Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De metamorfose van stift tot châteauNa de verwerving van het klooster door de familie Schoenmaeckers werden de gebouwen eerst enige tijd gebruikt als hospitaal. Daarna zijn proosdij- en stiftvleugel qua bestemming definitief van elkaar gescheiden. De proosdijvleugel werd familiewoning en de stiftvleugel boerderij. De vroegere pandhof nam men als besloten cour in gebruik bij het huis. De stiftvleugel werd aan de courzijde zoveel mogelijk afgesloten. De bewoners van de hoeve richtten zich op de ten westen ervan gelegen gronden. Bij de herbestemming van de stiftvleugel tot hoeve en van het proostenhuis tot château zijn er een paar ingrijpende verbouwingen uitgevoerd. Deze hebben krachtig hun stempel gedrukt op het complex. Veel sporen uit de kloostertijd zijn uitgewist, maar beslist niet alle. Er kwamen nieuwe elementen in de plaats. Wat die veranderingen inhielden, wordt in dit hoofdstuk beschreven. Het ambivalente karakter maakt het klooster-château juist (bouw)historisch zo boeiend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van stift tot hospitaal en hoeveNa 1794 werden aan de kloostergebouwen hele andere eisen gesteld. De eigendom was overgegaan in particuliere handen, maar de bestemming van hospitaal, die slechts korte tijd duurde, stelde als eerste haar eisen. In de stiftvleugel richtte men ziekenzalen in. Op de verdieping werden de vakwerkwanden tussen de kamertjes van de zusters aan weerszijden van de bovengang grotendeels gesloopt. Voor de behoeften op het gebied van sanitair - keukens en toiletten - zijn waterafvoerkanalen aangelegd.Ga naar eind1 Bij de noordwesthoek van de kruisgang werd een enorme bakoven gebouwd die tot aan de restauratie is blijven staan. Om een directe en
78 De gevel aan de cour met de hoofdingang van het huis. Deze gevel staat op de fundering van de vroegere pandhofmuur, maar is een volledige verdieping hoger. De plaats van de oude kloostergang is ingenomen door de vestibule met trappartij en een brede bovengang en enige andere ruimtes. Opname 1950.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betere toegang tot het voormalige kloostercomplex te krijgen, is toen ook een nieuwe ingang gemaakt in de stiftvleugel, zodat men met paard en wagen bij ziekentransport en fouragering gemakkelijk tot op de cour kon rijden. Die brede poort werd aangelegd dwars door de vroegere kapittelkamer en het aansluitende gewelfvak van de kloostergang. De doorrit bestaat nog steeds in de vorm van de porte-cochère ten zuiden van de tegenwoordige catechesekamer. De veel kleinere, oorspronkelijke kloosterpoort met de daarachter gelegen vestibule en het trappenhuis bleef in de hospitaaltijd nog gehandhaafd, omdat zij in de stiftvleugel de enige verbinding vormde met de bovenverdieping. Het gedeelte van de stiftvleugel ten noorden van de vestibule, dat tegen de westmuur van de kerk aansloot, is in 1810 na een verbouwing in gebruik genomen als behuizing voor de pastoor die er tot 1874 woonde.Ga naar eind2 Het was toen niet meer zo'n aantrekkelijke woning, want de pastoor beklaagde zich er openlijk over en vergeleek het huis zelfs met een varkensstal. Toen dit de kasteelheer François Corneli ter ore kwam, gaf hij als commentaar dat hij het huis zou afbreken en er daadwerkelijk een varkensstal zou laten plaatsen. Van de pastorie is nog een glimp op te vangen op een van de tekeningen van Van Gulpen (afb. 66); van die varkensstal bestaat nog een foto (afb. 386). Nu staat op diezelfde plaats de gloednieuwe devotiekapel voor Sint-Gerlach, vanouds een vriend voor mens èn vee. Het zuidelijk gedeelte van de stiftvleugel, waar Soiron een kamer op de hoek met daarnaast een ‘kleen kamerken’ tekende, kreeg de functie van pachterswoning. De rest van de stiftvleugel degradeerde tot bedrijfsruimte. Tot aan de restauratie die in 1995-1997 werd uitgevoerd, behield de stiftvleugel de functie van woon- en bedrijfsruimte. Haaks op en evenwijdig aan de stiftvleugel breidde na de jaren dertig van de 19de eeuw de hoeve zich uit met bedrijfsgebouwen. Die ontwikkeling wordt in hoofdstuk 17 uitvoerig beschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De proosdijvleugel wordt châteauWat gebeurde er met de representatieve proosdijvleugel? Voor de nieuwe functie als woonhuis - eerst voor de familie Schoenmaeckers en daarna voor haar opvolgers Corneli en De Selys de Fanson - is er in de loop der tijd heel wat aan de proosdijvleugel vertimmerd (afb. 78-79). Wanneer en in welke mate die verschillende ingrepen plaatsvonden, is niet exact te dateren, maar wel is duidelijk dat bouwkundige ingrepen in een vrij vroeg stadium zijn uitgevoerd en de uitmonstering van het interieur voornamelijk tijdens de periode Corneli is gerealiseerd. Wat was het uitgangspunt? De eenmanshuishouding van de proost kon volstaan met enige privévertrekken in het zuidpaviljoen. De overige ruimtes van de breed opgezette vleugel deden dienst als woning of logis voor de kapelaan, als representatieve vertrekken, zoals de spreekkamers voor de proost en voor Madame de priorin, en verder als gastenverblijf. Al die vertrekken lagen in een lange rij naast elkaar, geruggesteund door een verdiepingloze kruisgang. Er was geen keuken, die was ook niet nodig, want proost, kapelaan en gasten werden letterlijk vanuit het klooster bediend. Na 1794 moest de proosdijvleugel als ‘familiehuis’ aan heel andere eisen gaan voldoen. Men had allereerst behoefte aan een redelijke entree en een flinke keuken. Bovendien waren een of meer ‘goede kamers’ gewenst voor eigen verblijf en voor ontvangst, en verder slaapvertrekken op de verdieping. De zolders boden voldoende ruimte voor dienstbodenkamertjes en als voorraad- en opslagruimtes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bel-etageOm die noodzakelijke ruimtes te creëren, werd omstreeks 1830 eerst de bestaande kloostergang afgebroken. Op dezelfde plaats waar de pandhofmuur had gestaan, werd aan de cour een nieuwe muur gezet - de huidige muur met twee rijen vensters - die zó hoog werd opgetrokken dat er ruimte ontstond voor een bovengang. Beide corridors werden volledig in de woonhuisplattegrond geïntegreerd. Weliswaar bleven het betrekkelijk smalle ruimtes - de vroegere kloostergangbreedte bleef feitelijk gehandhaafd - maar de verdeling in de lengte werd zo gemaakt dat er een logische relatie ontstond met de vertrekken in de beide hoekpaviljoens en in het middengedeelte van de proosdijvleugel. De aldus ontstane, zeer smalle en langgerekte passage achter de hoofdvertrekken werd onderverdeeld in een vestibule met trappenhuis en andere ruimtes: aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
79 De façade van het château met witgesausde gevel in de periode dat Michel baron de Selys de Fanson het huis bewoonde. Opname 1950.
zuidkant een tweetal smalle kamers en aan de noordkant een vertrekje bestemd als servieskamer. Het meest noordelijke gedeelte van de nieuwe gang ging deel uitmaken van de daar geprojecteerde keuken. Pas na de vernieuwing van de pandhofmuur verlegde men de hoofdingang naar de cour. Aanvankelijk zullen de oude toegangen in de representatieve oostgevel van 1713 nog geruime tijd gehandhaafd zijn. Ook de ramen met een roedeverdeling bleven voorlopig intact. In de oostgevel van het proostenhuis waren in de kloosterperiode twee zelfstandige toegangen in het terugspringende middengedeelte, direct naast de drie venstertraveeën brede hoekpaviljoens. De beide ingangen zijn er nog, maar nu als tuindeur, in zekere zin ‘achterdeur’ in de voorgevel. Achter beide toegangen bevonden zich trappenhuizen. Na 1800 is er een derde toegang gemaakt als entree voor de in het noordpaviljoen naast de zuidmuur van de kerk aangelegde gang. De noordelijke deur van de oude entrees gaf toegang tot een smalle gang met steektrap, vanwaar men in de kloosterperiode in de aan weerszijden gelegen spreekkamers kon komen. Deze aanleg is inwendig ongewijzigd gebleven. De deurpartij kreeg als gezegd uiteindelijk de functie van tuindeur. De entree tot het woongedeelte van de proost werd gevormd door een brede hal met omlopende bordestrap met drie trappenvluchten. Toen men omstreeks 1805 de grootscheepse verbouwing uitvoerde, werd niet alleen het trappenhuis uitgebroken, maar verdween ook de halruimte zelf, omdat die werd samengetrokken met de zuidelijke helft van de grote zaal die vroeger deel uitmaakte van de proostwoning. Deze zaal schoof als het ware twee balkvakken naar het zuiden op. De functie van het nieuwe vertrek was die van grote salon. Hij was toegankelijk vanuit de vestibule en stond in verbinding met het zuidpaviljoen. Hoofddoel van de verbouwing was de aanleg van ruime salons op de bel-etage en slaapvertrekken op de verdieping. Om dat doel te bereiken werd ook de bestaande indeling van het zuidpaviljoen - de voormalige privévertrekken van de proost - volledig uitgebroken. Het zuidpaviljoen werd zodoende één grote ongedeelde ruimte. Dit door grote vensters aan de zuid- en oostzijde verlicht vertrek kreeg later de bestemming van bibliotheek. Het noordelijke gedeelte van de inmiddels gehalveerde ‘oude zaal’, kreeg de bestemming van antichambre c.q. tuinkamer. Dit bescheiden vertrek met een breedte van twee balkvakken ligt precies in de as van het huis. Om zoveel mogelijk partij te trekken van de voor de oostgevel gelegen tuin heeft men de beide vensters tot vloerniveau uitgebroken en er tuindeuren van gemaakt. In de plattegrond is die verandering nog heel goed te zien aan de dikte van de scheidingswanden. Die tussen grote zaal en tuinkamer bestaat uit een betrekkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dun wandje. Dit in tegenstelling tot de er tegenover staande, veel dikkere noordmuur die bij de bouw is opgetrokken als bouwmuur (met rookkanalen) op de scheiding van het noordelijke en zuidelijke gedeelte van de proosdijvleugel. Tegen de tuinkamer sluit aan de noordzijde de eetkamer aan, een ruim vierkant vertrek met een breedte van drie balkvakken. Ten noorden van de eetkamer ligt het smalle trappenhuis, met de steektrap, die na de bouw van de vestibule aan de cour als tweede trap zijn diensten in het omvangrijke huis bleef bewijzen. Waarschijnlijk werd hij ook door het dienstpersoneel gebruikt. Werden de in het zuidelijk paviljoen aanwezige vertrekken uitgebroken, het tijdens de kloosterperiode uit één vertrek bestaande noordpaviljoen werd daarentegen juist onderverdeeld in een kleine kamer voor het huispersoneel, een gang langs de zuidmuur van de kerk en een restruimte. Deze restruimte ging plaats bieden aan een enorm fornuis en werd door middel van een brede boog verbonden met een deel van de nieuwgebouwde brede gang en ingericht als keuken. Bij de nieuwe indeling in hoofdvertrekken waren de balkvakken maatgevend. Alle vertrekken zijn goed verlicht, omdat met elk balkvak een venster of toegangsdeur in de voorgevel correspondeert. De kamers werden bovendien onderling verbonden door middel van portesbrisées. Op die manier ontstond een enfilade van vertrekken vanaf de bibliotheek tot aan de eetkamer. De verschillende ruimtes kon men in een ‘vue’ beleven, een doorzicht vanaf het zuidpaviljoen tot aan de kleine kamer voor het dienstpersoneel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VerdiepingOp de verdieping werden de kleine vertrekken in het zuidpaviljoen, waaronder de vroegere slaapkamer van de proost, gehandhaafd. De kamers in het middengedeelte volgden grotendeels de indeling van de bel-etage. Ook hier stonden de kamers door deuren in de tussenmuren met elkaar in verbinding. Dat was ook het geval met de vertrekken in het noordpaviljoen. Een aparte vermelding verdient de ruimte boven de gang langs de kerk die de functie had van bidloge. Door een opening in de zuidmuur had men zicht op het hoogaltaar. Van de bovengang waren aan de noord- en zuidzijde verschillende vertrekken en een bergruimte afgescheiden.
Op de in 1964 door J.P. Staal gemaakte opmetingstekeningen zijn de verschillende ruimtes van de bel-etage en de verdieping met cijfers in de plattegrond aangegeven. In combinatie met de doorsneden krijgt men een goede indruk van de interieurafwerking (afb. 80). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het interieurDe afwerking van het interieur draagt grotendeels het karakter van het laatste kwart van de 19de eeuw. Er zijn nauwelijks archivalische gegevens over bekend. Men moet voornamelijk oordelen aan de hand van een paar foto's die G.Th. Delemarre in 1962 ervan maakte ten behoeve van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Ze laten het huis zien in zijn nadagen, zoals de in 1961 overleden baron Michel het achterliet aan zijn neef Robert de Selys, die met de moed der wanhoop het snel intredend verval te lijf wilde gaan.Ga naar eind3 Alles is nog als vanouds. Men ziet een boeiend ‘horror vacui’ met een caleidoscopisch beeld aan overgeërfde meubelstukken en portretten, vooral bourgois en fin-de-siècle. Het echtpaar François Corneli en Elise Raikem en de eerste baron de Selys de Fanson, Robert senior en zijn vrouw Louise de Woot de Trixhe hebben hun stempel op de inrichting van het huis gedrukt. Van hun voorgangers is nog maar heel weinig terug te vinden in de binnenhuisarchitectuur. Vooral het echtpaar Corneli heeft het gezicht van het interieur bepaald. Zij lieten de kamers luxueus inrichten. Er werd op de bel-etage veel geld gespendeerd aan stucwerk, parketvloeren, betimmeringen van deuren en lambrizeringen, aan geschilderde behangsels en wandbespanning. Het zwaartepunt van de nieuwe uitmonstering viel op de kernvertrekken van het huis, het hoekpaviljoen, de grote salon en de eetkamer, de tuinkamer en het dagverblijf voor het personeel. De inrichting van omstreeks 1879 zal sterk hebben afgestoken tegen de sobere uitmonstering uit de periode Schoenmaeckers in een wellicht meer rustieke stijl, waarvan de eenvoudige, ongedecoreerde kamers op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80 Opmetingstekening van het château in 1964, schaal 1:300, door J.P. Staal, RDMZ. Boven: de brede oostfaçade en de gevel aan de cour; midden: twee doorsnedes over de kamers en over de gang; onder: de plattegronden van bel-etage en verdieping. Deze opmeting kan worden beschouwd als het moederblad voor alle later vervaardigde restauratietekeningen.
Legende van de bel-etage
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Legende van de kamers op de verdieping
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovenverdieping nog getuigen. Die waren hooguit voorzien van een kachelnis of marmeren schoorsteenmantel. Ook de ramen zijn aangepast, de huidige T-vensters werden pas in 1913 aangebracht.
Onderstaand schematisch overzicht laat zien wat er circa 1879/80 aan nieuwe elementen in het interieur is aangebracht. In stijlvoorkeur, smaak en kwaliteit, maar ook in knulligheid houdt die vernieuwing gelijke tred met wat ‘bon ton’ was in de laat 19de-eeuwse interieurs van door gefortuneerde burgers bewoonde villa's en stadshuizen in Maastricht, Luik of Brussel. Handmatig en machinaal vervaardigde pronk en praal.
Bij de restauratie van de châteauvleugel is de laat 19de-eeuwse interieurdecoratie met grote zorg geconserveerd.Ga naar eind4 Omdat er zo min mogelijk veranderingen zijn aangebracht, is er voor gekozen deze historische interieurs en bewaard gebleven losse elementen in de onvoltooid tegenwoordige tijd te beschrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchoorsteenmantelsIn het huis zijn diverse schoorsteenmantels, allen van Belgisch marmer en grotendeels stammend uit het midden van de 19de eeuw. De schoorsteenmantel in de grote salon is echter nog afkomstig uit het 18de-eeuwse klooster. Soiron tekende in zijn schetsboek een verwant exemplaar, waarbij hij noteerde dat deze stond in het tuinhuis van het klooster (afb. 304).Ga naar eind5 De stookplaatsen zijn in beide paviljoens tegenover de vensters gesitueerd; die in de salon en de eetkamer tegen de oude scheidingmuren uit de kloosterperiode. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VloerenDe vloeren in de kamers zijn met parket belegd. De toegepaste patronen bestaan over het algemeen uit een brede sierrand als kader om het in stroken gelegde middenveld. Voor de brede omrandingen is het visgraatpatroon toegepast in combinatie met een spaarzaam gebruik van andere houtsoorten, die in blokjes en/of dubbele biezen zijn gelegd. Voor de grote vloeroppervlakken is bij voorkeur strokenparket - soms gebufferd met blokjes - toegepast (tuinkamer, grote salon) of het visgraatpatroon (bibliotheek). De kamer voor het dienstpersoneel in het noordpaviljoen is bevloerd met brede eiken delen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wand- en deurbetimmeringenDe wandbehandeling van alle representatieve ruimtes bestaat uit een lage lambrisering met daarboven een betengelde wand. De lambris vertonen een paneelindeling van even brede dan wel in breedte alternerende vakken, afhankelijk van de maatvoering van het vertrek. De toegangsdeuren vanuit de hal naar de verschillende kamers zijn portes-brisées. Per vertrek verschilt de paneelindeling en/of afwerking. De deuren in de enfilade passen zich in vormgeving en kleurige afwerking aan bij de vorm- en kleurkeuze van het betreffende kamerinterieur. De deuren verschillen vaak per zijde. De extra versieringselementen bestaan uit gesneden opgelijmde rozetjes (eetkamer, vestibule) of er is een gesjabloneerde ornamentale beschildering toegevoegd (tuinkamer en grote salon). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
StucwerkAlle plafonds op de bel-etage en de verdieping zijn gestuct. De gangen en enkele kamers op de verdieping zijn vlak gestuct en voorzien van eenvoudig lijstwerk of een kaderrand. De meeste vertrekken op de verdieping bezitten omstucte moerbalken met troggewelfjes tussen de kinderbinten. De balken zijn doorgaans eerst geruwd of zonodig gespelderd, dat wil zeggen van dunne latjes en/of houtspaanders voorzien, zodat de ruwe raaplaag beter kon hechten. Vervolgens zijn de balken en tussenliggende plafonddelen afgepleisterd met een leemlaag en wit gekalkt. Zeker in de eerste periode van private bewoning was de afwerking van de vertrekken uiterst eenvoudig en zonder noemenswaardige versiering. In het representatieve gedeelte op de bel-etage is daar later verandering in gebracht door toedoen van de familie Corneli. De balken werden van een veel rijkere stucbekleding voorzien en de daartussen liggende plafonddelen werden versierd met geprofileerd lijstwerk. In het zuidpaviljoen (de biblioteek), in de grote salon en in de tuinkamer is dergelijk lijstwerk zowel op de balken als op de vlakke plafonddelen te vinden. In de eetkamer zijn alleen de balken met getrokken lijstprofielen versierd en zijn de plafonddelen juist vlak gehouden, maar wel beschilderd. De wanden zijn hier daarentegen gestuct. Hier zijn onder de moerbalken pilasters aangebracht en verder zorgen smalle panelen voor een evenwichtige wandindeling boven het lambris. Als extra versiering zijn er stucreliëfs met spelende putti in de vorm van lange linteaus boven de deuren aangebracht. Het is typisch plakwerk van op voorraad leverbare stucornamenten. Aan weerszijden van de schoorsteenmantel bevinden zich smalle stucpanelen met aan strikken afhangende bloemslingers en landbouwgereedschappen. Op de onderkant van de balken en van de plafonddelen in de bibliotheek is een indeling gemaakt met lijstwerk dat rechtlijnig en (half)cirkelvormig is of een speelse accolade vertoont. De rijkste plafondbehandeling is te vinden in de grote zaal en de tuinkamer. In de grote salon heeft de stucwerker op de onderkant van de balken een paneelindeling aangebracht en heeft hij de zijkanten voorzien van een brede eierlijst en een getordeerde staaf. Op de plafonddelen ziet men een paneelindeling met een rechthoekig gelobd middenstuk. Als extra versiering zijn geschilderde blad- en bloemslingers toegevoegd. Dit ensemble laat zich stilistisch dateren in het vierde kwart van de 19de eeuw. Tijdens de restauratie in 1997 werd dat onweerlegbaar bevestigd. Rechts in de blauwe lijst tegen de scheidingsmuur met de bibliotheek is namelijk in de hoek bij de muurkast de naam van de maker van het plafond aangetroffen: ‘dezen blavong is gemaakt in Den Mei 1879 door Johan Josepf Köhlen te Sittar geboren in het jaar 1844 den 15 Januarij’.Ga naar eind6 Het jaar 1879 is exact het jaar waarin François Corneli en Elise Raikem hun zilveren bruiloft vierden.Ga naar eind7 Het is kennelijk een goede reden geweest om de zaal opnieuw in te richten. Bij de tuinkamer in de as van het huis, die in eerste aanleg de functie van antichambre had, ligt het zwaartepunt van het stucwerk niet op het fijn geprofileerde balkenkruis met ondiepe panelen, maar op de omgaande lijst van eikenloofwerk op de vier verdiept gelegen compartimenten met concaaf ingebogen hoeken. Ook hier is een brede decoratieve band op de vlakke plafondvelden geschilderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geschilderde wanddecoratieTwee vertrekken hebben een opmerkelijke wanddecoratie van beschilderd behangselpapier, de tuinkamer en de grote salon (afb. 84-85). Ze moeten ten tijde van het echtpaar Corneli-Raikem hiermee zijn opgesierd. Hun zilveren huwelijksfeest zal de drijfveer zijn geweest. De tuinkamer. In de tuinkamer werden panelen aangebracht van op gonje geplakt, beschilderd papierbehangsel. De daarop afgebeelde scènes vertonen attributen en symbolen van zomers landleven. In dit betrekkelijk kleine vertrek - het is slechts twee balkvakken breed, voorzien van drie dubbele deuren en tuindeuren - zijn de zijwanden in drieën verdeeld. Vanaf de vensterwand gezien volgen aan weerszijden eerst de deuren naar de belendende grote salon en de eetkamer, vervolgens een door twee smalle panelen geflankeerde brede spiegel, en daarnaast het resterend muurvlak waarop een brede wandbespanning is aangebracht. Haaks hierop sluiten smalle doeken aan ter weerszijden van de dubbele deur naar de vestibule. Samen vormen de vier panelen een feestelijke schijntapisserie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
81 Gezicht in de vestibule vanaf de trappartij in noordelijke richting. Opname 1962.
82 Overzicht van de gang op de verdieping die door het trappenhuis in een hoger en iets lager gedeelte wordt gescheiden. Opname 1962.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Technisch gezien zijn het heel opmerkelijke behangselschilderingen. De ondergrond wordt gevormd door een geschilderd weefselstramien, waarop door middel van pointilistisch opgebrachte kleurige stippen en streepjes voorstellingen zijn aangebracht. Het is met het penseel ‘borduren op een aftelbare stof’. Het beoogde effect van een geborduurd smyrna-achtig tapijt wordt verbluffend dicht benaderd.Ga naar eind8 De voorstellingen zijn geïnspireerd op Franse 18de-eeuwse voorbeelden, pastorale scènes gevat in een brede omlijsting in Louis-XV vorm. Tegen de gangwand badende vrouwen in een vaag aangeduid landschap in de trant van schilders als De Pater, Fragonard of Boucher. Op de zijwanden zijn stillevens met muziekattributen, tortelduiven en een lam afgebeeld. Aan weerszijden van de spiegels, naast en tussen de tuindeuren zijn smalle bloemversieringen aangebracht. De herkomst is niet bekend, mogelijk heeft dit behangsel een Belgische herkomst (Luik of Brussel). Grote salon. Ook de grote salon bezit een met de hand geschilderd, op doek geplakt papierbehangsel.Ga naar eind9 De panelen hebben verschillende breedtes al naargelang de plaatsing. De breedste bespanning vindt men tegen de scheidingswanden met de bibliotheek en de tuinkamer. Die tegen de gangwand zijn wat smaller. Zij bevinden zich links van de in de betimmering opgenomen dubbele kastdeur en rechts van de porte-brisée naar de vestibule. Mogelijk zijn er meer beschilderde panelen geweest op de plekken waar nu tegen de gangmuur, boven de schoorsteenmantel en op de daartegenover liggende korte wand enorme spiegels hangen ter verbetering van de lichtsterkte. De voorstellingen bestaan uit symmetrisch opgebouwde, gestileerde bloemstaketsels met guirlandes en portretmedaillons. De doeken zijn door een lijst omgeven, die mede de wandindeling bepaalt. Voor de kleinere muurvlakken tussen de vensters en die naast en boven de deurpartijen zijn smalle panelen vervaardigd met geschilderde bloemslingers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Korte karakteristiek van de voornaamste vertrekkenVestibule en trappenhuisDe vestibule en het trappenhuis hebben een houten betimmering in de vorm van een rondom lopend lambris en dubbele deuren naar de hoofdruimtes (afb. 81-82). De gangvloer beneden is belegd met grote vierkante natuurstenen tegels met donkere ronde schijfjes op de snijlijnen. De portes-brisées naar de drie hoofdvertrekken - woonkamer, tuinkamer en grote zaal - zijn voorzien van een wat rijker geprofileerde omlijsting met latere opzetstukken. Aan de zuidzijde loopt tegen de buitenmuur een bordestrap waarvan de tweede trappenvlucht is gecentreerd op de as van de gang. De benedengang heeft een trap met gedraaide houten balusters; op de verdieping heeft de leuning ijzeren trapspijlen. In de vestibule waren de wanden voor de restauratie bekleed met een al eens vernieuwde doekbespanning. Op de verdieping waren de gangwanden beplakt met gemarmerd papier dat grote blokken natuursteen moest suggereren. De wanden zijn bij de restauratie geschilderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bibliotheek in het zuidpaviljoenIn de grote kamer in het zuidpaviljoen, die als bibliotheek was ingericht, zijn naast de parketvloer, de wandbetimmering met bespanning en het gestuct plafond vooral opvallend de marmeren schoorsteenmantel en de boekenkast tegen de noordwand (afb. 83). De kast heeft gesloten en glazen paneeldeuren met profilering en snijwerk in neorococo trant. Aan weerszijden van de schoorsteen bevinden zich enkelvoudige brede paneeldeuren naar het erachter liggende kabinet en naar de vestibule. De deur naar de gang is in werkelijkheid een schijndeur, want de eigenlijke doorgang is slechts een bescheiden doorsluipdeurtje. Aan de bibliotheek werd tijdens de restauratie in 1994 achter de schouw en de boekenkasten rood behang gevonden, dat was geplakt op krantenpapier uit 1913. Waarschijnlijk is de bibliotheek pas nadien ingericht door Robert baron de Selys de Fanson die sedert 1909 het château bewoonde en een groot bibliofiel was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grote salonDe grote salon met parketvloer, lage betimmering met geschilderd papierbehangsel en een rijk uitgevoerd balkenplafond heeft als bijzonderheid de 18de-eeuwse schoorsteenmantel die nog uit de kloosterperiode stamt (afb. 84). Verder vallen hier op de kapitale spiegels die aan drie zijden centraal tegen de muurvlakken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
83 De bibliotheekkamer in het zuidpaviljoen met marmeren schouw, neorococokastenwand en gestuct balkenplafond. Opname 1962.
zijn geplaats. In de periode De Selys hingen hier drie indrukwekkende kristallen lichtkronen. De meubilering had een doorsnee laat 19de-eeuws karakter. Zij komt hierna nog aan de orde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TuinkamerDe smalle antichambre met de geschilderde smyrnatapijten is in het voorgaande onder stuc- en wanddecoratie al behandeld (afb. 85). Tijdens de restauratiewerkzaamheden is rechts van de deur naar de gang een opmerkelijke, niet goed te duiden bouwnotitie aangetroffen. Het is een ‘Rappel’, dat betrekking heeft op interieurwerkzaamheden die waarschijnlijk in 1805/9 plaatsvonden tijdens de periode Schoenmaeckers. Dit zou men althans kunnen afleiden uit de maar ten dele leesbare tekst, die kennelijk in het Frans is gesteld en nog melding maakt van de ‘kamer van de proost’:Het jaartal 1805 kan betrekking hebben op de eerste grote verbouwing, waarbij het klooster tot permanent bewoond herenhuis is omgevormd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EetkamerDe eetkamer gelegen aan de noordkant van de oude dwarsgang heeft een volledige stucuitmonstering op plafond en wanden (afb. 86-87). Tegen de wanden bevinden zich stucpanelen en pilasters met cannelures en voluutkapitelen in vrije | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
84 De grote salon gezien in de richting van de bibliotheek. Een 19de-eeuwse inrichting met geschilderde behangsels en spiegels tegen de wanden en een gestuct balkenplafond. Opname 1962.
85 De smalle tuinkamer in de as van het huis met spiegels en geschilderd weefselbehang aan weerszijden van de deurpartij naar de vestibule. Opname 1962.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
86 De zuidwand van de eetkamer met marmeren schoorsteemantel en decoratieve stucpanelen naast de schoorsteen en boven de porte-brisée. Opname 1962.
Ionische trant, onder de balken en gegoten stucreliëfs boven de dubbele deuren. De wanden hebben een paneelindeling met rozetten in de inspringende hoeken, de omstucte balken een eenvoudig getrokken lijstprofiel. De deur naar de gang is voorzien van spiegels op de bovenpanelen. De vlakke plafondcompartimenten hebben gesjabloneerde schilderingen. In de kamer staat tegen de zuidelijke scheidingsmuur een marmeren schoorsteenmantel met betegelde vuurplaats in trompe-l'oeil blokmotief. Boven de schoorsteenmantel is een 12-ruits spiegel aangebracht, waarschijnlijk in 1932. Op de lijst van de spiegel werden de jaartallen ‘1882-1932’ aangetroffen. Die jaartalcombinatie kan alleen maar betrekking hebben op het gouden huwelijksfeest van Robert baron de Selys de Fanson met Louise de Woot de Trixhe.Ga naar eind10 Onder het eetkamermeubilair valt op: een ronde uitschuiftafel, een buffetkast met kwartrond dressoir en glazen vitrinekast; Luikse stoelen met gedraaide kolompootjes en open rugleuning, met gesneden regels. Als wandversiering: twee 18de-eeuwse familieportretten - heer en dame - en een genrestuk met huiselijk tafereel. Voorts stonden in het vertrek een hoekkast met etagère, een pendulestel met vazen op de schoorsteen en hing er een verbouwde lichtkroon aan het plafond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DomestiekenkamerDeze kamer heeft geen parket, maar een eiken vloer van lange planken. Inwendig zijn de wanden betimmerd met een laag houten lambris met daarboven betegelde wanden. Het plafond is door een forse moerbalk in twee verdiepte vakken verdeeld. De overgang naar de wanden en naar de middenbalk is gekoofd. Het plafond is geschilderd in een lichtgroene en beige kleurstelling. Tegenover de vensters is een schoorsteenmantel geplaatst waarvan de afvoer uitmondt in het rookkanaal waarop het grote fornuis in de keuken aansloot. Aan weerszijden van de schoorsteen zijn respectievelijk een muurkast en een in de wandbespanning opgenomen dienstdeur voor het keukenpersoneel. Tussen de eetkamer en de keuken was nog een tussenruimte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MeubileringVan het op de fotoserie uit 1962 voorkomende meubilair is niet zo veel meer in het château aanwezig. Een opvallende uitzondering vormt de boekenkast in de bibliotheek. Nu blijken die schaarse foto's van eminent belang te zijn bij een reconstructie van wat eens was. Hierdoor is het mogelijk zich althans een idee te vormen over de inrichting. De glazen lichtkronen die zonodig werden aangepast voor gas of electriciteit. De grote Franse en Deventer tapijten die in de ruime kamers het zorgvuldig gemaakte parket weer grotendeels aan het oog onttrokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
87 De eetkamer met beschilderd stucplafond en gestucte wanden, ingedeeld door middel van pilasters en omlijste panelen. Opname 1962.
Spiegels als reflectoren in de anders toch wat sombere kamers. Het is de dagelijkse leefomgeving van de Corneli's en de baronnen De Selys cum suis. Een herenhuis vol met gecapitonneerde crapauds, zacht verende confortables en chauffeuses in overvloed, maar ook met een goed gevulde neorococo boekenkast met bibliofiele uitgaven. Dat is het beeld van château Sint-Gerlach aan het eind van een periode van introverte beslotenheid.Ga naar eind11 Portretten. Tot de vroegere inventaris behoorde een aantal portretten. Volgens aantekeningen van W. Marres die in 1962 het château bezocht als monumentenbeschrijver, hingen er toen zestien 18de- en 19de-eeuwse portretten van leden uit het geslacht De Selys de Fanson en van aanverwante families.Ga naar eind12 De meeste daarvan waren gevat in ovale, vergulde lijsten in Louis XVI-stijl. Marres noemt er een zestal bij name. Sommige portretten zijn terug te vinden op de interieurfoto's die bij gelegenheid van dat bezoek werden gemaakt, vooral in de kleine salon, de bibliotheek en de vestibule.
88 Stookplaats met haardstenen waarop het wapen De Selys de Fanson en gietijzeren haardplaat met wapen en als randschrift DOM NICO[LAS] DE FANSON ABBÉ / DE S. HVBERT'. Opname 1994.
Marres vermeldt de volgende personages:
Daarnaast hingen er nog diverse pendantportretten en portretgroepen. Na het overlijden van baron Robert de Selys is door de laatste erfgename een deel van de inventaris geselecteerd, meegenomem naar Xhoris of afgevoerd naar het veilingwezen. Wat er in het verlaten huis bleef staan is verkocht, geveild of gestolen. Het tussentijds toezicht, feitelijk een vorm van door achteloosheid en machteloosheid ingegeven wanbeheer, heeft onherstelbare schade aangericht. Door de tegenwoordige eigenaar Camille Oostwegel is en wordt er van alles aan gedaan om nog naspeurbare stukken weer terug te laten keren ‘au Château’. Naarmate goed schaars wordt, is wat rest des te waardevoller. Een mooi voorbeeld daarvan is de ooit naar Houthem versleepte haardplaat in de schouw van de bibliotheek met het wapen en - zoals het randschrift aangeeft - de naam van een verre ‘geestelijke’ voorvader: ‘dom nico[las] de fanson abbe / de s. hubert’.Ga naar eind14 Maar ook de fijngefigureerde haardsteentjes met 18de-eeuws motief en het 1764 gedateerde wapen De Selys drukken nog hun stempel op de geschiedenis van het château en zijn bewoners (afb. 88). |
|