Gedurende de restauratie van de voormalige kloostergebouwen werd uitvoerig archeologisch en bouwhistorisch onderzoek verricht wat veel nieuwe feiten aan het licht bracht. Regelmatig werden resultaten gepubliceerd, waarbij met name de Historische Kring via zijn Jaarboeken uitstekende bijdragen en tussentijdse overzichten leverde. De samenstellers van de monografie streefden niet alleen naar een integraal overzicht van de huidige restauratie, maar ook de voorgaande campagnes dienden aan bod te komen. Weliswaar gebed in een historisch kader, diende de monografie primair een verslaglegging te bevatten van het Sint-Gerlachus-complex als ‘monument van geschiedenis en kunst’, als tastbaar overblijfsel van historisch waardevolle ‘materiële cultuur’. Hier ligt het zwaartepunt van deze monografie, wat niet wegneemt dat aan de historie ruim aandacht wordt besteed.
Met succes werd een beroep gedaan op enige auteurs van buiten de Rijksdienst. Mevrouw dr. A. Mulder-Bakker verbonden aan het Instituut voor Mediaevistiek van de Rijksuniversiteit Groningen, die in 1995 een publicatiebundel over de Gerlachusverering het licht deed zien, werd bereid gevonden een hoofdstuk aan ‘de kluizenaar in de eik’ te wijden. Voor de jongere geschiedenis, de periode na de kloostertijd tot heden, schreef de regionaal zeer goed ingevoerde amateurhistoricus J.G.M. Notten een informatieve bijdrage. De kerkschat werd beschreven door drs. P.J. te Poel, kunsthistorisch medewerker van het Bisdom Roermond. Alle overige hoofdstukken kwamen voor rekening van drs. A.G. Schulte. Hierbij moet worden aangetekend dat de informatieve rol van A.A.M Warffemius voor de hoofdstukken waarin het bodemonderzoek en het bouwhistorisch onderzoek aan de orde komen, cruciaal is geweest. Hij speelde verder een markante rol als trait d'union tussen opgravers, architect, aannemer Van de Ven en de uitvoerder.
Hoewel de namen van de deelnemers aan de opgravingscampagnes en hun respectievelijke bijdragen in de betreffende hoofdstukken nog uitvoerig aan bod komen, mogen H. Kwakkernaat, J. Diederen en D. Krikke op deze plaats alvast voor de hele werkgroep worden gememoreerd.
Speciaal voor dit boek maakte de heer Warffemius het merendeel van de opmetingstekeningen, die een exact beeld geven van de tijdens de restauratie opgedane waarnemingen en vondsten.
De overige tekeningen zijn welwillend ter beschikking gesteld door de Gemeente Valkenburg aan de Geul en de Stichting Historisch Boerderij Onderzoek in Arnhem.
Vanaf 1942 - het jaar waarin te Houthem ‘de muur al viel’ - zijn Kerk, Château en Pachthof regelmatig fotografisch vastgelegd. In het foto- en tekeningenarchief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg nemen de Houthemse opnames en diapositieven een omvangrijke plaats in. Fotograaf P. van Galen nam numeriek het grootste deel voor zijn rekening. Zowel artistiek als documentair leverde hij prachtig materiaal.
Toch zouden we anderen te kort doen die in de voorgaande decennia naast het herstel van de kerk ook het toenemend verval van andere delen van het ensemble vastlegden. Dat moet men zien, want woorden wegen niet op tegen het beeldbewijs dat met name G.Th. Delemarre, G. Dukker en R. Tangel nalieten.
In deze uitgave zijn verder opnames te vinden van H. Mordang, verbonden aan het Rijksarchief in Limburg te Maastricht en van het Stadtarchiv en het Suermondt-Ludwig-Museum in Aken. De heer Andreas Lechtape uit Münster gaf toestemming om een aantal kleuropnames van zijn hand op te nemen.
Onmisbare steun bij het kritisch beoordelen en het corrigeren van de tekst werd belangeloos en met grote inzet verleend door mevrouw drs. C.J.M. Schulte-van Wersch te Arnhem.
Waanders Uitgevers stond garant voor een fraai eindproduct dat tot stand kwam onder begeleiding van de heer R. Lodder. De bekwame vormgeving lag in handen van Roelof Koebrugge bNO.
Rest ons om al degenen van harte te bedanken die binnen en buiten de Rijksdienst met raad en daad, hetzij door het aanbieden van materiaal en diensten, hetzij door het tonen van warme belangstelling, een bijdrage hebben geleverd aan het tot stand komen van dit boek.
A.G. Schulte