sint-Pieter, waarboven de tekst: non praevalebvnt (‘Zij zullen niet de overhand hebben’ - Devies van Regout). Rechts onder voor Regout staat zijn wapenschild met helmteken en dekkleed. Links daarvan is de volgende tekst geschilderd: commendator ord: st gregorii m: sti sepulchri, et nichan-iftihar. eques leonis neerlā, legionis honoris galliae, et leonis de zahringen. etc. etc hujus ecclesiae restaurator. a.d. 1873. Commandeur in de Orde van de H. Gregorius, van het H. Graf, Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, het Legioen van Eer van Gallië en van de Leeuw van Zähringen etc, hersteller van deze kerk. In het jaar des Heren 1873. Vóór 1873 hing hier een schilderij van de boetvaardige Maria Magdalena dat plaats heeft moeten maken voor het Petrus-doek.Ga naar eind47 Op 5 februari 1872 besloot het kerkbestuur om ten eeuwigen dagen een jaardienst te doen celebreren voor Petrus Regout uit dankbaarheid voor het feit dat herstel van de kerk en de schilderingen door hem waren bekostigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Christus aan het kruis omgeven door Franciscaanse heiligenTot 1916 liep onder de tribune van het zangkoor een gang die ten tijde van de Norbertinessen als ‘onder Coor’ of bidplaats dienst had gedaan. In dat jaar werd de ruimte, die door de parochianen tijdens de kerkdiensten nogal eens tot ergernis van de pastoor werd gebruikt om even uit te wijken, bij de kerk getrokken. Voor de afbraak hing tegen de scheidingsmuur een schilderij, gesigneerd: Joan Snellinck (1549-1638), een befaamd Vlaams meester, hofschilder van de aartshertogen Albrecht en Isabella alsmede van Ernst van Habsburg.Ga naar eind48 Midden onder de voorstelling staat het opschrift: ‘amplissimus senatus trajectensis pietatis ergo poni curavit d d tossano walther et aegidio ruyschen consulibus 1608’.
Het volledige stadsbestuur van Maastricht heeft uit vroomheid er zorg voor gedragen, dat door de raadsleden Tossanus Walther en Aegidius Ruyschen dit geschenk geplaatst werd.
Voorts zijn het wapen van Maastricht en van de beide raden afgebeeld. Het doek dat het opmerkelijk formaat bezit van 1.97 × 6.48 cm, was oorspronkelijk afkomstig van het Minderbroedersklooster aan de St. Pieterstraat in Maastricht (afb 274).Ga naar eind49 Het moet vervolgens zijn overgebracht naar hun klooster op de Minderbroedersberg aldaar en is waarschijnlijk bij de kerkrestauratie van 1872 die door Regout werd gefinancierd, vandaar naar Houthem gekomen. Regout heeft ook de onkosten voor de opknapbeurt van dit enorme doek voor zijn rekening genomen, zoals bijkt uit de van zijn wapen en onderscheidingstekens voorziene tekst links onder op het doek: ‘donis geni domini p. regout ord: gregorii m et sti sepulchri 1872’ Na 1916 is het schilderij door de Franciscanen teruggenomen en overgebracht naar hun klooster aan de Tongersestraat in Maastricht. Bij de opheffing van dit klooster ging het naar het klooster aan de Biest in Weert. Het doek kreeg na een grondige restauratie in januari 1999 een definitieve plaats in het Museum Van Horne in Weert. De uitgebeelde thematiek paste heel goed bij de in 1872-'73 gewijzigde iconografie van de gewelfschildering, waarbij in afwijking van Schöpfs creatie met de Oud-Testamentische voorafbeelding van de Eucharistie het accent kwam te liggen op de passie en kruisdood van Christus (zie p. 223). Ofschoon het doek geen echte relatie had met het oorspronkelijke decoratieprogramma, kreeg het als tegenhanger van de in 1873 eveneens gewijzigde schildering achter het hoogaltaar iconografisch een zekere betekenis. De voorstelling laat de gekruisigde Christus zien, omgeven door engelen die in
276 Petrus Regout als weldoener van de kerk van Houthem-St. Gerlach met zijn patroonheilige Sint-Petrus, olieverf op doek, door J. Stroucken, 1873. Opname 1975.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
277 ‘De H. Gerlacus preekt de boetvaardigheid’, olieverf op doek, door H. Bröcker, 1897. Opname 1974.
278 ‘De H. Gerlacus spyst de armen’, olieverf op doek, door H. Bröcker, 1897. Opname 1974.
279 ‘De H. Gerlacus bekoord door den duivel’, olieverf op doek, door H. Bröcker, 1897. Opname 1974.
kelken het H. Bloed opvangen. Aan de voet van het kruis knielt Maria Magdalena en staat Franciscus, herkenbaar aan zijn stigmata. Aan weerszijden van de centrale voorstelling staat een grote schare heiligen, bestaande uit Franciscanen en geestelijke en wereldlijke heersers. Op de achtergrond is afgebeeld dat paus Honorius in een droom ziet hoe de Kerk omvalt en Franciscus en zijn volgelingen dit gevaar afwenden door het gebouw te stutten. Hierop heeft de later aangebrachte tekst betrekking: ‘Vade Francisce, Repara Domum meam quae Labitur. Cap 2 Vitae S.F.’Ga naar eind50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie doeken met episodes uit het leven van de H. GerlachusIn 1897, het jaar dat de eigendom van de kerk door de burgerlijke gemeente werd overgedragen aan het R.K. kerkbestuur, liet men drie episodes van de Gerlachuscyclus vervangen door schilderingen op doek (afb. 277-279). Het zijn de taferelen 7, 8 en 9 oostelijk van de ingang. De fresco's waren ernstig beschadigd. Van der Aa maakt daar in zijn Aardrijkskundig Woordenboek in 1843 al melding van. De in 1877 tegen de buitenmuur aangebouwde grafkelder van de familie Corneli zal mede de boosdoener zijn geweest. De noordmuur vertoonde ter plekke overtollige vochtdoorslag. De opdracht voor de drie nieuw te schilderen taferelen ging naar de Haagse kerken decoratieschilder H.A. Bröcker (leefjaren onbekend), wiens kunstatelier was gevestigd aan de Assendelftstraat nr 38-40 in Den Haag.Ga naar eind51 Bröcker maakte in zijn atelier de 244 × 284 cm grote taferelen met een 10 cm brede geschilderde lijst voor de prijs van f 1800,-. Achter op de spieramen werden bij de restauratie in 1974 nog de plakkertjes aangetroffen met ‘Den Haag’ als plaats van afzending.Ga naar eind52 Op de cartouches midden onder op de omlijsting, schilderde hij de toelichting op de episodes uit het leven van de heilige: ‘De H. Gerlacus preekt de boetvaardigheid’ (derde travee); ‘De H. Gerlacus spyst de armen’ (vierde travee) en ‘De H. Gerlacus bekoord door den duivel’ (vijfde travee). Bröcker pastte de kleur van zijn doeken aan bij de in 1872-1873 door Stroucken en Van den Dijck gerestaureerde c.q. bijgeschilderde en inmiddels nagedonkerde fresco's. Hij heeft niet erg veel rekening gehouden met de bestaande fresco's. Hij zal ook niet of nauwelijks kennis hebben gehad van het verdwenen werk. De onbeholpen tekening van Ph.J.G. van Gulpen heeft geen rol gespeeld. De stijve monumentale gestalten op de drie taferelen van Bröcker staan in sterk contrast met de veel beweeglijker gesticulerende barokke figuranten van Schöpf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Annunciatie.Tot de door J.A. Schöpf uitgevoerde wanddecoratie behoort een voorstelling in de koorsluiting van de engel Gabriël die Maria de blijde boodschap brengt. Van de oorspronkelijke schildering is in de 19de eeuw al veel verloren gegaan. Daarom werd zij vervangen door een doek met hetzelfde thema, dat ervoor werd gehangen. Dit grote ongesigneerd schilderij, 236 × 276 cm, kreeg na de restauratie van de muurschilderingen in de jaren zeventig een plaats tegen de westmuur van de kerk onder het zangkoor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wapensteen en gedenkplaatWapensteen in zuidmuurIn de achtste travee van de zuidmuur is een schijndeur geschilderd die een optische verbreding van de smalle doorgang naar de kasteelvleugel vormt. Rechts | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarvan is een kleine wapensteen opgenomen. De witmarmeren steen, formaat 46,5 × 19 cm, vertoont in hoog reliëf het wapen De Selys de Fanson. In 1916 richtte Robert baron de Selys aan het kerkbestuur het verzoek om het steentje te mogen plaatsen. Het wapensteentje bevindt zich achter de vroegere standplaats van het aan Sint-Gerlach gewijde rechter zijaltaar.Ga naar eind53 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedenkplaquette Bisschop BrinkmannIn de middelste pilaster van de zuidmuur tussen de vijfde en zesde travee, naast het praalgraf van de H. Gerlachus is een bronzen plaquette, formaat 33 × 52,5 cm, aangebracht. Zij herinnert aan het verblijf van de uit zijn diocees verdreven bisschop van Münster. De tekst luidt: hier knielde onder de schutse van sint gerlachus joh. bern. brinkmann bisschop van munster gedurende zijn ballingschap 1879-1884 Tijdens de onder kanselier Bismarck in Duitsland ontketende ‘Kulturkampf’ werden veel bisschoppen gevangen genomen, waaronder Johann Bernhard Brinkmann van Münster. Toen hij na zijn vrijlating in 1875 dreigde opnieuw te worden geïnterneerd, nam hij in 1879 de wijk naar Nederland, verbleef eerst enige tijd in Roermond en kwam toen naar Houthem. In 1884 werd bisschop Brinkmann door de koning van Pruisen ‘gegratieerd’. De bisschop had vier jaren te Houthem-St. Gerlach, ‘in het huis van wijlen den notaris Schoenmaker te Strabeek incognito gewoond onder den naam van Herr Berger. Zijn zuster en een oude meid waren zijn huisgenoten’.Ga naar eind54 Hij vertrok uit Houthem en reisde op 4 februari weer naar Münster. In juni was hij echter alweer terug, nu als bedevaartganger. Hij verraste de pastoor van Houthem met een kostbare kelk. Bij een tegenbezoek aan Münster kwam ook pastoor Beckers niet met lege handen en gaf een reliek van St. Gerlach in een mooie neogotische monstrans van verguld zilverGa naar eind55 (zie ook p. 269-270). |
|