Landgoed Sint-Gerlach. Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg
(1999)–A.G. Schulte– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||||||||||
1 Van stift tot stal. De in 1708 nieuw gebouwde kloostervleugel van het Norbertinessenklooster kreeg aan het eind van de 18de eeuw de bestemming van kasteelhoeve. Foto Collectie RDMZ (Van Agtmaal).
| |||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||
InleidingEen muur beschermt maar sluit ook buiten, zolang totdat zij omvalt of wordt gesloopt. De val van een muur heeft doorgaans verregaande gevolgen. Dat was ook in Houthem het geval. In 1942 wendde de Limburgsche Streekplannendienst zich tot de directeur van het Rijksbureau van de Monumentenzorg, met de vraag of de muur die in het dorp Sint-Gerlach langs de Onderstestraat het landgoed begrensde ‘van zoveel belang kan worden geacht, dat het Rijk genegen zou zijn eene bijdrage in de kosten van herstel te verleenen’.Ga naar eind1 | |||||||||||||||||
Een gat met gevolgenHet ophogen van de straat had in de loop der tijd de muur doen overhellen en nu - in mei 1942 - was er een gedeelte ingestort. Dit voorval gaf een mooie opening voor meer dan vijftig jaar vaak zeer intensief, dan weer verflauwd contact tussen Houthem en Den Haag, Voorburg en Zeist. Terwijl de toenmalige kasteeleigenaar Robert baron de Selys de Fanson nog van de prins geen kwaad wist, overlegden de ambtenaren van de Streekplannendienst, van de Gemeente Valkenburg en het Rijksbureau over een oplossing.Ga naar eind2 ‘De muur is tengevolge van de wegverharding of de vorst of door de samenwerking van beide sterk naar de erfzijde gaan overhellen en wel zoodanig dat gevaar voor instorting aanwezig is. Reeds een gedeelte is bezweken’. In een brief aan de burgemeester van Valkenburg stelden zij: ‘Het ware dan ook gewenscht dat op grond van artikel 88, tweede lid der Bouwverordening de eigenaar verplicht werd den muur volgens nader aanwijzing te sloopen, terwijl aan de hand van artikel 77 dier verordening ware te eischen dat de muur wederom werd opgebouwd volgens de
2 De poort en de deels ingestorte claustrale muur aan de Onderstestraat bij het toegangspad naar de kasteelhoeve. Opname 1942.
| |||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||
3 Vier gevelaanzichten van de Sint-Gerlachuskerk, de kasteelvleugel en de boerderij. Situatie omstreeks 1975.
Tekening, schaal 1:600, door R. Kwee, juni 1976. | |||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||
oorspronkelijke gedaante ten genoege van ondergeteekenden’. Voorgesteld werd om de eigenaar met een subsidie tegemoet te komen.Ga naar eind3 Met dit voorstel ging men met de baron praten die door de aannemer H. Smeets een begroting voor herstel liet maken. De totale kosten bedroegen f 1075,-.Ga naar eind4 Baron Robert de Selys vond het in elk geval de moeite waard om in een rekest aan het Departement van Onderwijs, Wetenschap en Cultuurbescherming een subsidie aan te vragen ter bestrijding van een gedeelte van de kosten.Ga naar eind5 De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg die om advies werd gevraagd door het departement, reageerde positief. ‘Met grote voldoening heeft onze Commissie kennis genomen van het voornemen van de Heer R.M.G.E. Baron de Selys de Fanson om in overleg met het Rijksbureau voor de Monumentenzorg over te gaan tot de noodige herstellingen aan het imposante gebouwencomplex, die vroeger aan het Stift St. Gerlach toebehoorden (sic!). Aanvankelijk immers ging de eigenaar van het kasteel van de goedbedoelde meening uit, de verschillende herstelwerkzaamheden op eigen kosten en derhalve zoo goedkoop mogelijk te laten uitvoeren’. De baron had zich bereid verklaard om het herstel van de claustrale muur bij de inrijpoort ‘volgens de normen van een goede monumentenzorg te doen uitvoeren, mits hem van overheidswege financieelen steun zou worden verleend’. De commissie meende nog een ander goed argument te moeten aandragen. ‘Daar de onderhavige claustrale muur voor het totaalaanzicht van het monument van wezenlijk belang is, meenen wij dat tegen het toekennen van een rijkssubsidie geen bezwaar behoeft te bestaan, temeer nu de eigenaar ruim 60% zal bijdragen en het Rijk derhalve voor weinig geld een claim op het complex verkrijgt, die uiterst heilzaam zal werken, wanneer een opvolger in den eigendom vroeger of later van gedachte zou veranderen’.Ga naar eind6 De gevraagde Rijksbijdrage bedroeg 20% van de totale kosten. Voor zegge en schrijven f 215,- kon de Rijksoverheid een stevige poot tussen de deur steken. Van de andere kant kon die overheidspoot in de poort ook niet meer worden teruggetrokken. | |||||||||||||||||
Strijd om behoudIn 1946 overleed de oude baron op 85-jarige leeftijd en zijn opvolger, de ongehuwd gebleven zoon Michel, inmiddels ook al van middelbare leeftijd, ontplooide geen activiteiten op het gebied van restauratie, hoewel het kasteelcomplex er sterk aan toe was.Ga naar eind7 Vijfien jaar gebeurde er weinig tot niets. Na zijn overlijden in 1961 nam neef Robert, de zoon van zijn al in 1941 overleden broer Florent daartoe wel de nodige intitiatieven. Toen de nasleep van de erfenis was afgehandeld, nam hij weer contact op met het Departement en waren de ambtenaren van Monumentenzorg welkom op het landgoed. In 1962-'64 werden huis en pachthof uitvoerig getekend en gefotografeerd. Baron Robert zal mede zijn geïnspireerd door het succes dat het kerkbestuur in die dagen had. Er kon namelijk een begin worden gemaakt met het
4 Een kijkje op de kerk vanaf de toegangsweg naar de kasteelhoeve. In de hoek tussen de westgevel van de kerk en de stiftvleugel sluiten twee lage stalgebouwen aan. Opname circa 1950.
| |||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||
5 De pronkgevel van het château in de witgekalkte gedaante, zoals het werd bewoond door het geslacht De Selys de Fanson. Opname 1950.
6 De kasteelhoeve in het voormalige stiftgebouw omstreeks 1950. In de muren van de als stal- en tasruimte gebruikte kloostervleugel zijn nog de sporen van de oorspronkelijke vensters zichtbaar.
hoognodige constructieve herstel van het dak van de kerk. In de jaren zeventig zouden ook de muur- en gewelfschilderingen een volledige restauratie ondergaan. Ondanks zijn inspanningen en toezeggingen voor de lange termijn lukte het niet om het château en de bijbehorende hoeve in het voormalige stiftgebouw te herstellen. De toestand van de pachthof ging zienderogen achteruit. Iedereen betreurde het, maar de middelen bleven uit. In 1976 werd er een nieuwe impuls gegeven. Er werd een prachtige serie geveltekeningen gemaakt van alle gebouwen in opdracht van de gemeente Valkenburg door N. Fox en R. Kwee (afb. 12, 13). Ook de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek toonde grote belangstelling voor de hoeves en schuren. De ontplooide activiteiten beperkten zich vooralsnog vooral tot het bedrijven van ‘papieren monumentenzorg’. De subsidiekraan bleef voor kasteel en hoeves dicht, druppelde hooguit af en toe. Toen de teleurgestelde Robert de Selys in 1979 vrij plotseling overleed, moest hij ongewild kasteel en hoeves in een deplorabele toestand achterlaten. Bij uiterste wilsbeschikking werd het R.K. Kerkbestuur van de parochie Houthem-St. Gerlach aangewezen als erfgenaam van het complex en de gronden ten zuiden van de weg Meerssen-Valkenburg. Het landgoed werd als het ware aan de Houthemse gemeenschap geschonken. | |||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||
7 Vier gevelwanden van het proostenhuis en de boerderij in de stiftvleugel.
Tekening, schaal 1:600, door Nol Fox, juni 1976. | |||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||
8 Luchtfoto van het landgoed Sint-Gerlach. Links de tot hotel verbouwde pachthof en rechts het 18de-eeuwse kloostercomplex, bestaande uit het kerkgebouw, het proostenhuis en de stiftvleugel. Opname 1998.
Had Robert de Selys als laatste eigenaar zeventien jaar van alles in het werk gesteld om Sint-Gerlach overeind te houden, in de periode van zeventien jaar die daarop volgde, vrat de tand des tijds het monumentale complex alleen maar verder op. Sint-Gerlach was hard op weg een even indrukwekkende als aanfluitende ruïne te worden. De pachthof vormde een levensgevaarlijk terrein, het château en de hoeve hadden slechts de patine als schoonheidsmiddel om hun schaamte te verbergen in de schaduw van de kerk met haar luisterrijke barokke feesttooi, waarvan inmiddels zelfs het orgel een restauratie had ondergaan. Zouden de kansen nog keren? En zo ja, hoe en wanneer? In 1995 was het eindelijk zover. Er kwam definitief een oplossing waarbij het château en de overige gebouwen van het landgoed via een uitgekiende formule uiteindelijk recht werd gedaan. Het particulier initiatief was hierbij bepalend. De vestiging van het ChâteauHotel & Restaurant van de uit Houthem afkomstige Camille Oostwegel betekende de redding van een uniek complex dat steeds meer ten dode leek opgeschreven. Op de plek waar kerk en samenleving letterlijk met elkaar in verbinding staan, in de gang van het tot château geworden proostenhuis, onder aan de trap naar de schatkamer, heeft men terecht een eenvoudige gedenksteen aangebracht met de tekst: in honorem Een steen ter ere van de erflater. Tevreden met de afloop zou hij waarschijnlijk bescheiden verwijzen naar de eerste versregel uit die tweede psalm: een uitnodiging tot daverend applaus.Ga naar eind8 | |||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||
9 Plattegrond van het voormalig adellijk vrouwenstift, schaal circa 1:500, getekend in 1978 door H. van der Wal RDMZ, mede gebaseerd op deelplattegronden van de kerk door architectenbureau P.A.M. Mertens en van het herenhuis door J.P Staal RDMZ.
| |||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||
10 De grote schuur van de pachthof in schijnbare welstand. Opname 1950.
11 Idyllisch plaatje van de woning in de oostvleugel van de pachthof, gezien aan de veldzijde. Opname 1962.
| |||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||
12 De gevels van de pachthof of het economiegebouw naar de toestand in 1976. Tekening schaal 1:600, door Nol Fox, juli 1976.
| |||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
Papieren Monumentenzorg
13 Aanzicht van de gevels van het stallen- en schurencomplex (doorrijschuur, afgebroken graanschuur). Met situatietekening kerkcomplex en boerderijgebouwen.
Tekening, schaal 1:600, door R. Kwee, mei 1976. De tekeningen van Kwee en Fox geven een prachtig overzicht van de toestand in het midden van de jaren zeventig. Ze zijn in dit hoofdstuk afgebeeld, omdat zij samen een cruciale fase in de ontwikkeling van het Sint-Gerlachcomplex illustreren. De status quo van 1976 vormt namelijk een uitstekend vertrekpunt, niet alleen voor een terugblik maar ook voor een beter begrip inzake de latere ontwikkelingen. Bijna al het oude staat nog, zij het zonder glorie! De kerk met de kloostergebouwen (afb. 3 en 7), de pachthof ten zuidoosten van de proosdij (afb. 12), en de hoeve die zich ten westen van de kloostergebouwen heeft ontwikkeld (afb. 13). Maar twee grote schuren van de boerderij waren in 1976 al grotendeels verdwenen. Aangevuld met wat foto's uit de jaren zestig en zeventig krijgt men een mooi overzicht van wat er toen in wankel evenwicht stond en wachtte op restauratie. De driedeling: 1. vroeg 18de-eeuwse kerk met klooster (later: château-stift), 2. midden 18de-eeuwse pachthof en 3. 19de-eeuwse hoeve wordt bij de behandeling van de gebouwen in deze monografie over de hele linie zoveel mogelijk aangehouden, met name bij de hoofdstukken waarin de archeologische en bouwhistorische analyses worden beschreven.
Toen in 1992 een voorzichtig begin werd gemaakt met bouwhistorisch onderzoek, dat al snel door een beperkt bodemonderzoek werd gevolgd, leefde de verwachting dat ook de voorganger(s) van de bestaande kloostergebouwen - het middeleeuwse klooster - zou(den) worden aangetroffen. Voor die hoop waren goede gronden, omdat het kloosterarchief over de vroege periode vanaf de stichting tot aan de 18de eeuw veel materiaal bevat. Naar verhouding is over het klooster vrij veel geschreven en niet te vergeten... overgeschreven. Archivalisch zit de historicus voor wat betreft de oudste perioden beter te paard dan voor de jongere tijd het geval is, maar is er materieel weinig bewaard. Voor de periode na 1700 is het omgekeerde het geval, weinig archiefmateriaal maar wel veel tastbare bouwsubstantie. De oude en nieuwe tijd schijnen zich in dit opzicht omgekeerd evenredig te verhouden. In de achter in dit boek afgedrukte bibliografie, een pagina's lange lijst van auteurs, excelleren - niet altijd in frequentie, maar wel qua bagage - een paar namen. Het zijn auteurs bij wie iedereen altijd weer te rade moet gaan. Namen van bronnenboorders als J. Habets en G.D. Franquinet, J.A.K. Haas en W. van Mulken, maar ook van lokale amateurhistorici als H.J.J. Philippens en J.G.M. Notten die met ere moeten worden vermeld. Bovendien verkeert Houthem in de gelukkige omstandigheid dat F. Heijnens in 1993 een geannoteerde bibliografie samenstelde, getiteld ‘Houthem en St. Gerlach in de literatuur’, een ware Fundgrube. Er kan maar een de winnaar zijn en dat is Jos Habets, die gedreven historicus, archivaris en onderzoeker, die in 1869 als pastoor van Berg en Terblijt de schrijfstof letterlijk aan zijn voeten zag liggen.
Deze publicatie is gemaakt als beschrijving van een complex met uitzonderlijke monumentale kwaliteiten. Hij is bedoeld als een ‘Monumenten-Beschrijving’. De materiële relicten vormen zelf de bron. Ze zijn alleen te duiden binnen het display van de historische context. In die zin moet deze monografie over het landgoed Sint-Gerlach worden beoordeeld. De kleine enclave aan de Geul is een van die markante plekken waar de ‘genius loci’ de eeuwen trotseert: Sint-Gerlach, | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
14 Het noordwestelijk hoekpaviljoen van de pachthof, de op de binnenhof uitziende woning van de pachtboer. Opname 1962.
15 Overzicht van het complex vanuit het zuiden. Rechts de verlaten en dichtgetimmerde kasteelvleugel ten zuiden van de kerk. Links de grote koestal en andere bijgebouwen van de kasteelhoeve. Opname 1990.
|
|